Vous êtes sur la page 1sur 18

1

Guy SIRJACOBS Jean-Paul CALLUT


Avec la participation de Jean-Luc LETERME et Gerda SONCK

NEDERLANDS VOOR MANAGERS


3e dition

Woord vooraf

Dit werkdocument is tot stand gekomen onder leiding van Jean-Luc Leterme.
Het bevat lexicale oefeningen met betrekking tot deel 2 zakelijke woordenschat
- van Nederlands voor managers. Het heeft als doel de leerder van sociaal-
economische en financile termen gaandeweg vertrouwd te maken met een op het
eerste gezicht wirwar van woorden en begrippen.

De beste werkwijze bestaat erin eerst een bepaald onderwerp te bestuderen en pas
dan de oefeningen te maken.

Bij de oefeningen wordt verwezen naar de paginas in Nederlands voor


managers.

Succes !
2

1 ALGEMEEN BEHEER

1.1 Algemeen [Nederlands voor managers, p. 61 t/m 64]

A. Geef een antoniem ((het tegen(over)gestelde)) op

1. De prijsverhoging van een artikel <> de_______________ van een


artikel.
2. We keuren dit plan goed <> we keuren dit plan _____________ .
3. De productie van cds verminderen <> de productie van cd's
___________.
4. De pull-strategie <> de ______________ .
5. Ze maken een afspraak <> z e _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ een afspraak.

B. Maak de volgende zinnen af


1. Ruim (iets meer dan) dertig jaar geleden is hij in zaken ___________ .
Nu denkt hij erover zich uit de zaken _________te __________ .
2. Als je weinig verbruikt of weinig uitgeeft, ben je ________________
(economisch).
3. In dit farmaceutisch laboratorium ______________ (synoniem van
doen) ze onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen (medicijnen) tegen
kanker.
4. We zouden vanavond met Olivia naar de bioscoop gaan, maar die belde
ons net op om de afspraak ____ te _______________ (te annuleren).
5. Deze hypermoderne winkel verkoopt jammer genoeg veel te weinig. De
winkelier is van plan hem volgend jaar _______ te
__________________ [FR : liquider].
6. Een bedrijf dat gebouwen laat bouwen om te verkopen of verhuren,
is een _____________________ .
7. Ze heeft het steeds erg druk op haar werk. Ze heeft een eigen
__________ (bedrijf of onderneming) en heeft een werkweek van 50
uur.
8. Hij zocht een nieuwe baan (job), omdat hij een nieuwe
________________ [FR : dfi] wilde.
9. De mate waarin de fabriek productief is, moet omhoog (= moet
stijgen).
Anders gezegd : ____ _______________ van de fabriek moet omhoog.
10. Met die mensen willen we geen zaken meer ______________, want ze
zijn onbetrouwbaar.
11. De nieuwe functie is interessant maar houdt ook veel risico's in.
Wie van jullie neemt de uitdaging ______________ ?
12. De lonen (salarissen) in het ______________leven zijn vaak (dikwijls)
hoger dan die van ambtenaren [FR : fonctionnaires].
13. Als je de rector wilt spreken, moet je eerst een afspraak ___________ .

C. Vertaal
1. Le systme bancaire
2. Le monde des affaires
3. La socit immobilire
4. Nous organisons une journe portes ouvertes
5. L'analyse des cots et rendements
6. Le savoir-faire
7. L'augmentation de capital
8. La gestion de la production
9. Ils s'arrangent l'amiable
10. La politique de vente
11. L'analyse de cot et d'efficacit
12. Le consultant
3

D. Geef een synoniem


1. De research = _____ ______________
2. De prijsverlaging van elektriciteit = ___ __________van elektriciteit
3. De specialistische kennis = _____ _______________
4. Een zaak definitief sluiten = een zaak ____________(1 woord)
5. De efficintie = ____ _______________
6. Het bedrijfsleven = ____ ______________
7. De prijsverhoging van de benzine = ____ _______________
van de benzine
8. De kapitaalverhoging
9. Een spaarlamp is economischer dan een gewone lamp =
een spaarlamp is _______________ dan een gewone lamp
10. Het rapport (een stuk papier met belangrijke informatie over een
bepaald onderwerp) = ____ _______________
4

