Vous êtes sur la page 1sur 48

Technische beschrijving

Reserveonderdelenlijst
Reparatiehandleiding
V o e r t u i g v e r w a r m i n g e n | T e c h n i s c h e doc u m e n tat i e NL

Inbouwvoorstel
T ech ni sche be schrijving
H ydroni c II Comfort

De technische beschrijving, inbouw-, bedienings- en onder


houdsaanwijzing is geldig voor onderstaande, motor
onafhankelijke waterverwarmingen:

verwarmingen voor viertaktmotoren (benzinemotoren)


B 5 SC 12 V 20 1928 05 00 00

verwarmingen voor diesel


D 5 SC 12 V 25 2598 05 00 00

A WORLD OF COMFORT
2 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

I nh oud

Hoofdstuk Naam hoofdstuk Inhoud hoofdstuk Pagina

1 Inleiding Doel van deze documentatie 5


Speciale schrijfwijzen, weergaven en pictogrammen 6
Bijzondere schrijfwijzen en weergaven 6
Pictogrammen 6
Belangrijke informatie voor de aanvang van werkzaamheden 6
Toepassingsgebied van de verwarming 6
Doel van de verwarming (door middel van de voertuigeigen warmtewisselaar) 6
Wettelijke voorschriften 7
Algemene voorschriften 7
Voorschriften voor het inbouwen in het voer- of vaartuig 7
Gevaren- en veiligheidsaanwijzingen voor de inbouw en de werking 8
Bescherming tegen ongevallen 9

2 Productinformatie Bestelnr. en leveringsomvang 10


Benzineverwarming 10
Dieselverwarming 10
Leveringsomvang verwarming en inbouwset 11
Hoofdafmetingen benzineverwarming 14
Hoofdafmetingen dieselverwarming 14
Inbouwplaats 15
Inbouwvoorbeeld: Benzineverwarming in een personenwagen 15
Inbouwvoorbeeld: Dieselverwraming in een bestelauto 15
Toelaatbare inbouwposities 16
Inbouwpositie verwarming staand/verticaal 16
Inbouwpositie verwarming staand/liggend 16

3 Inbouw Montage en bevestiging verwarming 17


Typeplaatje 17
De zekeringhouder en de relaisfitting bevestigen 18
Aansluiting op het koelvloeistofcircuit 18
Montage afsluitelement 19
Aansluiting op het koelvloeistofcircuit, inbouwvariant Inline 19
Aansluiting op het koelvloeistofcircuit, inbouwvariant Comfort 19
Uitlaatsysteem 21
Uitlaatsysteem monteren 22
Houder op de uitlaatgeluiddemper bevestigen 22
Verbrandingsluchttoevoer 23
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 3

I nh oud

Brandstofvoorziening 24
Doseerpomp monteren (alleen bij benzineverwarming) en brandstofleidingen verleggen 24
Brandstofvoorziening benzineverwarming 25
Inbouwpositie van de doseerpomp 26
Toelaatbare zuig- en drukhoogten van de doseerpomp 26
Brandstofvoorziening dieselverwarming met voordrukbestendige doseerpomp tot 2,0 bar 27
Brandstofvoorziening dieselverwarming 28
Toegestane aanzuig- en drukhoogte dieselbrandstof 28
Brandstofkwaliteit voor benzineverwarming 29
Brandstofkwaliteit voor dieselverwarming 29
Gebruik met biodiesel 29

4 Bedrijf en functie Gebruiksaanwijzing 30


Belangrijke aanwijzingen voor het gebruik 30
Eerste ingebruikname van de verwarming 30
Veiligheidscontrole voor de start doorvoeren 30
Voor het inschakelen 30
Standventileren 30
Functiebeschrijving 30
Inschakelen (standverwarmen) 30
Standverwarmen 30
Verwarmen 30
Verwarmen op grote hoogten 30
Stuur- en beveiligingsvoorzieningen 31
Nooduitschakeling NOODSTOP 31

5 Elektrische aansluiting Bekabeling van de verwarming 32


Onderdelenlijst voor elektrisch schema verwarming en kabelboom 32
Schakelschema benzineverwarming 33
Schakelschema kabelboom benzineverwarming 34
Schakelschema dieselverwarming 35
Schakelschema kabelboom dieselverwarming 36
Aansluitschema bijverwarmen-functie 37
Schakelschema bedieningselement EasyStart Timer 38
Schakelschema bedieningselement EasyStart Remote+ 39
Schakelschema bedieningselement EasyStart Remote 40
Schakelschema bedieningselement EasyStart Select 41
Schakelschema bedieningselement EasyStart Call 42
4 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

I nh oud

6 Storing/Onderhoud/Service Bij storingen de volgende punten controleren 43


Verhelpen van storingen 43
Onderhoudsaanwijzingen 43
Service 43

7 Milieu Certificering 44
Afvoeren van oude materialen 44
Afvoeren van oude materialen 44
Uit elkaar halen van de verwarming 44
Verpakking 44
EG-verklaring van overeenstemming 44

8 Index Trefwoordenregister 45
Afkortingenindex 46
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 5

1 Inlei di ng

Doel van deze documentatie

Deze documentatie heeft als doel de inbouwwerkplaats bij de inbouw


van de verwarming te ondersteunen en de gebruiker alle belangrijke
informatie over de verwarming te geven.
Om de diverse informaties snel te kunnen vinden is in hoofdstuk 8 een
index weergegeven.

1 Inleiding
Hier vindt u belangrijke, inleidende informatie voor de inbouw van
de verwarming alsook over de opbouw van deze documentatie.

2 Productinformatie
Hier vindt u informatie betreffende de leveringsomvang, de techni-
sche gegevens en de afmetingen van de verwarming.

3 Inbouw
Hier vindt u belangrijke informatie en aanwijzingen die van belang
zijn bij de inbouw van de verwarming.

4 Bedrijf en functie
Hier vindt u informatie voor het bedrijf en de functie van de
verwarming.

5 Elektrische aansluiting
Hier vindt u informatie over de elektrische aansluitingen en com-
ponenten van de verwarming.

6 Storing/Onderhoud/Service
Hier vindt u informatie bij eventueel optredende storingen, het
onderhoud en telefoon/faxnummer voor service.

7 Milieu
Hier vindt u informatie over de certificering, afvoer van oude
materialen en de EG-verklaring van overeenstemming.

8 Index
Hier vindt u het trefwoordenregister en de afkortingenindex.
6 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

1 Inlei di ng

Speciale schrijfwijzen, weergaven en pictogrammen Belangrijke informatie voor de aanvang van werkzaamheden

In deze aanwijzing worden verschillende onderwerpen door bijzondere Toepassingsgebied van de verwarming
schrijfwijzen en pictogrammen weergegeven. Betekenissen en overeen- De motoronafhankelijke waterverwarming kan met inachtneming van
komstig handelen kunt u uit de volgende voorbeelden halen. het verwarmingsvermogen in de volgende voer- en vaartuigen worden
ingebouwd:
Bijzondere schrijfwijzen en weergaven
Allerlei soorten vrachtwagens
Deze punt () geeft een opsomming aan, welke door een titel ingeleid
Bouwmachines
wordt.
Arbeidsmachines in de agrarische sector
Volgt na een punt een ingesprongen streep (), valt deze opsom-
Boten, schepen en jachten
ming onder het onderwerp van de zwarte punt.

Onderstreeptre blauwe tekst geeft een koppeling aan, die in het PDF- Opletten a.u.b.!
bestand kan worden aangeklikt. Daarop wordt de in de tekst genoemde De inbouw van de verwarming in voertuigen, welke voor het vervoer
plaats in het document weergegeven. van gevaarlijke stoffen ingezet worden volgens ADR, is niet toegestaan.

Pictogrammen
Doel van de verwarming (door middel van de voertuigeigen
Voorschrift! warmtewisselaar)
Deze aanwijzing verwijst naar een wettelijk voorschrift. Voorverwarmen, ruiten ontdooien
Wordt dit voorschrift niet in acht genomen, voert dit tot vervallen van Verwarmen en warm houden van:
de typegoedkeuring van de verwarming en tot uitsluiting van garantie Voertuig- resp. bouwmachinecabines
en aansprakelijkheid van de zijde van de firma J. Eberspcher Climate Vrachtruimten
Control Systems GmbH & Co. KG. Scheepscabines
Personen- en manschappentransportruimten
Gevaar! Voertuigmotoren en aggregaten
Deze aanwijzing verwijst naar een dreigend gevaar voor lichaam en ge-
Op basis van hun opbouw en functionele doel zijn de verwarmingen niet
zondheid. Wordt deze aanwijzing niet in acht genomen, kan lichamelijk
toegestaan voor de volgende toepassingen:
letsel of dood het gevolg zijn.
Deze pijl verwijst naar de dienovereenkomstige voorzorgsmaatre- Langdurige permanente werking, bijv. voor het voorverwarmen en
gelen om het het gevaar te kunnen voorkomen. verwarmen van:
Woonruimten

Let op! Garages


Deze aanwijzing verwijst naar een gevaarlijke situatie voor een persoon Werkplaatsbarakken, weekendhuizen en blokhutten
en/of het product. Wordt deze aanwijzing niet in acht genomen, kan Woonboten e.a.
lichamelijk letsel en/of schade aan materiaal het gevolg zijn.
Let op!
Deze pijl verwijst naar de dienovereenkomstige voorzorgsmaatre-
Als de verwarming op een andere wijze wordt gebruik dan door de
gelen om het het gevaar te kunnen voorkomen.
fabrikant is aangegeven, kan dat aanmerkelijke lichamelijk letsel en
schade aan het apparaat en andere materile goederen veroorzaken.
Opletten a.u.b.! De verwarming mag uitsluitend voor het aangegeven doel en in het
Deze aanwijzing geeft een aanbeveling en nuttige tips voor het gebruik, toegestane toepassingsgebied worden gebruikt.
inbouw en reparatie van de verwarming.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 7

1 Inlei di ng

Wettelijke voorschriften Bij de plaatsing van de verwarming dienen alle redelijkerwijze te


verwachten voorzorgen te worden genomen, zodat de kans op
Het Duitse Ministerie van Verkeer (Kraftfahrt-Bundesamt) heeft voor de
letsel of beschadiging van eigendommen tot een minimum wordt
inbouw van de verwarming in motorvoertuigen goedkeuring verleend
beperkt.
voor een component conform ECE-R122 en ECE-R10 met onderstaande
officile typegoedkeuringstekens, vermeld op het typeplaatje van de Brandstoftoevoer
verwarmingen. De vulopening mag niet in de passagiersruimte worden aange-
bracht en moet van een doeltreffende dop worden voorzien, om
Type verwarming: ECE-typegoedkeuring
het morsen van brandstof te voorkomen.
Hydronic II 122 R 000275 In geval van een vloeibare-brandstof verwarming, met een van de
10 R 045886 brandstoftoevoer van het voertuig onafhankelijk brandstofreservoir,
moet duidelijk worden aangegeven welk type brandstof gebruikt
Voorschrift! moet worden en waar de vulopening van de brandstoftank zit.
Uittreksel van de ECE-richtlijn nr. 122 van het Europese Bij de vulopening moet de aanwijzing worden aangebracht dat
Parlement en de Raad de verwarming moet worden uitgeschakeld voordat er brandstof
wordt bijgevuld.

