Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Woord vooraf
Dit werkdocument is tot stand gekomen onder leiding van Jean-Luc Leterme.
Het bevat lexicale oefeningen met betrekking tot deel 2 zakelijke woordenschat
- van Nederlands voor managers. Het heeft als doel de leerder van sociaal-
economische en financile termen gaandeweg vertrouwd te maken met een op het
eerste gezicht wirwar van woorden en begrippen.
De beste werkwijze bestaat erin eerst een bepaald onderwerp te bestuderen en pas
dan de oefeningen te maken.
Succes !
2
1 ALGEMEEN BEHEER
C. Vertaal
1. Le systme bancaire
2. Le monde des affaires
3. La socit immobilire
4. Nous organisons une journe portes ouvertes
5. L'analyse des cots et rendements
6. Le savoir-faire
7. L'augmentation de capital
8. La gestion de la production
9. Ils s'arrangent l'amiable
10. La politique de vente
11. L'analyse de cot et d'efficacit
12. Le consultant
3
Vul in
B. Vul in
1. ____ ______________is het geld dat je moet betalen om je te
verzekeren.
2. Door de brand in de woonkamer hebben we een ______________
[FR : dgts] van meer dan drieduizend euro.
3. Een overeenkomst die je verzekert tegen kosten als je naar de rechter moet,
heet een ______________ .
4. _____ hoeveel euro werd de schade na de storm geraamd (geschat) ?
5. Na het ongeluk werd de auto door de verzekeringsmaatschappij
______________ verklaard.
(Context : de auto was zo erg beschadigd (kapot) dat het te duur was om
hem te laten repareren)
6. Een document waarop staat dat je een verzekering hebt afgesloten, is een
______________
7. Die man had gelukkig een ______________verzekering. Toen hij stierf
kregen zijn vrouw en kinderen genoeg geld om verder te kunnen leven.
8. Het geld dat je krijgt als je schade hebt, is ____ ______________
(synoniem : ____ ______________ )
9. De meeste mensen __________ een verzekering ___________ tegen
kosten als er iets vervelends gebeurt terwijl ze op reis zijn. Zo'n verzekering
noemen we een _________verzekering.
7
1.5 Personeel
1.5.1 Werk en werkgelegenheid [Nederlands voor managers, p. 76
t/m 79]
A. Geef een synoniem
1. De arbeidsplaats
2. De werkstudent
3. We hebben geen baan (we zijn zonder baan, we zitten zonder baan) =
we _________________________________
4. De job
5. We dienen ons ontslag in = we ______________ ontslag
6. We worden ontslagen = we ______ _______________
7. De gehandicapte
8. De loonsverhoging
9. We nemen personeel aan = we ________________
14. Bij dat grote reisbureau zijn drie plaatsen niet bezet. Er zijn dus drie
____________ .
15. De persoon die solliciteert is een ______________ (man)
/________________(vrouw).
16. Graag solliciteer ik _____ de functie _________kwaliteitsmanager.
17. Ze heeft al dertig ______________brieven geschreven, maar nog
steeds heeft ze geen baan.
18. Een bedrijf dat werknemers voor korte tijd ergens laat werken, is een
______________ .
19. Voornaam, naam, geboortedatum, nationaliteit, adres enz. van iemand
zijn persoonlijke gegevens of _______________ .
20. Een ______________ is iemand die via een uitzendbureau werkt.
21. Een gesprek tussen iemand die op zoek is naar een baan (een
werk_______________, een ______________) en iemand die een
baan aanbiedt (een werk ______________ ), is een
__________________ .
22. Met een goed diploma (nog beter: met goede diploma's) heb je meer
kans op de _______________________ .
