Vous êtes sur la page 1sur 5

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven

Bron: Didactisch model van Gelder

Student(e) Len Heuts Mentor Els Verwijlen


Klas PEH16VC Datum 16-03-17
Stageschool Basisschool Aan de Bron Groep 1/2
Plaats Weert Aantal lln 20
Vak- vormingsgebied: Taal
Speelwerkthema / onderwerp: Stelles
Persoonlijk leerdoel: Aan het einde van de periode kan ik laten zien dat ik effectieve leraarcommunicatie beheers. Dit doe ik door grote gebaren, stem, mimiek,
lichaamshouding, oogcontact toe te passen en te letten op mijn positie in de groep.
Vakspecifiek leerdoel: Tijdens het voorlezen let ik erop dat ik zuiver spreek. Ik heb een ander accent dan de kinderen en moet er voor zorgen dat de kinderen mij
goed en duidelijk kunnen verstaan.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Kerndoel 5 Gedurende de activiteit kijk ik hoe de niveau van de kinderen is met betrekking tot
De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met sprookjes.
verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier De volgende les lezen de oudste en jongste kleuters hun sprookje, samen met mij, voor
verschaffen. aan elkaar.
schrijfdoelen hebben vooral betrekking op plezier verschaffen en op
informeren
Productdoel:
Aan het einde van les hebben de kinderen een eigen sprookje gemaakt
voor elkaar aan te vullen door middel van de werkvorm rotonde.
Aan het einde van de les hebben de kinderen plezier gehad tijdens het
maken van hun eigen sprookje.
Procesdoel:
Gedurende de activiteit moeten de kinderen samenwerken om tot een
eindresultaat te komen. De kinderen krijgen om de beurt een kans om het
sprookje aan te vullen.
Beginsituatie:
Pedagogisch:
Klas 1-2a/b bestaat uit 40 kinderen. In de klas wordt gewerkt met twee groepen. Deze groepen zijn combinaties van groep 1- en groep 2-kinderen. De meeste
activiteiten die ik geef zijn voor de kinderen uit mijn kring, alleen de jongste of alleen de oudste kinderen. Het niveau verschilt per kind. Gedragsmatig verschillen de
groepen ook heel erg.
Kleuters uit groep 1 zijn nog heel verkennend, spelend en ontdekkend aan het leren. Hierop moet ik mijn onderwijs aanpassen, zowel pedagogisch als didactisch.
Groep 2 heeft kinderen die echt al verder zijn op alle ontwikkelingsgebieden: cognitief, motorisch, sociaal-emotioneel. Deze kinderen zijn dan ook 1,5 tot 2 jaar ouder
dan de jongste. Ik houd rekening met beide groepen. Kinderen van groep 2 pak ik, afhankelijk van hoever ze zijn in hun ontwikkeling, strakker aan.
Didactisch:
De kinderen hebben al veel te maken gehad met sprookjes. De kinderen kunnen ook verschillende sprookjes benoemen. Zelf een sprookje maken is nieuw voor de
kinderen. De opbouw van een sprookje is wellicht nog wat lastig voor de kinderen, maar met een beetje aansturing door de leerkracht komen de kinderen zelf achter.
Niveau:
Zoals ik beschreven heb bij didactisch kunnen de kinderen verschillende sprookjes benoemen. De kinderen uit groep 1 zullen minder sprookjes kennen dan de
kinderen uit groep 2. Kinderen die van buitenlandse afkomst zijn, zullen misschien helemaal geen sprookjes kennen. Hier houd ik rekening mee tijdens het uitleggen
van wat een sprookje is.
Betrokkenheid:
Tijdens kringactiviteiten zijn de kinderen altijd erg betrokken. Sommige kinderen zijn ook snel afgeleid in de kring en dwalen met hun gedachten af. Ik zorg ervoor dat ik
alle kinderen bij de les houd.
Lesinstrumentarium:
Als introductie heb ik gekozen om een sprookje voor te lezen uit een sprookjesboek. De verwerkingsopdracht, dus het zelf maken van een sprookje, typ ik uit op mijn
laptop.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar leergedrag leerling(en)
5 min Introductie Ik begin met het voorlezen van een sprookje. De kinderen luisteren aandachtig naar het sprookje dat de Sprookjesboek
Voordat ik begin met lezen vraag ik aan de leerkracht voorleest.
kinderen wie er weet waarmee een sprookje
altijd begint.
Dit sprookje begint met: Er was er eens, en
eindigt met: En leven nog lang en gelukkig.
Ik vertel de kinderen nog niet wat de opdracht
is.
5 min. Instructie Ik pak nu een groot papier erbij en zet de De kinderen moeten nadenken wat er allemaal bij sprookjes Groot A3
coperatieve werkvorm woordenweb in. Ik hoort. De kinderen steken hun vinger op en als ze de beurt Stift
schrijf in het midden groot het woord: Sprookje. krijgen mogen ze het zeggen.
10-15 min. Verwerking Nogmaals vraag ik aan de kinderen wie mij kan De kinderen komen allemaal aan de beurt om een Laptop
vertellen waarmee een sprookje altijd begint. Nu regel/stukje aan het sprookje toe te voegen. De kinderen
kan de opdracht beginnen. Want samen gaan denken allemaal goed na over personages die in het
wij een eigen sprookje bedenken. De kinderen sprookje voorkomen. Als de kinderen het even niet meer
mogen het zo gek verzinnen als ze zelf willen weten dan help ik hen.
want we gaan te werk met de coperatieve
werkvorm: rotonde. Hierbij krijgen de kinderen
allemaal de beurt om iets te mogen zeggen. Ik
begin met de eerste regel uit het sprookje: Er
was er eens een het kind dat naast mij zit is
nu aan de beurt en mag een regel aan het
sprookje toevoegen. Dit doen wij een aantal
rondes totdat het sprookje klaar is. In het
sprookje moet het goede van het kwaad winnen
en uiteindelijk lang en gelukkig leven.
Ik typ het hele sprookje uit op mijn laptop. Deze
schrijf ik daarna op papier zodat de kinderen
een echt eigen gemaakt sprookje hebben. De
kopieer ik naderhand zodat zij deze mee naar
huis kunnen nemen.

