Vous êtes sur la page 1sur 75

13-1-2018 Domeindossier

OJW

Egelmeers,Adriënne A.A.M.A.
FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE EINDHOVEN
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................................... 1
Jonge kind ................................................................................................................................................ 0
Les 1: Aardrijkskunde en BVO ............................................................................................................. 0
Oude kind ................................................................................................................................................ 0
Les 1: Levensbeschouwing .................................................................................................................. 0
Les 2: Natuur & Techniek .................................................................................................................... 0
Les 3: Aardrijkskunde/levensbeschouwing ......................................................................................... 0
Les 4: Geschiedenis ............................................................................................................................. 0
Les 5: N&T............................................................................................................................................ 0
Bibliografie ............................................................................................................................................... 0

Inleiding
In dit document zijn mijn beste lessen van de afgelopen 1,5 jaar te vinden op het gebied van OJW. Dit
document behoort daarom tot het domeindossier.

Omdat ik een aantal weken niet heb kunnen functioneren op mijn stageschool door een ongeluk wat
ik gehad heb, heb ik minder materiaal voor het jonge kind. Hierdoor heb ik ervoor gekozen om mijn
vooral aan te vullen met materialen van het oude kind.
Jonge kind
Les 1: Aardrijkskunde en BVO

Project landschap
Speelwerkthema/onderwerp
Aardrijkskunde, taal en beeldende vorming

Doel van het project


De kinderen zijn op het einde van het project in staat om in tweetallen een landschap te maken
waarbij ze zelf inspraak hebben gehad in materiaal, kleurgebruik en onderwerp. Van te voren zijn er
eisen gesteld aan dit project. De kinderen hebben deze eisen succesvol in hun project verwerkt.

De kinderen zijn op het einde van het project in staat om autonoom te handelen. Dit laten ze zien
door in tweetallen zelf materialen te kiezen waarmee ze gaan werken. Ook maken ze eigengemaakte
afspraken over het samenwerken binnen hun tweetal. Hierbij dient de leerkracht als begeleider en
coach en niet als initiatiefnemer.

De kinderen hebben succesvol door de verschillende brillen van multiperspectiviteit gekeken. Ze


kunnen deze brillen ‘opzetten’ en daardoor verschillende standpunten uit de samenleving
aannemen.

De kinderen hebben eigengemaakte afspraken gemaakt in tweetallen. Ook hebben ze hier zich aan
gehouden.

Daarnaast kunnen de kinderen op het einde van het project hun ontwerp presenteren aan de klas.
De kinderen maken daarbij kennis met feedback geven op elkaar en op het proces van hun
klasgenoten.

De kinderen kunnen aan het einde van dit project verschillende landschappen van elkaar
onderscheiden en daarbij vertellen wat de kenmerken van die landschappen zijn.

Voor de kerndoelen die ik gebruikt heb, verwijs ik naar de kennisbasis van aardrijkskunde en
beeldende vorming.

Tijd Leerinhoud Didactisch handelen (leraar) Leeractiviteit (leergedrag


kinderen)
LES 1 - De leerkracht projecteert groot een foto op het bord - De kinderen luisteren
waar landschap op te zien is. In verhaalvorm wordt naar het verhaal van de
Inleiding Associatie verteld dat de leerkracht hier geweest is en wat hij daar leerkracht en reageren
gezien heeft. Aan de kinderen wordt gevraagd of ze op zijn vragen.
+/- 15 Multi- kunnen raden in welk land/gebied dit precies was. - De uitgekozen kinderen
minuten perspectivisme - De leerkracht vraagt een 3 of 4 kinderen om de presenteren de door hun
landschapsfoto die ze mee hebben genomen te meegenomen foto aan
Aansluiten presenteren aan de rest van de klas. de rest van de klas.
belevingswereld - De leerkracht neemt een begeleidende rol aan. Hij
vraagt het kind met de foto om iets over de foto te
vertellen.
o Waar was je toen de foto werd genomen?
o Met wie was je op deze plek toen de foto genomen
werd?
o Was het daar koud of warm?
o Waren er bergen?
o Was er een zee of rivier in de buurt?
o Hoe leven de mensen daar?
o Zijn de mensen er rijk of arm en wat is dat dan?
Kern Inventarisatie - De leerkracht vraagt de klas om binnen de groepen in - De kinderen overleggen
meegenomen de klassenopstelling kort te bespreken wat er op de in groepen over de foto’s
+/- 35 beeldmateriaal foto’s te zien is en wat voor landschappen het zijn. en beantwoorden de
minuten - De leerkracht stopt het overleggen in groepen. Hierna verschillende vragen.
vraagt hij de kinderen om verschillende kenmerken uit - De kinderen geven aan
de natuur (sneeuw, bos, berg, woestijn, zee etc.) op te wat ze gevonden hebben
noemen. Hier maakt hij een grote lijst van op het tijdens de gesprekken.
digibord. Dit zal later als inspiratie dienen tijdens het - De kinderen vullen
project. samen met de leerkracht
Lijst met - De leerkracht laat op het digibord verschillende soorten de lijst (aan).
landschappen landschappen zien waarop bijvoorbeeld sneeuw, bos, - De kinderen gaan in het
maken bergen, woestijn of zee te zien zijn. Dit zijn ook aangewezen tweetal
verschillende kunstwerken en schilderijen van zitten en overleggen
verschillende kunstenaars en schilders. De lijst wordt zo samen over de regels.
nodig aangevuld. - De kinderen stellen
Kinderen in - De leerkracht vertelt de kinderen dat ze in tweetallen vragen wanneer de
tweetallen (die van te voren al gemaakt zijn) een landschap gaan opdracht niet duidelijk is.
afspraken laten ontwerpen. Hiervoor moeten er van te voren een - De kinderen gaan in het
maken aantal afspraken gemaakt worden. De leerkracht vertelt tweetal aan de slag met
de kinderen dat ze een blaadje krijgen waarop ze de de grove schets van hun
afspraken schrijven die ze in het tweetal gemaakt landschap.
hebben. Het is van belang dat beide kinderen het met
de afspraken eens zijn. De leerkracht stuurt de kinderen
in de denkrichting zodat ze uiteindelijk de volgende
vragen kunnen beantwoorden:
o Hoe overleg je met elkaar?
o Wat doe je als iemand niet aan de slag is?
o Wat doe je als je niet hetzelfde idee hebt?
o Wat doe je als je er samen niet uit komt?
o Hoe ga je samen met de materialen om?
o Wat wil je op het einde van het project geleerd
hebben?
- De leerkracht verdeelt de klas in tweetallen, die
gemaakt zijn aan de hand van de resultaten van de
observatie over taakgerichtheid. De leerkracht wijst de
werkplekken van de tweetallen aan.
Kort bespreken - Na een aantal minuten vraagt de leerkracht klassikaal
van afspraken aan een aantal groepen hoe ze omgaan met
bovenstaande vragen. De leerkracht trekt hierna de
conclusie dat de kinderen dus in principe zonder hulp of
bemoeienis van de leerkracht verder kunnen.
Uitleg project - De leerkracht vertelt de kinderen wat de bedoeling is
van het ‘project’. Hij vertelt hierbij het volgende:
o De kinderen gaan een landschap maken in
tweetallen. In dit landschap moeten minimaal 3
natuurverschijnselen zitten die van te voren in de
lijst op het digibord zijn gezet.
o De kinderen werken op A2 formaat papier. Dit is een
groot vel, dus uiteindelijk mag er niks meer wit zijn
op het papier.
o Voordat de kinderen gaan werken met de
verschillende materialen, gaan ze in hun tweetal in
overleg over wat ze maken en hoe ze dat gaan
maken. Hierna maken de kinderen een grove schets
hiervan.
o De kinderen mogen zelf materialen kiezen. Er is
Controle uitleg keuze uit de volgende materialen: verf, kralen,
rietjes, papier, lappen stof etc.
Grove schets - De leerkracht controleert bij de kinderen of de
maken opdracht begrepen is.
(divergeren) - De leerkracht vraagt de kinderen om te beginnen aan
de grove schets zodat ze volgende les met de
materialen en kleuren aan de slag kunnen.
Slot Korte reflectie - De leerkracht vraagt de kinderen om alles neer te - De kinderen leggen
op de les leggen en te luisteren. alle spullen neer en
+/- 10 - De leerkracht vraagt de kinderen hoe de samenwerking luisteren.
minuten ging. - De kinderen
Opruimen - De leerkracht vraagt hoe het gaat met het project en vertellen iets over de
ook of de kinderen uit kunnen leggen waarom dit zo is. samenwerking
- De leerkracht vraagt de kinderen om netjes op te - De kinderen ruimen
ruimen en terug te gaan zitten op hun eigen plek. Het hun spullen op en
blad met de afspraken wordt bewaard door één kind in gaan op hun eigen
het tweetal. Het vel met daarop het project wordt voor plek zitten. Eén
in de klas ingeleverd. Daar staan ook de namen op. iemand van het
tweetal bewaart de
regels.
LES 2 - De leerkracht vraagt één van de kinderen wat we de - De kinderen
vorige les gedaan hebben en wat de opdracht ook vertellen wat we de
Inleiding Korte terugblik alweer was (ook verwijzen naar de zelf gemaakt vorige les hebben
vorige les afspraken van de kinderen). gedaan en
+/- 5 - De leerkracht vraagt de kinderen of ze nog ergens benoemen de
minuten rekening mee moeten houden (feedback van vorige les eventuele feedback
meenemen). De leerkracht vertelt verder ook dat de die daarbij
kinderen, wanneer ze klaar zijn met het ontwerp, gaan meegenomen moet
oefenen voor een presentatie die ze gaan geven voor worden.
hun klasgenoten. Hierbij vertellen ze kort iets over wat - De kinderen pakken
ze gemaakt hebben, over hoe je dit ziet en over de hun afspraken weer
manier waarop ze materialen gebruikt hebben. Ook op tafel.
vertellen ze kort iets over het verloop van de
samenwerking binnen het tweetal.
- De leerkracht vraagt de kinderen om hun eigen
gemaakte afspraken op tafel te pakken.
- De leerkracht vertelt de kinderen waar de verschillende
materialen staan. Tijdens het project wordt er zo min
mogelijk gelopen, omdat je per ongeluk tegen het
kunstwerk van iemand anders aan kunt lopen of per
ongeluk iets om kunt stoten.
Kern Project - De leerkracht vraagt de kinderen om door te gaan met - De kinderen werken
uitvoeren het project. aan het project en
+/- 35 (convergeren) - De leerkracht loopt rond tijdens het project maar heeft gaan naar de
minuten een observerende en eventueel begeleidende rol. leerkracht wanneer
- De leerkracht vraagt op het einde van dit onderdeel ze er niet zelf zonder
aan de kinderen of zij hun spullen op willen ruimen en hulp uit komen.
op hun eigen plek willen gaan zitten. Hun ontwerp
laten ze op tafel liggen.
Slot Presentaties - De leerkracht vraagt de helft van de tweetallen om in - De kinderen gaan in
groepen een cirkel te gaan staan. de verschillende
+/- 20 Daarna wordt aan de andere kinderen gevraagd of ze in cirkels staan met
minuten hun tweetal in een kring om deze kinderen heen willen hun ontwerp.
gaan staan. Zo staat uiteindelijk ieder tweetal - De kinderen stellen
tegenover een ander tweetal. Alle tweetallen hebben elkaar vragen en
hun ontwerp vast. Het is nu de bedoeling dat de twee presenteren hun
tweetallen die tegenover elkaar staan kort iets ontwerp.
vertellen over wat ze gemaakt hebben, over hoe je dit - De kinderen
ziet en over de manier waarop ze materialen gebruikt reflecteren samen
hebben. Ook vertellen ze kort iets over het verloop van met de leerkracht
de samenwerking binnen het tweetal. Het andere het project en
tweetal mag vragen stellen aan het tweetal wat aan het vertellen wat leuk en
woord is. De vraag is ook of alle eisen die in het begin minder leuk was en
zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het ontwerp. ook waarom ze dat
Wanneer alles besproken is, schuift de binnenste cirkel vonden.
twee plekken door. Uiteindelijk hebben dus alle - De kinderen kijken
tweetallen ongeveer zeven andere tweetallen terug op de doelen.
gesproken.
Feedback, - De leerkracht vraagt de kinderen om op hun plek te
resultaten gaan zitten. Er wordt gevraagd wat de kinderen geleerd
bespreken en hebben van het project en wat ze leuk/minder leuk
reflecteren op vonden en waarom. Ook wordt teruggekeken naar de
proces doelen en waarom deze wel of niet behaald zijn. Verder
wordt ook besproken in hoeverre de eigen opgestelde
regels gewerkt hebben en waarom.
Reflectie project
Minpunten
Toen ik met les 1 begonnen was, kwam ik er al vrij snel achter dat ik te weinig tijd had. Mijn mentor
vond dit gelukkig geen probleem. Daarom heb ik over de eerste les 2 uur gedaan met de kinderen.
Tijdens les 2 kwam ik wederom weer tijd te kort. Daarom heb ik besloten om het deel van het
reflecteren naar een les later te zetten. Ik heb verder ook niet over de natte verf nagedacht, die nog
niet droog zou zijn geweest tijdens het presenteren. Daarom is het geluk met een ongeluk dat ik tijd
te kort kwam en het einde mijn les dus nog een dag door moest schuiven. In totaal had ik zo’n 4 tot 5
uur nodig om het gehele project samen met de kinderen uit te voeren.