7. Een werknemer die geen arbeider, noch kader- of directielid is, is een
____________________ .
11. Hoe noem je het geld dat je iedere maand krijgt als je ergens werkt?
- ________________ of ____________________
B. Vertaal
1. Nous cherchons des travailleurs qualifis
2. Comment sont leurs conditions de travail?
3. Il y a encore trop daccidents de travail
4. La division du travail
5. Elle cherche un emploi temps partiel
6. Le prcompte professionnel
7. Les possibilits de promotion sont nombreuses
8. Beaucoup de gens cumulent
9. Je suis un cours ax sur la politique de management
10. L'horaire (grille de service)
11. L'entre en service de quelqu'un
12. Il ne lui a fallu que peu de temps pour bien connatre sa fonction
10
5. Die vrouw oefent een belangrijke functie uit bij ons bedrijf =
die vrouw __________ een belangrijke _________ bij onze
______________
7. Het loon
werktijden
10. In het oostelijke deel van Duitsland zijn veel mensen zonder werk =
in het oostelijke deel van Duitsland zijn veel mensen __________(1
woord)
1.7 Fabricage
A. Geef een synoniem
1. De capaciteit van een machine
2. Een degelijke computer = een computer ____ _________
____________
3. Het tijdschema
4. Een elektronische microscoop ineenzetten
= een elektronische microscoop ____________________
5. De fabriekswinkel = het __________punt van een fabriek
6. We produceren sportieve kleren
= we ____________ sportieve kleren
7. Het gebrek aan grondstoffen
= ____ ______________aan grondstoffen
8. Een afgewerkt product = een ______________ (1 woord)
9. De productielijn
10. De onderaannemer
11. De standaard = de norm = ____ ______________
2 HANDEL/KOPEN EN VERKOPEN
[Nederlands voor managers p. 92 t/m 97]
A. Geef een antoniem ((net tegen(over)gestelde))
1. De verkoper geeft 10% korting op deze scooter
<> de klant ________________ 10% korting op deze scooter
2. De grossier
3. De verkoop
4. De nettoprijs
5. Tegen contante betaling
6. Kopen
7. De invoerhandel
8. Het verlies
9. Stijgen (prijzen)
10. Eerlijke concurrentie <> _________________ concurrentie
C. Vul in
2. Als je niet doet wat er in een contract staat, ______ ____ je dat contract
niet _______ .
5. Een - meestal schriftelijk - voorstel voor een bedrag (geldsom) dat betaald
moet worden voor werk dat nog moet gebeuren of voor producten die nog
moeten worden geleverd, is een ______________ .
15. Meneer Maas heeft een talent voor verkopen. Hij is een geb___________
verkoper.
17. In dat land is het aanbod ______ tapijten stukken groter dan de vraag er
______________ (= veel groter dan)
15
18. Voor haar auto betaalt ze tot en met december 2008 nog elke maand 150
euro ______________ .
19. In de et__________ van die winkel liggen onder meer gouden en zilveren
juwelen.
23. Dit type televisie wordt niet meer verkocht. Het __________ niet meer in
de handel.
25. Bij contante betaling geven wij onze klanten 5% ___________ (reductie).
27. Dit bedrijf heeft een nieuw soort wasmiddel ____ de markt ____________ .
(= dit bedrijf is met een nieuw soort wasmiddel op de markt gekomen)
30. Hoeveel de verhuizing gaat kosten? Ik weet het niet precies. Ik _________
[= FR: value] de kosten _____ negenhonderd euro.
31. Garage XTC is bekend _____ zijn goede ________ [service aprs-vente].
Vertaal
1. Les ventes sont en-dessous des prvisions
2. Les frais de livraison augmentent
3. Le prix de revient a diminu
4. Le remboursement d'une dette
5. Ils soumissionnent pour ce projet
6. Le reu (la quittance)
7. Il y a un appel d'offres
8. Lventail de prix
9. Qui est renchrisseur (soumissionnaire)?
10. Voici une offre sans engagement
11. Lapprovisionnement en ptrole
12. Le prix convenu s'lve 5.000 euros
13. Ces marchandises se vendent bien
14. Les ventes sont au-dessus des prvisions
15. Nous obtenons une rduction (remise) pour cart de qualit
16. Ce sont des articles dfrachis
17. Ils rejettent notre rclamation fonde
18. Notre carnet de commandes est bien rempli
19. Nous en avons pour notre argent
20. Liquidation pour cause de dmnagement
21. Ils sont en pourparlers avec des japonais
22. Le manquement ses obligations
23. Le mandat de livraison
17
18