1 min. Evaluatie Als het hele sprookje klaar is dan lees ik het De kinderen luisteren naar het behaalde resultaat. Laptop
gehele sprookje nog een rustig en op een
spannende manier voor.
Persoonlijke reflectie
Deze les heb ik twee keer gedaan. Een keer voor de jongste en een keer voor de oudste kleuters. Voordat ik begon hab ik aan de kinderen
gevraagd wat een sprookje nu eigenlijk is. De kinderen wisten enkele voorbeelden te noemen. Ik vroeg hierna wie het sprookje van Hans
en Grietje kent. Hierover ging ik een verhaal lezen. Ik had voor een rijmverhaal gekozen. hier stonden woorden in die de kinderen niet goed
begrepen. Tijdens de les van de oudste heb ik hier eigenlijk te weinig aandacht aan besteed. Dat was omdat ik de kern van de les eigenlijk
belangrijker vond dan de introductie. Wel moesten de kinderen weten, dat een sprookje altijd begint met: er was er eens.. en altijd eindigt
met: en ze leefden nog lang en gelukkig. Ik had een groot A3 papier erbij gepakt om een woordenweb op te maken. Hierdoor krijgen de
kinderen een nog duidelijker beeld van de inhoud van een sprookje. De kinderen wisten de standaard dingen te benoemen, maar veel was
het niet. Na het woordenweb heb ik mijn laptop erbij gepakt om het verhaal te typen. Ik met de didactische werkvorm rotonde gewerkt.
Hierbij moeten alle kinderen een voor een iets zeggen/inbrengen. Een voor een mochten de kinderen dus het sprookje aanvullen, met alles
wat in hun op kwam. Bij de oudste kleuters heb ik het sprookje helaas net niet tot een einde kunnen brengen. Bij de jongste kinderen was
dit wel het geval. Ik vond het leuk om te zien dat je het verschil ziet in verhalen van jongste en oudste kleuters. Jongste kleuters verzinnen
bijna allemaal iets heel willekeurigs. De oudste kinderen proberen er al een beetje op te letten dat het verhaal aansluit op elkaar. De
resultaten waren echt leuk. Toen ik samen met de kinderen de verhalen ging voorlezen, wist ik niet zeker of ze nog wisten wat ze hadden
verzonnen. Er zaten namelijk 3 dagen tussen deze activiteiten. Maar ik hoefde echt maar weinig aan te sporten en veel kinderen wisten
nog goed hoe het verhaal liep.
De oudste kleuters hebben hierna het sprookje van de jongste na besproken. Waar ging het over? Wat gebeurde er? En toen? Hierbij
konden wij goed controleren of de kinderen wel goed hadden opgelet.

Feedback mentor (inclusief handtekening)


Datum:
De leerlingen deden allemaal goed mee. Deze activiteit sloot goed aan bij de leerlingen. Er is inderdaad een groot verschil in taalontwikkeling van
oudste en jongste kleuters en daarom liet ik je de verhalen ook in 2 aparte kringen maken.
Toen je het eerste verhaal maakte met de jongste kleuters was je nog iets te sturend bezig; jij maakte een voorbeeldzin die ze mochten aanvullen
of grotendeels zelf mochten gebruiken. Als je de leerlingen een verhaal laat maken moet je ook hun taalgebruik noteren op je lapptop.
Dat deed je de tweede keer beter. Dit verhaal kwam meer uit de kinderen zelf en werd ook zo genoteerd. Je hebt je eigen feedback uit de eerste
stelles direct meegenomen in de tweede en daardoor hadden de oudste kleuters een mooier sprookje dat echt van hen was ook al was het niet
helemaal af. Je bent op het juiste tijdstip gestopt dus je tijdsplanning was in orde. Een les hoeft altijd helemaal af te zijn.
De leerlingen hebben er veel van geleerd.

Els Verwijlen
Leerkracht groep 1-2

Bs. Aan de Bron


Maaslandlaan 1
6004 GC Weert
Tel.: 0495-452088

Vous aimerez peut-être aussi