Vous êtes sur la page 1sur 5

Bijlage 2 Format Toelichting lesontwerp

Student: Lisa Floris Docent: Germaine Snijders


Vakgebied: Taal Stagegroep: 4
Klas: PEH16VC
Welke keuzes heb ik hier gemaakt?
en
Toelichting/ onderbouwing van keuzes
(Denk hierbij met name kernbegrippen uit (vak-)
specifieke theorie)

Kennis over (kinderen in) de Voor het vastleggen van mijn beginsituatie, heb ik
groep is nadrukkelijk verwerkt in mijn typering en overdenking gebruikt. In de
de omschrijving van de beginsituatie heb ik een pedagogisch en didactisch
beginsituatie van de groep, component verwerkt.
zowel in pedagogische zin Het pedagogische component is vooral in mijn
(gedrag, groepsverhoudingen, typering duidelijk geworden. Zo heb ik in de
groepsdynamiek) als in beginsituatie ook de groepsdynamiek beschreven.
didactische zin (vakspecifieke Dit heb ik gedaan, zodat je je kan aanpassen naar
beginsituatie). hoe de klas is. Hiervoor heb ik gesprekken met mijn
mentor gehad. Door de stelopdracht te bestuderen
die de kinderen eerder hebben gehad, ben ik te
weten gekomen dat ze nog niet goed weten hoe je
een tekst moet schrijven. Om ze op weg te helpen,
geef ik de kinderen een blad met de vragen die ze
kunnen beantwoorden op een goede tekst te krijgen.

De kinderen mogen zelf kiezen of ze een realistisch


verhaal schrijven, of toch liever een fantasieverhaal.
De kinderen mogen het zelf kiezen, omdat ik hen
plezier wil laten beleven in het schrijven van een
tekst. Als ze dit zelf mogen kiezen, zullen zij eerder
plezier beleven in het schrijven van een tekst.

De lesdoelen zijn afgestemd op De lesdoelen zijn gebaseerd op het kerndoel 5 en 9:


de beginsituatie. In de Kerndoel 5:
formulering ervan wordt De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te
zichtbaar dat kennis van schrijven met verschillende functies, zoals:
vakdidactiek en leerlijnen op informeren, instrueren, overtuigen en plezier
een logische manier is verwerkt. verschaffen.
Kerndoel 9:
De leerlingen krijgen plezier in het lezen en
schrijven van voor hen bestemde verhalen,
gedichten en informatieve teksten.
De kinderen gaan aan de slag met de volgende
tussendoelen:
De kinderen kunnen aan het einde van de les:
aan de hand van een stukje tekst, een
verhaal afmaken.
een verhaal schrijven waarin ze het creatief

1
schrijven hebben verwerkt (expressieve
functie van taal).
individueel een verhaal schrijven.
een verhaal voordragen aan de klas
(communicatieve functie van taal).

Ik heb in mijn overdenking een aantal doelen


opgesteld. Via het kerndoel en de leerlijnen heb ik
gekeken welke doelen ik bij deze les kan realiseren.

De basis van de schrijfontwikkeling ligt in de


mondelinge taalvaardigheid en hierbij gaat het
vertellend schrijven langzaam over in het denkend
schrijven (Bereiter & Scardamalia, 1987). Bij deze
stelopdracht werd gebruik gemaakt van het
vertellend schrijven. De leerlingen zullen beginnen
met schrijven en bedenken telkens een stukje van
het verhaal.

Bij het schrijven van een verhaal zijn er zes stappen


die je uit kan voeren. Dit zijn de volgende:
1. Bepalen doel, publiek en tekstsoort.
2. Verzamelen, selecteren en ordenen van de
inhoud.
3. Structureren van de tekst.
4. Formuleren.
5. Reviseren.
6. Verzorgen van de tekst.

In deze stel opdracht heb ik er voor gekozen om de


eerste vier stappen terug te laten komen. De
kinderen krijgen bij de instructie uitleg over hoe ze
de tekst moeten gaan schrijven. Hierbij vertel ik de
kinderen een kort verhaaltje. Dit verhaaltje mogen
de kinderen zelf afmaken. De kinderen hoeven zich
niet aan een bepaalde inhoud te houden, omdat er
geen gegevens vast staan.
Als de schrijver weet waar hij de tekst over wil gaan
schrijven, moet hij gaan bedenken in welke volgorde
hij het verhaal wil vertellen. De kinderen zullen
hierbij waarschijnlijk een personage verschillende
gebeurtenissen laten meemaken (verhaalstructuur).
De laatste stap die ik de kinderen heb laten doen bij
mijn stelopdracht is het formuleren van het verhaal.
Hierbij moesten de kinderen de inhoud verwoorden.
Dit zal bij de meeste kinderen redelijk eenvoudig
gaan, omdat de kinderen een fantasieverhaal
mogen schrijven. De kinderen zullen hierdoor
minder specifiek letten op hoe ze de zinnen
formuleren.

