Vous êtes sur la page 1sur 7

Station 1: De bijsluiter

Lees de vragen en zoek de antwoorden in de bijsluiter. Je kan de ipad gebruiken om in


te zoomen op de bijsluiter.

1. Mag ik dit middel gebruiken als ik zwanger ben? _________________

2. Johan is 10 jaar, mag hij dit middel gebruiken? __________________

3. Hoeveel mag ik maximum innemen per dag? ____________________

4. Geef 1 mogelijke bijwerking die dit geneesmiddel kan veroorzaken:


____________________________________________________________________

Station 2: Help!
Lees de situatie en zet de stappen die je moet volgen in de juiste volgorde. Zet
een 1 bij wat je eerst doet en een 4 bij wat je als laatste doet.

Situatie: Je bent buiten aan het wandelen. Je ziet een oude man van zijn fiets vallen. Hij ligt
bewusteloos op de grond.

Je belt de ambulance.

Je gaat naar de man toe en vraagt of alles ok is. Je kijkt of hij reageert.

Je zegt je naam, je vertelt wat er gebeurd is en je zegt waar je bent.

Je zorgt dat de man veilig is: je brengt hem naar het voetpad.

Speel deze situatie nu na en vraag de juf om dit te filmen!


Station 3: Stel je voor
Lees de situaties en oefen wat je moet doen als jou dit overkomt. Trek een foto
met de ipad van elke stap en van het eindresultaat!

Je bent aan het gamen in je kamer. Je gaat er helemaal in op en je stoot per ongeluk
het glas van de tafel. Je wilt het oprapen maar er komt net iemand langs en hij trapt
op je vinger. Gelukkig is je vinger niet gebroken maar hij is wel verstuikt.
1. Je neemt ijs uit de diepvries. (Als je geen ijs hebt, neem je een zak frietjes uit de
diepvries).
2. Je wikkelt het ijs in een handdoek en je legt deze rond je vinger. Zo ontzwelt je
vinger.
3. Je smeert je vinger in met een spierzalf.
4. Je neemt een verband en wikkelt het rond je vinger door volgende stappen te
volgen:
Station 4: de dokter
Zet de volgende woorden op de juiste plaats in het doktersvoorschrift: 3 x per dag
na de maaltijd innemen Dr. Johannes De Velde- Bisovol 125 ml - Noah Piru -

De dokter kan verschillende soorten geneesmiddelen voorschrijven. Je hebt medicijnen in


vloeibare vorm, in tablet vorm, in poedervorm, in sprayvorm, in gel en in zalfjes.

Zoek nu een geneesmiddel voor elke vormsoort en schrijf het hieronder op:

Tablet vorm: _________________________________________________

Vloeibare vorm: ______________________________________________

Poedervorm: ________________________________________________

Sprayvorm: _________________________________________________
Zalfjes: ____________________________________________________

Gel: ______________________________________________________

_________________________________________________________________

Station 5: Ziektes
Schrijf bij elk cijfer een gepaste zin. Bv: 1: hij heeft nekpijn. Beeld daarna 1 van deze
afbeeldingen uit en trek er een foto van!

9
Station 6: op doktersbezoek.
Julliete is ziek en gaat op bezoek bij de dokter. Lees de tekst en beantwoord de
vragen.
Kom Juliette, we gaan zitten in de wachtzaal.
Straks komt de dokter.
...
Juliette Somers.... Goedemiddag.
Goedemiddag dokter.
Kom binnen. Wat is het probleem?
Juliette heeft buikpijn. Ze heeft twee keer moeten overgeven.
Ik zal eens kijken. Doe je trui en je T-shirt maar uit.
Kom maar op de tafel zitten.
Ik ga naar je longen luisteren.
Adem diep in en uit.
Ok. Nu ga ik aan je buik voelen.
Je mag je trui en je T-shirt terug aandoen.
Juliette heeft buikgriep. Ze moet drie dagen thuisblijven.
Ze moet veel drinken en veel slapen.
Moet ze medicatie nemen?
Je mag iets tegen overgeven bij de apotheker gaan halen.
Ok, dat is dan 25 euro.
Alstublieft. Bedankt Dokter!
Daaag!

1. Wat heeft Juliette? 2. Hoeveel dagen mag ze niet naar


________________________ school?
_______________________

3. Wat moet Juliette doen? 4. Hoeveel kost het dokterbezoek?


_______________________ _______________________

5. Moet Julliete medicatie innemen?


Zoja, welke?
6.
_____________________
Station 7: Sorteren maar!
Zoek voor elk medicijn het juiste doosje en de juiste bijsluiter. Controleer ook de
vervaldatum!

___________________________________________________________________________

Station 8: Wanneer was jij echt ziek?


Denk eens terug aan een dag dat jij echt ziek was of je heel veel pijn had gedaan. Vul
de vragen in:
1. Waar had je pijn? __________________________________
2. Ben je toen naar de dokter geweest? __________________
3. Hoe ben je beter geworden?
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
4. Maak een tekening van dit moment: teken jezelf en de plaats waar je was.
Als je klaar bent met een station, maar nog niet kan doorschuiven, werk je aan deze
woordzoeker: let op: de ij is verdeelt over twee vakjes!

Vous aimerez peut-être aussi