Vous êtes sur la page 1sur 2

Stepping Stones 1 kgt Chapter 2: Family and Friends

Stone 5

Je familieleden voorstellen:
This is Mr Smith. He's my uncle. Dit is meneer Smith. Hij is mijn oom.
This is Stephen. He's my brother. Dit is Stephen. Hij is mijn broer.
This is Mr Smith. He's my husband. Dit is meneer Smith. Hij is mijn echtgenoot.
This is Stephen. He's my stepbrother. Dit is Stephen. Hij is mijn stiefbroer.
This is Mr Smith. He's our grandfather. Dit is meneer Smith. Hij is onze grootvader.
This is Marieke. She's my sister. Dit is Marieke. Zij is mijn zus.
This is Mrs Brown. She's our aunt. Dit is mevrouw Brown. Zij is onze tante.
This is Mrs Brown. She's my wife. Dit is mevrouw Brown. Zij is mijn echtgenote.
This is Marieke. She's my stepsister. Dit is Marieke. Zij is mijn stiefzus.
This is Mrs Brown. She's my grandmother. Dit is mevrouw Brown. Zij is mijn
grootmoeder.
These are Cindy and Stephen. Dit zijn Cindy en Stephen.
They're my cousins. Zij zijn mijn neef en nicht.
These are Mr and Mrs Smith. Dit zijn meneer en mevrouw Smith.
They're our grandparents. Zij zijn onze grootouders.
These are Mr and Mrs Black. Dit zijn meneer en mevrouw Black.
They're my uncle and aunt. Zij zijn mijn oom en tante.
These are Dennis and Helen. Dit zijn Dennis en Helen.
They're our children. Zij zijn onze kinderen.

Stone 6

Vragen of iemand familie is:


Is he your brother? Yes, he is. Is hij jouw broer? Ja.
Is he your brother? No, he isn't Is hij jouw broer? Nee.
Is she your aunt? Yes, she is. Is zij jouw tante? Ja.
Is she your aunt? No, she isn't. Is zij jouw tante? Nee.
Are you Jim's cousin? Yes, I am. Ben jij de neef van Jim? Ja.
Are you Jim's cousin? No, I'm not. Ben jij de neef van Jim? Nee.
Are they your uncle and aunt? Yes, they are. Zijn zij jouw oom en tante? Ja.
Are they your uncle and aunt? No, they Zijn zij jouw oom en tante? Nee.
aren't.

Stone 7

Jezelf voorstellen:
My name's Marian. Mijn naam is Marian.
I'm David. Ik ben David.
I'm 12 years old. Ik ben 12 jaar oud.
I live in Groningen. Ik woon in Groningen.
I come from the Netherlands. Ik kom uit Nederland.
I'm from Amsterdam. Ik kom uit Amsterdam.
I have one brother and two sisters. Ik heb n broer en twee zussen.
I have nine cousins. Ik heb negen neven en nichten.
My hobby is playing tennis. Mij hobby is tennissen.
My hobbies are fishing and surfing the Net. Mijn hobby's zijn vissen en surfen op internet.

1
Stone 8

Jezelf en anderen beschrijven:


I have blond hair. Ik heb blond haar.
They have blue eyes. Zij hebben blauwe ogen.
I have long legs. Ik heb lange benen.
He is fat. Hij is dik.
It isn't strong. Het is niet sterk.
He isn't tall. Hij is niet lang.
She is short. Zij is klein.
The monster has a long neck. Het monster heeft een lange nek.
My friend has a dark skin. Mijn vriend heeft een donkere huid.
His hair is straight. Zijn haar is steil.
His hair is curly. Zijn haar is krullend.
His hair is blond. Zijn haar is blond.

Vous aimerez peut-être aussi