Waar ik ook tegenaan liep, was het feit dat ik de kinderen in het begin heel erg moest sturen toen ze
na gingen denken over samenwerken met een ander. Achteraf had ik een les vóór het project
moeten plannen, waarbij ik dieper in ging op het samenwerken. Hierdoor waren de kinderen
waarschijnlijk meer geïnformeerd, waardoor ze wisten waaraan ze konden denken. Op die manier
hadden ze minder hulp van mij nodig gehad en hadden ze meer na kunnen denken over wat ze nu
precies in de samenwerking wilden.
Ook het idee om de kinderen de regels te laten opschrijven, was achteraf een minder goed idee. Ik
merkte dat ze erg goed konden vertellen wat ze wilden, maar het opschrijven van die regels was een
stap te ver. Dit komt natuurlijk ook omdat ze talig nog niet zo ver zijn en nog niet alles kunnen
opschrijven wat ze wel kunnen beschrijven en laten horen. Daarom had ik achteraf met
pictogrammen kunnen werken of de kinderen kunnen laten tekenen wat ze precies bedoelden. Ik
had ook samen met de kinderen de algemene regels kunnen bespreken die voor de gehele klas
golden. Hierdoor hadden de kinderen niet zelf een papier in de hand te hoeven pakken.

Het kijken via multiperspectiviteit, is voor kinderen van groep 3 best lastig. De vraag over rijk en arm
konden de kinderen wel beantwoorden, maar ze vonden het lastig om hier verder op in te gaan.

Ik kreeg van Silvia, mijn docent beeldende vorming, de feedback om de kinderen eerst de
achtergrond te laten schilderen en daarna pas te gaan werken met de verschillende materialen. Op
die manier hadden de kinderen meer houvast gehad aan hun ontwerp.
Ik als student kijk hier anders tegenaan. Nu ik gezien heb op wat voor manier de kinderen te werk
gaan, weet ik zeker dat ze ook zonder deze houvast kunnen werken aan een landschap. Ik ben
daarom ook van mening dat je kinderen een stukje autonomie afneemt, wanneer je ze ‘opdraagt’ om
eerst te verven. Op die manier zouden alle producten een geschilderde achtergrond hebben, iets wat
nu niet het geval is. Zie hiervoor ook de foto’s die ik heb genomen.

Pluspunten
Voor dit ontwerp heb ik verder de checklist voor het gedrag van de leerkracht gepakt. Door rekening
te houden met deze checklist, merkte ik dat de kinderen vrijwel allemaal zelfstandig aan de slag
konden. Ik ben in de lessen vooral een coach geweest; een doel wat ik aan het begin van dit project
gesteld had.

De kinderen hebben geleerd om samen te werken in tweetallen. Ook hebben ze stap voor stap
gewerkt aan het maken van het project, maar ook aan hun samenwerking. De tweetallen die ik
gemaakt had, kwamen goed uit de verf. De kinderen gingen enthousiast aan de slag en hielpen elkaar
waar dat nodig was.

Tijdens dit project zijn de kinderen voor het eerst aan de slag gegaan met hun autonoom vermogen.
Het koppelen van aardrijkskunde aan beeldende vorming was een goede manier om hier aan te
werken. Het project kreeg voor de kinderen betekenis door de foto’s die ze mee mochten nemen,
maar ook door het feit dat ze zelf hun materialen mochten kiezen.
De kinderen hebben mede door dit project een eerste opstap naar het autonoom handelen gemaakt.
Daarom kan ik met zekerheid zeggen dat mijn hoofdvraag ‘Hoe zorg ik ervoor dat de overgang van
groep 2 naar groep 3 met betrekking tot autonomie en zelfstandigheid minder groot wordt voor de
kinderen?’ daardoor beantwoord heb en succesvol een oplossing voor dit probleem heb gevonden.
Wanneer dit project in het begin van groep 3 uitgevoerd zou worden met de nodige aanpassingen,
zou ik kunnen stellen dat de kinderen daarmee werken aan hun autonoom handelen en
zelfstandigheid. Tijdens dit project en de verwerking daarvan ervaren kinderen hoe het is om op
elkaar aangewezen te zijn en zelf keuzes te moeten maken, hierbij ook rekening houdend met
anderen.

Feedback mentor
Na de uitvoer van het project, heb ik Ine Lunter (mentor) om feedback gevraagd. Dit is zowel op het
ontwerp zelf als op de uitvoer.

Evaluatie project: Uitgevoerd 8 en 9 januari 2018, Basisschool Het Palet Hapert, Groep 3B

Stagiaire: Adriënne Egelmeers

Werkplekbegeleider: Ine Lunter

Het was een heel mooi project, waarbij de kinderen op verschillende vlakken werden uitgedaagd. Dat
was goed te zien aan het enthousiasme waarmee de kinderen twee dagen aan het werk zijn geweest.
Het resultaat van de werkstukken spreekt daarbij voor zich.

Voorbereiding:
 Je hebt een goede voorbereiding gemaakt. Het project is goed doordacht en de manier
waarop je weloverwogen de tweetallen hebt samengesteld, getuigt van inzicht in de groep.
De resultaten van jouw observatie heb je knap verwerkt, subliem!
 Voor de aanvang heb je een mededeling uit laten gaan naar ouders en kinderen, zodat er
vooraf ook thuis over het project nagedacht kon worden. Veel ouders hadden samen met hun
kind thuis al een landschap besproken.
 Alle materialen en benodigdheden waren tijdig ter plaatse.

Doelen:
 Sommige doelstellingen van het project waren wel heel erg ambitieus. Peuters en kleuters
bezien de wereld alleen nog vanuit het eigen perspectief en de eigen behoeftes. Kinderen van
zes beginnen dat stadium pas net te overstijgen. Jouw formulering: “De kinderen hebben
succesvol door de verschillende brillen van multiperspectiviteit gekeken. Ze kunnen deze
brillen ‘opzetten’ en daardoor verschillende standpunten uit de samenleving aannemen.” was
erg hoog gegrepen.
 Het was mooi om te zien hoe de kinderen in tweetallen met de afspraken aan de slag gingen.
Heel goed dat je hen liet nadenken over een succesvolle samenwerking. Op deze expliciete
manier is dat nog niet aan bod geweest. Een goede oefening voor de kinderen, heel
waardevol. Een uitwerking op papier was wel moeilijk voor hen. Ook daarvoor zijn de
kinderen nog wat jong. De activiteit op zich kwam echter goed uit de verf.
 In je project heb je ruim de tijd genomen om de verschillen in landschappen en de kenmerken
daarvan met de kinderen te bespreken. In de werkstukken is goed te zien dat de kinderen hier
veel van opgestoken hebben.

Uitwerking:
 Je hebt het project goed opgebouwd in behapbare onderdelen. Bij het lezen van jouw
voorbereiding was ik bang dat het theoretische deel te lang zou duren. Maar door de
gestructureerde manier waarop je het geheel hebt aangepakt, zijn de kinderen van begin tot
eind gemotiveerd gebleven. Knap gedaan!
 Het onderdeel samenwerken en het onderdeel aardrijkskunde hebben beide een prominente
plek gekregen in het project. En ook beide zijn ze leidend geweest in het geheel. De kinderen
hebben daarbij nieuwe woorden geleerd, nieuwe uitdrukkingen ervaren en overlegmomenten
geoefend. Hoe talig wil je het hebben!!
 Het onderdeel van de presentatie heb je jammer genoeg niet gered binnen de tijd. Maar ik sta
achter jouw beslissing om die uit te stellen. Er waren zulke waardevolle processen aan de
gang, die ga je niet afbreken omdat het in jouw planning staat. Presenteren kan ook achteraf,
het project was op deze manier helemaal af! Chapeau!

Feedback adjunct-directeur
Als tweede heb ik de adjunct-directeur van Het Palet, Daphne Meijers, gevraagd om feedback te
geven op mijn ontwerp. Zij heeft tevens ook de master pedagogiek gevolgd en weet dus veel af over
het onderwerp ‘autonomie’. Daarom heb ik haar ook als mijn expert gebruikt.

Je formuleert een heldere probleemstelling. Voor een volgende keer lijkt het me een interessant
vraagstuk om te onderzoeken of kinderen in groep 1/ 2 wellicht niet meer autonomie ervaren als in
groep 3 en leerkrachten daarom de beschreven problematiek ervaren. Je stelt duidelijke deelvragen
en doet een brede theoretische verkenning. Een tip voor literatuurstudie in de toekomst zou kunnen
zijn dat je eerst een keuze maakt voor één concept. Ik bedoel hiermee dat je eerst zelfstandigheid en
autonomie (ik zou ook zelfsturing/ zelfregulatie meenemen) verkent, een keuze maakt en dat
concept grondig uitdiept. Je hebt dan ruimte om theorieën naast en tegenover elkaar te zetten. Je
vertaalt de theorie van Simons goed naar je doelstelling van het project. Ik ben nog benieuwd naar
de conclusie, maar die komt vast nog. Heeft je ontwerp beantwoord aan je doelstelling? Ik vermoed
dat je ook aanbevelingen zal hebben voor de toekomst omdat je project eenmalig was. Lijkt me mooi
om die mee te nemen. Eén van je doelstellingen is het presenteren van de landschappen aan elkaar.
Je zou dit nader kunnen specificeren in je doelstelling: hoe? Ook hier kun je dan vrijheid binnen
'eisen' geven. De vorm die je kiest voor het presenteren is leuk: alle kinderen zijn betrokken en zien
elkaars landschap. Mooi dat je de observatie van de taakgerichtheid vertaald naar tweetallen. HILL
van Dochy komt voor mij nu een beetje uit de lucht vallen terwijl het wel heel interessant is dat je
zijn gedachtegoed vertaalt naar het PO. De eerste bouwsteen urgentie/ hiaat/ probleem zou je voor
een volgend project nog eens goed kunnen bekijken om het project te kunnen starten vanuit zijn
gedachtegoed. Ik ben heel benieuwd naar ervaringen met HILL in het PO. Veel succes nog Adriënne
en ik blijf graag betrokken bij je onderzoeken/opdrachten.

Hartelijke groet,

Daphne Meijers
Adjunct-directeur
Verantwoording

Aardrijkskunde
Kennisbasis aardrijkskunde
In onderstaand schema is de kennisbasis van aardrijkskunde weergegeven. Ik heb met een groene streep aangegeven wat ik gebruikt heb in mijn ontwerp.

Ik heb de kinderen geografische vragen gesteld aan het begin van les 1. Dit heb ik gedaan door de methodiek van de geografische zienswijze in dit ontwerp
toe te passen. Dit heb ik ook aan multiperspectiviteit gekoppeld. Ik ben verder aan de slag gegaan met het thema klimaat en landschap. Dit gehele project
draaide specifiek om het onderwerp landschap. Hiermee hebben de kinderen ook aan de concepten geen plaats is hetzelfde en de natuur bepaalt de
structuur van gebieden gewerkt. Alle ruimtelijke schaalniveaus stonden in dit ontwerp centraal, omdat we foto’s bekeken hebben uit de hele wereld.

Multiperspectiviteit
Bij aardrijkskunde komen verschillende onderwerpen aan bod. Deze onderwerpen kunnen vanuit verschillende perspectieven bekeken worden. Hierdoor
wordt eenzijdigheid voorkomen. Daarom benadert aardrijkskunde elk (ruimtelijk) onderwerp vanuit verschillende perspectieven. Ik heb hieronder de
perspectieven uitgeschreven die in mijn project aan bod komen.

