Vous êtes sur la page 1sur 5

Kritische reflectie OGP3

Naam en klas student: Naam SLB: Naam


Lilian van Sleeuwen Annemarie van den Werkplekbegeleider:
PEHVD16 Broek Rene van de Wiel
Stagegroep: Datum: Werkplek (naam
5 11-4-2017 school):
Basisschool de Kameleon

Feedback Annemarie:

Dag Lilian,

In de bijlage je kritische reflectie met daarin met name tekstuele opmerkingen.

Inhoudelijk vind ik je reflectie al sterk. Ik zie een duidelijk groei in je manier van
schrijven en je tekst is prettig leesbaar. Je neemt me echt mee in je leerproces.
Sterk is dat je jouw leerproces steeds meer onderbouwt met voorbeelden uit de
praktijk, waardoor zichtbaar wordt welke ervaringen belangrijk voor je zijn. Dit
mag, ondanks dat je dit al op enkele plekken doet, ook nog meer vanuit de
theorie. Benoem welke specifieke inzichten uit de theorie jouw handelen of
denken benvloed hebben. Dit is wellicht een mooi aandachtspunt voor je
reflectie in het vierde kwartaal.
Ik zie dat je je hebt verdiept in de inhouden van OGP3 en hier mooie stappen in
hebt gemaakt. Daarnaast heb je ook in je persoonlijke leerdoelen een duidelijk
groei doorgemaakt.

Veel succes met de afronding van OGP3

Groet

Wat wilde ik leren?


Dit kwartaal heb ik een grote sprong gemaakt. Vanuit groep 3 ben ik in kwartaal
drie stage gaan lopen in groep 5. Dit is een klas waar ik heel benieuwd naar was.
Voordat ik naar groep kwam, had ik er al veel over gehoord in de koffiekamer. Er
waren positieve verhalen, maar ook negatieve. Mijn nieuwsgierigheid naar deze
groep groeide. Ik probeerde zonder oordeel mijn stage in deze groep te beginnen.
Het eerste wat mij opviel aan deze groep, was dat het een hele rustige groep is.
Op dit moment ben ik nog steeds verbaasdstd waar de negatieve verhalen over
deze groep vandaan komen.
In deze groep was mijn grootste doel om mezelf te durven zijn. De kinderen in
deze groep zijn ouder dan de kinderen in groep 3 en de stof is moeilijker. Voor mij
bracht dit wel enig punt van onzekerheid. Op het moment dat ik de klas
binnenkwam, merkte ik dat de kinderen heel nieuwsgierig zijn. Verder viel me
meteen op dat de kinderen veel respect hebben voor de leerkracht van de klas.
Hierbij viel een zorg van mijn schouders af.
Dit kwartaal benheb ik een pop gestart voor mijn tijdsplanning. In groep 3 merkte
al dat ik dit lastig vond. In groep 5 zette dit probleem zich voort. Het probleem
ligt bij het inplannen van de activiteit. Vaak bedenk ik me dat de kinderen hier
tien minuten mee bezig zijn, maar blijkt dit in de praktijk twintig minuten te zijn.
Dit zorgt ervoor dat eigenlijk al mijn lessen uitlopen. Dit is niet alleen vervelend
voor mij, maar ook voor mijn mentor.
Dit kwartaal wilde ik ook leren om gesprekken te voeren. Door mijn onzekerheid
vind ik dit lastig. Hier ben ik ook tegenaan gelopen op stage. De samenwerking
met mijn mentor verliep in het begin van het kwartaal moeizaam. Uiteindelijk ben
ik met hem in gesprek gegaan en heb ik mezelf laten zien en aangegeven wat ik
van hem verwacht. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik me nu zeker thuis voel in de
klas.

Wat deed ik?