1.2 Oprichting en organisatie van een onderneming [Nederlands voor


managers, p. 65 t/m 71]

Vul in

1. Een _______________ is een zr grote onderneming die in verschillende


landen gevestigd is.
2. Begin vorig jaar zijn de twee computerbedrijven _______________
(= samengegaan, samengesmolten).
3. lemand met wie je bij een organisatie of een bedrijf aan dezelfde taak
werkt, is een ______________ (man)/een _____________ (vrouw).
4. Ze maken deel uit van een leuk team (een groep mensen die met elkaar
aan dezelfde taak werken), maar het is geen _______________ [FR :
unit].
5. Iemand die een bedrijf heeft dat hij/zij leidt (runt), is een onder________
6. ____________ welke functie is hij vorige week benoemd ?
Hij is toen _________ burgemeester van Oostende benoemd.
7. Mag ik je vragen of je aandelen _______________(hebt) ? Met andere
woorden : ben je _______________ (man)/_______________ (vrouw)?
8. De notaris is nu een akte aan het _______________ [FR : rdiger].
9. Bij dit middelgrote transportbedrijf werken veel jonge kader__________.
10. Een afdeling van bijvoorbeeld een winkel op een andere plaats dan
waar de belangrijkste winkel zich bevindt, is een ______________ .
11. Onze onderneming wil een aandeel van 10% verw__________ in een
nieuwe luchtvaartmaatschappij [FR : compagnie arienne].
12. Een groot bedrijf dat uit meerdere (= verscheidene) bedrijven bestaat, is
een _______________ .
13. Een bedrijf dat de aandelen heeft van een of meer bedrijven noemen we
een _______________ .
B. Vertaal wat hierna volgt
1. Le grant (l'exploitant)
2. Le sige social d'une socit
3. L'OPA
4. L'usine
5. La responsabilit limite
6. L'administrateur dlgu
7. La SPRL
8. L'association sans but lucratif
9. La socit : 9.1 (sens sociologique)
9.2 (sens juridique)
9.3 (synonyme d'entreprise)
5

C. Geef een synoniem


1. De onderneming
2. De holding
3. Het organigram
4. De dochteronderneming
5. De kleine ondernemingen (B) = _______________ (NL)
6. Fuseren = _______________ (B)
7. De kleine en middelgrote ondernemingen (B) =
_______________ en _______________ (NL)
8. Openbaar
9. Een goedlopend bedrijf = een _______________ bedrijf

D. Geef een antoniem ((het tegen(over)gestelde)) op

1. Lagere kaderleden <> ______________ kaderleden

2. Onze firma heeft in zulke gevallen beperkte aansprakelijkheid <>

Onze firma heeft in zulke gevallen ______________ aansprakelijkheid

3. De productie verhogen <> de productie ______________

4. Een winstgevende onderneming <> een ______________onderneming

5. Een goedlopend bedrijf <> een ______________ bedrijf

6. Openbaar (publiek) <> ______________ (persoonlijk)


6

1.3 Rechtsaangelegenheden [Nederlands voor


managers, p. 72 t/m 73]

A. Vul het werkwoord in

1. een wet opvolgen of n______________


2. De rechter heeft hem schuldig v______________ .
3. Het reglement v______________ daar niet in.
4. een geding a______________ tegen
5. Ze hebben besloten naar de rechter te gaan of te s______________ .
6. Een patent n______________ op een uitvinding
7. op de naleving van een reglement t______________
8. elke verantwoordelijkheid a______________
9. ze hebben een klacht i______________ tegen de winkelier.