Algemene voorschriften Uitlaatsysteem


Aanduiding bedrijfstoestand De uitlaat moet zo worden geplaatst dat er via de ventilatievoor-
Een duidelijk zichtbare verklikkerinrichting in het gezichtsveld van zieningen, luchtinlaten of open ramen geen uitlaatgassen in het
de bediener moet aangeven wanneer het verwarmingssysteem op voertuig binnen kunnen komen.
brandstof is in- of uitgeschakeld. Verbrandingsluchttoevoer
De lucht voor de verbrandingskamer van de verwarming mag niet
Voorschriften voor het inbouwen in het voer- of vaartuig
aan de passagiersruimte van het voertuig worden onttrokken.
Geldigheidsbereik
De verbrandingsluchtinlaat moet zodanig geplaatst of afgeschermd
Onder voorbehoud van onderstaand hoofdstuk moeten verbran-
worden dat verstopping door voorwerpen onwaarschijnlijk moet
dingsverwarmingen conform voorschrift 5.3 van de richtlijn ECE-
worden geacht.
R122 worden ingebouwd.
Bij voertuigen uit de categorie O met verwarmingen voor vloeibare Automatische besturing van de verwarming
brandstof wordt ervan uitgegaan dat deze voldoen aan voorschrift Wanneer de motor wordt uitgeschakeld, moet ook de verwarming
5.3. van de richtlijn ECE-R122. automatisch uitgeschakeld en de brandstofvoorziening binnen een
tijdsbestek van 5 seconden onderbroken worden. Wanneer reeds
Plaatsing van de verwarming
een handmatige voorziening is geactiveerd, mag de verwarming
Delen van de carrosserie en andere onderdelen die zich in de
ingeschakeld blijven.
buurt van de verwarming bevinden, dienen tegen buitensporige
hitte en mogelijke brandstof- of olieverontreiniging te worden Opletten a.u.b.!
beschermd. Bij voertuigen uit de categorie M1 (voertuigen voor personenvervoer/
De verwarming mag, zelfs bij oververhitting, geen brandgevaar personenwagen) en N (voertuigen voor goederenvervoer) mag de ver-
opleveren. Aan deze vereiste wordt geacht te zijn voldaan indien warming niet worden gebruikt voor de inbouw in door passagiers of de
bij de installatie voor een voldoende afstand tot alle onderdelen chauffeur gebruikte voertuigruimten.
en een behoorlijke ventilatie wordt gezorgd, indien nodig door het
gebruik van vuurvaste materialen of hitteschilden.
In het geval van voertuigen van categorie M2 en M3 mag het ver-
warmingssysteem niet in de passagiersruimte worden geplaatst.
Het mag echter wel worden genstalleerd in een doeltreffend afge-
dichte behuizing die aan de bovengenoemde eisen voldoet.
Het typeplaatje, dan wel een duplicaat hiervan, moet zo worden
geplaatst dat het gemakkelijk leesbaar is wanneer de verwarming
in het voertuig is genstalleerd.
8 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

1 Inlei di ng

Wettelijke voorschriften Gevaren- en veiligheidsaanwijzingen voor de inbouw en de


werking
Opletten a.u.b.!
Het opvolgen van de wettelijke voorschriften, de aanvullende voor- Gevaar!
schriften en de veiligheidsaanwijzingen is noodzakelijk om evt. aan- Letsel-, brand- en vergiftigingsgevaar!
spraak te kunnen maken op garantie of aansprakelijkheid. Voor de aanvang van alle werkzaamheden de voertuigaccu loskop-
Bij het negeren van de wettelijke voorschriften en veiligheidsaanwij- pelen.
zingen, alsmede bij een ondeskundige reparatie en/of gebruik van Voor werkzaamheden aan de verwarming, de verwarming uitscha-
niet-originele onderdelen vervalt de garantie en voert dit tot uitslui- kelen en alle hete componenten laten afkoelen.
ting van enige aansprakelijkheid van de zijde van de fa. Eberspcher In gesloten ruimten, bijv. in garages of parkeergarages mag de
Climate Control Systems GmbH & Co. KG. verwarming niet worden gebruikt.
Bij het achteraf inbouwen van de verwarming moeten de voorschrif-
ten en aanwijzingen uit deze inbouwhandleiding opgevolgd worden. Let op!
De wettelijke voorschriften zijn bindend en moeten in landen waar Veiligheidsaanwijzingen voor de inbouw en het gebruik!
geen specifieke voorschriften gelden toch aangehouden worden. De verwarming mag alleen door een door de fabrikant geautori-
Bij de inbouw van de verwarming in voer- en vaartuigen, welke niet seerde JE-partner volgens de voorschriften uit deze documentatie,
onder de wegenverkeerswet vallen (bijv. schepen), moeten de daar- eventueel speciale inbouwvoorschriften ingebouwd of in geval van
voor geldende voorschriften worden aangehouden. reparatie of garantie gerepareerd worden.
Tijdens het inbouwen van de verwarming in speciale voertuigen Reparaties door niet-geautoriseerde derden en/of met niet-originele
moeten de voor dergelijke voertuigen geldende voorschriften in acht reserveonderdelen zijn gevaarlijk en derhalve niet toegestaan,
worden genomen. hierdoor wordt de typegoedkeuring van de verwarming buiten
Overige inbouweisen zijn in de desbetreffende hoofdstukken van werking gesteld en leidt daarmee bij vrachtwagens onder bepaalde
deze inbouwhandleiding weergegeven. omstandigheden tot het vervallen van de typegoedkeuring van het
voertuig.
Volgende maatregelen zijn niet toegestaan:
Veranderingen aan relevante onderdelen.
Het gebruik van niet door de fa. Eberspcher Climate Control
Systems GmbH & Co. KG vrijgegeven onderdelen van andere
leveranciers.
Afwijkingen bij de inbouw of bij het gebruik van de wettelijke,
veiligheids- en/of functierelevante voorschriften welke in deze
inbouwaanwijzing en in deze gebruiksaanwijzing beschreven
worden. Dit geldt in het bijzonder voor de elektrische bedrading,
de brandstofvoorziening, de verbrandingsluchttoevoer en het
uitlaatsysteem.
Bij inbouw of reparatie mogen alleen originele toebehoren en origi-
nele onderdelen gebruikt worden.
Voor de bediening van de verwarming mogen alleen de door de fa.
Eberspcher vrijgegeven bedieningselementen toegepast worden.
Toepassen van andere bedieningselementen kan tot functiestorin-
gen leiden.
Voor het opnieuw inbouwen van de verwarming in een ander voer-
tuig, de met water doorstroomde onderdelen van de verwarming
met schoon water doorspoelen.
Bij elektrische laswerkzaamheden aan het voertuig moet ter be-
scherming van het stuurapparaat de pluskabel van de accu losge-
maakt en aan de massa gelegd worden.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 9

1 Inlei di ng

Defecte zekeringen mogen alleen door zekeringen met de voorge-


schreven waarde vervangen worden.
Het gebruik van de verwarming is niet toegestaan, daar waar aan
de onderkant van het voertuig licht ontvlambare materialen aan-
wezig zijn (bijv. droog gras, bladeren, papier enz.) of waar licht
ontvlambare dampen en stof kunnen worden gevormd, bijv. in de
buurt van een
brandstofopslagplaats
kolenopslagplaats
houtopslagplaats
graanopslagplaats of iets dergelijks.
Bij het tanken moet de verwarming altijd uitgeschakeld zijn.
De inbouwruimte van de verwarming, voor zover deze in een
beschermkast gemonteerd is, is geen opbergruimte en moet vrij
blijven.
In het bijzonder brandstof-reservetankjes, oliebussen, spuitbussen,
gaspatronen, brandblussers, poetslappen, kledingstukken, papier
e.d. mogen niet op of naast de verwarming opgeborgen of getrans-
porteerd worden.
Lekt brandstof uit het brandstofsysteem van de verwarming (lek-
kage), de schade direct bij een Eberspcher-servicepartner laten
verhelpen/repareren.
Voor het bijvullen van antivries alleen een de door de voertuigfabri-
kant toegestaan middel gebruiken, zie het instructieboekje van het
voertuig. Het mengen met niet toegestane antivries kan tot bescha-
digingen aan de motor en de verwarming leiden.
De naloop van de verwarming mag niet, door bijv. bedienen van de
accu hoofdschakelaar, vroegtijdig afgebroken worden, behalve bij
nooduitschakeling.

Opletten a.u.b.!
Na de montage de sticker Voor het tanken eerst de verwarming uitzet-
ten! in de nabijheid van de tankopening aanbrengen.

Bescherming tegen ongevallen

Als basis moeten de algemene voorschriften voor het voorkomen van


ongevallen en de desbetreffende werkplaats- en bedrijfsbeschermings-
aanwijzingen in acht genomen worden.
10 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

2 Productin formatie

Bestelnr. en leveringsomvang Pos.-nr. Omschrijving


25 Bout, M6 x 15
Benzineverwarming
26 Terugslagklep
Pos.-nr. Omschrijving Bestelnr. 27 Afsluitelement
1 B 5 SC 12 V 20 1928 05 00 00
Onderdelen, die eveneens apart besteld moeten worden
Leveringsomvang verwarming zie afb. op pagina 11
Aantal Omschrijving Bestelnr.
Pos.-nr. Omschrijving
1 Brandstoffilter 25 1226 89 00 37
3 Doseerpomp
2 Koppelstukken voor het brandstof- 25 1888 80 01 02
4 Kabelboom doseerpomp
filter
5 Leiding, 4 x 1, 2 m lang, blauw
1 Drukregelaar 22 1000 20 08 00
6 Leiding, 4 x 1,25, 4 m lang, transparant
1 Set brandstofleidingen voor E85 22 1000 20 31 00
7 Behuizing, 2-polig
Via de vakhandel te betrekken:
Magneetklep, 2/2-weg
Dieselverwarming

Pos.-nr. Omschrijving Bestelnr. Aansluitleidingen/kabelstrengen zie afb. op pagina 11


2 D 5 SC 12 V 25 2598 05 00 00 A Aansluiting bedieningselementen
B Aansluiting plusvoeding ventilatorrelais
Leveringsomvang verwarming zie afb. op pagina 11
C Aansturing voertuigventilator
Pos.-nr. Omschrijving D Aansluiting minusvoeding
7 Behuizing, 2-polig, met blindstopjes E Aansluiting op klem 85 (1-polig, BN)
8 Leiding, 4 x 1, 5 m lang, blauw F Aansluiting op klem 86 (1-polig, RDBK)
G Stekkerverbinding diagnose-afroep
apart te bestellen: H Aansluiting plusvoeding
Aantal Omschrijving Bestelnr.
1 Inbouwset 25 2598 80 00 00 Opletten a.u.b.!
1 Bedieningselement * De pos. 3 6 op de meegeleverde tekening zijn alleen bedoeld voor
een benzineverwarming en pos. 8 is alleen voor de dieselverwarming
* Voor het bedieningselementen zie prijslijst c.q. brochure Pro-
bedoeld. Pos. 7 is bij de benzineverwarming voor de aansluiting
ductinformatie.
van de kabelstreng Doseerpomp op de kabelstreng Verwarming
Leveringsomvang inbouwset zie afb. op pagina 11 nodig. Bij de dieselverwarming moet pos. 7 als afdichtbescherming
op de kabelstreng Verwarming gemonteerd worden.
Pos.-nr. Omschrijving
Bij de verwarming D 5 SC is een voordrukbestendige doseerpomp tot
9 Uitlaatgeluiddemper
2,0 bar in de verwarming ingebouwd, zie pagina 27.
10 Kabelboom, verwarming
Indien de verwarming B 5 SC met ethanolbrandstof E85 (DIN EN
11 Houder, verwarming
15 293) moet worden gebruikt, is de set Brandstofleidingen voor
12 Waterslang
13 Flexibele uitlaatleiding, 900 mm lang E85 vereist.
14 Flexibel uitlaateindstuk, 300 mm lang Onderdelen zonder pos.-nr. zijn kleine onderdelen en in plastic zakjes
15 Z-beugel, uitlaatgeluiddemper verpakt.
16 L-beugel, uitlaatgeluiddemper De bij de Inbouwset meegeleverde zelftappende bouten kunnen bij
17 Houder, doseerpomp een plaatdikte van 26mm worden gebruikt (aandraaimoment
18 Verbrandingsluchtslang, 760 mm lang 9+1 Nm).
19 Boog, 105 Zie de brochure Productinformatie wanneer voor de inbouw meer
20 Koppelstuk, 7,5/3,5 onderdelen noodzakelijk zijn.
21 Combihouder
22 Kabelboom, ventilator
23 Relais voor ventilator
24 Tankaansluiting
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 11

2 Productin formatie

Leveringsomvang verwarming en inbouwset

19
26
11
2
25

12 1

27

14

18
13
9

3
16 8 4
17

7
15
10
5

20 23
21

22
24
12 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

2 Productin formatie

Technische gegevens benzineverwarming


Type verwarming Hydronic II
Uitvoering verwarming B 5 SC
Warmtemedium Mengsel van water en antivries
(aandeel antivries ten minste 10% tot max. 50%)
Brandstof Benzine handelsgebruikelijk (DIN 51600 en DIN EN 228)
Ethanolbrandstof E85 (DIN EN 51625)
Nominale spanning 12 volt
Regeling van de capaciteit Power Vol Laag
Capaciteit (watt) 5.200 5.000 2.300
Brandstofverbruik (l/h) 0,72 0,69 0,32
Gemiddeld elektrisch verbruik (watt)
in werking 50 47 22
tijdens opstarten 130
Spanningsbereik
Onderste spanningsgrens:
Een in de besturing ingebouwde beveiliging tegen te lage spanning 10,5 V
schakelt de verwarming bij het bereiken van de onderste spannings-
grens uit.
Bovenste spanningsgrens:
Een in de besturing ingebouwde overspanningsbeveiliging schakelt 16 V
de verwarming bij het bereiken van de bovenste spanningsgrens uit.
Toegestane bedrijfsdruk tot een overdruk van max. 2,5 bar
Watervolume in de verwarming ca. 0,25 l
Minimale waterdoorstroming van de verwarming >250 l/h
Toelaatbare omgevingstemperatuur In werking Buiten werking
Verwarming, permanent 40 C tot +60 C 40 C tot +105 C
Verwarming, kortstondig +125 C (5 x 2 h)
Temperatuur koelvloeistof
permanent 40 C tot +120 C 40 C tot +120 C
kortstondig +125 C (1 h)
Ontstoringsgraad 5 (DIN EN 55025)
Gewicht zonder koelvloeistof en aanbouwdelen ca. 2,7 kg

Let op! Opletten a.u.b.!