Ik laat de kinderen foto’s meenemen van landschappen waar ze ooit zijn geweest. De kinderen bespreken deze foto’s kort. Hierbij komt ook de vraag naar
boven hoe mensen daar leven en of ze arm of rijk zijn. Ook wordt de vraag gesteld wat dit dan precies is. Deze vragen horen bij het economisch perspectief.
De kinderen bespreken ook in groepsvorm hoe mensen leven op de foto’s die ze meegenomen hebben. Is het er bijvoorbeeld erg koud? Hoe beweegt men
zich dan door het landschap? Dit hoort bij het sociaal perspectief.
Ook heb ik met de kinderen gekeken naar het natuur- en milieuperspectief. Ik heb met de kinderen gekeken hoe de landschappen eruit zien en wat mensen
daarmee doen.

High impact learning Dochy, F. (2015)


High impact learning is een model voor betekenisvol en toekomstig leren. Dit model wil een
antwoord geven op de vraag wanneer en hoe wij in de toekomst leren. Ik heb verder
uitgewerkt wat in dit project van toepassing is en wat ik gebruikt heb om het project meer
diepgang te geven.

Urgentie/hiaat/probleem
Dit vormt de aanleiding en het startpunt van het leren. Leren moet een ervoor zorgen dat
kinderen een ervaring krijgen waarbij een probleem opgelost moet worden. Dochy meent dat
deze prikkel betekenis geven aan leren. Hierdoor gaan de betrokkenheid en de intrinsieke
motivatie omhoog, wat het leren bevorderd.
Het ‘probleem’ wat ik de kinderen voorgelegd heb, is het maken van een zelfbedacht
landschap. Wat de kinderen ook als een probleem kunnen gaan zien, is het samenwerken.
Van te voren wordt besproken welke regels gehandhaafd moeten worden binnen hun eigen
tweetal.
Zelf-management en learner control
Het is belangrijk om terug te kijken op je handelen. Het gaat hierbij om het reflecteren na afloop, maar ook tijdens een actie. Het bijsturen van je eigen
handelingen vraagt om een flexibele houding. Hierbij komt ook kijken dat dit zelfverantwoordelijkheid vereist. De kinderen zijn dus verantwoordelijk voor
hun eigen proces.
Dit zie je terug in het project doordat de kinderen constant met elkaar moeten overleggen en daarbij terug moeten blikken op hun eigen handelingen. Ook
gaan de kinderen op het einde van het project een presentatie geven waarbij ze aangeven wat ze precies gedaan hebben en waar ze tegenaan gelopen zijn.
Door feedback van anderen te vragen, wordt het vertrouwen in eigen kunnen vergroot.

Collaboratie en coaching
Hieronder valt sociale betrokkenheid. Samenwerking en coaching kunnen leiden tot vertrouwen.
De kinderen werken in het project in tweetallen. Ze werken dus samen met een ander. Ze maken samen regels en proberen zich hieraan te houden. Ook
moeten ze overleggen over het product zelf. Hoe komt het eruit te zien? Welke materialen en kleuren gaan we gebruiken? Over alles wat besloten moet
worden, moeten de kinderen overleggen. Wanneer dit niet goed lukt of ze komen er niet uit, gaan ze terug naar het blad met de regels. Hiermee proberen
ze het discussiepunt op te lossen.

Flexibiliteit in formeel en informeel leren


Leren vindt voor een groot deel toevallig plaatst; niet georganiseerd en informeel. Niet alles binnen een boeiende leeromgeving is vooraf te plannen.
Spontaan leren werkt motiverend. In het ideale geval zou je de leeromgeving zo moeten vormgeven dat er veel kans op informeel leren ontstaat.
Binnen dit project heb ik de kinderen de kans geboden om ook vooral ontdekkingen te doen. De leerkracht dient in het ontwerp als coach en niet als
voorbeeld. Op die manier zijn kinderen constant op elkaar aangewezen en leren ze om het eerst zelf op te lossen. De opdracht is om verschillende
materialen te gebruiken, maar wat de kinderen daarmee gaan doen, mogen ze zelf weten. Hierdoor krijgen ze de kans om informeel te leren.
Beeldende vorming
Kennisbasis beeldende vorming
In onderstaand schema is de kennisbasis van beeldende vorming weergegeven. Ik heb met een groene kleur aangegeven wat ik gebruikt heb in mijn
ontwerp. Daaronder heb ik kort gezet hoe ik dit gedaan heb.
Beeldend onderwijs Kerndoel 54 Beeldende werkstukken Beeldaspecten Cirkelmodel van het
De leerlingen leren beelden te vormgeven: betekenis, vormgevingsproces
gebruiken, beeldaspecten en materiaal op Materialen
om er gevoelens en ervaringen elkaar afgestemd Technieken Procesgerichte
mee uit te drukken en om er mee (bijvoorbeeld tekenen, schilderen, didactiek
te communiceren. Uiten van gevoelens en ruimtelijk construeren, werken
(De kinderen nemen eigen foto’s ervaringen door middel van het met textiel, media) Oriënteren-
mee en vertellen hier iets over.) creëren van beelden (De kinderen werken met uitvoeren-reflecteren
(De kinderen nemen foto’s mee. verschillende materialen en (De kinderen
Leren hanteren van beeldtaal Hierbij vertellen ze hun verschillende technieken). oriënteren zich door
Beeldende mogelijkheden ervaringen.) het bekijken van de
Vormgeven Onderzoek aan de hand van de foto’s, voeren de
Creëren Ontdekken en leren van beeldaspecten ruimte, kleur, vorm, opdracht uit door het
Mogelijkheden van materialen beeldende mogelijkheden. textuur en compositie maken van het
ontdekken. (De kinderen gaan autonoom aan landschap en
(De kinderen gaan in tweetallen aan de slag met het maken van een Waarneming reflecteren klassikaal
de slag met verschillende landschap) door de
materialen. Door het gebruik Beelden als communicatiemiddel binnen/buiten kring).
daarvan, gaan ze mogelijkheden Onderzoek
met materialen ontdekken.) materialen/technieken/werkwijze Experiment Betekenisvolle
binnen betekenisvolle context (De kinderen experimenteren met context
Laatmaarzien de materialen en de vorm van het (De kinderen maken
Beeldende ontwikkeling van landschap.) hun landschap aan de
kinderen hand van eigen
Bronnen meegebrachte foto’s.)
Functionele (toegepaste) Schasfoort, B. (2012),
vormgeving Beeldonderwijs en didactiek, Experimenteren
Groningen/Houten: Noordhoff
Divergeren Uitgevers Divergeren-
(De kinderen maken een schets convergeren als
bekijken wat waar moet komen. creatief proces
Ook zoeken ze uit me welke (De kinderen maken
materialen ze aan de slag gaan en een schets en werken
hoe groot/klein alles moet daarna het definitieve
worden.) plan uit.)

Kerndoel 55 Brillen van Parsons Beschouwen Werkbespreking als


De leerlingen leren op eigen werk didactische werkvorm
en dat van anderen te reflecteren. Kijkontwikkeling van kinderen Kijkwijzers
(De kinderen reflecteren op hun Beelden als
eigen proces en op dat van anderen Presenteren van werk Beeldende begrippen communicatiemiddel
door de binnen/buitenkring.) in de klas
Kijken naar werk van anderen Brillen van Parsons
Beeldbeschouwing Pedagogisch klimaat
Beeldende begrippen Praten over werk van jezelf en Media
Werk bespreken anderen Fotografie Mediadidactiek
Hedendaagse beeldcultuur- media Film (De leerkracht maakt
een presentatie met
daarop de foto’s en
de ontwerpen van de
kinderen. Ook
worden deze
uiteindelijk op de site
van Het Palet
geplaatst.)
Kerndoel 56 Basale kennis van Kijkwijzers Gebruik van
De leerlingen verwerven enige kunstgeschiedenis kijkwijzers
kennis over en krijgen waardering Musea
voor aspecten van cultureel Kunst uit de omgeving Digitale
erfgoed. Tentoonstellingen kijkoefeningen
Alledaagse voorwerpen en
Kunstgeschiedenis vormgeving Experts: kunstenaars
Kunstbeschouwing (De kinderen krijgen (voor)beelden
Beeldbeschouwing Digitale wereld uit de kunst te zien en bespreken
Beeldcultuur die met de leerkracht.)

Ateliers

Directe omgeving

Tijdbalk Kunstgeschiedenis
Oude kind
Les 1: Levensbeschouwing
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels


Klas H1EH16VB Datum 19-09-2016
Stageschool Sint Jan Groep 8
Plaats Duizel Aantal lln 21
Vak- vormingsgebied: Levensbeschouwing (democratie)
Speelwerkthema / onderwerp: Prinsjesdag
Persoonlijk leerdoel:
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede lesgeefmethode aangeleerd te hebben: tussen consequent en aardig/grappig/gezellig in.
Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten en kan dit toepassen in mijn lessen.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoelen: - Aan het einde van de les waren de kinderen in staat om te luisteren naar elkaars
- Kerndoel 3: de leerlingen leren informatie te beoordelen in mening en dit op een geschikte manier terug te koppen door argumenten te
discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van benoemen. Ze doen dit met respect voor elkaars mening en voor elkaar.
karakter is en leren met argumenten te reageren. - Aan het einde van de les waren de kinderen in staat om te benoemen en
Leerlingen leren luisteren naar elkaars meningen en vormen hun vertellen wat de betekenis van Prinsjesdag is. Ook hebben ze geoefend met
eigen mening over het onderwerp. Dit doen ze door het geven van debatvaardigheden en deze op de goede manier uitgevoerd.
argumenten.
- Kerndoel 36: de leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse
en Europese staatsrichting en de rol van de burger.
o Leerlingen kennen de betekenis van Prinsjesdag
o Leerlingen leren debatvaardigheden aan, zoals: naar elkaar
luisteren, inleven in het standpunt van een ander,
argumenten formuleren en een standpunt verdedigen.
Beginsituatie:
Niveau kinderen:
De kinderen weten de basisprincipes van politiek door wat ze ooit in hun omgeving hebben gehoord of meegekregen (krant, tv). Ze praten hier vaker over in de klas.
Mijn mentor heeft het vaker met de kinderen over de actualiteit en wat er in het nieuws gebeurt. Er zijn een aantal kinderen die erg geïnteresseerd zijn in de politiek en
hier alles over weten. Er zijn ook kinderen die niet weten hoe de politiek precies in elkaar zit. Het niveauverschil is daardoor groot.

Actualiteit:
Het is bijna Prinsjesdag, dit is de actualiteit. Het is belangrijk dat de kinderen leren wat er dan precies gebeurt, omdat dit een belangrijke dag is in de politieke wereld.

Huidige niveaus en fasen van groep 8:


o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun vriendengroep.
Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.

Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een normale betrokkenheid hebben bij deze les. Wanneer ik met de kinderen in debat ga, zal dit meer worden. Ik moet ze daarom
waarschijnlijk afremmen in hun enthousiasme en ze er op wijzen dat ze wel naar elkaar moeten luisteren.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar   leergedrag leerling(en)
Introductie Voorkennis - Ik vertel de kinderen de doelen van - De kinderen gaan intensief met hun voorkennis aan Organisatie:
(10 ophalen deze les: omgaan met meningen van de slag door binnen hun groep een woordweb te - Groepswerk
minuten) d.m.v. anderen aan de hand van een debat, maken. (drietallen)
woordweb informatie over Prinsjesdag. - De kinderen overleggen over wat ze denken bij het
- Ik vraag de kinderen wat ze al weten onderwerp Prinsjesdag. Benodigdheden:
over Prinsjesdag. Ik geef de kinderen - Wit vel
eerst per tafelgroep (drietal) een blad. - De kinderen beschrijven later aan de klas waarmee - Pen
Ze hebben 2 minuten om binnen hun zij Prinsjesdag associëren. Dit bespreken ze met mij - Digibord
groep alles op te schrijven wat ze al en met elkaar. - Timer (2 minuten)
weten over Prinsjesdag.
- Hierna vraag ik per groep wat ze
bedacht hebben. Dit schrijf ik op het
bord, waardoor we één woordweb
krijgen.
Kern Informatie - Ik bekijk samen met de kinderen het - De kinderen kijken naar het filmpje en vullen Organisatie:
(+/- 25 krijgen en filmpje (0:16 t/m 4:34) over Prinsjesdag. ondertussen de vragen in. - Tweetallen
minuten) verwerken - Ik deel de boekjes uit. De kinderen - De kinderen mogen aan de opdracht beginnen en
mogen deze tijdens het filmpje al werken eventueel samen. Benodigdheden:
invullen (opdracht 1 t/m 6, 3 niet). Een - De kinderen zijn op tijd weer terug in de klas en - Computer
aantal vragen moeten ze nog zelf zitten op hun plek. - Woordenboeken
uitzoeken. Hiervoor gebruiken ze - Filmpje
woordenboeken en eventueel - Werkboeken
computers. - Digibord
- Ik vertel de kinderen dat ze eventueel
samen mogen werken.
- Ik geef aan wanneer ik verwacht dat ze
klaar zijn en op hun plek zitten.