1.4 Verzekeringen [Nederlands voor managers, p. 74/75]


A. Vertaal wat hierna volgt
1. Nous rclamons des dommages et intrts pour les dgts causs par l'eau.
2. Ce risque n'est pas couvert par la police.
3. Ils valuent le sinistre 100.000 euros.
4. Quelle est l'chance de la police ?
5. Je cherche les conditions particulires.
6. Quand le sinistre sera-t-il rgl ?
7. Samedi dernier, il a fait une perte totale.

B. Vul in
1. ____ ______________is het geld dat je moet betalen om je te
verzekeren.
2. Door de brand in de woonkamer hebben we een ______________
[FR : dgts] van meer dan drieduizend euro.
3. Een overeenkomst die je verzekert tegen kosten als je naar de rechter moet,
heet een ______________ .
4. _____ hoeveel euro werd de schade na de storm geraamd (geschat) ?
5. Na het ongeluk werd de auto door de verzekeringsmaatschappij
______________ verklaard.
(Context : de auto was zo erg beschadigd (kapot) dat het te duur was om
hem te laten repareren)
6. Een document waarop staat dat je een verzekering hebt afgesloten, is een
______________
7. Die man had gelukkig een ______________verzekering. Toen hij stierf
kregen zijn vrouw en kinderen genoeg geld om verder te kunnen leven.
8. Het geld dat je krijgt als je schade hebt, is ____ ______________
(synoniem : ____ ______________ )
9. De meeste mensen __________ een verzekering ___________ tegen
kosten als er iets vervelends gebeurt terwijl ze op reis zijn. Zo'n verzekering
noemen we een _________verzekering.
7

1.5 Personeel
1.5.1 Werk en werkgelegenheid [Nederlands voor managers, p. 76
t/m 79]
A. Geef een synoniem

1. De arbeidsplaats
2. De werkstudent
3. We hebben geen baan (we zijn zonder baan, we zitten zonder baan) =
we _________________________________
4. De job
5. We dienen ons ontslag in = we ______________ ontslag
6. We worden ontslagen = we ______ _______________
7. De gehandicapte
8. De loonsverhoging
9. We nemen personeel aan = we ________________

B. Geef een antoniem ((het tegen(over)gestelde)) op van :


1. De werkgever <>
2. Ze nemen personeel aan <> ze ______________
3. Loonsverhoging <> loons______________
4. Werkloos zijn <>

C. Maak de volgende zinnen af:


1. Deze maand zijn er in ons land 2.000 werklozen bijgekomen. _____
_______________ is dus toegenomen (gestegen, gegroeid).
2. Groei van de economie is volgens sommige economen (economisten)
een goede manier om werk______________ te scheppen (creren).
3. Een werkloze die op zoek is naar een baan is een _________________
.
4. In een periode van (economische) recessie is het moeilijk een baan te
vinden. Er is betrekkelijk (relatief) weinig werk______________ .
5. De c_____________ a___________o_________________, de cao,
is een overeenkomst, een contract tussen vakbonden en werkgevers
over loon, vrije dagen enz.
6. ______ welke leeftijd wil je graag ______ pensioen gaan?
7. De officile pensioenleeftijd is 65. In veel gevallen kun je eerder
(vroeger) ________________ vragen (aanvragen).
8. Door loons______________ verdienen we dit jaar minder dan vorig jaar.
9. Ik ga weg bij het bedrijf waar ik nu werk, ik heb mijn ontslag
______________. Ik heb ontslag ______________ .
10. De uitkering die je iedere maand van de overheid krijgt omdat je geen
werk hebt, heet _______________ .
11. Doordat er te weinig werk is in de textielfabriek, hebben vijfhonderd
arbeiders ontslag _______________ .
12. Voor heel gespecialiseerd werk is het moeilijk om personeel te
v__________; de directie blijft z______________ .
13. Ten gevolge van de automatisering heeft de directie een deel van het
oudere personeel laten _______________ . (Context: Die mensen
werden uit hun baan ontslagen en kregen -vervroegd- pensioen)
8