Een ander gebruik van de verwarming dan beschreven in de gespecifi- De genoemde technische gegevens zijn overeenkomstig, voor zover
ceerde technische gegevens kan tot functiestoringen leiden. geen grenswaarden zijn aangegeven, de voor verwarmingen gebruike-
De technische gegevens moeten absoluut worden aangehouden. lijke toleranties van 10% bij nominale spanning en referentiehoogte
Esslingen.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 13

2 Productin formatie

Technische gegevens dieselverwarming


Type verwarming Hydronic II
Uitvoering verwarming D 5 SC
Warmtemedium Mengsel van water en antivries
(aandeel antivries ten minste 10% tot max. 50%)
Brandstof Diesel handelsgebruikelijk (DIN EN 590)
Bijmengen max. 20% FAME conform DIN EN 14214 is toegestaan.
Nominale spanning 12 volt
Regeling van de capaciteit Power Vol Laag
Capaciteit (Watt) 5.200 5.000 2.100
Brandstofverbruik (l/h) 0,64 0,61 0,26
Gemiddeld elektrisch verbruik (watt)
in werking 50 47 22
tijdens opstarten 130
Spanningsbereik
Onderste spanningsgrens:
Een in de besturing ingebouwde beveiliging tegen te lage spanning 10,5 V
schakelt de verwarming bij het bereiken van de onderste spannings-
grens uit.
Bovenste spanningsgrens:
Een in de besturing ingebouwde overspanningsbeveiliging schakelt 16 V
de verwarming bij het bereiken van de bovenste spanningsgrens uit.
Toegestane bedrijfsdruk tot een overdruk van max. 2,5 bar
Watervolume in de verwarming ca. 0,25 l
Minimale waterdoorstroming van de verwarming >250 l/h
Toelaatbare omgevingstemperatuur In werking Buiten werking
Verwarming, permanent 40 C tot +80 C 40 C tot +105 C
Verwarming, kortstondig +125 C (5 x 2 h)
Temperatuur koelvloeistof
permanent 40 C tot +120 C 40 C tot +120 C
kortstondig +125 C (1 h)
Ontstoringsgraad 5 (DIN EN 55025)
Gewicht zonder koelvloeistof en aanbouwdelen ca. 2,9 kg

Let op! Opletten a.u.b.!


Een ander gebruik van de verwarming dan beschreven in de gespecifi- De genoemde technische gegevens zijn overeenkomstig, voor zover
ceerde technische gegevens kan tot functiestoringen leiden. geen grenswaarden zijn aangegeven, de voor verwarmingen gebruike-
De technische gegevens moeten absoluut worden aangehouden. lijke toleranties van 10% bij nominale spanning en referentiehoogte
Esslingen.
14 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

2 Productin formatie

Hoofdafmetingen benzineverwarming

113 86

WA / WE WA
WE B
184

5
39 39
16

21,5
20 A V
24
90 149
20

20
A Uitlaatgas
B Brandstof
V Verbrandingslucht
20

WA Waterafvoer
WE Wateraanvoer 262

Hoofdafmetingen dieselverwarming

113 86

WA / WE WA

WE

B
184

5
39 39
16

21,5

20 A V
24
90
149
20

20

A Uitlaatgas
B Brandstof
V Verbrandingslucht
20

WA Waterafvoer
WE Wateraanvoer 262
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 15

2 Productin formatie

Inbouwplaats
Opletten a.u.b.!
De motorruimte is de inbouwplaats van de verwarming.
De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij dit onderwerp vanaf
De verwarming moet onder het minimale koelvloeistofpeil (expansievat,
pagina 8 in acht nemen.
radiateur, warmtewisselaar van het voertuig) worden gemonteerd, zodat
De in de inbouwhandleiding gemaakte inbouwvoorstellen zijn voor-
de warmtewisselaar van de verwarming en de waterpomp automatisch
beelden.
kunnen worden ontlucht.
Andere inbouwplaatsen zijn ook toegestaan, mits aan de in deze
inbouwhandleiding aangegeven inbouweisen wordt voldaan.
Toelaatbare inbouwposities, alsook omgevingstemperaturen in acht
nemen.
Let op voldoende afstand tot hete voertuigonderdelen.

Inbouwvoorbeeld: Benzineverwarming in een personenwagen

1 Verwarming
2 Uitlaatgaspijp
3 Uitlaatgeluiddemper
4 Uitlaateindstuk
5 Verbrandingsluchtslang
8 6 Ventilatorrelais
6 7
7 Zekeringenhouder
10
1 8 Bedieningselement
12
5 11 9 Doseerpomp
9
2 4 10 Tankaansluiting
3
11 Drukleiding
12 Zuigleiding

Inbouwvoorbeeld: Dieselverwraming in een bestelauto

1 Verwarming
2 Uitlaatgaspijp
3 Uitlaatgeluiddemper
4 Uitlaateindstuk
5 Verbrandingsluchtslang
6 Ventilatorrelais
7 Zekeringenhouder
8 Bedieningselement
6 7 8 9 Tankaansluiting
10 Zuigleiding
9

1 10
5
2
4
3
16 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

2 Productin formatie

Toelaatbare inbouwposities Verwarming voor dieselbrandstof


De inbouw van de verwarming moet bij voorkeur in de normale positie
3
plaatsvinden. Afhankelijk van de inbouwomstandigheden kan de inbouw
van de verwarming in de toelaatbare zwenkbereiken plaatsvinden,
uitgezonderd de verwarming B 5 SC, als voor de werking bio-ethanol-
brandstof E85 wordt gebruikt. Dan zijn alleen de normale staande en
verticale positie toegestaan, zie de tekening. max. 90
1
Opletten a.u.b.!
Tijdens het verwarmen kunnen de weergegeven normale c.q. maximale
inbouwposities tot +15 in alle richtingen afwijken.
Deze afwijkingen, die ontstaan doordat het voertuig scheef staat,
hebben geen invloed op de werking van de verwarming.
2

Inbouwpositie verwarming staand/verticaal 3

Verwarming op benzine en dieselbrandstof


1 Inbouwpositie staand 3 Waterpijpje
Verwarming in inbouwpositie staand (normale stand) met zwenkbereik
2 Inbouwpositie verticaal
tot in de inbouwpositie verticaal.
Alle inbouwposities tussen 0 en 90 zijn toegestaan. Inbouwpositie verwarming staand/liggend
Verwarming voor bio-ethanolbrandstof Verwarming op benzine en dieselbrandstof
Zowel de inbouwpositie staand (normale stand) als verticaal zijn toege- Verwarming in inbouwpositie staand (normale stand) met zwenkbereik
staan. tot in de inbouwpositie liggend.
Alle inbouwposities tussen 0 en 90 zijn niet toegestaan. Alle inbouwposities tussen 0 en 90 zijn toegestaan.

Verwarming voor bio-ethanolbrandstof


Opletten a.u.b.!
Verwarming in de inbouwpositie staand (normale stand) is toegestaan.
In de verticale inbouwpositie wijzen twee wateraansluitingen (3) naar
De inbouwpositie liggend en inbouwposities tussen 0 en 90 zijn niet
beneden.
toegestaan.

Verwarming op benzine en ethanol Opletten a.u.b.!


Bij een vanuit de normale stand gezwenkte verwarming moeten de
3
wateraansluitingen (3) altijd aan de bovenkant liggen.

Verwarming op benzine en ethanol


3
max. 90
1

2 2
3
max. 90
3

1 Inbouwpositie staand 3 Waterpijpje


2 Inbouwpositie verticaal 1 Inbouwpositie staand 3 Waterpijpje
2 Inbouwpositie liggend
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 17

3 Inbouw

Verwarming voor dieselbrandstof 2. De speciale bout M6 x 17 op de verwarming monteren.


De speciale bout M6 x 17 (met lijmlaag) op de verwarming aan de
3
rechter- of linkerzijde monteren (aandraaimoment: 6+2 Nm).

2
max. 90 3

1 Inbouwpositie staand 3 Waterpijpje


2 Inbouwpositie liggend 3. De verwarming in de houder plaatsen en met 2 zeskante bouten
M6 x 12 (met lijmlaag) aan de houder bevestigen (aandraaimoment:
6+2 Nm).
Montage en bevestiging verwarming

De verwarming met de houder uit de inbouwset op een geschikte


plaats in het voertuig bevestigen. De montagestappen zijn bijvoorbeeld
voor de dieselverwarming weergegeven. De montage voor de benzine
verwarming gebeurt op dezelfde manier.

Montagestappen
1. De houder met zeskante bouten M612 en zeskante moeren M6 of
zelftappende bouten bevestigen.

Bevestiging met 3 bouten Bevestiging met 4 bouten

Typeplaatje
Het typeplaatje (1) is aan de korte kant op de verwarming bevestigd.
Het 2e typeplaatje (duplicaat) wordt los bij de verwarming geleverd en
kan, indien nodig op een goed zichtbare plaats op de verwarming resp.
in de buurt van de verwarming opgeplakt worden.