- Ik loop rond om eventueel vragen te


Aan de slag beantwoorden.

- Ik bespreek de antwoorden kort met de


Bespreken kinderen.
antwoorden
Slot Debatteren - Ik vraag de kinderen om de boekjes op - De kinderen bergen hun boekjes op. Organisatie:
te bergen. - De kinderen denken na over het begrip debatteren - Twee groepen
- Ik vraag de kinderen of ze weten wat en beschrijven wat dit is.
debatteren is. - De kinderen gaan in twee groepen zitten. Benodigdheden:
- Ik laat de kinderen de debatregels zien, - De kinderen voeren een debat. - 2 keer 21 kaartjes
deze projecteer ik op het Digibord. - De kinderen beslissen samen welke mening het - Digibord
Debatregels: best verdedigd was.
o Respecteer elkaars mening: - De kinderen beschrijven hun mening over het debat.
niemand is dom of gek om wat
hij of zij vindt.
o Laat elkaar uitspreken. De stellingen:
o Bedenk echte argumenten: 'Ik
vind het gewoon leuk' is niet Stelling 1:
genoeg om anderen te Schooldagen duren voortaan tot 18:00, vrijdag wordt een
overtuigen. vrije dag.
o Ga staan als je iets wilt zeggen. Stelling 2:
- Ik vertel de kinderen dat we met elkaar Elke leerling in groep 8 moet een dag helpen in een
gaan debatteren. Hiervoor deel ik de ziekenhuis of zorgcentrum.
groep in tweeën (voor en tegen). Stelling 3:
- Ik zet de drie stellingen op het bord. Ik Kinderen moeten zelf kunnen bepalen wat ze leren op
geef telkens aan welke groep voor is en school.
welke tegen.
- Ik geef ieder kind twee stukjes papier.
Dit staat voor het aantal keer dat ze
deel mogen nemen in het debat. Ieder
kind mag dus 2 keer iets zeggen.
Wanneer ze iets zeggen, leggen ze het
kaartje onder hun stoel neer.
- Op het einde van iedere stelling
bekijken we welke mening het best
verdedigd is.
- Ik vraag de kinderen wat ze van het
debat vonden.
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede lesgeefmethode aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten en kan dit
toepassen in mijn lessen.

Wat deed ik?


Doordat ik deze les goed gepland had van te voren, had ik niet veel moeite met voor mij de juiste lesgeefmethode vinden. De kinderen waren erg
betrokken bij het onderwerp. Ook toen we naar Het Punt gingen om het debat te houden, had ik van te voren goed nagedacht over de manier waarop ik
mij les zou geven. Ik zette de kinderen aan de slag door ze te vragen om alles in een halve cirkel neer te zetten. Dit kregen ze binnen een minuut voor
elkaar, dus kon ik meteen beginnen met mijn les en heb ik verder niemand aan hoeven spreken op ongewenst gedrag.
Ik merkte wel dat de kinderen nog niet vaker een debat gehouden hadden. Het werd af en toe wat onrustig als de tegenpartij met een goed argument
kwam en de kinderen na moest en denken over een goed tegenargument. Dit heb ik ze laten weten door hier steeds feedback op te geven. Uiteindelijk
deden ze dit ook zelf naar klasgenoten toe en werd het weer rustiger.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Ik vind het fijn dat de kinderen uiteindelijk mijn feedback overnamen en anderen erop wezen als het stiller kon of als ze door iemand heen praatten. Ik
heb ze hier dan ook een compliment voor gegeven.

Hoe nu verder?
Ik geef de kinderen de volgend les weer zoveel kans om zelfsturing uit te voeren. Hierdoor zijn ze zelf actief bezig met de les en ook met wat de regels
zijn. Op die manier zorg ik ervoor dat ze samen nadenken over het volume in de klas en leren ze elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag.
Reflectie werkplekbegeleider
Goede lesvoorbereiding met veel verschillende werkvormen. Je hebt ook goed gebruik gemaakt van Gynzy.
Er zat een goede vaart in je les. Je bleef niet bij dingen hangen wanneer dat niet nodig was.
Goed dat je de voorkennis van de kinderen activeerden, zo wist je meteen hoe hoog het niveau was en waar je extra bij kon springen.

Je hebt de kinderen goed toegesproken wanneer het wat onrustiger werd. Goed dat je ze zoveel zelfinitiatief geeft. Dit zorgt ervoor dat ze op hun volume
gaan letten.
Informatie burgerschap

Voor het vak levensbeschouwing is het de bedoeling dat we rondom het onderwerp ‘burgerschap’
een les zouden maken. Hiervoor ben ik op zoek gegaan naar extra achtergrondinformatie over dit
onderwerp. Deze achtergrondinformatie zit verder ook verwerkt in mijn verantwoording.

De bijbehorende kerndoelen van burgerschap:


Er zijn zes verschillende kerndoelen die aansluiten bij burgerschap. Dit zijn de kerndoelen 34, 35, 36,
37, 38 en 39. Deze heb ik hieronder uitgewerkt.

Kerndoel 34:
De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en
anderen. à De leerlingen leren bij burgerschap zorg te dragen voor anderen. Ze leren de basis van
EHBO (eerste hulp bij ongelukken). Ze leren verder hoe ze gebruik kunnen maken van diensten van
de gezondheidszorg. De leerlingen leren verder conflicten te vermijden. Wanneer er weinig
conflicten in de klas zijn, draagt dit bij aan de psychische gezondheid van een kind.

Kerndoel 35:
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als
consument. à De leerlingen moeten een praktijk en een theorietoets voldoende maken, dit als bewijs
voor het veilig kunnen deelnemen aan het verkeer. De leerlingen weten ook hoe ze het beste een
bepaald product kunnen kiezen als consument zijnde. Ze zijn bewust van commerciële invloeden.

Kerndoel 36:
De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de
burger. à De leerlingen hebben zicht op de staatsinrichting. De leerlingen zijn ook bewust van een
aantal belangrijke grondwetten. De leerlingen weten hoe het Europese bestuur in elkaar zit.

Kerndoel 37:
De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. à
De leerlingen leren dat er meerdere groepen/geloven binnen een samenleving zijn. Ze leren in de
bovenbouw dat de vrouw geëmancipeerd is en dat er een gelijkheid is binnen de seksen. Ze leren
welke waarden en normen er in het dagelijkse leven voorkomen en weten ook hoe je daarin moet
handelen. Verder leren ze hoe ze ruzies kunnen voorkomen en oplossen.

Kerndoel 38:
De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele
samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. à De leerlingen leren meer
aspecten binnen verschillende geloofsovertuigingen. Ze leren dat Nederland een democratie is en
dat mensen vrij zijn van het geloof. Ze leren dat andere mensen druk kunnen uitoefenen op sociale
vlakken, en ze leren hoe ze hiermee om kunnen gaan.

Kerndoel 39:
De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. à De leerlingen leren hoe ze milieubewust
kunnen leven en leren welke consequenties hieraan hangen.
Rol van burgerschap

Door les te geven over burgerschap zorgen we ervoor dat kinderen de basiskennis, vaardigheden en
houding krijgen die nodig zijn om een actieve rol te kunnen spelen in hun eigen leeromgeving en in
de samenleving. Burgerschap is de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de
gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Dit gebeurt wanneer de juiste kennis,
houding, vaardigheden en reflectie aanwezig zijn.

Lessen over burgerschap zorgen ervoor dat kinderen kennis maken met begrippen als democratie,
grond- en mensenrechten, duurzame ontwikkeling, conflicthantering, sociale verantwoordelijkheid,
gelijkwaardigheid en het omgaan met maatschappelijke diversiteit. Door deze onderwerpen in je les
toe te passen, komt het niet alleen uit een boekje, maar wordt het ook in de praktijk geoefend.

Drie domeinen

Bij burgerschapsvorming staan drie domeinen centraal. De eerste is democratie. Democratie is


kennis over de democratische rechtstaat en politieke besluitvorming; democratisch handelen en
maatschappelijke basiswaarden. De tweede is participatie. Dit is de kennis over de basiswaarden en
mogelijkheden voor inspraak en vaardigheden en houdingen die nodig zijn om op school en in de
samenleving actief mee te kunnen doen. De derde en laatste is identiteit. Identiteit is het verkennen
van de eigen identiteit en die van anderen; voor welke (levensbeschouwelijke) waarden sta ik en hoe
staat die waar? Dit heeft te maken met de vrijheid van het individu.

Leeuwen, B. van. (2009). SLO. Geraadpleegd van http://www.slo.nl/primair/themas/burgerschap/

Burgerschap: zes niveaus

Binnen burgerschap zijn er zes niveaus. De eerste is identiteitsvorming, dit gebeurt op de basisschool
aan de hand van de schoolidentiteit. Ten tweede is er de school als samenleving. De andere vier
niveaus van burgerschap zijn de school als pedagogisch normatief instituut, de school in de
samenleving, kennis van en discussie over politiek en maatschappij en als laatste Europees en
wereldburgerschap.

Onder identiteitsvorming aan de hand van scholidentiteit verstaan we onder andere het pedagogisch
klimaat en de omgang met elkaar. Identiteitsvorming kan alleen plaatsvinden binnen een school als
er een goede sfeer in een klaslokaal hangt. Daarnaast is de sociaal emotionele ontwikkeling van het
kind erg belangrijk. Wanneer deze stilstaat of achterloopt, zorgt dit ervoor dat het kind minder
zelfvertrouwen krijg en dus geen identiteitsvorming kan ondergaan. Wanneer de uniciteit van elk
kind in de school erkend wordt en alle kinderen tot hun recht komen, zullen kinderen ook eerder in
staat zijn om hun identiteitsvorming te ontwikkelen. Daarnaast is de levensbeschouwelijke
vormingen het reflecteren op de betekenissen voor jezelf erg belangrijk. Op deze manier leren
kinderen om te gaan met hun eigen gedrag en dit eventueel te verbeteren.

Het volgende niveau van burgerschap is de school als samenleving. Door kinderen te leren
verantwoordelijkheid te nemen voor de scholengemeenschap zijn kinderen organisatorisch
verantwoordelijk (activiteiten bedenken, schoolregels maken). Hierdoor zorgen ze zelf voor een fijn
leerklimaat. Bij dit niveau is het ook van belang dat kinderen zich prettig voelen op school. Wanneer
diversiteit niet geoorloofd wordt, zal het voor het kind lastiger worden om aan
burgerschapsontwikkeling toe te komen. Door samen te leren leven en zelf verantwoordelijkheid te
nemen, leren de kinderen hoe ze zich binnen een gemeenschap in de maatschappij moeten
gedragen.

Het derde niveau is de school als pedagogisch normatief instituut. Hierbij spelen schoolregels een
grote rol. Er wordt van kinderen verwacht dat ze regels en afspraken voor het voorkomen van
discriminatie en intolerantie nastreven. Ook leren ze op dit niveau om te gaan met conflicten. De
leerlingen spreken elkaar aan op ongewenst gedrag en geven onderling aan wat zij ongewenst
gedrag vinden op een school. Dit kan door middel van een discussie.

Het vierde niveau is de school midden in de samenleving. Door leerlingen in contract te brengen met
verschillende maatschappelijke organisaties, zorg je ervoor dat ze buiten de school ook iets van de
buitenwereld zien. Ze kunnen daarmee ervaren hoe het er in de samenleving aan toe gaat. Dit kan
bereikt worden door excursies naar maatschappelijke instelling te organiseren. Ook kunnen
gastcolleges gegeven worden waarbij de maatschappij naar de school toe komt. Door
vrijwilligerswerk in de buurt voor goede doelen te doen kunnen kinderen participeren in hun eigen
maatschappij.

Het vijfde niveau is politiek en maatschappij. Hierbij leren de kinderen over democratie en is er
aandacht voor eventuele gebeurtenissen en de betekenis daarvan, bijvoorbeeld Prinsjesdag. De
kinderen leren in dit niveau om hun eigen standpunt te verwoorden op een empathisch
verantwoorde manier. Ook breiden ze hun empathische vermogen uit. In deze fase is er ook
aandacht voor maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld de invloed die de media heeft. In dit
niveau is het van belang dat de kinderen beseffen Nederlander te zijn en wat dit inhoudt.