14. Bij dat grote reisbureau zijn drie plaatsen niet bezet. Er zijn dus drie
____________ .
15. De persoon die solliciteert is een ______________ (man)
/________________(vrouw).
16. Graag solliciteer ik _____ de functie _________kwaliteitsmanager.
17. Ze heeft al dertig ______________brieven geschreven, maar nog
steeds heeft ze geen baan.
18. Een bedrijf dat werknemers voor korte tijd ergens laat werken, is een
______________ .
19. Voornaam, naam, geboortedatum, nationaliteit, adres enz. van iemand
zijn persoonlijke gegevens of _______________ .
20. Een ______________ is iemand die via een uitzendbureau werkt.
21. Een gesprek tussen iemand die op zoek is naar een baan (een
werk_______________, een ______________) en iemand die een
baan aanbiedt (een werk ______________ ), is een
__________________ .
22. Met een goed diploma (nog beter: met goede diploma's) heb je meer
kans op de _______________________ .

D. Vertaal wat hierna volgt


1. Nous engageons du personnel
2. Cette socit (entreprise) a d rduire son personnel
3. Il y a une pnurie de main-d'uvre
4. La rupture du contrat de travail
5. La prretraite
6. Ils ne respectent pas le dlai de pravis
7. L'effectif en personnel (les effectifs)
8. Nous vous engageons l'essai
9. L'ONSS(B)
10. LONEM(B)
11. Ce couple a trois enfants charge
12. Ils touchent des prestations de chmage
13. Le salari
14. L'employeur
15. L'allocation de chmage
16. Le demandeur d'emploi
17. Le candidat ( un emploi)
18. Lindemnit de pravis
19. Le march de l'emploi
20. Lintrimaire
9

1.5.2 Opleiding en werkomstandigheden


[Nederlands voor managers p. 80 t/m 86]
A. Vul in
1. Mijn werktijden zijn van negen uur tot vijf uur. Ik heb geregelde of
______________ werktijden.
2. Toen er een machine defect was, moest het werk worden
_______________ [FR : arrt].
3. De looneisen die hij voor deze functie ______________, zijn
overdreven.
4. Elk van de dagen van maandag tot en met vrijdag is normaliter (meestal,
gewoonlijk) een ________________ .
5. Met een periode waarin je niet hoeft te werken, bedoelen we ________
6. In de meubelfabriek werd hij eerst vaak ziek en uiteindelijk
__________________ [FR : en incapacit de travail].

7. Een werknemer die geen arbeider, noch kader- of directielid is, is een
____________________ .

8. Een zelfstandige is iemand die voor ________________ [FR : son

propre compte] werkt.

9. Een k______________ is een goedkoop restaurant of goedkope

cafetaria bij bijvoorbeeld een bedrijf.

10. _____ __________________ is een bedrag dat ouders iedere maand

van de overheid krijgen per kind.

11. Hoe noem je het geld dat je iedere maand krijgt als je ergens werkt?

- ________________ of ____________________

B. Vertaal
1. Nous cherchons des travailleurs qualifis
2. Comment sont leurs conditions de travail?
3. Il y a encore trop daccidents de travail
4. La division du travail
5. Elle cherche un emploi temps partiel
6. Le prcompte professionnel
7. Les possibilits de promotion sont nombreuses
8. Beaucoup de gens cumulent
9. Je suis un cours ax sur la politique de management
10. L'horaire (grille de service)
11. L'entre en service de quelqu'un
12. Il ne lui a fallu que peu de temps pour bien connatre sa fonction
10