1 Typeplaatje

Opletten a.u.b.!
De voorschriften op op pagina 7, die hierop betrekking hebben, in
acht nemen.
18 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

3 Inbouw

De zekeringhouder en de relaisfitting bevestigen


Opletten a.u.b.!
De houder met behulp van een zeskante bout M6 x 12 en zeskante Tijdens het inbouwen van de verwarming de doorstroomrichting van
moer M6 op een geschikte plaats in de motorruimte van het voertuig het koelvloeistofcircuit in acht nemen.
bevestigen. De verwarming en de waterslangen voor het aansluiten op het koel-
De zekeringhouder met behulp van 2 popnagels 4 x 8 op de houder vloeistofcircuit met koelvloeistof vullen.
bevestigen, hiervoor de pen van de beide popnagels indrukken tot de De waterslangen zonder knikken en mogelijk stijgend verleggen.
zekeringhouder stevig aan de houder bevestigd is. Tijdens het verleggen van de waterslangen er op letten dat er vol-
De relaisfitting met behulp van een popnagel 5,5 x 12 op de houder be- doende afstand tot hete voertuigonderdelen blijft bestaan.
vestigen, hiervoor de pen van de popnagel indrukken tot de relaisfitting Alle waterslangen/waterleidingen tegen schuren en te hoge tempera-
stevig aan de houder bevestigd is. turen beschermen.
Alle slangverbindingen met slangklemmen vastzetten (aandraai
moment: 3+0,5 Nm).
Na 2 bedrijfsuren van het voertuig of 100 gereden kilometers de
slangklemmen nogmaals goed vastdraaien.
De minimale watercapaciteit kan alleen dan worden gegarandeerd,
wanneer het temperatuurverschil van het verwarmingsmedium tus-
sen wateraanvoer en waterafvoer tijdens het verwarmen niet hoger
wordt dan 10 K.
In het koelvloeistofcircuit mogen alleen overdrukventielen met een
openingsdruk van min. 0,4 max. 2 bar worden gebruikt.
Als corrosiebescherming moet het koelvloeistofcircuit het gehele jaar
min. 10% antivries bevatten.
Bij lage temperaturen moet het koelvloeistofcircuit voldoende anti-
vries bevatten.
Voor de eerste ingebruikname van de verwarming of nadat de
koelvloeistof is vervangen, moet het gehele koelvloeistofcircuit met
inbegrip van de verwarming, aan de hand van de instructies van de
voertuigfabrikant volledig worden ontlucht.
Aansluiting op het koelvloeistofcircuit Alleen de door de voertuigfabrikant vrijgegeven antivries in de toege-
stane mengverhouding (antivries/water) gebruiken.
Gevaar! Waterslangen/waterleidingen moeten stevig bevestigd worden, om
Gevaar voor verwondingen en verbranding
schade en/of geluidsvorming door trillingen te vermijden. Aanbe-
De hoge temperaturen van de koelvloeistof en de onderdelen van het
volen richtwaarde: waterslangen/waterleidingen aflopend vanaf de
koelvloeistofcircuit kunnen tot verwondingen en brandwonden leiden.
verwarming iedere ca. 20 cm met slangklemmen, buisklemmen of
Onderdelen waar water doorheen stroomt zodanig plaatsen en
kabelbinders bevestigen.
bevestigen dat mensen, dieren of temperatuurgevoelig materiaal
niet aan hoge temperaturen worden blootgesteld door straling/
aanraking.
Voordat werkzaamheden aan het koelvloeistofcircuit worden uitge-
voerd, moet de verwarming worden uitgeschakeld en moet worden
gewacht tot alle onderdelen voldoende zijn afgekoeld, eventueel
veiligheidshandschoenen dragen.

De koppeling van de verwarming in het koelvloeistofcircuit volgt in de


watertoevoerslang van de voertuigmotor naar de warmtewisselaar.
Daarvoor zijn de inbouwvarianten INLINE en COMFORT beschikbaar.
Deze inbouwvarianten worden vanaf pagina 19 beschreven.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 19

3 Inbouw

Montage afsluitelement

Bij de inline-koppeling moet de bovenste wateraansluiting van de


4
verwarming met een afsluitelement worden afgesloten. Daarvoor het
afsluitelement op de wateraansluiting plaatsen. Voor een correcte plaat- 1
3
sing moet de inwendige groef (a) van het afsluitelement over de neus
(b) van de wateraansluiting worden geleid. 2
Met enige druk aan de voorzijde van het afsluitelement wordt het af-
dichtelement op de aansluiting gedrukt, waarna de borgbeugel omlaag
in de kerven van de aansluiting moet worden geschoven (zie tekening).

a b 1 Verwarming 3 Voertuigmotor
3.
2 Warmtewisselaar 4 Afsluitelement
1.

2. Aansluiting op het koelvloeistofcircuit, inbouwvariant


Comfort

Plaats van de wateraansluitingen van de verwarming


Opletten a.u.b.! Bij het aansluiten van de waterslangen voor de inbouwvariant Com-
Na de montage van het afsluitelement en de eerste ingebruikname fort absoluut opletten, dat de waterslangen op de juiste wateraanslui-
van de verwarming moet worden gecontroleerd of het afsluitelement tingen van de verwarming worden aangesloten.
nog goed vastzit en niet lekt.
Het afsluitelement behoort tot de levering van de inbouwset.
C A

Aansluiting op het koelvloeistofcircuit, inbouwvariant


Inline

Verwarming in de watertoevoerslang van de voertuigmotor


naar de warmtewisselaar koppelen B
De watertoevoerslang van de motor naar de warmtewisselaar onder- A Aansluiting waterafvoer C Aansluiting wateraan-/afvoer
breken. B Aansluiting wateraanvoer
De verwarming met verbindingspijpjes en waterslangen op de water-
toevoerslang aansluiten. Opletten a.u.b.!
De pijlen op de wateraansluiting geven de desbetreffende stromings-
Verwarmingskarakteristiek
richting aan. Afhankelijk van de opbouw van het koelvloeistofcircuit
Bij een ingeschakelde verwarming wordt de warmte naar de voertuig-
is bij aansluiting 3 ook een tegengestelde stromingsrichting mogelijk.
eigen warmtewisselaar geleid.
Nadat het water een temperatuur van ca. 30 C heeft bereikt, wordt
de voertuigventilator ingeschakeld en de warmte in de voertuigcabine
geblazen.
20 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

3 Inbouw

Aansluiting op het koelvloeistofcircuit, inbouwvariant Verwarmingskarakteristiek in de extra verwarmingsmodus


Comfort verwarming aan/voertuigmotor aan

De verwarming en terugslagklep in het koelvloeistofcircuit Als de voertuigmotor in werking is, wordt de koelvloeistof in een groot

integreren koelvloeistofcircuit gelijkmatig over de warmtewisselaar en voertuigmo-


tor verdeeld. Dit zorgt voor het versneld opwarmen van het voertuigin-
De watertoevoerslang van de motor naar de warmtewisselaar onder- terieur en verkort de warmloopfase van de motor.
breken. De verwarming met verbindingspijpjes en waterslangen op de
watertoevoerslang aansluiten.

De waterretourslang van de warmtewisselaar van het voertuig naar de C A


voertuigmotor onderbreken. De terugslagklep in de waterretourslang B 1
4
plaatsen en dan met behulp van een waterslang op de verwarming
aansluiten.
2

Verwarmingskarakteristiek in de standverwarmingsmodus 3
verwarming aan/voertuigmotor uit
Eerst wordt de koelvloeistof tot een temperatuur van 67 C alleen 1 Verwarming 3 Terugslagklep
naar de warmtewisselaar van het voertuig geleid zo vindt een snelle 2 Warmtewisselaar 4 Voertuigmotor
opwarming van het voertuiginterieur plaats.
Verwarming, T-stuk c.q. terugslagklep en magneetklep in het
koelvloeistofcircuit opnemen
C A
thermostatisch geregeld koelvloeistofcircuit waarbij het
B 1 opwarmen van de voertuigmotor prioriteit heeft
4
De watertoevoerslang van de voertuigmotor naar de warmtewisselaar
2 van het voertuig onderbreken en een T-stuk c.q. de terugslagklep plaat-
3 sen. De verwarming met een waterslang op het T-stuk aansluiten.
Als optie kan tussen het T-stuk en de verwarming een magneetklep
1 Verwarming 3 Terugslagklep worden aangebracht.
2 Warmtewisselaar 4 Voertuigmotor De waterretourslang van de warmtewisselaar van het voertuig naar de
voertuigmotor onderbreken en de verwarming plaatsen.

Vanaf een koelwatertemperatuur van ca. 67 C wordt ook een deel van Verwarmingskarakteristiek in de standverwarmingsmodus
de warmte van de verwarming naar de voertuigmotor geleid. Dit zorgt verwarming aan/voertuigmotor uit
voor een langzame verwarming van de motorkringloop, zonder dat het Eerst wordt de koelvloeistof tot een temperatuur van 67 C alleen naar
kleine koelvloeistofcircuit voor de interieurverwarming snel wordt de voertuigmotor geleid hierdoor wordt de voertuigmotor snel opge-
afgekoeld. warmd.

C A 4
1
4 B
2 3 5
2
C A
3
B
1
1 Verwarming 3 Terugslagklep
2 Warmtewisselaar 4 Voertuigmotor
Legenda zie pagina 21
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 21

3 Inbouw

1 Verwarming 4 T-stuk of terugslagklep Uitlaatsysteem

2 Voertuigmotor 5 Warmtewisselaar
Gevaar!
3 Magneetklep, 2/2-weg,
Verbrandings- en vergiftigingsgevaar!
stroomloos open
Bij iedere verbranding ontstaan hoge temperaturen en giftige uitlaat-
gassen. Daarom mag niet worden afgeweken van de regels voor het
Vanaf een koelvloeistoftemperatuur van ca. 67 C wordt ook een deel
uitlaatsysteem welke in deze inbouwhandleiding weergegeven zijn.
van de koelvloeistof naar de warmtewisselaar van het voertuig geleid.
Tijdens het verwarmen geen werkzaamheden in de omgeving van
Dit zorgt voor een langzame verwarming van het voertuiginterieur, zon-
het uitlaatsysteem uitvoeren.
der dat het kleine koelvloeistofcircuit voor de motorverwarming snel
Bij werkzaamheden aan het uitlaatsysteem, eerst de verwarming
wordt afgekoeld.
uitschakelen en wachten totdat alle delen voldoende zijn afgekoeld,
indien nodig handschoenen dragen.
4 Geen uitlaatgassen inademen.

2 3 5 Let op!
Het gehele uitlaatsysteem wordt tijdens en direct na het verwarmen
C A
zeer heet. Daarom mag niet worden afgeweken van de regels voor het
B
uitlaatsysteem welke in deze inbouwhandleiding weergegeven zijn.
1
De uitstroomopening voor het uitlaatgas moet buiten uitkomen.
De uitlaatleiding mag niet buiten de zijdelingse begrenzingen van
1 Verwarming 4 T-stuk of terugslagklep het voertuig uitsteken.
2 Voertuigmotor 5 Warmtewisselaar De uitlaatleiding licht dalend monteren, indien nodig op het laagste
3 Magneetklep, 2/2-weg, punt een gaatje van ca. 5mm voor condensafvoer aanbrengen.
stroomloos open Belangrijke voertuigdelen mogen in hun functie niet nadelig ben-
vloed worden (genoeg afstand bewaren).
Verwarmingskarakteristiek in de extra verwarmingsmodus De uitlaatleiding met voldoende afstand tot warmtegevoelige on-
verwarming aan/voertuigmotor aan derdelen monteren. In het bijzonder moet daarbij op brandstoflei-
dingen (van kunststof of metaal), elektrische bekabeling alsook op
Tijdens de werking van de voertuigmotor wordt de magneetklep via D+
remleidingen e.d. gelet worden!
aangestuurd en sluit het kleine koelvloeistofcircuit. De koelvloeistof
Uitlaatleidingen moeten stevig (aanbevolen richtwaarde: op afstan-
wordt in een groot koelvloeistofcircuit gelijkmatig over de warmtewis-
den van ca. 50 cm) bevestigd worden om schade door trillingen te
selaar en voertuigmotor verdeeld. Dat zorgt voor een versnelde ver-
voorkomen.
warming van het voertuiginterieur en verkort de warmloopfase van de
Uitlaatsysteem zo monteren, dat de uitlaatgassen niet als verbran-
voertuigmotor.
dingslucht aangezogen kunnen worden.
De monding van de uitlaatleiding mag niet door vuil of sneeuw ver-
4 stopt kunnen raken.
De monding van de uitlaatleiding niet tegen de rijrichting in mon-
2 3 5 teren.
De uitlaatgeluiddemper moet in principe aan het voertuig worden
C A vastgemaakt.
B Het uitlaatsysteem zodanig monteren, dat de uitlaatgassen geen
1 warmtegevoelige onderdelen rechtstreeks raken.

1 Verwarming 4 T-stuk of terugslagklep


2 Voertuigmotor 5 Warmtewisselaar
3 Magneetklep, 2/2-weg,
stroomloos open
22 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

3 Inbouw

Opletten a.u.b.!
De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij dit hoofdstuk vanaf
pagina 8 in acht nemen.
Het laatste stukje uitlaatslang moet duidelijk korter zijn als de flexi-
bele uitlaatleiding tussen de verwarming en de uitlaatgeluiddemper.
Om contactcorrosie te vermijden, moeten de klemmen voor de be-
vestiging van de uitlaatleiding absoluut van roestvast staal zijn. Zie
voor het bestelnummer van de bevestigingsklemmen de brochure
Productinformatie.

Het uitlaatsysteem bestaat uit een flexibele uitlaatpijp, inwendig


24 mm, 900 mm lang, een flexibele uitlaateindpijp met eindhuls, in-
wendig 24 mm, 300 mm lang en een uitlaatgeluiddemper.
Alle onderdelen voor het uitlaatsysteem inclusief bevestigingsonderde-
len zijn opgenomen in de inbouwset (voor toelaatbare leidinglengten zie
de tekening op pagina 23).