Het zesde en laatste niveau is Europees en wereldburgerschap. In dit niveau is er aandacht voor
culturen en gebruiken in andere landen. Ook is er aandacht voor politieke en maatschappelijke
ontwikkelingen in het buitenland en aandacht voor de Europese Unie. De globale thema’s die in dit
niveau worden besproken zijn het klimaat, de wereldeconomie en ontwikkelingssamenwerking. De
kinderen leren in dat ze een wereldburger zijn.
Verantwoording
Wat heb ik gedaan? Waarom heb ik deze keuze(s) in het ontwerp van
deze activiteit gemaakt (met betrekking tot de
theorie)?
Ik heb voor de leerinhouden vanuit de leerlijnen gekeken Ik heb naar Tule gekeken omdat ik geen methode
naar TULE omdat ik deze les zelf ontworpen heb. Ik heb vanuit mijn stageschool had. Ik heb deze
gekeken naar de kerndoelen van levensbeschouwing en verschillende kerndoelen in verschillende delen van
vanuit daar doelen gesteld voor mijn les. mijn les ingezet.
Hieronder staan deze kerndoelen. Ik heb deze omgezet Voor deze les heb ik er overigens voor gekozen om
naar eigen woorden en ze zo geschreven dat ze voor mijn kerndoel 3 ook aan mijn les te koppelen, ook al geldt
les van toepassing zijn. deze voor Nederlands. De kinderen zijn namelijk aan
de slag met een debat deze les en hieraan kon ik dit
Kerndoel 3: doel goed koppelen.
De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies
en in een gesprek dat informatief of opiniërend van We gaan met kerndoel 36 aan de slag door het
karakter is en leren met argumenten te reageren. boekje dat we op school gebruiken om de kinderen
- Leerlingen leren luisteren naar elkaars meningen democratie uit te leggen. Prinsjesdag was daar een
en vormen hun eigen mening over het onderwerp. onderdeel van. In deze les wordt ook besproken in
Dit doen ze door het geven van argumenten. De Derde kamer, de methode die deze les aanbiedt.

Kerndoel 36: Door de kinderen bij aanvang van de les te vertellen


De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en wat ze gaan leren vandaag, zorg ik ervoor dat er
Europese staatsrichting en de rol van de burger. structuur in de les ontstaat. Ik laat de kinderen
- Leerlingen kennen de betekenis van Prinsjesdag weten wat de doelen aan zodat zij weten wat het
- Leerlingen leren debatvaardigheden aan, zoals: doel van de les is.
naar elkaar luisteren, inleven in het standpunt van
een ander, argumenten formuleren en een Verder heb ik gekeken naar de drie domeinen van
standpunt verdedigen. burgerschap. Voor deze les heb ik daar democratie
aan gekoppeld. In de onderstaande kolom staat de
informatie hierover.

Aan de hand van de informatie die ik over burgerschap Ik heb er voor deze les voor gekozen om in te
heb opgezocht, heb ik mijn les gemaakt. Deze staat zoomen op democratie, omdat deze het sterkst
hierboven bij informatie burgerschap beschreven. terugkwam in mijn les.
Democratie behandel ik met de kinderen door ze
meer informatie te geven over de democratie in ons
land en hoe het er aan toe gaat. Ook boots ik dit na
door na de informatiewerking met ze aan de slag te
gaan met een debat. Onze regering debatteert ook
over verschillende onderwerpen.
Met democratie sluit ik aan bij het vijfde niveau van
burgerschap. Dit is namelijk politiek en
maatschappij.
Hierbij leren de kinderen over democratie en is er
aandacht voor eventuele gebeurtenissen en de
betekenis daarvan, bijvoorbeeld Prinsjesdag. De
kinderen leren in dit niveau om hun eigen standpunt
te verwoorden op een empathisch verantwoorde
manier. Ook breiden ze hun empathische vermogen
uit. In deze fase is er ook aandacht voor
maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld de
invloed die de media heeft. In dit niveau is het van
belang dat de kinderen beseffen Nederlander te zijn
en wat dit inhoudt.
Dit alles bereik ik met de kinderen in deze les
doordat ze meer informatie krijgen over Prinsjesdag.
Ook gaan ze met maatschappelijke problemen aan
de slag, dit zijn de verschillende stellingen. De
kinderen breiden hun empathisch vermogen uit
tijdens het debat en oefenen en leren om te gaan
met hun eigen mening en die van anderen.

Ik bied de kinderen een uitdagende leeromgeving


Ik creëer samen met de kinderen en rijke en uitdagende door in te gaan op hun interesses. Dit doe ik ten
leeromgeving. eerste door een actueel onderwerp toe te voegen
aan de les; Prinsjesdag. Ook zorg ik dat ik een hoge
betrokkenheid heb in mijn les. Dit zorgt ervoor dat
de kinderen enthousiast mee zullen doen tijdens het
debat. Door de kaartjes te gebruiken tijdens het
debat zorg ik ervoor dat niet alleen de mondige
kinderen aan de beurt komen. Op die manier kan
iedereen zijn of haar mening geven.
Ik zorg er zo voor dat iedereen evenveel participeert
tijdens het debat.
Les 2: Natuur & Techniek
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels


Klas H1EH16VB Datum 12-12-2016
Stageschool Sint Jan Groep 8
Plaats Duizel Aantal lln 21
Vak- vormingsgebied: Natuur & Techniek
Speelwerkthema / onderwerp: Bellenblaas
Persoonlijk leerdoel:
 Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoel: Les 1:
 Kerndoel 42  De kinderen kunnen na les 1 een gestructureerd onderzoek
De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige uitvoeren en resultaten hiervan opschrijven. Ze kunnen beschrijven
verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en waarom ze het onderzoek op een bepaalde manier hebben
temperatuur. uitgevoerd. Dit doen ze met behulp van een werkblad.
 Aan het einde van de lessenreeks zijn de kinderen in staat om een Les 2:
gestructureerd onderzoek te doen.  De kinderen kunnen op het einde van de lessenreeks een
 Op het einde van de les hebben de kinderen zelf bekeken welke bellenblaas het gestructureerd onderzoek uitvoeren. Dit kunnen ze laten zien aan
beste is. de hand van het werkblad dat ze hebben ingevuld en de
Procesdoel: presentatie die ze gaan geven.
 Op het einde van de lessenreeks hebben de kinderen op een positieve
 De kinderen kunnen vertellen en beschrijven welke bellenblaas het
samengewerkt in tweetallen en drietallen/viertallen/vijftallen.
beste werkt volgens hun onderzoeksvraag. Dit doen ze door een
presentatie te houden.
 De kinderen kunnen op het einde van de lessenreeks vertellen wat
goed ging bij het samenwerken en wat minder ging. Ze kunnen
verklaren hoe dit kwam.
Beginsituatie:
Niveau kinderen:
De kinderen hebben niet eerder een experimenteel onderzoek gedaan dit jaar. Ze weten al wel wat de verschillende fasen van onderzoek doen zijn, omdat ze zelf
bezig zijn met een onderzoek dat te maken heeft met gezondheid. Ze hebben daarnaast al eens individueel onderzoeksvragen bedacht voor het onderzoek over
gezondheid. De kinderen weten wel hoe ze interviews moeten houden en schriftelijk onderzoek moeten doen, maar ze zijn nog niet bezig geweest met een
experimenteel onderzoek. Dit is dus nieuw voor ze.

Actualiteit:
Het thema in dit kwartaal is op de Sint Jan ‘gezondheid’. De kinderen zijn aan de slag met onderzoek doen naar een eigen gekozen onderwerp uit het thema
gezondheid. Ze weten dus al wat onderzoek doen inhoudt en hoe je dit aanpakt wanneer je een schriftelijk onderzoek gaat doen.

Huidige niveaus en fasen van groep 8:


o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun vriendengroep.
Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.

Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben en snel aan de slag willen met de opdracht. Daarom laat ik de kinderen zo snel mogelijk starten met het
experimenteel onderzoek.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
LES 1 Leraar   leergedrag leerling(en)
Start Belevingswer  Ik vraag de kinderen wat ze over bellenblaas  De kinderen luisteren naar mijn  Ik zet alle spullen die
eld weten. Ik vraag de kinderen ook of ze al eens uitleg. ik voor deze les nodig
3 minuten bellen hebben geblazen en wat ze toen opviel en  De kinderen beantwoorden de heb klaar.
wat het verschil was tussen verschillende soorten vragen. o Afwasmiddel
bellenblaas (groot/klein, spat snel uit elkaar/blijft o Handzeep
lang heel). o Shampoo
o Suiker
o Water
o IJzerdraad
o Stopwatch
o Liniaal
o Lepel
o Plastic beker
o Bellenblaas
Start Verkennen  Ik stel de kinderen de volgende vragen:  De kinderen onderzoeken aan de  Bellenblaas
verkenning bellenblaas o Wat zien jullie? hand van mijn vragen de  Digibord
(wanneer o Wat valt je op aan de bellen? bellenblaas die ze van mij
genoeg o Zien jullie verschil tussen de bellen? gekregen hebben.
bellenblaas) o Welke kleuren zie je?  De kinderen gaan in tweetallen
o Hoe blaas je de grootste bel? bellenblaas blazen.
5 minuten o Hoe blaas je de langst bestaande bel?  De kinderen beantwoorden de
o Hoeveel bellen kun je in één keer vragen.
blazen?
 Ik deel bellenblaas uit (1 per tweetal).
 Ik bespreek voorafgaande vragen kort met de
kinderen.
Start Onderzoeksvr  Ik vertel de kinderen dat ze zo meteen zelf gaan  De kinderen gaan met mij in  Verschillende spullen
onderzoek agen met de experimenteren met bellenblaas. Dit gaan ze gesprek over waar de bellenblaas  Gynzy (tweetallen)
kinderen doen door deze verschillende spullen te aan moet voldoen.  Digibord
10 minuten bespreken gebruiken:  De kinderen gaan in hun tweetal  Presentatie
o Afwasmiddel (of drietal) bij elkaar zitten.
o Handzeep
o Shampoo
o Suiker
o Water
o IJzerdraad (Bellenstokjes)
o Stopwatch
o Liniaal
o Lepel
o Plastic beker
 Ik vertel de kinderen dat we samen gaan
bekijken hoe we de beste bellenblaas kunnen
maken. Dit gaan we doen door in tweetallen
verschillende deelvragen te onderzoeken. In les
2 bekijken we samen wat iedereen heeft
gevonden en voegen we alle resultaten samen.
 Ik overleg samen met de kinderen welke
verschillende aspecten van bellenblaas we gaan
onderzoeken.
 Ik heb hiervoor zelf al deelvragen bedacht, maar
bekijk of de kinderen op dezelfde vragen komen.
Ik ga aan de hand van Gynzy tweetallen maken.
Ik verdeel de tweetallen over de deelvragen
(totaal 10 groepen).
o Wat is het effect van de hoeveelheid
zeep in het recept op de grootte van de
bellen? (2 tweetallen)
o Met welke soort zeep kun je de beste
bellenblaas maken? (2 tweetallen)
o Met welke ingrediënten en met welke
hoeveelheid kun je de grootste bellen
maken? (3 tweetallen)
o Met welke ingrediënten en welke
hoeveelheden kun je bellen maken die
heel lang blijven bestaan? (3 tweetallen)
Start opzet Onderzoek  Ik vertel de kinderen om niet te vergeten dat ze  De kinderen steken een vinger op  Verschillende spullen
onderzoek uitvoeren MEERDERE meetresultaten moeten hebben, wanneer ze een vraag hebben.  Tweetallen
anders kunnen ze les 2 niet verder.  De kinderen starten met het  Werkblad
2 minuten  Ik vraag de kinderen om op een normale manier beantwoorden van het vragenblad.
met de spullen om te gaan. Wanneer je ergens  De kinderen starten het onderzoek
niet uitkomt, vraag je het aan mij of aan juf op.
Manon. Je steekt hierbij je vinger op en loopt zo
min mogelijk.
 Ik vertel de kinderen dat ze in tweetallen (1
drietal) mogen gaan zitten om het onderzoek te
doen.
 Ik vertel de kinderen dat ik ze een werkblad
uitdeel zodat ze hun onderzoek op de juiste
manier op kunnen starten.
 Ik vraag de kinderen om in tweetallen tegen
Controleren of elkaar te vertellen wat ik zonet heb uitgelegd. Ik
kinderen vraag na twee minuten of de kinderen kunnen
instructie vertellen wat ze net hebben besproken.
begrepen  Ik vraag de kinderen om hun onderzoek te
hebben starten.
Onderzoek Kinderen  Ik loop rond om de kinderen waar nodig te  De kinderen doen het onderzoek  Werkblad
uitvoeren onderzoeken helpen. en vullen hierbij het vragenblad in.  Verschillende spullen
hun deelvraag  Ik zet de dia op het bord met de klaaropdracht.  De kinderen ruimen op wanneer  Tafels netjes
De kinderen kunnen hieraan werken wanneer ze ze klaar zijn. maken/spullen
30 minuten klaar zijn met het onderzoek.  De kinderen gaan aan de slag met opruimen
o Ruim je spullen netjes op en zorg dat je de klaaropdracht.
tafel weer schoon is.
o Vul het werkblad met de reflectie op de
les in.
 Ik vraag de kinderen op te ruimen en hun tafels
netjes te maken.
Afsluiting en Terugkijken  Op het einde van de les vertel ik de kinderen dat  De kinderen blikken kort terug op  Digibord
spullen op de les we de volgende les met elkaar gaan bespreken de les.
opruimen wat er uit de onderzoeken gekomen is. Ook blik
ik kort terug op de les (samenwerking, opdracht).
5 minuten
LES 2
Introductie les Terugblik les  Ik vraag de kinderen wat ze nog weten van de  De kinderen denken na over mijn  Digibord
5 minuten 1 vorige les. vraag en beantwoorden die.
Kern Bespreken  Ik vraag de kinderen om van de metingen die ze  De kinderen rekenen het  Werkblad les 1
20 minuten van de de vorige keer gedaan hebben, het gemiddelde gemiddelde uit van de resultaten.  Groepen met dezelfde
resultaten uit te rekenen.  De kinderen bespreken in hun deelvraag bij elkaar
 Ik vraag de kinderen kort hoe dat ook alweer groep de resultaten van het  Tweetallen
moet. onderzoek.  Papier/schaar/pen/pot
 Ik vraag de kinderen om in 5 minuten het  De kinderen gaan aan de slag met lood/stift
gemiddelde van de resultaten uit te rekenen. de presentatie.
 Na 5 minuten vertel ik de kinderen wat we nu
gaan doen:
o Ik vertel de kinderen dat ik de kinderen
bij elkaar zet die dezelfde deelvragen
hebben behandeld de vorige keer.
 Ik vraag de kinderen kort de volgende dingen te
bespreken. Hierbij deel ik blaadjes uit om het op
te schrijven.
o Hoe heb je het onderzoek aangepakt?
o Wat zijn de resultaten van het
onderzoek?
o Komen die overeen met de andere
twee(of drie)tallen, of komen jullie
allemaal uit op een ander gemiddelde?
Hoe zou dat komen denk je?
o Wat vond je lastig? Wat vond je
gemakkelijk?
o Maak met de je vier- of vijftal een
presentatie (op gekleurd papier) waarin
je de volgende dingen bespreekt:
 Hoe je het onderzoek hebt
aangepakt.
 Wat je resultaten zijn (cijfers en
wat je aanbeveelt).
 De presentatie moet 1 minuut
duren (pitch).
Afsluiting Presenteren  Ik vraag de vier verschillende groepen hun  De kinderen presenteren hun  Presentaties
van de resultaten te presenteren. resultaten.
resultaten  Ik vraag de kinderen welke bellenblaas
(combinatie ingrediënten het beste zijn).
 Ik vraag de kinderen of ze weten hoe het komt
dat suiker ervoor zorgt dat de bellen langer
blijven bestaan en waarom de verschillende
soorten zeep ook verschillende bellen maken.
Daarna vertel ik hoe dit allemaal komt.
Controleren  Ik vraag de kinderen om kort te vergelijken met
wat de een medeleerling van een andere groep wat ze
kinderen van de lessen geleerd hebben. Wat is hetzelfde?
geleerd Wat is anders?
hebben en  Ik bekijk met de kinderen de doelen die ik aan
doelen het begin van les 1 gesteld had. Hebben we ze
controleren allemaal behaald? Waarom?
Persoonlijke reflectie
Les 1:
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.

