Vous êtes sur la page 1sur 3

Reorganisatie van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Afgelopen najaar hebben de Democratiserings- & Decentralisatie-commissie (D&D-commissie) en de


Diversiteitscommissie hun eindrapporten gepresenteerd. De belangrijkste aanbeveling van de
D&D-commissie was dat de UvA haar kernwaarden beter moet expliciteren, en de organisatie zo
moet inrichten dat deze kernwaarden zo goed mogelijk beschermd worden. En ze gaf meteen ook een
goed gemikte voorzet: de allereerste kernwaarde die ze naar voren schoof, is kritische distantie en
academische vrijheid; en, zo schreef ze verder, het onderscheidend kenmerk van universitair
onderwijs is bevordering van een kritische wetenschappelijke houding en denkwijze. Het eindrapport
van de Diversiteitscommissie bouwde hierop voort, en deed concrete aanbevelingen om aan deze
kernwaarden gestalte te geven: Maak onderzoekers, docenten en studenten meer bewust van de
positionering van kennis en creer ruimte voor uiteenlopende perspectieven; zorg voor
institutionele bescherming van onderzoekers en docenten die denkscholen of perspectieven gebruiken
die niet tot de mainstream of de norm behoren in hun vakgebied, en ontwikkel () vakken die
reflectie bieden op () de genealogie van het vakgebied.

Het lijken open deuren, maar dat zijn het niet. Want dat het allesbehalve eenvoudig is om deze
academische kernwaarden te beschermen en er in het curriculum en de dagelijkse praktijk gestalte aan
te geven, blijkt uit de ervaringen op de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB): door een brutale
reorganisatie en doorgedreven top-down rendementsdenken zijn deze kernwaarden op de FEB sterk in
de verdrukking geraakt.

De FEB-reorganisatie van 2011


Tot een aantal jaren geleden kon de FEB bogen op een van de meest toonaangevende
onderzoeksgroepen wereldwijd in economische methodologie en de geschiedenis van het economisch
denken. En in het onderwijs was er behoorlijk wat aandacht voor reflectie op het vakdomein, zowel
vanuit methodologisch als historisch perspectief, met verschillende keuzevakken waar studenten
kennis konden maken met alternatieven voor de mainstream paradigmas.

In 2010 bleek de FEB echter te kampen met grote financile problemen, na jaren van ernstig
financieel mismanagement. Om deze financile problemen het hoofd te bieden, voerde het
management in 2011 een ingrijpende reorganisatie door, en besloot ze om in elke afdeling van de FEB
de minst presterende onderzoeksgroep te ontslaan. Maar vaststellen welke onderzoeksgroepen de
minst presterende zijn, is natuurlijk een mistige aangelegenheid, waarbij het management zelf voor
een groot deel kan bepalen welke prestaties al dan niet meetellen en hoe deze gemeten worden. Met
goed onderwijs en respect voor methodologisch pluralisme werd in elk geval gn rekening gehouden.
En zo kon het gebeuren dat in deze mist de onderzoeksgroep History and Methodology of Economics
ondanks haar wereldwijde reputatie op straat werd gezet. Samen met deze onderzoeksgroep
verdwenen bijna alle vakken die de mainstream paradigmas probeerden te kaderen in een
wetenschapsfilosofisch of historisch perspectief, of die aandacht hadden voor andere benaderingen.

Rendementsdenken
De reorganisatie heeft bovendien ook het top-down rendementsdenken in de FEB een flinke boost
gegeven, met aanzienlijke collateral damage voor de academische vrijheid in het onderzoek en het
academisch gehalte van het onderwijs.
Zo krijgen FEB-docenten alleen nog onderzoekstijd voor publicaties in tijdschriften met een hoge
impactfactor. Maar tijdschriften met hoge impactfactoren richten zich bijna per definitie op de
mainstream paradigmas. Gerenommeerde onderzoekers op andere universiteiten (inclusief
topuniversiteiten) die kritisch staan tegenover de mainstream paradigmas zouden op de FEB al hun
onderzoekstijd verliezen.

Voor het onderwijs is de kwaliteitscontrole grotendeels beperkt tot studentenevaluaties en


slagingspercentages. Deze zijn weliswaar gemakkelijk te meten, maar gaan voorbij aan heel wat niet
of nauwelijks te kwantificeren aspecten van het onderwijs die essentieel zijn voor het academisch
gehalte ervan. Of docenten erin slagen hun studenten kritisch te laten reflecteren over de leerstof en
aandacht hebben voor de (vaak impliciete) vooronderstellingen en beperkingen van de mainstream
paradigmas, wordt door het management bijvoorbeeld niet opgemerkt. Hoe soepel tentamens
verbeterd worden en het aantal genade-zesjes (of zelfs genade-zeventjes): het wordt niet gemeten en
het management heeft er dan ook geen weet van. Het gevolg hiervan is dat de FEB weliswaar een
triple-A-accreditatie in de wacht sleept (op papier ziet het er immers allemaal ok uit), maar colleges
vaak nauwelijks bezocht worden en studenten soms met de vingers in de neus slagen voor vakken met
toch wel erg voorspelbare tentamens. Studenten die op zoek zijn naar academische diepgang en
reflectie blijven in de kou staan. Geen wonder dat het onderwijs op de FEB in de keuzegids voor het
hoger onderwijs (https://www.keuzegids.org/ol/gidsen/uni17/989) al jarenlang onderaan de ranglijst
eindigt: met een dubbele min wordt de opleiding als de slechtste in Nederland beschouwd.