Uitlaatsysteem monteren
De uitlaatgeluiddemper met een houder (L-beugel of Z-beugel) en evt.
een schoor van 180 mm lang op een geschikte plaats aan het voertuig
bevestigen (zie de tekening op pagina 23).
De flexibele uitlaatleiding vanaf de verwarming naar de uitlaatgeluid-
demper voeren en met de buisklemmen vastzetten (aandraaimoment:
6+0,5 Nm), evt. de lengte aanpassen.
Het uitlaateindstuk met eindhuls eventueel inkorten, op de uitlaatge-
luiddemper plaatsen en met behulp van een buisklem bevestigen
(aandraaimoment: 6+0,5 Nm).
Wanneer dit noodzakelijk is de flexibele uitlaatleiding en het uitlaatei-
ndstuk met behulp van bevestigingsklemmen op geschikte plaatsen op
het voertuig bevestigen (aanbevolen richtwaarde om de ca. 50 cm).
Indien nodig afstandsringen op de flexibele uitlaatleiding en het uitlaat-
einstuk aanbrengen.

Houder op de uitlaatgeluiddemper bevestigen

Bevestigingsvarianten van de L-beugel op de uitlaatgeluiddemper Bevestigingsvarianten van de Z-beugel op de uitlaatgeluiddemper


(aandraaimoment: 6+0,5 Nm) (aandraaimoment: 6+0,5 Nm)
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 23

3 Inbouw

Uitlaatgas- en verbrandingsluchtgeleiding

min. 150 mm

min. 200 mm
min. 200 mm / max. 760 mm max. 2 m

1 Verwarming 4 Uitlaatgeluiddemper
2 Verbrandingsluchtslang 5 Uitlaateindstuk met eindhuls
3 Flexibele uitlaatleiding 6 Afstandsring

Verbrandingsluchttoevoer Verbrandingsluchttoevoer monteren

Let op! De verbrandingslucht moet vanuit een omgeving worden aangezogen,


Veiligheidsaanwijzingen voor de verbrandingsluchttoevoer! die niet warmer dan 25 C wordt en waarin geen spatwater of stof/vuil
De verbrandingsluchtopening moet altijd vrij zijn. te verwachten is.
Verbrandingsluchtaanzuigopening zo monteren, dat uitlaatgassen Een flexibele verbrandingsluchtslang (dubbelwandig, geluiddempend),
niet als verbrandingslucht aangezogen kunnen worden. di = 20 mm, 760 mm lang, wordt bij de inbouwset geleverd.
Verbrandingsluchtaanzuigopening niet tegen de rijwind in monte- Aan het uiteinde moeten de verbrandingsluchtslang en de inwendige
ren. buis met een klem worden samengevoegd. Dit uiteinde van de slang
Verbrandingsluchtaanzuigopening mag niet door vuil of sneeuw op de verbrandingsluchtaansluiting steken en met een slangklem (aan-
kunnen verstoppen. draaimoment: 5+0,5 Nm) bevestigen.
De verbrandingsluchttoevoer licht aflopend monteren, indien nodig De verbrandingsluchtslang zo verleggen, dat de verbrandingslucht uit
op het laagste punt een afvoergaatje van ca. 5 mm voor con- een gebied wordt verwijderd, die aan bovengenoemde voorwaarden
denswater aanbrengen. voldoet.
Zo nodig de flexibele verbrandingsluchtslang met bevestigings- De flexibele verbrandingsluchtslang kan afhankelijk van de inbouwom-
klemmen of kabelbinders op geschikte plaatsen aan het voertuig standigheden worden ingekort.
bevestigen. Wanneer de verbrandingsluchtslang wordt ingekort moet er op worden
gelet dat het snijvlak netjes is, kleine restjes kunnen de verbrandings-
luchtventilator blokkeren.

Opletten a.u.b.!
De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij dit hoofdstuk vanaf
pagina 7 in acht nemen.
24 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

3 Inbouw

Brandstofvoorziening Bij verbindingen van brandstofleidingen met een brandstofslang


de brandstofleidingen altijd tegen elkaar aan monteren, zodat zich
Gevaar!
geen luchtbellen kunnen ontstaan.
Brand-, explosie-, vergiftigings- en letselgevaar!
Voorzichtig bij de omgang met brandstof.
Voor het tanken en bij werkzaamheden aan de brandstofvoorziening
de voertuigmotor en de verwarming uitschakelen.
Vermijd open vuur bij de omgang met brandstof.
Niet roken.
Brandstofdampen niet inademen. 1 Correcte wijze voor het monteren van leidingen
Huidcontact vermijden. 2 Onjuiste wijze voor het monteren van leidingen vorming van
luchtbellen

Let op!
Veiligheidsaanwijzingen voor het verleggen van brandstofleidingen! Doseerpomp monteren (alleen bij benzineverwarming) en
Brandstofslangen en -leidingen alleen met een scherp mes inkor- brandstofleidingen verleggen
ten. De uiteinden mogen niet ingedrukt of gerafeld zijn.
Bij de inbouw van de doseerpomp (alleen bij benzinverwarming) en bij
Brandstofleidingen van de doseerpomp naar de verwarming liefst
het verleggen van de brandstofleidingen moeten de veiligheidsaanwij-
stijgend verleggen.
zingen absoluut in acht worden genomen.
Brandstofleidingen moeten stevig bevestigd worden, om schade en/
Afwijkingen van de hier gegeven aanwijzingen zijn niet toegestaan.
of geluidsvorming door trillingen te vermijden (aanbevolen richt-
Worden deze niet in acht genomen kunnen functiestoringen optreden.
waarde: op afstanden van ca. 50 cm).
Met name bij elektrische voertuigen opletten, dat de brandstoflei- Let op!
dingen dusdanig worden vastgezet, dat een geluidsoverdracht op Veiligheidsaanwijzingen voor brandstofleidingen en brandstoftanks in
het voertuig zelf wordt vermeden. bussen!
Brandstofleidingen moeten tegen mechanische beschadigingen Bij bussen mogen de brandstofleidingen en brandstoftanks niet in
beschermd zijn. de passagiers- of bestuurderscabine zitten.
Brandstofleidingen zo verleggen, dat bewegende delen van het Brandstoftanks moeten bij bussen zodanig ingebouwd worden,
voertuig, bewegende delen van de motor en dergelijke geen nade- dat in geval van brand de uitgangen niet direct in gevaar gebracht
lige invloed op de degelijkheid van deze leidingen kunnen uitoefe- worden.
nen.
Alle slangverbindingen van de brandstofvoorziening met slangklem- Opletten a.u.b.!
men vastzetten. De inbouwset bevat alle onderdelen die nodig zijn om de brandstof-
Brandstofvoerende delen moeten tegen bedrijfsstorende warmte voorziening in orde te maken.
beschermd worden. De voorschriften en veiligheidsaanwijzingen bij dit hoofdstuk vanaf
Brandstofleidingen nooit in de omgeving van uitlaatdelen van het pagina 7 in acht nemen.
voertuig of van de motor verleggen of daaraan bevestigen.
Bij het kruisen van uitlaatdelen altijd voldoende afstand in acht
nemen, indien nodig hitteschilden monteren.
Wegdruppelende brandstof of brandstofdamp mag zich niet kunnen
verzamelen of aan hete delen of elektrische voorzieningen kunnen
ontsteken.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 25

3 Inbouw

Brandstofvoorziening benzineverwarming

Brandstofafname met tankaansluiting of met koppelstuk

Let op!
Veiligheidsaanwijzingen voor de brandstofvoorziening!
De toevoer van de brandstof mag niet door zwaartekracht of overdruk in
de brandstoftank plaatsvinden.
Het brandstoftransport mag alleen met de meegeleverde en door de
fabrikant goedgekeurde doseerpomp gebeuren.

2 6
5 7
1 8
7 5 4 3 6 7
7
7
7

5
a

1 Tankaansluiting, di = 2 mm, da = 4 mm ingebouwd in de Toelaatbare leidinglengten


voertuigeigen tankarmatuur Zuigzijde
2 Koppelstuk, 7,5/3,5 mm aangesloten op de voertuigeigen a = max. 2 m
tankarmatuur op een aansluiting 8 mm, die voor het doorvoeren
Drukzijde
van de zuigleiding (brandstofleiding 4 x 1) kort voor de tankbodem
b = max. 6 m
is bedoeld.
3 Doseerpomp
4 Brandstoffilter alleen bij kans op vuile brandstof noodzakelijk
5 Brandstofleiding, 4 x 1 (di = 2 mm, blauw)
6 Brandstofleiding, 4 x 1,25 (di = 1,5 mm, transparent)
7 Brandstofslang, 3,5 x 3 (di = 3,5 mm), ca. 50 mm lang
8 Boog, 105

Opletten a.u.b.!
Pos. (4) behoort niet tot de leveringsomvang van de Inbouwset. Als de verwarming B 5 SC op ethanolbrandstof E85 werkt, moeten
Bestelnr. zie pagina 10. de brandstofleidingen geschikt zijn voor het gebruik van E85,
Bij montage van het brandstoffilter pos. (4) zijn twee koppelstukken bestelnr. set Brandstofleidingen voor E85 zie pagina 10.
5/3,5 vereist, bestelnr. zie pagina 10. Bij de inbouw tankaansluiting pos. (1) een minimale afstand
Het koppelstuk, 7,5/3,5 mm, pos. (2) met behulp van twee slang- van 52mm van het uiteinde van de stijgbuis tot de tankbodem
klemmen 11 mm beveiligen. aanhouden.
26 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

3 Inbouw

Brandstofvoorziening benzineverwarming

Let op! 2
Veiligheidsaanwijzingen voor de inbouw van de doseerpomp!
Doseerpomp altijd met de drukzijde naar boven stijgend inbouwen 1
minimaal 15.
Doseerpomp en filter tegen ontoelaatbare warmte (max. 20 C)
beschermen, niet in de buurt van uitlaatgeluiddempers en uitlaat-
leidingen monteren. a
c

Inbouwpositie van de doseerpomp


De doseerpomp altijd met de drukzijde naar boven stijgend inbouwen.
Hierbij is iedere inbouwpositie boven 15 toegestaan, echter gaat de
voorkeur uit naar een inbouwpositie tussen 15 en 35.

1 Aansluiting op verwarming
2 max. brandstofspiegel
3 Min. brandstofspiegel

1 Inbouwpositie in het bereik 0 15 is niet toegestaan


2 Voorkeur inbouwpositie tussen 15 35
3 Inbouwpositie tussen 35 90 is toegestaan

Toelaatbare zuig- en drukhoogten van de doseerpomp

Drukhoogte van de voertuigtank naar de doseerpomp:


a = max. 3000 mm

Zuighoogte bij drukloze voertuigtank:


b = max. 500 mm

Zuighoogte bij een voertuigtank, waarin bij de afname onderdruk ont-


staat (ventiel met 0,03 bar in de tankdop):
b = max. 150 mm bij benzine

Drukhoogte van de doseerpomp naar de verwarming:


c = max. 2000 mm

Opletten a.u.b.!
Tankontluchting controleren.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 27

3 Inbouw

Brandstofvoorziening dieselverwarming met voordruk-


bestendige doseerpomp tot 2,0 bar

Brandstofafname met T-stuk uit de brandstofretourleiding


van de voertuigmotor naar de tankarmatuur

Let op!
Veiligheidsaanwijzingen voor de brandstofvoorziening! Bij een druk in de brandstofleiding boven 4,0 bar of bij een terug-
Voor de montage op de verwarming moet de brandstofslang vochtig slagklep in de retourleiding (in de tank) moet een aparte tankaan-
worden gemaakt en voorzichtig op de brandstofaansluiting worden sluiting toegepast worden.
geschoven. Het voertuig moet met een vrijwel lege brandstoftank worden aan-
De brandstofafname na de voertuigeigen opvoerpomp is niet toege- geleverd.
staan. Na het loskoppelen van de brandstofretourleiding moet bij een
Bij plaatsen van een T-stuk in een kunststofleiding altijd steunhulzen stilstaande voertuigmotor door middel van aanzuigen worden
in de kunststofleiding monteren. gecontroleerd of een brandstofafname zonder luchtbellen uit de
Het T-stuk altijd in de brandstofretourleiding plaatsen. tank is gegarandeerd. Op deze manier wordt gewaarborgd, dat de
Het T-stuk en de kunststofleiding met de juiste maat brandstofslan- brandstofretourleiding vlak boven de bodem van de tank eindigt en
gen verbinden en goed vastzetten met slangklemmen. er geen terugslagklep is ingebouwd.
Bij een druk in de brandstofleiding boven 2,0 bar tot max. 4,0 bar Indien dit niet het geval is moet de brandstofafname door middel
moet een drukregelaar (bestelnr. zie pagina 10) of een aparte van een aparte tankaansluiting worden gerealiseerd.
tankaansluiting toegepast worden.