13. Les allocations familiales augmentent un peu


14. Le contrat d'apprentissage
15. La revendication salariale
16. Le barme des salaires
17. L'interruption de carrire
18. Nous sommes employs par cette socit
19. L'agitation sociale paralyse la vie conomique
20. Ils demandent une augmentation (de salaire)
21. Nous consultons les syndicats sur les horaires flexibles
22. Les frais de dplacement
23. Il y a un piquet de grve devant l'usine
24. Elle n'a pas encore reu son pcule de vacances
25. Etes-vous membre d'un syndicat?
26. Les avantages extralgaux
27. Le dbrayage
28. Il est en cong de maladie
29. Elle est en cong de maternit
30. Je veux m'tablir mon compte

C. Geef een antoniem ((het tegen(over)gestelde)) op van


1. De vermindering van de waarde van een huis
<> de _______________ van de waarde van een huis
2. Het voordeel <> Het ________________
3. De werknemer <> De ________________
4. In het weekend hebben we _______________ (hoeven we niet te
werken, werken we niet)
<> door de week (van maandag tot en met vrijdag) hebben we
___________ (werken we, moeten we werken)

5. De rust <> ____ _______________


6. Hoeveel studenten zijn er ____nwezig? <> hoeveel zijn er
____wezig?
7. Arbeiders en bedienden moeten inklokken <> arbeiders en bedienden
moeten ______________
8. Het nettosalaris <> het __________s alaris
9. De deeltijdbaan <> d e _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ baan

D. Geef een synoniem


1. De promotie (de situatie dat je een hogere functie in je werk krijgt)
2. De arbeid
3. het arbeidsverzuim
4. De carrire
11

5. Die vrouw oefent een belangrijke functie uit bij ons bedrijf =
die vrouw __________ een belangrijke _________ bij onze
______________

6. Zijn broer is in dienst bij een grote supermarkt

= zijn broer ______________ (1 woord) bij een grote supermarkt

7. Het loon

8. De loonschaal = ____ __________schaal

9. Ze hebben flexibele werktijden = ze hebben ______________

werktijden

10. In het oostelijke deel van Duitsland zijn veel mensen zonder werk =
in het oostelijke deel van Duitsland zijn veel mensen __________(1
woord)

1.7 Fabricage
A. Geef een synoniem
1. De capaciteit van een machine
2. Een degelijke computer = een computer ____ _________
____________
3. Het tijdschema
4. Een elektronische microscoop ineenzetten
= een elektronische microscoop ____________________
5. De fabriekswinkel = het __________punt van een fabriek
6. We produceren sportieve kleren
= we ____________ sportieve kleren
7. Het gebrek aan grondstoffen
= ____ ______________aan grondstoffen
8. Een afgewerkt product = een ______________ (1 woord)
9. De productielijn
10. De onderaannemer
11. De standaard = de norm = ____ ______________

Geef een antoniem ((het tegen(over)gestelde))


1. Het brutogewicht
2. Het gebrek aan arbeidskrachten
<> Het ______________ aan arbeidskrachten
3. Een product van hoge kwaliteit
<> Een product van ______________ kwaliteit
12

Vertaal wat hierna volgt

1. Depuis quinze ans, nous assemblons des camions


2. Ils ont confi les travaux d'imprimerie un sous-traitant
3. Voici un article de qualit suprieure. Qu'en pensez-vous?
4. Le composant
5. Le produit driv
6. Le dfaut de fabrication
7. Les produits manufacturs
8. L'article semi-fini
9. La sous-traitance
10. La pice dtache
11. Un lot de marchandises
12. L'image de marque du produit
13. La conception (esthtique) du produit
14. Nous offrons une qualit courante
15. Il nous faudrait dix exemplaires
16. La pice de rebut
17. Le magasin d'usine