Hieronder beschrijf ik per punt van de beoordeling van ogp3 wat ik heb gedaan
en hoe ik dit heb toegepast in de praktijk.
A.1 bespreken van en omgaan met regels;
2.1 fysiek en sociaal-emotioneel veilige leeromgeving: hier heb ik dit
kwartaal aan gewerkt door kinderen veel ruimte te geven om zelf een invulling
aan de les te geven. In mijn lessen mochten kinderen kiezen of ze bijvoorbeeld
kozen voor samenwerken of liever alleen werken. Ik heb mijn doelen m.b.t.
samenwerking wel bereikt door in sommige lessen de kinderen wel te
verplichten. Verder heb ik een kind met autisme in de klas. Dit kind heb ik dan
ook extra structuur geboden.
A.3 Leiding geven aan het groepsproces;
4.7 onverwachte situaties: naar mijn idee kan ik goed omgaan met een
onverwachte situatie. Ik zal hierbij een voorbeeld beschrijven:
Tijdens de taalles had ik een opdracht bedacht om kinderen zelf een ansichtkaart
te laten maken. Ze moesten een tekst schrijven naar thuis over het weer. Hierbij
hoorden een aantal woorden die de kinderen al de hele week besproken hadden.
Een jongen in de klas (hoogbegaafd en autisme) kwam niet op inspiratie. Na een
oppeppertje zag ik dat het hem nog niet lukte. Samen met hem ben ik tot een
compromis gekomen. Hij maakte bij de tien woorden tien zinnen en gaf in elke
zin de persoonsvorm en het leidend voorwerp aan. Deze stof hadden ze ook
aangeboden gekregen die week. Hiermee heb ik bereikt dat de jongen toch
gewerkt heeft met de juiste woorden en de stof van afgelopen week nog een keer
herhaald heeft.

A.4 interactie aangaan met de groep;


3.12 feedback aan leerlingen: hier ben ik mee bezig geweest door kinderen
vooral positieve feedback te geven. Verder heb ik na elke les de samenwerking
besproken als dit van toepassing was en heb ik bij elke les gevalueerd op het
product. Voor mijzelf heb ik ontdekt dat kinderen dit belangrijk vinden en het fijn
vinden om te kunnen praten over wat ze deze les hebben gedaan.

B.1 Leerdoelen stellen;


7.3 onderzoekende en reflectieve houding: de reflectiemomenten met mijn
mentor gingen inop het begin niet goed. Ik voelde me op dat moment ongelukkig
in de klas en heb hierover gepraat met mijn oude mentor. Dit heb ik gedaan,
omdat zij mijn huidige mentor goed kent en weet hoe hij is. Ik heb van haar tips
ontvangen en mede doordat zij de eerste stap heeft gezet, ben ik met hem in
gesprek gegaan. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik me nu een stuk fijner voel in de
klas.
Ik ben zelf erg gesteld op het reflecteren opvan mezelf. Dit vind ik fijn, omdat ik
dan zelf terug kan kijken op mijn les en om te kijken of ik mijn persoonlijke
leerdoelen heb gehaald. Communiceren met andere leerkrachten vind ik nog
lastig, omdat ik hier niet zo vaak mee te maken krijg. Bij de laatste
teamvergadering was ik aanwezig en heb ik ook gemerkt dat ik meer betrokken
wordt bij het team.
B.2 leeractiviteiten ontwerpen;
3.6 werkvormen en groeperingsvormen: in deze stagegroep heb ik
verschillende werkvormen toegepast. Zo heb ik kinderenveel samen laten
werken, gebruik gemaakt van ontdekkend leren en van coperatief leren. Een
nieuwe werkvorm die ik toegevoegd heb ink deze groep is mix en ruil.
4.2 tijdsbewaking: dit punt is mijn grootste leerpunt. Ik vind het lastig om
activiteiten volgens een goede tijdsplanning te maken, waardoor eigenlijk iedere
activiteit die ik geef uitloopt. Een voorbeeld hiervan is: ik had bij een activiteit
ingepland dat de kinderen ongeveer tien10 minuten bezig zouden zijn met een
onderdeel. In werkelijkheid bleek dit 25 minuten te zijn. Waar ik denk dat ik de
fout in ga, is het feit dat ik denk dat alle kinderen het meteen beheersen.
Dit punt heb ik opgenomen in mijn pop over klassenmanagement.
4.5 leeromgeving inrichten: aangezien de kinderen in groepjes zitten, is het
handig om de kinderen in een groepje te laten werken. Ik heb goed overzicht
over de groep en kan vanuit het bord alle kinderen in de klas zien. Dit heb ik dan
ook goed onder de knie. Omdat de kinderen in een groep zitten die ze zelf kiezen,
werken de kinderen vaak samen met kinderen die ze aardig vinden. Om dit te
doorbrekenHierdoor heb ik gekozen om groepjes te maken aan de hand van de
sociogram.