2 1 3
7

4 4

5
6

1 Brandstofretourleiding van de voertuigeigen tankarmatuur Toelaatbare leidinglengten


2 Brandstofaanvoerleiding van de voertuigeigen tankarmatuur Zuigzijde
3 T-stuk a = max. 5 m
4 Brandstofslang, 3,5 x 3 (di = 3,5 mm), ca. 50 mm lang
Toelaatbare inbouwpositie van het T-stuk
5 Brandstoffilter alleen bij kans op vuile brandstof noodzakelijk
Bij inbouw van een T-stuk de aangegeven inbouwpositie in acht
6 Brandstofleiding, 4 x 1 (di = 2 mm, blauw)
nemen.
7 Naar de voertuigmotor/naar de voertuigeigen opvoerpomp

Opletten a.u.b.!
De pos. (3) en (5) behoren niet tot de leveringsomvang van de Inbouw-
set. Bestelnr. zie pagina 10.

1 Doorstroomrichting naar de brandstoftank


2 Doorstroomrichting vanaf de voertuigmotor
28 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

3 Inbouw

Brandstofvoorziening dieselverwarming

Brandstofafname met tankaansluiting ingebouwd in de


tankarmatuur

1 2 3
2
4
a

1 Tankaansluiting voor tankarmatuur, di = 2 mm, da = 4 mm Toelaatbare leidinglengten


2 Brandstofslang, 3,5 x 3 (di = 3,5 mm), ca. 50 mm lang Zuigzijde
3 Brandstofleiding, 4 x 1 (di = 2 mm, blauw) a = max. 5 m
4 Brandstoffilter alleen bij kans op vuile brandstof noodzakelijk

Opletten a.u.b.!
Bij de inbouw tankaansluiting pos. (1) een minimale afstand van
52mm van het uiteinde van de stijgbuis tot de tankbodem aanhou-
den.
Pos. (4) behoort niet tot de leveringsomvang van de Inbouwset.
Bestelnr. zie pagina 10.
Bij montage van het brandstoffilter pos. (4) zijn twee koppelstukken
5/3,5 vereist, bestelnr. zie pagina 10.

Toegestane aanzuig- en drukhoogte dieselbrandstof


2
Drukhoogte van de voertuigtank naar de verwarming:
a = max. 3000 mm

Zuighoogte bij drukloze voertuigtank:


b = max. 10000 mm

Zuighoogte bij een voertuigtank, waarin bij de afname onderdruk ont-


a
staat (ventiel met 0,03 bar in de tankdop):
b = max. 400 mm

Opletten a.u.b.!
Tankontluchting controleren.

1
b

1 Aansluiting op verwarming
2 max. brandstofspiegel
3 Min. brandstofspiegel
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 29

3 Inbouw

Brandstofvoorziening

Brandstofkwaliteit voor benzineverwarming

De verwarming werkt probleemloos met de gebruikelijke brandstof


volgens DIN EN 51600 en DIN EN 228, welke u normaal voor uw motor
gebruikt.
De verwarming B 5 SC kan ook in combinatie met ethanol E85 worden
gebruikt.

Opletten a.u.b.!
Bij een werking op ethanol E85 moeten speciaal daarvoor geschikte
brandstofslangen worden gebruikt, voor het bestelnr. zie de set
Brandstofleidingen voor E85 zie pagina 10.
Bij een werking op ethanol E85 kan de capaciteit ca. 30% lager zijn.

Brandstofkwaliteit voor dieselverwarming

De verwarming werkt probleemloos met normale dieselbrandstof


volgens DIN EN 590.
In de wintermaanden wordt de dieselbrandstof aan de lage tempera-
turen van 0 C tot 20 C aangepast.
Problemen kunnen zo alleen bij extreem lage buitentemperaturen
ontstaan zoals ook bij de voertuigmotor zie hiervoor de voor-
schriften van de voertuigfabrikant.
In speciale gevallen en bij buitentemperaturen boven 0 C kan voor
de verwarming ook stookolie EL conform DIN 51603 worden gebruikt.
Wordt voor de verwarming brandstof uit een aparte tank gebruikt,
dan moeten de volgende regels in acht worden genomen:
bij buitentemperaturen boven 0 C,
dieselbrandstof conform DIN EN 590 gebruiken;
bij buitentemperaturen van 0 C tot 20 C,
winterdiesel conform DIN EN 590 gebruiken;
bij buitentemperaturen van 20 C tot 40 C,
artic-diesel c.q. polar-diesel gebruiken.

Opletten a.u.b.!
Bijmengen van afgewerkte olie is niet toegestaan!
De brandstofleidingen en de doseerpomp moeten na het tanken van
winter- of koudediesel met de nieuwe brandstof worden gevuld door
de verwarming 15 minuten in bedrijf te nemen!

Gebruik met biodiesel


(FAME voor dieselmotoren conform DIN EN 14 214)

De verwarming D 5 SC is niet voor gebruik met biodiesel conform DIN


EN 14214 toegestaan.
30 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

4 Bedr i jf en functie

Gebruiksaanwijzing Functiebeschrijving

De verwarming wordt via een bedieningselement ingeschakeld. Bij Inschakelen (standverwarmen)


het bedieningselement wordt een uitvoerige bedieningshandleiding
geleverd. Standverwarmen
Gelijk met het inschakelen verschijnt op het bedieningselement het
Opletten a.u.b.! symbool of de controlelamp gaat branden.
U krijgt de bedieningshandleiding van de inbouwwerkplaats.
Verwarmen
De waterpomp begint te draaien en na een geprogrammeerde opstart
tijd worden de verbrandingsluchtventilator, de gloeispiraal en de
Belangrijke aanwijzingen voor het gebruik
doseerpomp ingeschakeld.
Eerste ingebruikname van de verwarming Nadat in de branderkamer een stabiele vlam is gevormd, wordt de
De onderstaand genoemde punten moeten tijdens de eerste ingebruik- gloeistift uitgeschakeld.
name door de inbouwwerkplaats worden gecontroleerd. Afhankelijk van de warmtebehoefte regelt het apparaat tussen de standen:
Na de inbouw van de verwarming moet de koelwaterkringloop, even- Power Groot Klein Uit (regelpauze). Daarbij zijn de omschakeltempe-
als het gehele brandstofsysteem zorgvuldig worden ontlucht. Hier- raturen in het elektronische stuurapparaat voorgeprogrammeerd.
voor de geldende voorschriften van de fabrikant in acht nemen. De verwarming start bij koude koelvloeistof op de regelstand Groot
Voor het proefdraaien de koelwaterkringloop openen (de tempera- en wisselt zo nodig naar de regelstand Power. Bij hete koelvloeistof
tuurregelaar op WARM zetten). gebeurt de start op de regelstand Klein.
Tijdens het proefdraaien van de verwarming moeten alle water- en Nadat het water een temperatuur van ca. 75 C heeft bereikt afhan-
brandstofaansluitingen op lekkage en goed vastzitten gecontroleerd kelijk van de gekozen ventilatorstand wordt de verwarming in de
worden. regelstand Groot geschakeld.
Gaat de verwarming tijdens het bedrijf op storing, moet met behulp Wanneer de temperatuur van het water verder tot 80 C stijgt, wordt de
van een diagnose-apparaat de oorzaak uitgelezen en verholpen verwarming in de regelstand Klein geschakeld.
worden. Indien de verwarmingscapaciteit in de regelstand Klein onvol-
doende is, daalt de watertemperatuur naar 70 C de verwarming
Veiligheidscontrole voor de start doorvoeren wordt opnieuw in de regelstand Groot geschakeld.
Na een lange bedrijfsonderbreking (zomermaanden) alle onderdelen Indien de verwarmingscapaciteit in de regelstand Klein voldoende
op goede montage controleren (indien nodig de schroeven of bouten is, blijft de verwarming op de regelstand Klein staan. Stijgt de tem-
natrekken). peratuur van het water tot 85 C, dan schakelt de verwarming naar
Het brandstofsysteem door zichtcontrole op juiste dichtheid controleren. de regelstand Uit (regelpauze) en de verwarming draait nog even
door.
Voor het inschakelen
Nadat de koelwatertemperatuur in de regelpauze tot 75 C is afge-
Voor het inschakelen c.q. voorprogrammeren van de verwarming de
koeld, volgt een regelstart op de regelstand Klein.
verwarmingsregelaar van het voertuig op WARM (maximale stand)
In de regelpauze blijft de waterpomp gewoon draaien en op het
zetten en de ventilator op langzaam (laag stroomverbruik) instellen.
bedieningselement wordt het inschakelsymbool gewoon verder
Bij voertuigen met verwarmingsautomaat voor het uitschakelen van de
weergegeven.
ontsteking de verwarmingsregelaar op MAX. zetten en de gewenste
klepstand op OPEN instellen. Verwarmen op grote hoogten
Bij verwarmen op grote hoogten het volgende in acht nemen:
Standventileren
Verwarmen op hoogten tot 1.500 m:
Standventileren betekent: de mogelijkheid om in de zomer direct via het
Onbeperkt verwarmen mogelijk.
bedieningselement, of nog doelmatiger via de afstandsbediening
Verwarmen op hoogten boven 1.500 m 3.000 m:
de voertuigventilator aan te sturen zonder dat de verwarming gaat
Bij een kortstondig verblijf (bijv. pasoverschrijdingen of rustpauzes)
branden. Het doel is om een in de zon opgewarmde auto kort voor het
is verwarmen zonder problemen mogelijk.
vertrek met buitenlucht te ventileren.
Bij langer verblijf, bijv. wintercamping, is een hoogteaanpassing
van de brandstofvoorziening nodig.
De hoogte-aanpassing is door de inbouw van een luchtdruksensor
mogelijk. De luchtdruksensor is onderdeel van de hoogteset
bestelnummer 22 1000 33 22 00.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 31

4 Bedr i jf en functie

Stuur- en beveiligingsvoorzieningen
Als de benzineverwarming na inschakeling na 100 seconden, de Nooduitschakeling NOODSTOP

dieselverwarming na 70 seconden nog niet gaat branden, wordt de Indien tijdens de werking een nooduitschakeling NOODSTOP

startprocedure herhaald. is vereist, moet als volgt worden gehandeld:

Wanneer de verwarming na drie herhaalde startpogingen en de die- verwarming via het bedieningselement uitschakelen of

selverwarming na twee herhaalde startpogingen binnen de voorge- zekering van de verwarming eruit trekken of

programmeerde veiligheidstijd (240 seconden) niet wordt ontstoken, verwarming von de accu losmaken.

volgt een storingsuitschakeling.


Na een ontoelaatbaar aantal vergeefse startpogingen achter elkaar
volgt de inschakelblokkering van het stuurapparaat*.
Gaat de vlam tijdens de werking vanzelf uit, wordt automatisch een
nieuwe start doorgevoerd en eventueel worden binnen de aangege-
ven veiligheidstijd max. twee herhaalde startpogingen uitgevoerd.
Wanneer de verwarming niet ontsteekt of ontsteekt maar binnen 15
minuten weer uitgaat, volgt een storingsuitschakeling. Door kort uit
en weer in te schakelen (verwarming AAN/UIT) kan de storingsuit-
schakeling worden opgeheven.
In geval van oververhitting (bijv. watertekort, slecht ontlucht koel-
vloeistofcircuit) wordt de oververhittingsvoeler geactiveerd, de brand-
stoftoevoer wordt onderbroken en er volgt een storingsuitschakeling.
Nadat de oververhittingsoorzaak is weggenomen kan de verwarming
door uit en weer in te schakelen opnieuw gestart worden.
Voorwaarde: de verwarming is voldoende afgekoeld, koelwatertem-
peratuur < 70 C.
Na een ontoelaatbaar aantal achtereenvolgende uitschakelingen door
oververhitting, volgt de inschakelblokkering van het stuurapparaat.*
Wordt de onderste resp. bovenste spanningsgrens bereikt, volgt een
storingsuitschakeling.
Bij defecte gloeistift of onderbroken elektrische bedrading naar de
doseerpomp start de verwarming niet.
Het toerental van de ventilatormotor wordt continu gecontroleerd.
Start de ventilatormotor niet, wordt deze geblokkeerd of wijkt het
toerental meer dan 40% af, volgt na 60 seconden een storingsuit-
schakeling.