2
De stappen 5 en 6 heb ik weggelaten. Het doel van
de les was namelijk het schrijven van een waar
gebeurd- of fantasieverhaal. Hierbij vind ik het bij
deze les niet van belang dat ieder woord geheel
correct geschreven wordt. De les was bedoeld om te
kijken of de kinderen hun gedachten en gevoelens
op een logische manier op papier konden zetten.
Werk- en groeperingsvormen X
zijn afgestemd op specifieke
kenmerken van de groep n op
specifieke kenmerken van
vakdidactiek.

Werk- en groeperingsvormen X
zijn functioneel ondersteunend
bij het behalen van de
lesdoelen.

Een aanzet tot samenwerkend X


leren krijgt op een logische wijze
plek in het lesontwerp. *

De proces- en productdoelen De evaluatie vindt klassikaal plaats. Door middel


worden expliciet gevalueerd van vragen te stellen in de klas, probeer ik er achter
met de kinderen. te komen of de lesdoelen zijn bereikt. Hebben de
kinderen begrepen wat het doel van de les was?
De werkvormen die worden Hebben ze iets aan de les gehad?
gehanteerd bij evaluatie zijn Ik vraag de kinderen ook wat ze fijn vonden aan
passend bij vakdidactiek en deze les en wat ze de volgende keer liever anders
sluiten aan op specifieke zien.
kenmerken van de groep.
Ik verdeel zelf de beurten, waardoor alle leerlingen
moeten opletten. Ik kies namelijk ook leerlingen die
hun vinger niet omhoog houden. Dit doe ik zodat
alle leerlingen betrokken blijven bij de les. Door met
de leerlingen de lesdoelen te evalueren, kan ik
controleren of mijn lesdoelen zijn behaald en of er
eventueel een vervolgopdracht moet komen. Na het
evalueren geef ik kort feedback aan de groep. Hoe
vond ik dat het ging? Wat vind ik dat de volgende
keer beter kan? Hebben de leerlingen voldaan aan
mijn verwachtingen? Hierop mogen de leerlingen
reageren.

*bij tenminste 3 lesontwerpen


** bij tenminste 1 lesontwerp

3
Didactiek stellen
Taal heeft verschillende functies: Je kunt taal gebruiken om met anderen te communiceren,
om greep te krijgen op de werkelijkheid en om iets op een bijzondere manier uit te drukken.
Dit zijn ook wel de communicatieve, de conceptualiserende en de expressieve functies van
taal.

De communicatieve functie van taal gebruik je om aan iemand anders iets duidelijk te
maken. Het kan zijn dat je bepaalde informatie wilt overbrengen, dat je iets wilt uitleggen of
dat je je mening wilt geven. De conceptualiserende functie van de taal is het op papier zetten
van gedachten en deze formuleren in schemas, steekwoorden of kant-en-klare zinnen.
Hierbij schrijf je een tekst voor jezelf. De expressieve functie van taal gebruik je om met taal
te experimenteren, om je gevoelens te uiten, om iets te zeggen dat andere nog niet eerder
zo gezegd hebben. Je schrijft als middel om de taal te verkennen en te ontwikkelen.

De drie functies van het schrijven kun je nooit helemaal los van elkaar zien. Als je een tekst
schrijft, ben je altijd bezig de taal te gebruiken om zaken helder en duidelijk te krijgen. In de
meeste gevallen zal je ook schrijven voor een ander en dan speelt de communicatieve
functie van de taal een rol. In deze les stellen zijn dus vooral de communicatieve en
expressieve functies van taal aan de orde. De kinderen moeten aan de hand van drie
afbeeldingen een tekst schrijven. Deze tekst mag zowel fantasie als werkelijkheid zijn. De
kinderen zijn hierbij bezig met het op papier zetten van hun gevoelens en gedachten
(expressieve functie). Tevens moeten de kinderen het verhaal schrijven voor de rest van de
klas, de kinderen zijn hierbij bezig met het schrijven van een verhaal voor een ander
(communicatieve functie). De kinderen willen namelijk iets duidelijk maken aan de hand van
de afbeeldingen die ze moesten gebruiken.

