Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Mercedes Bouter
www.rechtenadvies.blogspot.nl
Bestuursrecht
persoonlijke levenssfeer wordt beschermd, art. 4:3 awb: het bestuursorgaan verkrijgt slechts de
gegevens die volgens wettelijk voorschrift dienen te worden verstrekt door aanvrager. Op het
bestuursorgaan rust de plicht om de nodige kennis te vergaren bij de voorbereiding van het besluit, art.
3:2 awb. Het bestuursorgaan heeft een actieve onderzoeksplicht, zo blijkt uit de MvT PG Awb-I:
gegevens waarover het bestuursorgaan beschikt f die het bestuursorgaan gemakkelijker kan
verkrijgen, mag het bestuur niet van de aanvrager verlangen;
2. Afwijzing behandeling beschikking en hernieuwde aanvraag (art. 4:5-6 awb)
Ontbreken gegevens die door de aanvrager verstrekt hadden moeten worden, dan biedt art. 4:5 awb de
mogelijkheid tot herstel van het gebrek. De fatale termijn is opgenomen in lid 4 van dit artikel. Na het
ongebruikt laten verstrijken van deze termijn, kan de aanvraag niet opnieuw worden ingediend onder
vermelding van dezelfde gegevens. Een nieuwe aanvraag kan worden gedaan als er nova zijn; zijn er
geen nova, dan kan het bestuursorgaan de hernieuwde aanvraag van de beschikking, afwijzen onder
verwijzing naar de eerdere afwijzing van de beschikking, art. 4:6 lid 1 en 2 awb;
3. Hoorplicht (art 3:2 en 4:7-12 awb)
Bij de voorbereiding van besluiten van algemene strekking, vloeit de plicht om belanghebbenden te
horen, voort uit het zorgvuldigheidsbeginsel in art. 3:2 awb. De hoorplicht bij beschikkingen is voor
de aanvrager neergelegd in art. 4:7 awb.
De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, indien:
a.. het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen;
b. de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen;
c. die gegevens afwijken van de gegevens die door de aanvrager zijn verstrekt.
Hoe dient criterium c te worden opgevat? De hoorplicht bestaat niet slechts bij feitelijke afwijking van
de gegevens, maar ook bij verschillen in opvatting over de waardering van de verstrekte gegevens;
4. Hoorplicht derde belanghebbende (art. 4:8 awb)
De belanghebbende dient te worden gehoord bij een belastende beschikking die door een derde
belanghebbende is aangevraagd, of die ambtshalve zal worden genomen; de derde belanghebbende
wordt gehoord, indien er voor hem te verwachten bezwaren zullen optreden bij het inwilligen van de
door de belanghebbende aangevraagde beschikking;
5. Achterwege laten zienswijze bij beschikking (art. 4:8 lid 2, 4:11 en 4:12 awb)
Heeft belanghebbende verzuimd om krachtens wettelijk voorschrift de nodige gegevens te
verstrekken, dan geldt de hoorplicht niet, art. 4:8 lid 2 awb. Het kan zijn dat spoed zich tegen het
horen verzet, of dat er geen nova zijn na een eerdere mogelijkheid voor belanghebbende om zijn
zienswijze naar voren te brengen, art. 4:11 awb. In art. 4:11 onder c awb wordt een uitzonderlijk geval
genoemd: het zal dan gaan om besluiten in het kader van bestuursrechtelijke sancties die grenzen aan
of overlap vormen met strafrechtelijk onderzoek. Het bestuursorgaan kan de mogelijkheid om
zienswijzen naar voren te brengen door belanghebbende, blijkens art. 4:12 lid 1 awb slechts
achterwege laten, indien:
a. tegen de aldaar bedoelde financile beschikking bezwaar of administratief beroep openstaat;
b. n de nadelige gevolgen volledig ongedaan kunnen worden gemaakt na bezwaar of administratief
beroep;
6. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Afdeling 3.4 is van toepassing op de voorbereiding van besluiten, indien dat bij wettelijk voorschrift
of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald (facultatief recht), art. 3:10 lid 1 awb. Let op de
schakelbepaling van art. 3:1 lid 2 awb. Het ontwerpbesluit wordt ter inzage neergelegd, art. 3:11, de
termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen (ex. art. 3:15 awb) door belanghebbende,