* Resetten van inschakelblokkering resp. uitlezen van de storingen is


mogelijk:
met de schakelklok EasyStart T.
met de radiografische afstandsbediening EasyStart R+.
met de diagnosetool EDiTH.

Bediening en foutcodelijst zijn te vinden in de met deze artikelen mee-


geleverde gebruiksaanwijzingen resp. in de handleiding voor het opspo-
ren van storingen en de reparatiehandleiding van de verwarming.

Opletten a.u.b.!
Uit- en weer inschakelen niet meer als 2 maal achter elkaar herhalen.
32 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

5 Elektr ische aa nsluitin g

Bekabeling van de verwarming Onderdelenlijst voor elektrisch schema verwarming en


kabelboom
Let op!
Veiligheidsaanwijzingen voor de bekabeling van de verwarming! -A7 Besturingsapparaat
De verwarming dient volgens de EMC-richtlijnen elektrisch aangesloten -B1 Regel-/oververhittingsvoeler
te worden. Door ondeskundige ingrepen kan de EMC benvloed worden, -B3 Oppervlaktesensor
daarom moet het volgende in acht worden genomen: -B5 Vlamvoeler
Bij de elektrische leidingen moet erop gelet worden, dat hun isola- -F1 Zekering verwarming
tie niet beschadigd wordt. -F2 Zekering bedieningselement
Vermijdt het volgende: -F3 Zekering voertuigventilator
Doorschuren, afknikken, inklemmen of warmte-inwerking. -Fx Zekeringenkast in voertuig
Bij waterdichte stekkers moeten de niet gebruikte aansluitingen -HG Verwarming
met blindstopjes, vuil- en waterdicht afgesloten worden. -K1 Relais voertuigventilator
Elektrische stekker- en massaverbindingen moeten corrosievrij en -M1 Brandermotor
vast gemonteerd zijn. -M11 Waterpomp
Stekker- en massaverbindingen buiten het voertuiginterieur met -R1 Gloeistift
contactbeschermingsmiddel invetten. -S3 Voertuigventilator
-S4 Voertuigventilator
Opletten a.u.b.! -XTR1 Kabel loskoppelen
Bij de elektrische bekabeling van de verwarming, alsook van het bedie- -Y1 Brandstofdoseerpomp
ningselement moet het volgende in acht genomen worden: a naar kabelboom stekker XB2
Elektrische leidingen en componenten moeten zodanig in het voertuig b naar verwarming stekker XS2
zijn gemonteerd, dat hun functie onder normale bedrijfsomstandighe- c naar bedieningselement
den niet nadelig benvloed kan worden (bijv. door warmte-inwerking, d ventilatorbesturing
vochtigheid e.d.). e verwarmingscriterium
De onderstaande kabeldiameters tussen accu en verwarming moeten f Inschakelsignaal
aangehouden worden.
Daardoor wordt de max. toelaatbare spanningsval over de leidingen Opletten a.u.b.!
van 0,5 V bij 12 V nominale spanning niet overschreden. Bij het 12-volts relais (-K1, van kl. 30 naar kl. 87a) is een max. stroom-
De kabeldiameter bij een kabellengte (pluskabel + massakabel) tot verbruik van 40 A toegestaan, d.w.z. dat de waarde van de voertuigei-
6m = kabeldiameter 4 mm. gen ventilatorzekering niet meer dan 40 A mag bedragen. Schakel-
Is de aansluiting van de pluskabel in de zekeringkast van het voer- schema zie pagina 34,36.
tuig (bijv. klem 30), moet ook de voertuig-eigen kabellengte van de
Bezetting van stekker -XS2
accu naar de zekeringkast bij de totale lengte in de berekening wor-
Kamer Diame- Kleur Functie
den meegenomen. Indien nodig moet deze opnieuw gedimensioneerd
ter
worden.
1 2,5 rood Accu Plus (klem 30)
Niet benutte kabeluiteinden isoleren. 2 2,5 bruin Accu Minus (klem 31)
3 0,5 zwart/rood Voertuigventilator
4 1,0 groen Doseerpomp Plus
5 0,5 blauw/wit Diagnose JE
6 0,5 blauw Verwarmingscriterium
7 0,5 geel Inschakelen Plus
8 0,5 violet Waterpomp Plus
9 1,0 bruin Waterpomp Minus
10 1,0 bruin/groen Doseerpomp Minus

Kabelkleuren
RD rood GR grijs BK zwart
BU blauw YE geel GN groen
WH wit VT violet BN bruin
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 33

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema benzineverwarming

-HG
-A7

-M1 -
0,75 BN
M 14
0,75 BK
13
+ 0,5 VT
12
-XS2
0,6 (0,5) BK 2,5 RD 1
-B1 11
0,6 (0,5) BK 2,5 BN 2
10

1,0 BN 0,5 BKRD 3
9
1,0 GN 4
0,12 WH 0,5 WH
-B3 8 0,5 BUWH 5
0,12 WH 0,5 WH
7 0,5 BU 6 a

1,5 WH 0,5 YE 7
6
0,5 VT 8
5
1,0 BN 9
4
-R1 1,0 BNGN 10
1,5 BN
3
0,22 BN
-B5 2
0,22 BN
1

A B

-M11
A B
M
- +

Stekker- en busbehuizing schakelschema verwarming en kabelboom

-XB2 -XS2 -XB10 -XS10 -XB3 -XS3

Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.

Onderdelenlijst zie pagina 32 25 2598 00 96 01/1


34 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema kabelboom benzineverwarming

Ign (+)
X:15
Bat (+)
X:30
-XTR1 -S3
-Fx 1
2
3

(-)
X:31
6,0 RD

4,0 BN

0,5 BN
0,5 RD
4,0 RD

1,5 RD

4,0 RD

c
0,5 BUWH
0,5 BN 1 3
2 2
-F1 -F2 -F3 3 1
0,5 RD
20A 5A 25A
-XB10 -XS10

0,5 RD
-XB2
1 2,5 RD
2 2,5 BN
3 0,5 BKRD 0,5 BKRD
d
4 0,75 GN
5 0,5 BUWH
b 6 0,5 BU
e
7 0,5 YE
f
8
9
10 0,75 BNGN

-XS3
2 1

-XB3
2 1
4,0 RDWH

0,5 BKRD
4,0 BKVT
0,75 BNGN

0,5 BN
4,0 BK
0,75 BN

-W1 -XB8 87 87a 30 +86 85


-XB4 2 1
-K1
-Y1 12V
2 1
12V

Onderdelenlijst zie pagina 32 25 2598 00 96 01/2


Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 35

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema dieselverwarming

-HG
-A7

-M1 -
0,75 BN
M 14
0,75 BK
13
+ 0,5 VT
12
-XS2
0,6 (0,5) BK 2,5 RD 1
-B1 11
0,6 (0,5) BK 2,5 BN 2
10

1,0 BN 0,5 BKRD 3
9
1,0 GN 4
0,12 WH 0,5 WH
-B3 8 0,5 BUWH 5
0,12 WH 0,5 WH
7 0,5 BU 6 a

1,5 WH 0,5 YE 7
6
0,5 GN 0,5 VT 8
5
0,5 GN 1,0 BN 9
4
-R1 1,0 BNGN 10
1,5 BN
3
0,22 BN
-B5 2
0,22 BN
1

A B 1 2

-M11 -Y1
A B 12V 1 2

M
- +

Stekker- en busbehuizing schakelschema verwarming en kabelboom

-XB2 -XS2 -XB10 -XS10 -XB3 -XS3

Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.

Onderdelenlijst zie pagina 32 25 2598 00 96 01/3


36 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema kabelboom dieselverwarming

Ign (+)
-X1:15
Bat (+)
-X1:30
-XTR1 -S3
-Fx 1
2
3

(-)
-X1:31
6,0 RD

4,0 BN

0,5 BN
0,5 RD
4,0 RD

1,5 RD

4,0 RD

c
0,5 BUWH
0,5 BN 1 3
2 2
-F1 -F2 -F3 3 1
0,5 RD
20A 5A 25A
-XB10 -XS10

0,5 RD
-XB2
1 2,5 RD
2 2,5 BN
3 0,5 BKRD 0,5 BKRD
d
4 0,75 GN
5 0,5 BUWH
b 6 0,5 BU
e
7 0,5 YE
f
8
9
10 0,75 BNGN

-XS3
2 3

-XB3
2 3
4,0 RDWH

0,5 BKRD
4,0 BKVT

0,5 BN
4,0 BK

-XB8 87 89 88 +86 1

-K1
12V

Onderdelenlijst zie pagina 32 25 2598 00 96 01/4


Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 37

5 Elektr ische aa nsluitin g

Aansluitschema bijverwarmen-functie

Variant 1: bei EasyStart-bedieningselementen


T8
T1 T2 T1
0,5 BU
e D+
f T3

T7

0,5 YE
T4

T2

Variant 2: alle bedieningselementen behalve EasyStart


T5 T8

0,5 BU
e D+
f T3

0,5 YE
T6

T5

e Verwarmingscriterium
f Inschakelsignaal

T1 Kabeluiteinden verbinden
T2 Lussen in kabelboom loskoppelen
T3 Verwarmingscriterium
T4 Opbinden en isoleren
T5 Lussen in kabelboom niet loskoppelen
T6 Inschakelsignaal
T7 Temperatuursensor (< 5 C)
T8 Schakelaar AAN/UIT (optie)
38 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema bedieningselement EasyStart Timer

X:15
Ign (+)
X:58
Light (+)

-E3

-XB10 -XS10
0,5* RD 1 1 0,35 RD
0,5 GYBK 2 2 0,22 GYBK
c 0,5* BN 3 3 0,22 BN
0,5* BUWH 4 4 0,22 BUWH
5 5 0,22 VT
6 6 0,35 YE
7 7 0,22 BNYE
8 8 0,22 WHRD
0,22 BNWH 9 9 0,22 BNWH
-B8
0,22 GY 10 10 0,22 GY

-XB10 -XS10

22 1000 34 97 01

Verklaring
-B8 Sensor ruimtetemperatuur (optie) Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.
-E3 EasyStart Timer
* kabeldoorsnede 0,75 mm Hydronic M II
c naar verwarming
Opletten a.u.b.!
De overige schakelschemas voor de EasyStart Timer zijn in de inbouw-
handleiding Plus afgedrukt, en bovendien zijn ze ter inzage en om te
downloaden beschikbaar op het serviceportaal.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 39

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema bedieningselement EasyStart Remote+

X:15
Ign (+)
X:58
Light (+)

-E5 -W2

-XB12
0,5* RD
1
2
c 0,5* BN
3
0,5* BUWH
4
5

-H2 0,22 RDYE


6
0,22 BNYE
7

0,22 BN
8
0,22 BNWH
-B8 9
0,22 GY
10

11
12

-XB12

22 1000 34 97 22

Verklaring
-B8 Sensor ruimtetemperatuur Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.
-E5 Stationair onderdeel EasyStart Remote+
* kabeldoorsnede 0,75 mm Hydronic M II
-H2 Toets
-W2 Antenne Opletten a.u.b.!
c naar verwarming De overige schakelschemas voor de EasyStart Remote+ zijn in de in-
bouwhandleiding Plus afgedrukt, en bovendien zijn ze ter inzage en om
te downloaden beschikbaar op het serviceportaal.
40 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema bedieningselement EasyStart Remote

X:15
Ign (+)
X:58
Light (+)