D. Maak de volgende zinnen af:


1. Dat automerk is trendy (erg modern), maar jammer genoeg niet erg
d______ . (maar jammer genoeg van niet erg goede kwaliteit)
2. Door ____ ______________ [FR : l'excdent] ________ koffie zijn
de prijzen gedaald (omlaag gegaan).
3. Aardolie [FR : ptrole] is de belangrijkste __________stof voor benzine
[FR: essence], diesel en andere olieproducten.
4. Door het vermeende [FR : soi-disant] gebrek __________ aardolie zijn
de olieprijzen weer flink gestegen (omhoog gegaan).
5. Een _______________ is een bedrijf waar producten met machines
worden gefabriceerd.
6. In Belgi staan op de ______________ van sigaretten twee teksten in de
drie officile landstalen. Een waarschuwende en een adviserende tekst.
'Roken is dodelijk' en Zoek hulp om te stoppen met roken: raadpleeg uw
arts of apotheker.
7. Een vaste naam of een vast teken waaraan men de producten van een bedrijf
herkent, is een ______________
8. In fabrieken werken arbeiders vaak ___ de lopende ______________
9. Bij dit transportbedrijf doen ze zelf ____ __________ [FR : l'entretien]
van de vrachtwagens.
10. In een raffinaderij wordt aardolie _________ ___________ bijvoorbeeld
benzine.
11. De oliemaatschappij heeft geen toestemming [FR : autorisation] gekregen
om hier _________ olie te ______________ [forer].
13

2 HANDEL/KOPEN EN VERKOPEN
[Nederlands voor managers p. 92 t/m 97]
A. Geef een antoniem ((net tegen(over)gestelde))
1. De verkoper geeft 10% korting op deze scooter
<> de klant ________________ 10% korting op deze scooter
2. De grossier
3. De verkoop
4. De nettoprijs
5. Tegen contante betaling
6. Kopen
7. De invoerhandel
8. Het verlies
9. Stijgen (prijzen)
10. Eerlijke concurrentie <> _________________ concurrentie

B. Geef een synoniem van de onderstreepte woorden


1. Het bedrijf gaat zijn magnetrons (NL) / microgolfovens (B) in het
buitenland afzetten
2. Staat u korting toe ?
3. Goederen afwijzen
4. De opruiming (in de betekenis van : periode waarin artikelen voor
een lagere prijs verkocht worden)
5. De afzet van dvd-spelers
6. (in een gesprek) Afgesproken !
7. Wat zijn consumptiegoederen?
8. De etalage = het ______________
9. We trekken deze bestelling in
10. De grossier
11. Het aantal klanten van een winkel noemen we de __________
12. De detaillist
13. De koop van een woning
14. Hij betaalt zijn auto af
15. De afzet van koelkasten (ijskasten) blijft stijgen
16. concurrerende prijzen
17. Producten
18. De klant
19. Het product dat tijdelijk goedkoper is = ____ ______________
14

C. Vul in

1. De artikelen en diensten die aangeboden worden, noemen we kortweg


(kort gezegd) ____ ______________ .

2. Als je niet doet wat er in een contract staat, ______ ____ je dat contract
niet _______ .

3. Belgi heeft verleden jaar met Nederland een contract _____________


voor de levering van aardgas [FR : gaz naturel].

4. De kleine winkels ond__________ veel concurrentie van de supermarkten.

5. Een - meestal schriftelijk - voorstel voor een bedrag (geldsom) dat betaald
moet worden voor werk dat nog moet gebeuren of voor producten die nog
moeten worden geleverd, is een ______________ .

6. We willen voor onze universiteit nieuwe kantoormeubels kopen. We hebben


aan meubelfabriek XYZ een ______________ gevraagd.

7. Die mensen bi____________ 550.000 euro voor de prachtige villa aan de


oever van de rivier.

8. Wij adviseren u om uw bestellingen nog deze maand te ______________ .

9. Door de sterke internationale con__________ zijn een aantal prijzen met


twee procent gedaald.

10. Voor zijn werk bezoekt hij regelmatig ______________, d.w.z.


tentoonstellingen (exposities) waar bedrijven en organisaties hun
'producten' laten zien.

11. Om met het buitenland te kunnen conc__________, moeten onze producten


onder meer conc__________ prijzen hebben.