bedraagt zes weken, art. 3:16 lid 1 awb. De terinzagelegging wordt aan het publiek gemeld op de
wijzen, opgesomd in art. 3:12 awb;
7. Bezwaarschriftprocedure in relatie tot uov
Mercedes Bouter
www.rechtenadvies.blogspot.nl
Bestuursrecht
Mercedes Bouter
www.rechtenadvies.blogspot.nl
Bestuursrecht
besluit is genomen op grond van een beleidsregel, dan volstaat de verwijzing naar de beleidsregel, zie
art. 4:82 awb, als thans is voldaan aan de behoorlijke bekendmaking die volgt uit art. 3:42 awb;
6. Uitzondering avv
De eis van deugdelijke en kenbare motivering uit art. 3:46 en 3:47 awb geldt niet ten aanzien van
besluiten, zijnde algemeen verbindende voorschriften, zo bepaalt art. 3:1 lid 1 awb;
7. Formele rechtszekerheid
Het formele aspect van het rechtszekerheidsbeginsel ziet op de duidelijke formulering die niet voor
diverse uitleg vatbaar is. In het kader van de punitieve sanctie in het bestuursrecht wordt geduid op het
beginsel van lex certa (vgl. straf(proces)recht);
8. Beslistermijnen (art. 4:13-20f awb)
Is niet in een bijzondere wettelijke bepaling aangegeven binnen welke termijn het bestuursorgaan een
beschikking dient te nemen, dan bepaalt art. 4:13 awb dat de redelijke termijn in ieder geval is
verstreken, wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, geen
beschikking heeft gegeven. Kan een beschikking niet worden afgegeven binnen de in een specifieke
wettelijke bepaling gestelde termijn, dan brengt het bestuursorgaan de aanvrager hiervan op de hoogte,
art. 4:14 lid 1 awb. Bij afwezigheid van een specifieke wet, legt art. 4:14 lid 3 awb eenzelfde eis aan
het bestuursorgaan op. De termijn kan bij toepassing van art. 4:5 awb worden opgeschort, onder de
voorwaarden, genoemd in art. 4:15 awb.
8.1. Dwangsom bij niet tijdig beslissen
Het bestuursorgaan verbeurt een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is (het bestuursorgaan
wordt schriftelijk in gebreke gesteld door de aanvrager van de beschikking). Art. 6:2 awb stelt het niettijdig nemen van de beschikking, gelijk met een besluit, zodat de mogelijkheden tot bezwaar en beroep
openstaan.
8.2. Positieve fictieve beschikking
De dwangsom cumuleert niet met de positieve fictieve beschikking (lex silencio positivo), aldus art.
4:20a awb. Is niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking beslist, dan is de
beschikking van rechtswege gegeven, art. 4:20b lid 1 awb. Op straffe van het niet tijdig bekendmaken
van de beschikking van rechtswege, verbeurt het bestuursorgaan overigens wel een dwangsom uit
hoofde van art. 4:20d awb.
Materile beginselen van behoorlijk bestuur: inhoud van besluiten
1. Materieel rechtszekerheidsbeginsel
Het geldende recht dient te worden toegepast en aan besluiten/ beschikkingen mag in beginsel geen
terugwerkende kracht ten nadele van de burger worden verleend. Ten aanzien van de terugwerkende
kracht van avv gelden in het bijzonder de verboden uit art. 16 Grondwet, art. 49 EU-Handvest
grondrechten en art. 15 IVBPR. Een algemene regel is neergelegd in art. 4 Wet AB. Wanneer levert
terugwerkende kracht van een besluit, strijd met het materile rechtszekerheidsbeginsel op?
a. de terugwerkende kracht van een besluit leidt tot consequenties die zo onaanvaardbaar moeten
worden geacht, dat de hogere wetgever (de bevoegdheidsverkrijging van de lagere wetgever is hier
een belangrijk aspect) dergelijke consequenties niet heeft beoogd, HR 7 oktober 1992, BNB 1993/4;
b. de wijziging met terugwerkende kracht was feitelijk onvoldoende voorzienbaar;
c. het legaliteitsbeginsel komt in het bijzonder gewicht toe, omdat het bestuursorgaan eenzijdig de
rechtspositie van het andere rechtssubject kan wijzigen. Ook in dit geval is er slechts strijd met de
rechtszekerheid, indien de terugwerkende kracht van een besluit tot onvoorzienbaar nadelige
consequenties leidt.