Ondertussen drukt het top-down management een onderwijshervorming door die volledig voorbij gaat
aan de vraag van studenten voor meer diepgang en pluralisme, die door docenten wordt ervaren als de
zoveelste bezuinigingsslag op academisch hoogstaand onderwijs, en die het onderwijs nog verder
dreigt te verkleuteriseren. Top-down en last minute opgelegd door het rendementsdenkend
management, waarbij protesten van de opleidingscommissie, de studentenraad en een grote groep
docenten worden genegeerd.

Lessen
Als we willen weten hoe we de universiteit moeten inrichten om haar kernwaarden te beschermen, is
het dan ook belangrijk om te begrijpen hoe het huidige bestuurlijke kader gefaald heeft om de
onderzoeksgroep History and Methodology of Economics te beschermen tijdens de FEB-reorganisatie
van 2011, en hoe rendementsdenken de academische vrijheid en het academisch gehalte van het
onderwijs op de FEB heeft ondermijnd.

Helaas is de FEB-reorganisatie van 2011 nooit gevalueerd, wordt het rendementsdenken op de FEB
door het management niet ter discussie gesteld, en lijkt het FEB-management systematisch aan elke
controle te ontsnappen. Wat bijzonder jammer is, want uit de ervaringen van de FEB kunnen we toch
belangrijke lessen trekken. Lessen die deels parallel lopen met, maar ook complementair zijn aan, de
aanbevelingen van de D&D-commissie.

Les 1: Het onderzoeks- en onderwijsbeleid en het personeelsbeleid volledig laten afhangen van
productiviteitsmetingen (zoals publicatie tellingen en slagingspercentages) ondermijnt de academische
vrijheid in het onderzoek en het academisch niveau van het onderwijs. Bovendien zijn
productiviteitsmetingen zeer gemakkelijk te manipuleren, en krijgen leidinggevenden en bestuurders
vaak veel ruimte om prestaties te meten zoals het hen het beste uitkomt om zo hun eigen agenda te
promoten.

Zorg er daarom voor dat al het wetenschappelijk personeel een minimum aan onderzoekstijd heeft met
volledige academische vrijheid, zeker in methodologisch wankele en sterk waardegeladen
academische disciplines zoals economie. Organiseer een serieuze kwaliteitscontrole van het
onderwijs. En waardeer en beloon docenten die in hun onderwijs aandacht hebben voor de
wetenschapsfilosofische en historische context van de leerstof (of in de woorden van de
diversiteitscommissie: maak van diversiteit een institutionele waarde).

Les 2: De rechtsbescherming die medewerkers genieten, is volstrekt onvoldoende - niet alleen voor
medewerkers met een tijdelijk contract maar ook voor medewerkers met een vast contract. Als
decanen een grote vrijheid genieten om hun faculteit naar eigen inzicht in te richten, zonder enige
tegenmacht die naam waardig, en alleen verantwoording dienen af te leggen aan een CvB dat zich
inhoudelijk niet wenst te bemoeien met wat er op de faculteiten gebeurt, ligt de weg naar willekeur
breed open. En het zijn vooral minderheden die hiervan het slachtoffer dreigen te worden:
dwarsdenkers en competente rebellen die alternatieven zoeken voor methodologisch wankele
paradigmas; maar ook medewerkers met een gevoelig moreel kompas, die het aandurven om
leidinggevenden en bestuurders aan te spreken op mismanagement en daarom vaak als lastig en
niet loyaal worden beschouwd.

Zorg daarom voor een betere rechtsbescherming van het personeel, en los financile problemen op in
solidariteit met elkaar.

Les 3: Het huidige besturingsmodel lijdt onder een schrijnend gebrek aan zelfreinigend vermogen. Het
feit alleen al dat de FEB-reorganisatie nooit is gevalueerd, ondanks aanwijzingen van ernstige
bestuurlijke fouten, geeft de indruk dat de UvA het belangrijker vindt bestuurlijke fouten toe te
dekken dan er lessen uit te trekken.

Herstel daarom het zelfreinigend vermogen van de FEB. Zorg voor onbesproken leidinggevenden en
bestuurders. Dit impliceert onder andere dat bestuurders en leidinggevenden hun functie neerleggen
zodra er aanwijzingen zijn van onbehoorlijk bestuur waarvoor ze misschien niet persoonlijk, maar wel
functioneel verantwoordelijk zijn.

Evaluatie van de FEB-reorganisatie


Alsnog een evaluatie van de FEB-reorganisatie van 2011 is dus noodzakelijk. De FEB-reorganisatie
heeft 4.5 miljoen euro aan belastinggeld gekost. En een overheidsuitgave van 4.5 miljoen euro,
waarbij er duidelijke aanwijzingen zijn van ernstige managementfouten die tot een verschraling van
het onderzoek en onderwijs geleid hebben, dient gevalueerd te worden. En evalueer samen met de
docenten en de studenten het onderwijs op de FEB vr er top-down een onderwijshervorming
doorgedrukt wordt en onderzoek samen met hen hoe er meer academische diepgang en aandacht voor
pluralisme kan komen in het curriculum.

ASVA Studentenunie
Facultaire Studentenraad Economie en Bedrijfskunde
Rethinking Economics Nederland

Vous aimerez peut-être aussi