12. Duurzame ______________goederen (verbruiksgoederen) zijn


bijvoorbeeld wasmachines.

13. De K__________ van _________handel is een instelling (organisatie) die


de belangen van de handel en de industrie verdedigt.

14. Door op de vis _____ te _____________ [FR : en marchandant]


hoefden we maar 80% van de prijs te betalen.

15. Meneer Maas heeft een talent voor verkopen. Hij is een geb___________
verkoper.

16. Attentie! Beste klanten, vandaag zijn de tomaten ____ ____


___________ (voor een lagere prijs verkrijgbaar) = [FR : en
promotion] Profiteer ervan!

17. In dat land is het aanbod ______ tapijten stukken groter dan de vraag er
______________ (= veel groter dan)
15

18. Voor haar auto betaalt ze tot en met december 2008 nog elke maand 150
euro ______________ .

19. In de et__________ van die winkel liggen onder meer gouden en zilveren
juwelen.

20. Philips __________ ons een offerte _______ audiovisuele apparatuur.

21. Een vennootschap is een overeenkomst (akkoord) tussen personen om


handel te _____________ .

22. (Context: een groentemarkt) De __________waar ligt op lange tafels


uit________________ (= getaleerd).

23. Dit type televisie wordt niet meer verkocht. Het __________ niet meer in
de handel.

24. Begin juli zijn er in veel winkels k__________ te vinden. (= artikelen


waarvan de prijs tijdelijk verlaagd is)

25. Bij contante betaling geven wij onze klanten 5% ___________ (reductie).

26. De __________prijs is de prijs die het kost om iets te maken.

27. Dit bedrijf heeft een nieuw soort wasmiddel ____ de markt ____________ .
(= dit bedrijf is met een nieuw soort wasmiddel op de markt gekomen)

28. Wij r______________ __________. (= artikelen tijdelijk voor een lagere


prijs verkopen)

29. (Een medewerker vraagt) - Jos, hoe __________ is dat computerspelletje?


- Ik heb de prijs ______________ (= vastgesteld) op honderd euro.

30. Hoeveel de verhuizing gaat kosten? Ik weet het niet precies. Ik _________
[= FR: value] de kosten _____ negenhonderd euro.

31. Garage XTC is bekend _____ zijn goede ________ [service aprs-vente].

32. Voor ___ ______________ [Fr : le comptoir] in de bakkerij staat op


zondagmorgen telkens (elke keer) een lange rij mensen.

33. Via reclame hoopt de producent de __________koop van zijn artikelen te


b_______________ (verbeteren).

34. (Context: een klant tegen de winkelier)

- Ik _________ graag de vaas kopen die in de etalage voorin


______ .

- Een ogenblikje, alstublieft.


35. Voor alle artikelen ____ de __________ [Fr : solds] betaal je
een derde minder.
16

Vertaal
1. Les ventes sont en-dessous des prvisions
2. Les frais de livraison augmentent
3. Le prix de revient a diminu
4. Le remboursement d'une dette
5. Ils soumissionnent pour ce projet
6. Le reu (la quittance)
7. Il y a un appel d'offres
8. Lventail de prix
9. Qui est renchrisseur (soumissionnaire)?
10. Voici une offre sans engagement
11. Lapprovisionnement en ptrole
12. Le prix convenu s'lve 5.000 euros
13. Ces marchandises se vendent bien
14. Les ventes sont au-dessus des prvisions
15. Nous obtenons une rduction (remise) pour cart de qualit
16. Ce sont des articles dfrachis
17. Ils rejettent notre rclamation fonde
18. Notre carnet de commandes est bien rempli
19. Nous en avons pour notre argent
20. Liquidation pour cause de dmnagement
21. Ils sont en pourparlers avec des japonais
22. Le manquement ses obligations
23. Le mandat de livraison
17
18

Vous aimerez peut-être aussi