1.1. Terugnemen van de begunstigende beschikking
De omgekeerde handeling levert hetzelfde effect op: het terugnemen van een begunstigende
beschikking is een besluit met terugwerkende kracht ten nadele van de burger. Toelaatbaar is de
Mercedes Bouter
www.rechtenadvies.blogspot.nl
Bestuursrecht
Mercedes Bouter
www.rechtenadvies.blogspot.nl
Bestuursrecht
Bevoegdheden mogen door het bestuursorgaan uitsluiten worden aangewend voor de specifieke
doeleinden die in de wet zijn beoogd. Art. 3:3 awb wordt in samenhang met de bijzondere wettelijke
bepaling gelezen. De vernietigingsgrond wordt geleverd door strijd met de bevoegdheidsverlening in
de bijzondere wet, omdat art. 3:3 awb slechts een algemene bepaling codificeert;
5. Materile zorgvuldigheid
Het beginsel van de materile zorgvuldigheid ziet op het meewegen van alle relevante factoren in het
proces van besluitvorming (niet: voorbereiding) en het nemen van een inhoudelijk juist besluit, waarin
alle relevante factoren zijn betrokken.
Het beginsel van de materile zorgvuldigheid is drieledig:
5.1. Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 awb)
De uit het besluit voortvloeiende bezwaren/ lasten dienen proportioneel en subsidiair te zijn tot de
doelstelling van het besluit. In CRvB 16 december 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AS2499
(Premiedifferentiatieregeling), wordt de afweging van individuele en algemene belangen, slechts
marginaal getoetst:
a. de argumenten die appellante heeft aangevoerd, zijn niet relevant en het imperatieve en categorale
karakter van de regeling staat in de weg aan honorering van het evenredigheidsbeginsel;
b. appellante betwist de correcte toepassing van de wettelijke bepalingen niet;
c. er zijn geen bijzonderheden in de situatie van appellante, die zouden maken dat de strikte toepassing
van de dwingendrechtelijke bepalingen, strijd met het evenredigheidsbeginsel opleveren;
d. bovendien komt verweerder geen enkele beleidsvrijheid toe bij de uitvoering van de wettelijke
voorschriften in onderhavige zaak. Dit criterium, in samenhang met de feiten bezien, maakt dat een
beroep op strijd met art. 3:4 lid 2 awb niet kan slagen.
Gaat het echter om de punitieve bestuurlijke sanctie, dan kan de rechter strijd met art. 3:4 lid 2
awb bij wijze van volle jurisdictie toetsen;
5.2. Beginsel van de minste pijn
Nauw verwant aan de subsidiariteit als aspect van het evenredigheidsbeginsel, is het beginsel van de
"minste pijn": een beschikking of besluit dient te worden genomen op een voor betrokkene zo weinig
mogelijk bezwarende wijze;
5.3. galit devant les charges publiques
Lasten als gevolg van besluiten die een algemeen belang beogen te dienen, mogen volgens het derde
aspect van de materile zorgvuldigheid, niet disproportioneel zwaar op bepaalde (groepen)
betrokkenen drukken. Klassieker is het arrest-Swill, HR 18 januari 1991, AB 1991, 241:
a. het rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, het beginsel van galit devant les charges
publiques, de zorgvuldige voorbereiding en toereikende motivering behoeven niet afzonderlijk te
worden behandeld, r.o. 3.5. De nadruk ligt op toetsing aan het willekeurcriterium;
b. zwaarwegende maatschappelijke belangen maken dat toepassing van de wettelijke regeling geen
uitstel kan lijden;
c. de beperkte groep is, in vergelijking met het overgrote deel der concurrenten, in onevenredige mate
in haar belangen getroffen;
d. appellant wordt niet gecompenseerd voor de consequenties van de opgelegde maatregel die niet tot
de normale bedrijfsrisico's behoren en net voor rekening van appellant behoren te blijven; deze
omstandigheden leiden tot het oordeel dat de minister onrechtmatig heeft gehandeld jegens appellant
en ter zake schadeplichtig is.
Mercedes Bouter
www.rechtenadvies.blogspot.nl
Bestuursrecht