B.3 leeractiviteiten begeleiden;


1.1 zicht op groepjes leerlingen: naar mijn idee lukt mij dit heel goed. Ik merk
dat ik een goed overzicht heb over de groep en dat de kinderen dit ook merken.
Als ik zie dat een kind een vinger opsteekt, loop ik er meteen naartoe. Mocht ik
even bezig zijn, geef ik aan dat ik eraan kom. Dit geeft bij de kinderen voor extra
rust.
Volgens mijn mentor is het voor mij een tip om te werken met het directe
instructiemodel. Dit leert mij om te werken met een extra instructie aan
leerlingen die nog moeite hebben met bepaalde stof.
2.5 samenwerking, zelfredzaamheid: ik hebben drie lessen gegeven met
betrekking tot samenwerken. Verder mochten de kinderen elke les bepalen of ze
wilden samenwerken. Het is in de klas nog lastig, omdat iedereen bepaalde
kinderen heeft waar hij/zij altijd mee werkt. DitHier willen de kinderen niet aan
loslaten. Op het moment dat de samenwerking niet goed ging, heb ik het
klassikaal besproken. Andere kinderen dachten mee en zo is het uiteindelijk tot
een goede afsluiting gekozen. Zelfredzaamheid heeft ook te maken met
samenwerkening met kinderen waar je niet vaak mee samenwerkt.

E.2 Bespreken van opbrengsten en kwaliteit van leeractiviteiten met


collegas;
5.2 actief bijdragen: de samenwerking met medestudenten en mijn mentor is
voor mij geen probleem. Ik vind het juist fijn om feedback te krijgen op het werk
dat ik doe en het werk dat ik maak. Het reflecteren met leerkrachten van de
stageschool verloopt nog niet helemaal goed, maar ik denk dat dit ligt aan het
feit dat ik niks van hen verwacht en zijhun niks van mij. Afgelopen keer heb ik wel
met succes deelgenomen aan de teamvergadering. Dit heeft gezorgd voor een
fijner gevoel in de school.

Hieronder evalueer ik op de doelen uit mijn overdenking van de groep. De doelen


die ik met mijn stagegroep wilde bereiken waren:
- Aan het eind van kwartaal drie vinden de kinderen het fijn om samen te
werken en kiezen een keer iemand anders uit de groep dan de kinderen
waar ze juist vaak mee samenwerken. Dit doel wil ik bereiken door in het
begin groepjes te maken door middel van de sociogram. Ik kies kinderen
die niet graag samenwerken en ga proberen om deze zoveel mogelijk bij
elkaar te zetten. Dit zorgt dat de kinderen elkaar beter leren kennen en
hierdoor hoop ik dat ze uiteindelijk goed kunnen samenwerken.
- Aan het eind van kwartaal drie werken de kinderen als ze samenwerken
ook echt samen. Het moet niet zo zijn dat een kind alles bedenkt en dat de
andere het zo maar overschrijft. Dit wil ik bereiken door kinderen van
hetzelfde niveau zoveel mogelijk bij elkaar te zetten. Hierdoor voorkom je
dat een sterker kind alles voorzegt voor de andere.
- Aan het eind van kwartaal drie hebben de kinderen ervaring met tenminste
n coperatieve werkvorm. Dit ga ik doen zodat de kinderen een
wederzijdse afhankelijkheid ervaren tijdens het samenwerken. Dit hangt
samen met het doel wat ik hierboven heb benoemd.