Wat deed ik?


Toen ik begon met de les waren de kinderen zeer betrokken. De afspraken die ik gemaakt had over de bellenblaas, kwamen de kinderen goed na. Ik heb
geen een keer hoeven zeggen dat ze anders met de bellenblaas om moesten gaan.
Ik heb de kinderen het werkblad voor het onderzoek in laten vullen in het lokaal waar we het onderzoek gingen houden. Dit was achteraf niet zo slim,
omdat veel kinderen vergaten dat ze ook het blad nog in moesten vullen. Hierdoor waren er een aantal kinderen waarbij ik dit een paar keer moest
herhalen. Achteraf had ik ze het werkblad dus in de klas moeten laten invullen.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Ik vind het goed van mezelf dat ik duidelijk was in mijn regels en die ook nastreefde. Wat ik de volgende keer beter kan en moet doen, is de kinderen
werkbladen in laten vullen op een rustige plek, in dit geval in de klas, zodat daarna op de juiste manier met de opdracht aan de slag kunnen.

Hoe nu verder?
Ik ga de volgende keer de kinderen het werkblad in de klas laten invullen zodat er geen kinderen geneigd zijn om eerst het onderzoek te starten voor het
invullen van het werkblad.
Ik ga verder ook kijken naar de dingen die de kinderen opgeschreven hebben op de reflectie.
Ik heb het idee dat ze mijn uitleg begrepen hadden en iedereen na mijn instructie aan de slag kon.

Les 2:
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.

Wat deed ik?


Ik ben deze keer rustiger te werk gegaan dan de eerste les. Ik zorgde ervoor dat ik beter op de snelheid van mijn vertellen lette. Hierdoor hadden de
kinderen meteen door wat de bedoeling was. Doordat ik de kinderen bijna meteen aan de slag heb kunnen zetten met hun werkstuk, heb ik ze weinig
sturing hoeven te geven. Doordat ik wist waar de kinderen ergens stonden na de reflectieformulieren die ik ze in heb laten vullen, wist ik waar ze
stonden. Ik wist ook dat mijn lesdoel van de vorige les behaald was, dus kon ik gewoon verder gaan met de lessen die ik gepland had.
Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?
Ik vind het fijn dat ik zeker weet dat ik bij deze les door kon gaan op de vorige les. Mijn lesdoel voor de vorige les was behaald. Ik wist ook dat alle
kinderen verder konden gaan met de opdracht. Hierdoor heb ik weinig tot geen sturing hoeven geven aan hun gedrag.

Hoe nu verder?
Ik weet zeker dat ik vaker reflectieformulieren in ga laten vullen. Dit is toch heel anders dan mondeling bespreken, omdat alle kinderen hun mening nu
kunnen geven over het behalen van het lesdoel en hun gedachte over de les. Op die manier krijg je een heel reëel beeld.
Reflectie werplekbegeleider
Les 1:
Je hebt voor deze lessenreeks een mooie lesvoorbereiding gemaakt. Je hebt gebruik gemaakt van verschillende werkvormen, je hebt materialen
meegenomen en je lesopbouw in Gynzy gezet. Hierdoor werd de opbouw en de bedoeling van de les duidelijk voor de kinderen.

In het begin van de les praatte je erg vlug en gehaast. Je hebt in je lesvoorbereiding gezet dat je de kinderen snel aan de slag wilt zetten. Dit is natuurlijk
een goed gegeven, maar zorg ervoor dat de opdracht ook duidelijk blijft voor de kinderen. Het duurde nu een tijdje voordat ze begrepen wat de opdracht
was.

Je was erg consequent naar de kinderen toe en hebt de regels goed uitgelegd. De kinderen wisten wat ze van jou en de les konden verwachten.

Zoals je zelf ook al zei, had je het werkblad beter in de klas in kunnen laten vullen. Hierdoor was er denk ik meer rust geweest en hadden de kinderen in
het andere lokaal meteen aan de slag gekund. Nu was dat lastig omdat ze voor het onderzoek zelf een aantal materialen nodig hadden en die meteen
wilden gaan pakken.

Slim dat je de kinderen op het einde van de les een reflectieformulier hebt in laten vullen. Hiermee kun je de volgende les vast uit de voeten!

Les 2:
Doordat je de opdracht duidelijk op het bord had gezet de vorige les en dat nu weer terugpakte, wisten alle kinderen meteen wat ze moesten doen. Je
had daarom maar kort de tijd nodig om aan de kinderen uit te leggen waar ze mee moesten beginnen.

Je hebt goed op je snelheid van praten gelet deze keer. Je sprak rustiger. Op die manier hadden de kinderen meer tijd om de gegeven informatie te laten
bezinken.

Je hebt deze les even moeten wachten voordat het weer stil werd na de pitch die de kinderen moesten geven. Goed dat je ze aansprak op de toon die je
gebruikte. Het kwam meteen bij de kinderen aan dat het niet weer zo lang moest duren tijdens het vragen om stilte.

Goede lessenreeks Adriënne! Ik denk dat de kinderen er veel van geleerd hebben en het leuk vonden om een keer iets anders te doen.
Foto’s
Werkblad bellenblaas
Format reflectie onderzoek N&T
Aan de hand van het onderstaande formulier (volgende pagina) heb ik les 2 gemaakt en uitgevoerd.
Deze les had geen aanpassingen nodig, omdat de volgende conclusies uit onderstaande formulier zijn
gekomen:
- Alle kinderen vonden dat we het lesdoel behaald hebben. Ze beschreven dat ze het werkblad
een fijn middel vonden en hiermee de bedoeling van de les duidelijk was. Ook vonden ze het
fijn dat er verschillende werkvormen in de les aan bod kwamen.
- Ik kreeg gemiddeld een 8,5 van de kinderen op het gebied van uitleggen. Ze vonden dat de
opdracht duidelijk was en het fijn vonden dat ik de lesopbouw op het bord geprojecteerd
had. Ook vonden ze het goed dat ik ze onderling had laten overleggen over het feit of ze de
opdracht snapten of niet.
- De twee dingen die de meesten leuk vonden waren:
o Het samenwerken
o Het uitproberen of de verschillende ingrediënten samen zorgden voor een goede
bellenblaas.
 De twee dingen die de meesten minder leuk vonden waren:
o Dat ze niet zelf de groepjes mochten maken
o Dat ze opdrachten (werkblad) vooraf aan het onderzoek moesten maken
 De kinderen hebben geleerd hoe ze een experimenteel onderzoek moesten doen en
resultaten op moesten schrijven.
 De kinderen hadden de tip om het onderzoek in een ander lokaal te doen, bijvoorbeeld in het
handvaardigheidlokaal. Daar was het niet zo’n groot probleem geweest als ze op de tafels
geknoeid hadden.
Reflectie onderzoek N&T Les 1
Naam:……………..

1. Vind je dat we het lesdoel behaald hebben? Waarom?

2. Hoe vind je dat ik de opdracht uitgelegd heb en waarom?


(slecht) (gemiddeld) (geweldig)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

3. Noem twee dingen die je leuk vond en die je minder leuk vond.

Leuk:

1. ----------------------------------------------------------------------------------
2. ----------------------------------------------------------------------------------
Minder leuk:

1. -----------------------------------------------------------------------------------
2. -----------------------------------------------------------------------------------
3. Wat heb je geleerd van deze les?