Een strategie levert altijd een product op, bij stellen is dat een schriftelijke tekst. De basis van
de schrijfontwikkeling ligt in de mondelinge taalvaardigheid en hierbij gaat het vertellend
schrijven langzaam over in het denkend schrijven (Bereiter & Scardamalia, 1987). Bij deze
stelopdracht werd gebruik gemaakt van het vertellend schrijven. De kinderen moeten aan
de hand van drie (uiteenlopende) afbeeldingen een verhaal schrijven. De afbeeldingen
passen niet bij elkaar, waardoor de kinderen al snel geneigd zijn om een fantasie verhaal te
schrijven. De kinderen zullen hierdoor vooral op papier praten. Zij hanteren een wat
eenvoudigere vorm van schrijven, die we vertellend schrijven zouden kunnen noemen. De
kinderen zullen na het krijgen van de schrijfopdracht bijna meteen aan de slag gaan met het
schrijven van het verhaal. Hierbij zullen ze geen of nauwelijks veranderingen aanbrengen.
Tevens weten de kinderen al een hoop over de afbeeldingen en hoeft er geen proces vooraf
te gaan van wikken en wegen, zorgvuldig plannen, zoeken naar nieuwe informatie of het
nauwkeurig vaststellen van een schrijfdoel. De kinderen zullen beginnen met schrijven en
bedenken telkens een stukje van het verhaal. Doordat de kinderen in tweetallen dit verhaal
moeten schrijven zal er toch voor een klein deel denkend schrijven aan bod komen. De
kinderen moeten samen overleggen waar de tekst over gaat. Hierbij gaan de kinderen
samen nadenken waar de ze de tekst over willen laten gaan. De opdracht zal hierdoor een
combinatie van beide schrijfstrategien zijn, waarbij het vertellend schrijven duidelijker terug
te zien zal zijn dan het denkend schrijven.

4
Instructie, strategien en vaardigheden
Ik heb ervoor gekozen om de kinderen n gezamenlijke instructie te geven (zoals ik heb
toegelicht bij het kopje kennis van kinderen niveau). Na de instructie gaan de kinderen
zelfstandig aan het werk. Ik zal tijdens het zelfstandig werken rondlopen en kijken of alle
kinderen zich houden aan de opdracht. Na de instructie zal ik de leerling met dyslexie apart
aanspreken en uitleggen hoe hij deze opdracht kan uitvoeren.

Tijdens het zelfstandig werken zal ik de kinderen ook observeren. Hoe gaat het
samenwerken in tweetallen? Zijn alle kinderen betrokken? Overleggen de kinderen goed met
elkaar? Daarnaast geef ik kinderen die goed aan het werk zijn complimenten. Dit doe ik
zowel verbaal als non-verbaal. Op deze manier hoop ik dat alle kinderen gemotiveerd blijven
bij het schrijven van het verhaal.

Activiteit
Ik heb er bij deze les voor gekozen de les niet aan te laten sluiten bij het huidige
onderwijsaanbod en thema. De kinderen hebben de afgelopen weken alleen maar gewerkt
aan dit soort lessen, waardoor het voor de kinderen ook fijn is om lessen te hebben buiten
het thema.
Hierdoor heb ik ervoor gekozen een les stellen uit te voeren waarbij de kinderen vrij zijn in
het uitvoeren van de opdracht. De opdracht heeft weinig regels, waardoor de kinderen alle
kanten op kunnen. Bij de introductie vertel ik de kinderen dat we een les stellen gaan doen.
Ik vertel de kinderen hierbij dat de les niet zal aansluiten bij het thema, hierdoor kan ik
misconcepten voorkomen. Door de introductie zorg ik voor een sfeer, maak ik de doelen
bekend en informeer en instrueer ik de kinderen.

Literatuur
- Huizenga, Henk., Robbe, Rolf,. (2013). Basiskennis taalonderwijs, (1e druk). Noordhoff
Uitgevers Groningen / Houten.
- Paus, Harry,. (red.). Portaal, praktische didactiek voor het basisonderwijs, (2014). Uitgeverij

Coutinho
- http://tule.slo.nl/Nederlands/F-KDNederlands.html

Vous aimerez peut-être aussi