Als ik kijk naar het eerste doel denk ik dat het deels gelukt is. Er zijn kinderen bij
die het nu niet meer uitmaakt met wie ze samenwerken, maar er zijn ook nog
kinderen die het heel lastig vinden. Hierdoor heb ik besloten dat ik samenwerken
door blijf zetten in kwartaal vier. Zo hoop ik dat de kinderen die het nu nog lastig
vinden het toch leuk gaan vinden.

Het tweede doel is behaald. De kinderen zijn afhankelijk van elkaar en het werk
wordt niet meer gemaakt door een persoon van het groepje. Dit merk ik tijdens
het observeren van de groep.

Het derde doel is deels bereikt. De kinderen hebben ervaring met de werkvorm,
maar hebben er nog niet heel veel mee gewerkt. Dit zorgt ervoor dat het voor
sommige kinderen nog wat onzeker is, of ze ermee door willen gaan. Dit ga ik ook
meenemen naar kwartaal vier.

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Doordat ik bij elk punt al eerder heb stilgestaan, kon ik dit redelijk makkelijk
beschrijven. Verder heb ik veel feedback gehad van mijn mentor en tijdens mijn
lesbezoek ook van mijn SLBer.
De lessen op de pabo zijn zo ingericht dat de koppeling tussen theorie en praktijk
makkelijk te maken is. Vooral tijdens PPO (pedagogiek, psychologie en
onderwijskunde) zijn er dingen verteldt die heel goed gebruikt kunnen worden in
de praktijk. Hier hebben we het gehad over coperatieve werkvormen en
samenwerken in het algemeen. Hier heb ik veel aan gehad tijdens het ontwerpen
van mijn lessen.
Het meest trots ben ik op het feit dat ik een serieus gesprek heb durven houden
met mijn mentor. In dit gesprek heb ik me opengesteld, laten zien waar ik
tegenaan liep en wat ik nodig heb om wat zorg weg te nemen. Dit gesprek heeft
me een stap in de goede richting geholpen. Op het gebied van stage ben ik het
meest trots op mijn muziekles. Deze les heeft me veel stress bezorgdt, maar
uiteindelijk stond ik zelfverzekerd voor de klas te zingen. Wat was het leuk!

Hoe nu verder?
Op dit moment ben ik tevreden over mijn gedrag als leerkracht in de klas. Dit
wordt bevestigd door mijn mentor en door mjjn SLBer. Natuurlijk zijn er
verbeterpunten. Deze ga ik hieronder beschrijven:
Als ik kijk naar bovenstaande doelen bij wat wilde ik leren, wil ik blijven werken
aan mijn tijdsplanning. Aan het eind van kwartaal vier wil ik mijn pop hebben
afgerond en een goede planning kunnen maken in mijn lesvoorbereidingen.
Op dit moment ben ik mezelf in de klas en dat wil ik doorzetten. Dit doel is, wat
mij betreft, afgerond. Het doel om gesprekken te voeren, blijf ik zeker doorzetten.
Ik heb geleerd dat je hier veel informatie uit kan halen en dat je jezelf echt kan
laten zien. Ik heb aangegeven wat ik belangrijk vind en hoe ik verwacht dat dit
kwartaal zal verlopen. Uiteindelijk heeft dit me heel erg geholpen.

Voor kwartaal vier heb ik het nieuwe doel om meer methodelessen te geven. Dit
zorgt ervoor dat de kinderen niet alleen leuke lessen van mij zien, maar ook
lessen die volgens de methode zijn. Op dit moment juichen de kinderen als ik een
les geef en dat vind ik jammer. Ik heb het idee dat de kinderen mij niet als
leerkracht zien, maar iemand die leuke dingen met ze doet. Door meer
methodelessen te geven, denk ik dat dit gevoel bij de kinderen weggaat.

Vous aimerez peut-être aussi