4. Heb je nog tips voor mij?


Vakspecifieke verantwoording
Verantwoording
lesontwerp
Welke vakdidactiek heb Ontdekkend leren:
je gebruikt? Ik heb er bij deze les voor natuur voor gekozen om samen met de kinderen
te gaan kijken naar ontdekkend leren. Wanneer ik denk aan ontdekkend
leren voor natuur, denk ik vooral aan het uitvoeren van proeven of
experimenteel onderzoek. Ik heb hiervoor verder gekeken naar het niveau
van de kinderen en welke leerlijnen daarbij zouden moeten horen. Omdat
de kinderen dit jaar nog niet eerder een experimenteel onderzoek hebben
gekregen, heb ik hiervoor de hoofdlijnen van Tule aangehouden. Ik kwam
uit op kerndoel 42 (zoals in mijn lesvoorbereiding staat). Ik ben voor
lesinspiratie gaan kijken op de site van Stichting C3.
Bij mijn les over ontdekkend leren kon ik perfect standaard 4.3 koppelen.
Een experimenteel onderzoek zorgt namelijk voor een uitdagend ingerichte
leeromgeving. Nadat de kinderen een algemene introductie hebben
gekregen van mijn met gewone bellenblaas, verdeel ik de klas in groepen
die hun eigen onderzoeksvraag gaan onderzoeken. Ik geef ze het werkblad
waarop stap voor stap wordt besproken hoe je het onderzoek aanpakt. De
kinderen gaan door materiaalgebruik op zoek naar het antwoord op hun
onderzoeksvraag.
Waarom heb je deze In deze les heb ik er bewust voor gekozen om de kinderen in de eerste les
vakdidactiek gebruikt? in tweetallen te laten werken. Hierdoor weet ik zeker dat alle kinderen
productief zijn en er geen een bij zit die alleen maar toekijkt. Hierdoor kun
je ontdekkend leren ook het beste toepassen in kleine groepen of
tweetallen.
Door de kinderen met de startopdracht met de standaard bellenblaas aan
de slag te zetten, zorg ik ervoor dat ze nieuwsgierig worden en zin krijgen
in het doen van onderzoek.
Bij ontdekkend leren en een rijke leeromgeving creëren is het van belang
dat leerlingen actief betrokken worden bij het leerproces. Hiervoor heeft
een kind een rijke, krachtige en betekenisvolle omgeving nodig.
Bij een betekenisvolle leeromgeving horen:
 Een professionele leerkracht, van wie je kunt leren. Hij legt niet
alles uit, maar richt zich op het leerproces van zijn leerlingen. Dit
heb ik gedaan door de kinderen zelfstandig aan de slag te zetten na
de algemene uitleg.
 Diverse soorten uitnodigende materialen en activiteiten, ook m.b.t.
ICT. Ik heb tijdens deze les verschillende werkvormen en
materialen gebruikt. Ook maakte ik gebruik van het digibord om
mijn les weer te geven.
 Verschillende contexten die de nieuwsgierigheid opwekken.
 Ruimte voor inbreng van de leerling, voor eigen wensen,
oplossingen en creativiteit. Dit komt terug in het ontdekkend leren.
De kinderen gaan zelf opzoek naar oplossingen en antwoorden.
 Ruimte om samen te werken. De kinderen werken in tweetallen of
in groepsverband.
 Mogelijkheden voor experimenten en onderzoeken. De kinderen
voeren een experimenteel onderzoek uit.
 Ruimte voor verschillende leerstijlen en leervormen. Een doener
kan goed uit de voeten in de eerste les. Een denker kan vooral in
de tweede les goed aan de slag.
Welke leertheorie heb je Deze les is een les waarin de leertheorie cognitivisme sterk naar voren
gebruikt? komt. Het uitganspunt van ontdekkend leren is namelijk dat een kind
informatie selecteert, interpreteert en transformeert zodat het in zijn
cognitieve structuur past. Hierbij is het van belang dat het onderwijs dat
gegeven wordt aansluit bij de beginsituatie van het kind.
Het kind krijgt eerst concreet materiaal waarmee het kan gaan
experimenteren. Na een tijdje krijgt het een beeld van hetgeen hij
gevonden en ontdekt heeft. Door de verschillende stappen van
oplossingsgericht werken te verwerken in het werkblad, zal het kind
uiteindelijk in staat zijn tot oplossingsgericht werken. Het zal leren om zelf
problemen op te lossen en zelfstandig te denken.
Waarom heb je deze Bij ontdekkend leren is het doel om zelf tot oplossingen te komen op
leertheorie gebruikt? problemen waar kinderen tegenaan lopen. Het cognitivisme is hier een
uitstekende leertheorie bij. Dit hebben ze later ook nodig als ze gaan
studeren en later ergens gaan werken. Op die manier bereid ik ze voor op
de toekomst.
Welke ontwerptheorie Onderzoekscyclus:
heb je gebruikt? Om de kinderen op de juiste manier het onderzoek uit te laten voeren, heb
ik gebruik gemaakt van de onderzoekscyclus. Hieronder heb ik kort
aangegeven welke stappen er zijn en hoe ik die verwerkt heb in mijn les.

Stap 1: Introductie
Leerlingen maken kennis met een onderwerp of probleem.
Deze stap heb ik in mijn les ingevoegd door de kinderen te laten starten
naar een kort onderzoek naar gewone bellenblaas.

Stap 2: Verkennen.
Bovenstaand onderwerp gaan ze vervolgens in de breedte verkennen.
Aan de hand van de vragen naar de gewone bellenblaas, heb ik een
overgang gemaakt naar het uitvoeren van het experimentele onderzoek.
De kinderen wisten nu namelijk kenmerkend is voor de beste bellenblaas.

Stap 3: onderzoek opzetten


Ze zetten een onderzoek op aan de hand van een (eigen) vraag.
Nadat de kinderen van mij een onderzoeksvraag hadden gekregen, gingen
ze met de hulp van het werkblad aan de slag om de goede stappen te
maken tijdens het onderzoek. Hier zaten vooral vragen bij die hen hielpen
om het onderzoek op te zetten.
Stap 4: onderzoek uitvoeren
Ze voeren dit onderzoek uit.
Nadat de kinderen het werkblad in hadden gevuld en alle drie de kruisjes
onder aan de pagina hadden gezet, kregen ze van mij het teken dat ze
mochten starten met het onderzoek. Dit deden ze aan de hand van de
materialen die er stonden.

Stap 5: concluderen
Ze trekken een conclusie.
De kinderen zijn in les twee aan de slag gegaan met het trekken van
verschillende conclusies. Ze hebben geconcludeerd wat uiteindelijk de
beste mix was van ingrediënten die ze nodig hadden voor hun
onderzoeksvraag.

Stap 6: presenteren
Ze verwerken het geleerde in een presentatie van hun
onderzoeksresultaten.
De kinderen hebben op het einde van de tweede les een pitch gehouden
waarin ze hun product en conclusie van het onderzoek vertelden aan de
rest van de klas.

Stap 7: verdieping/verbreding
Tot besluit brengt de leerkracht verbreding of verdieping aan door het
geleerde toe te passen in andere contexten of door verbinding te leggen
met andere concepten.
Dit heb ik gedaan door de kinderen te vragen waar de suiker en de
verschillende soorten zeep voor zouden dienen. Later heb ik ze dit
uitgelegd.
Waarom heb je deze Door deze ontwerptheorie in mijn les in te voegen, kan ik de activiteiten
ontwerptheorie van mijn les structureren waarbij kinderen de concrete werkelijkheid
gebruikt? onderzoeken. Dit doen kinderen van nature al en daarom sluit onderzoek
van echte materialen goed aan op de spontane manier waarop kinderen
hun omgeving verkennen.
Door de les op een planmatige manier te laten verlopen, kunnen kinderen
ervaren hoe het is om zelf een onderzoek te doen en eventueel zelf
onderzoeksvragen te maken. Hiermee oefenen ze in deze les.
Les 3: Aardrijkskunde/levensbeschouwing
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels


Klas H1EH16VB Datum 10-10-2016
Stageschool Sint Jan Groep 8
Plaats Duizel Aantal lln 21
Vak- vormingsgebied: Aardrijkskunde
Speelwerkthema / onderwerp: Duurzaamheid/plastic
Persoonlijk leerdoel:
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede lesgeefmethode aangeleerd te hebben: tussen consequent en aardig/grappig/gezellig in.
Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoelen: - Aan het einde van de les waren de kinderen in staat een oplossing te hebben
- Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het gevonden voor afvalvervuiling. De kinderen laten hierbij zien wat ze al weten
milieu. over opruimen/recyclen/scheiden van afval.
Dit doel gaan we bereiken door samen na te denken over onze - De kinderen hebben op het einde van de les hun mening gegeven over plastic en
huidige manier van omgaan met afval. Ze geven weer wat ze al hebben een oplossing voor de toekomst gevonden.
weten over opruimen/recyclen/scheiden van afval.
- Kerndoel 37: De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect
voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
De kinderen hebben op het einde van de les door middel van een
debat hun mening kunnen geven over plastic en duurzaamheid. Dit
hebben ze gedaan op een manier die bij de normen en waarden
van onze maatschappij aansluiten.
Procesdoelen:
- De kinderen zijn op het einde van de les in staat om hun mening te
geven over plastic. Ze hebben een beter beeld van het goed
omgaan met plastic en hebben ideeën voor de toekomst gevonden.
Beginsituatie:
Niveau kinderen:
De kinderen weten wat plastic is en kunnen daar wat inhoudelijks over vertellen. Ze weten dat je afval moet scheiden; ik ga met ze praten over waarom het belangrijk
is dat we afval scheiden. Ze hebben nog nooit eerder een debat gehouden.
Actualiteit:
Vandaag is de dag van de duurzaamheid. Hier steek ik op in door hier een les over te geven.
Huidige niveaus en fasen van groep 8:
o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun vriendengroep.
Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.
Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben. Doordat ze vooral veel zelf aan het ontdekken en aan het bedenken zijn, gaan ze zelf op onderzoek uit
naar informatie, hun eigen mening en de mening van anderen.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar   leergedrag leerling(en)
Inleiding +/- 15 Voorlezen boek - Ik vertel de kinderen dat het vandaag de - De kinderen luisteren naar het Materialen
minuten dag van de duurzaamheid is. verhaal. - Boek: ‘De wereld
- Ik vertel de kinderen iets over het boek. - De kinderen bekijken het klaslokaal van plastic’
- Ik lees het verhaal ‘Prachtig spul’ aan de en wijzen plastic spullen aan. - Spullen in het
kinderen voor. klaslokaal van
- Ik vraag de kinderen of ze plastic plastic.
herkennen zoals het in het verhaal wordt Organisatie
beschreven. - De kinderen zitten
- Ik vraag de kinderen of ze en paar in
voorwerpen in de klas aan kunnen wijzen klassenopstelling
die van plastic zijn.
Kern +/- 30 minuten. Bekijken van - Ik bekijk samen met de kinderen een kort - De kinderen bekijken samen met mij Materialen:
het filmpje over stukje film over plastic in Australië. het filmpje. - Filmpje van het
plastic in - http://www.hetklokhuis.nl/tv- - De kinderen beantwoorden in klokhuis.
Aardrijkskunde Australië + uitzending/2613/Plastic%20soep tweetallen de vragen. - Digibord.
vragen (0:53 t/m 2:35 en 10:00 t/m 14:24) - De kinderen bespreken samen met - Afbeeldingen
beantwoorden - Ik vraag de kinderen om in tweetallen de mij kort de verschillende - Vragen op het
volgende vragen over het filmpje te afbeeldingen op het bord. Digibord
beantwoorden: - Digibord met timer
1. Wat hebben ze gezien en wat
vinden ze daarvan? Organisatie
2. Welke oplossing voor te veel - Tweetallen
plastic hebben ze in het filmpje
gezien?
3. Wat doen wij om zo min mogelijk
troep
te krijgen? Welke maatregelen
gebruiken we hiervoor?
Afval scheiden, recyclen, spullen
Verwerking van meer dan één keer gebruiken
hetgeen de (flesjes), plastic tasjes kosten
kinderen gezien geld etc.
hebben. - Ik bespreek de antwoorden samen met
de kinderen.
Oplossingen - Ik vraag de kinderen of ze nog andere
bedenken voor oplossingen weten die we in de toekomst
plastic overlast. kunnen gebruiken. Dit doen ze kort in
tweetallen. Ik geef ze hier 10 minuten de
tijd voor en vraag van ze om zelf
oplossingen te bedenken die nog niet
besproken zijn in het filmpje.
Toepassen - Ik bekijk samen met de kinderen de
fasen van de verschillende afbeeldingen die ik op het
geografische bord heb gezet.
vierslag - Ik vertel de kinderen dat je op
verschillende manieren met plastic om
kunt gaan.
- Ik vertel kort iets over de afbeeldingen
die ik op het bord zet. Ik vraag de
kinderen eerst wat ze op de afbeeldingen
denken te zien (geografische viertakt)
Hierna vertel ik er kort
iets over. (Afbeeldingen: zie onderaan
lesvoorbereiding).
Slot Afsluiting - Ik vertel de kinderen dat we een debat - De kinderen gaan het debat met Materialen:
20 minuten gaan houden. elkaar aan. - Witte kaartjes
Debat - Ik spreek duidelijk met de kinderen af wat - De kinderen luisteren naar elkaar en
ik van hen verwacht. steken een vinger op als ze iets Organisatie:
- Ik zet de twee stellingen op het Digibord. willen zeggen. - Twee teams
Ik bekijk of we genoeg tijd hebben voor - De kinderen geven hun eigen - Het Punt
beide stellingen, anders bespreek ik er mening over het onderwerp.
één met de kinderen.
- Ik vertel de kinderen dat we met elkaar
gaan debatteren. Hiervoor deel ik de
groep in tweeën (voor en tegen).
- Ik geef ieder kind twee stukjes papier. Dit De stellingen:
staat voor het aantal keer dat ze deel 1. Iedere Nederlander die niet
mogen nemen in het debat. Ieder kind werkt, om wat voor reden
mag dus 2 keer iets zeggen. Wanneer ze dan ook (met pensioen,
iets zeggen, leggen ze het kaartje onder werkloos, miljonair), is
hun stoel neer. verplicht om 5 uur in de
- Op het einde van iedere stelling bekijken week zwerfafval op te
we welke mening het best verdedigd is. ruimen.
2. De overheid zou een
Nederlander een
gevangenisstraf van 2
dagen moeten geven
wanneer hij of zij afval op
straat gooit.
Afbeeldingen:
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede lesgeefmethode aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.