-E4 -W2

-XB12
0,5* RD
1
2
c 0,5* BN
3
0,5* BUWH
4
5

-H2 0,22 RDYE


6
0,22 BNYE
7

0,22 BN
8
9
10
11
12

-XB12

22 1000 34 97 33

Verklaring
-E4 Stationair onderdeel EasyStart Remote Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.
-H2 Toets
* kabeldoorsnede 0,75 mm Hydronic M II
-W2 Antenne
c naar verwarming Opletten a.u.b.!
De overige schakelschemas voor de EasyStart Remote zijn in de in-
bouwhandleiding Plus afgedrukt, en bovendien zijn ze ter inzage en om
te downloaden beschikbaar op het serviceportaal.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 41

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema bedieningselement EasyStart Select

X:15
Ign (+)
X:58
Light (+)

-E2

-XB4 -XS4
0,5* RD 1 1 0,35 RD
0,5 GYBK 2 2 0,35 GYBK
c 0,5* BN 3 3 0,35 BN
0,5* BUWH 4 4 0,35 BUWH

-XB4 -XS4
22 1000 34 97 34
Verklaring
-E2 EasyStart Select Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.
c naar verwarming
* kabeldoorsnede 0,75 mm Hydronic M II

Opletten a.u.b.!
De overige schakelschemas voor de EasyStart Select zijn in de inbouw-
handleiding Plus afgedrukt, en bovendien zijn ze ter inzage en om te
downloaden beschikbaar op het serviceportaal.
42 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

5 Elektr ische aa nsluitin g

Schakelschema bedieningselement EasyStart Call

X:15
Ign (+)
X:58
Light (+)

-E1 -W1

-XB12
0,5* RD
1
2
c 0,5* BN
3
0,5* BUWH
4
5

-H1 0,22 RDYE


6
0,22 BNYE
7

0,22 BN
8
0,22 BNWH
-B8 9
0,22 GY
10

11
12

-XB12
22 1000 34 97 18
Verklaring
-B8 Sensor ruimtetemperatuur Stekker- en busbehuizing zijn vanaf de kabelaanvoerzijde weergegeven.
-E1 EasyStart Call
* kabeldoorsnede 0,75 mm Hydronic M II
-H1 Toets
-W1 Antenne Opletten a.u.b.!
c naar verwarming De overige schakelschemas voor de EasyStart Call zijn in de inbouw-
handleiding Plus afgedrukt, en bovendien zijn ze ter inzage en om te
downloaden beschikbaar op het serviceportaal.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 43

6 Stor i ng/O nderhoud/Ser v ic e

Bij storingen de volgende punten controleren Service

Start de verwarming na het inschakelen niet: Heeft u technische vragen of een probleem met Uw verwarming dan
Verwarming uit- en weer inschakelen. kunt u zich binnen Duitsland wenden tot de volgende servicenummers:

Start de verwarming dan nog niet, dan controleren of: Hotline


er voldoende brandstof in de tank zit Tel. 0800/12 34 300
de zekeringen in orde zijn
Fax-Hotline
elektrische leidingen, verbindingen en aansluitingen in orde zijn
Tel. 01805/26 26 24
verbrandingsluchttoevoer of uitlaatsysteem niet verstopt zijn
Buiten Duitsland verzoeken wij u om contact op te nemen met de des-
Opletten a.u.b.! betreffende Eberspcher-dealers ter plaatse.
Let altijd goed op of er voldoende brandstof in de tank zit, omdat de
verwarming zonder brandstof op storing gaat en vergrendeld wordt.

Verhelpen van storingen

Wanneer de verwarming ook na controle van deze punten in storing


blijft of anderszins niet goed werkt, verzoeken wij u om contact op te
nemen:
Bij het inbouwen vanaf fabriek met uw dealerwerkplaats.
Bij het naderhand inbouwen met uw inbouwwerkplaats.

Opletten a.u.b.!
Wij verzoeken u om er op te letten dat garantieaanspraken kunnen ver-
vallen, wanneer de verwarming door derden of door het inbouwen van
niet-originele onderdelen wordt gewijzigd.

Onderhoudsaanwijzingen
Schakel de verwarming ook buiten het gebruiksseizoen ca. nmaal
per maand gedurende ca. 10 minuten in.
Voor iedere gebruiksperiode moet met de verwarming proefgedraaid
worden. Ontstaat er een lang aanhoudende sterke rook, treden er ab-
normale verbrandingsgeluiden op of ontstaat er een duidelijke geur
van brandstof of oververhitte elektrische/elektronische onderdelen,
moet de verwarming uitgeschakeld worden en door verwijderen van
de zekeringen buiten bedrijf gesteld worden. Opnieuw in gebruik
nemen mag pas na een grondige controle van door Eberspcher
geschoolde vakmensen.
De openingen van de verbrandingsluchttoevoer en het uitlaatsysteem
moeten na langere stilstand eerst gecontroleerd en indien nodig
gereinigd worden.
44 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

7 M i li eu

Certificering EG-verklaring van overeenstemming

De hoge kwaliteit van de Eberspcher producten is de sleutel tot ons De fabrikant:


succes. Eberspcher Climate Control Systems GmbH & Co. KG
Om deze kwaliteit te garanderen, hebben wij in de richting van kwali-
teitsmanagement (QM) alle arbeidsprocessen in de onderneming geor- Adres:
ganiseerd. Eberspcherstrae 24
Tegelijkertijd werken wij aan een continue verbetering van de product- D-73730 Esslingen
kwaliteit, om aan de steeds groeiende eisen van de gebruikers te kun-
nen voldoen. verklaart hierbij dat het onderstaand vermelde product:
Wat voor het veiligstellen van de kwaliteit nodig is, wordt in internatio-
Productbeschrijving Voertuigverwarming
nale normen vastgelegd.
Type Hydronic II
Deze kwaliteit is zeer omvangrijk. Uitvoering B 4 S/B 5 S B 5 SC
Dit betreft producten, fabricageprocessen en klant-leveranciersbetrek- D 4 S/D 5 S D 5 SC
kingen.
Officieel toegelaten keuringsinstanties hebben het systeem gecontro-
leerd en goedgekeurd. Dit is door middel van de desbetreffende certifi- aan de eisen van onderstaande EG-richtlijnen voldoet:
caten aangegeven. a) Richtlijn voor verwarmingsapparaten 2001/56/EG,
Gewijzigde versie 2006/119/EG
De Fa. Eberspcher heeft zich reeds voor de volgende standaards ge-
b) EMC van voertuigen 72/245/EWG,
kwalificeerd:
Gewijzigde versie 2009/19/EG
Kwaliteitsmanagement overeenkomstig c) Regeling voor verwarmingsapparaten ECE-R 122,
DIN EN ISO 9001:2008 en ISO/TS 16949:2009 Gewijzigde versie 00
d) EMC van voertuigen ECE-R 10,
Milieumanagementsysteem overeenkomstig
Gewijzigde versie 03
DIN EN ISO 14001:2004

Voor de beoordeling van het product werden de onderstaande normen/


Afvoeren van oude materialen richtlijnen gebruikt:
2001/56/EG; 72/245/EWG; ECE-R 122; ECE-R 10
Afvoeren van oude materialen
Oude apparaten, defecte onderdelen en verpakkingsmateriaal zijn over
het algemeen naar soort te scheiden, zodat indien gewenst alle delen
milieuvriendelijk afgevoerd resp. hergebruikt kunnen worden.
Hierbij gelden elektromotoren, stuurapparaten en sensoren (bijv. tempe-
ratuurvoelers) als elektrisch afval.

Uit elkaar halen van de verwarming


De verwarming kan volgens de geldende storingen en reparatiehandlei-
ding in onderdelen uit elkaar gehaald worden.

Verpakking
De verpakking van de verwarmingen kan voor een eventuele terugzen-
ding bewaard worden.
Voertuigverwarmingen Technische documentatie | 45

8 Index

Trefwoordenregister Inbouwvoorbeeld 15
A Inleiding 5
Aansluitschema bijverwarmen-functie 37 Inschakelen 30
Afkortingenindex 45 K
Afvoeren van oude materialen 43 Koelwaterkringloop 1821
Automatische besturing 7 Kwaliteitsmanagement 43
B L
Bedrijf 8 Leveringsomvang 10, 11
Bekabeling van de verwarming 32 Leveringsomvang inbouwset 10
Belangrijke aanwijzingen voor het gebruik 30 Leveringsomvang verwarming 10
Belangrijke informatie 6 M
Bescherming tegen ongevallen 9 Milieumanagementsysteem 43
Bij storingen controleren 42 Montage en bevestiging verwarming 17
Biodiesel 29 Montagestappen 17
Brandstofafname met aparte tankaansluiting 25
Brandstofkwaliteit voor benzineverwarming 29 N
Brandstofkwaliteit voor dieselverwarming 29 Nooduitschakeling 31
Brandstofleidingen verleggen 24 Nooduitschakeling NOODSTOP 31
Brandstoftoevoer 7 O
Brandstofvoorziening 2429 Onderhoudsaanwijzingen 42
C P
Certificering 43 Pictogrammen 6
D Plaatsing van de verwarming 7
DIN EN 14 214 29 R
Doel van deze documentatie 5 Relaisfitting 18
Doseerpomp monteren 24 S
E Schakelschema bedieningselement EasyStart Call 41
Eerste ingebruikname 30 Schakelschema bedieningselement EasyStart R 39
EG-verklaring van overeenstemming 43 Schakelschema bedieningselement EasyStart R+ 38
F Schakelschema bedieningselement EasyStart T 40
FAME 29 Schakelschema benzineverwarming 33
Fax-Hotline 42 Schakelschema dieselverwarming 35
Functiebeschrijving 30 Schakelschema kabelboom benzine 34
Schakelschema kabelboom diesel 36
G Service 42
Gebruik met biodiesel 29 Speciale schrijfwijzen 6
Gebruiksaanwijzing 30 Standventileren 30
Gevaren- en veiligheidsaanwijzingen 8 Standverwarmen 30
H Stuur- en beveiligingsvoorzieningen 31
Hoofdafmetingen verwarming 14 T
Hoofdafmetingen waterpomp 14 Technische gegevens benzineverwarming 12
Hotline 42 Technische gegevens dieselverwarming 13
I Toegestane aanzuig- en drukhoogte 26
Inbouw 8 Toelaatbare inbouwposities 16
Inbouwplaats 15 Toelaatbare leidinglengten 25, 27, 28
Inbouwpositie van de doseerpomp 26 Toepassingsdoel/gebruiksdoel 6
Inbouwpositie verwarming 16 Typeplaatje 17
Inbouwpositie waterpomp 16
46 |Voertuigverwarmingen Technische documentatie

8 Index

U Afkortingenindex
Uit elkaar halen van de verwarming 43
ADR
Uitlaatgeluiddemper 22
Europese overeenstemming over het internationale vervoer van gevaar-
Uitlaatgeluiddemper bevestigen 22
Uitlaatsysteem 7, 21 lijke stoffen over de weg.
Uitlaatsysteem monteren 22 ECEregeling
V Internationaal overeengekomen, uniforme, technische voorschriften
Veiligheidskeuring 30 voor voertuigen, onderdelen en uitrustingen van vrachtwagens.
Verbrandingsluchttoevoer 7, 23
Verbrandingsluchttoevoer monteren 23 EMC-richtlijnen
Verhelpen van storingen 42 Elektromagnetische compatibiliteit.
Verklaring 32 E85 ethanolbrandstof
Verpakking 43
Benzine met 85% Ethanol.
Verwarmen 30
Verwarmen op grote hoogten 30 FAME
Voor het inschakelen 30 Biodiesel conform DIN EN 14214.
W JE-partner
Wettelijke voorschriften 7
J. Eberspcher-partner
Z
Zekeringenhouder 18
25 2598 90 00 01 NL 02.2014 Wijzigingen voorbehouden Eberspcher Climate Control Systems GmbH & Co. KG

Hoofdkantoor:
Eberspcher Climate Control Systems
GmbH & Co. KG
Eberspcherstrae 24
D-73730 Esslingen
Hotline: 0800 1234300
Fax-hotline: 01805 262624
info@eberspaecher.com
www.eberspaecher.com

Vous aimerez peut-être aussi