Wat deed ik?


Doordat deze les goed aansloeg bij de leerlingen, heb ik ze weinig aanwijzingen op gedrag moeten geven. Dit zorgde ervoor dat een leuke sfeer in de klas
hing. Ik heb de kinderen hierdoor weinig tot niet aan hoeven spreken.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Ik merk dat deze klas het onderwerp van de les erg interessant vond. Hierdoor deden ze goed mee.

Hoe nu verder?
De volgende les ga ik weer een onderwerp pakken wat de kinderen aanspreekt. Op die manier hoef ik ze bijna tot niet aan te spreken.

Reflectie werkplekbegeleider
Je hebt een goede lesvoorbereiding gemaakt. Je hebt over je lesopzet nagedacht en veel verschillende werkvormen gebruikt.
Door het verhaal waren de kinderen meteen betrokken. Ze luisterden vol aandacht naar je verhaal.

De betrokkenheid was in de hele les hoog. Goed dat je hebt gedacht aan de dag van duurzaamheid, hierdoor heb je meteen een actualiteit die aansluit bij
je les.
Verantwoording

Wat heb ik gedaan? Waarom heb ik deze keuze(s) in het ontwerp van deze activiteit
gemaakt (met betrekking tot de theorie)?

Ik heb voor de leerinhouden vanuit de leerlijnen Ik heb naar Tule gekeken omdat ik we vanuit onze stageschool
gekeken naar TULE omdat ik deze les zelf met een thema werken en aardrijkskunde daar op dat moment
ontworpen heb. Ik heb gekeken naar de niet in voorkwam. Ik heb deze verschillende kerndoelen in
kerndoelen van oriëntatie op jezelf en de wereld verschillende delen van mijn les ingezet.
en vanuit daar doelen gesteld voor mijn les.
Hieronder staan deze kerndoelen. Ik heb deze Ik heb voor plastic en milieuvervuiling gekozen in deze les. De dag
omgezet naar eigen woorden en ze zo dat ik deze les gaf was namelijk de dag van de duurzaamheid.
geschreven dat ze voor mijn les van toepassing Vanuit school hebben we een boek gekregen, die ik ook gebruikt
zijn. heb in mijn les.

Kerndoel 39: Daarom heb ik kerndoel 39 ook in mijn les verwerkt. Door de
De leerlingen leren met zorg om te gaan met het kinderen zelf na te laten denken over oplossingen voor plastic
milieu. problemen, zorg ik ervoor dat ik niet de hele tijd zelf aan het
- Aan het einde van de les hebben de woord ben. Ook zorg ik er op die manier voor dat ze de kennis die
kinderen nagedacht over oplossingen ze hebben gaan verbreden en gebruiken.
voor het plasticprobleem en hebben ze
een beter beeld van dit probleem. Ze Door de normen en waarden over het milieu en het gebruik van
kunnen aangeven wat de problemen zijn plastic, leer ik ze op een zorgvuldige manier om te gaan met het
en hoe je hier op de goede manier mee milieu. Dit sluit aan bij kerndoel 37.
om moet gaan.

Kerndoel 37:
De leerlingen leren zich te gedragen vanuit
respect voor algemeen aanvaarde waarden en
normen.
- De kinderen hebben op het einde van de
les door middel van een debat hun
mening kunnen geven over plastic en
duurzaamheid. Dit hebben ze gedaan op
een manier die bij de normen en
waarden van onze maatschappij
aansluiten en dit op een respectvolle
manier weergegeven.

Ik heb er in mijn les voor gekozen om Door verschillende werkvormen in mijn les toe te passen, zorg ik
verschillende werkvormen in te zetten. ervoor dat ik een actieve les krijg waarbij de kinderen
Ik heb hiervoor de volgende vormen gekozen: verschillende kant van plastic, afval en duurzaamheid kunnen
- Verhaal voorlezen zien.
- Filmpje kijken (met verwerking) Door een debat aan het einde van de les te plannen, zorg ik
- Foto’s bekijken ervoor dat de kinderen zelf nadenken over hun eigen mening. Ze
- Debat leren om elkaars mening te horen en hierop te reageren.
De geografische vierslag kan toegepast worden op ieder
(geografisch) onderwerp. Het toepassen van de geografische
vierslag kan het leren voor duurzame ontwikkeling bevorderen.
Tijdens de stap ‘verklaren’ moet altijd onderzocht worden
In mijn les heb ik er ook gebruik gemaakt van de waarom iets op een bepaalde manier op een bepaalde plaats
theorie van Haubrich. Hij let een koppeling gebeurt. En waarom (nog) niet op een andere manier. Dit zorgt
tussen de geografische zienswijze en de ervoor dat kinderen na gaan denken voor eventuele oplossingen
vaardigheden die hij heeft beschreven in de voor de problemen die ze op de afbeeldingen zien.
geografische vierslag. Wanneer je een foto laat zien aan je klas, kun je verschillende
stappen en vaardigheden met ze bespreken en oefenen. Dit heb ik
mijn les ingezet door verschillende foto’s te laten zien. Bij een
aantal heb ik ze zelf na laten denken aan de hand van de stappen
van Haubrich, bij een aantal heb ik zelf verteld wat er op de foto
te zien was.
Haubrich heeft de koppeling van de geografische zienswijze aan
de volgende vaardigheden gekoppeld; waarnemen, beschrijven,
herkennen, verklaren en waarderen. Deze stappen samen heten
de fasen van de geografische vierslag. Onder de verantwoording
staat de uitwerking van de fasen van de geografische vierslag.
Hierin staat ook hoe ik iedere fase toegepast heb in mijn les.

Leerlingen leren hierbij om ruimtelijke verschijnselen te bekijken


vanuit verschillende
invalshoeken zoals sociaal, cultureel, historisch of juridisch. Bij
deze invalshoeken kun je verschillende vragen stellen, zoals ‘Wat
vinden anderen hiervan?’ of ‘Hoe was dit vroeger? Was er toen
ook zoveel afval op straat?’ Je kunt de multiperspectivistische kijk
dus erg goed koppelen aan de geografische viertakt.

In combinatie met de stap


‘waarderen’ uit de geografische vierslag geeft dit leerlingen de
handvatten om zich te
kunnen verplaatsen in de denkbeelden van anderen. Daardoor
heb ik uiteindelijk ook het debat in mijn les kunnen zetten; de
kinderen waren door deze twee zaken in staat om zich in te leven
in anderen en hun eigen mening te uiten over het onderwerp.

Ik heb in mijn les ook gebruik gemaakt van de


multiperspectivistische kijk.
Ik heb er bij deze les voor gekozen om mijn Ik heb dit gedaan door de kinderen in tweetallen kort na te laken
leeromgeving op een uitdagende en rijke manier denken over oplossingen voor de overlast van plastic die er nu is.
weer te geven. Hierbij moeten ze hetgeen ze geleerd hebben toepassen en zelf
hun kennis gebruiken om met een goede oplossing te komen.

Ik heb verder samen met de kinderen een debat gehouden over


het onderwerp plastic. Hierbij zorg ik ervoor dat de leeromgeving
uitdagend is. De kinderen nemen namelijk zelf het woord. Ze
koppelen tijdens dit debat hun kennis aan hun mening om de
anderen te kunnen overtuigen.
Ik heb tijdens deze les gebruikt gemaakt van Ik heb dit gedaan door samen met de kinderen de stappen van de
leervragen verbinden aan conceptuele kennis. geografische vierslag te doorlopen. Dit roept vragen bij de
kinderen op die ze in eerste instantie zelf proberen te
beantwoorden. Wanneer ze er niet uitkomen, komen ze naar mij
toe om het te vragen.
Ik probeer ze deze kennis bij te brengen door gebruik te maken
van voorbeelden. Op die manier kunnen kinderen zich een beeld
vormen bij hetgeen ik vertel.

Fasen geografische vierslag


Fasen van Stappen Vaardigheden Onderzoeksvragen Koppeling naar les
de
geografische
vierslag
Waarnemen Bekijken Object Nog geen respons Dit heb ik in mijn les
nauwkeurig toegepast door de
bekijken kinderen de
afbeeldingen op het
digibord te laten zien.
Beschrijven Benoemen Noem de Wat zie je? Doordat ik zoveel
juiste Wat neem je verschillende foto’s
begrippen bij waar? heb, heb ik bij iedere
de onderdelen foto een andere
van het object. onderzoeksvraag
Tellen en Hoeveel huizen zie gesteld. Bij de foto met
schatten Bij benadering je? de schildpad heb ik
geef je Hoe hoog is de bijvoorbeeld gevraagd
aantallen, zeedijk? of de kinderen een
afstanden, Hoe lang is die schatting kunnen
hoogte en straat? maken van de tijd dat
diepte aan. het plastic al om zijn
Beschrijven Welke schild zit.
verschillende Bij de foto met de
Verbanden dingen zijn er te plastic soep heb ik
leggen tussen zien? bijvoorbeeld gevraagd
elementen van Welke kenmerken naar de hoeveelheid
je object. Je ontdek je? troep dat in het water
groepeert de ligt.
verschijnselen
Herkennen Vergelijken Vergelijken van Zie ik dit vaker? Deze fase van de
de elementen Heb ik dit in mijn geografische vierslag
van het object omgeving ook heb ik de kinderen
met andere gezien? gevraagd of ze de
objecten uit de voorstelling op de
eigen afbeelding vaker zien in
omgeving. hun omgeving. Ook heb
Lokaliseren Waar ligt het ik ze na laten denken
Je bepaalt op object? over waar de foto
basis van
informatie Waar is deze foto gemaakt zou kunnen
waar het gemaakt? (plaats zijn.
object is of relatief: aan
gelegen of zee, in Nederland)
waar het
gemaakt is.
Verklaren Verklaren Het leggen van Waarom is het In deze fase heb ik de
zinvolle daar? kinderen gevraagd
verbanden waarom dit op de foto
tussen de zou staan en waarom
verschijnselen het er zo uit zou zien.
van het object.

Het leggen van


Complementeren zinvolle Waarom ziet het
verbanden er daar zo uit?
tussen
elementen van
het object en
andere
informatie.
Waarderen Beoordelen Gebruik de Wat vind ik ervan? Deze laatste fase is de
informatie fase waarin ik met de
m.b.t. het kinderen nadenk over
object om een het milieu en
oordeel te duurzaamheid op dit
vormen. moment. Ik vraag de
kinderen wat ze van de
Verifiëren Zoek Wat vinden afbeelding vinden. We
aanvullende anderen ervan? gaan hierover kort in
informatie en Denk ik er nu nog gesprek.
meningen om zo over?
je eigen
standpunt
kritisch te
bekijken.
Les 4: Geschiedenis
Lesvoorbereiding
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels


Klas H1EH16VB Datum 23-12-2016
Stageschool Sint Jan Groep 8
Plaats Duizel Aantal lln 21
Vak- vormingsgebied: Geschiedenis
Speelwerkthema / onderwerp: Tweede Wereldoorlog/Anne Frank
Persoonlijk leerdoel:
 Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoel:  Aan het einde van de les kunnen de kinderen de juiste
 Kerndoel 51: De leerlingen leren gebruik te maken afbeeldingen op de juiste plaatst neerzetten in de tijdbalk op
van eenvoudige historische bronnen en ze leren de site van de Anne Frank Stichting.
aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.  Aan het einde van de les kunnen de kinderen vertellen in
 Aan het einde van de les zijn de kinderen in staat om aan de hand van de welke tijd Anne Frank leefde. Ze kunnen een aantal
gegeven informatie de verschillende afbeeldingen op de goede chronologische kenmerken van die tijd noemen aan de hand van de
volgorde in de tijdbalk in te vullen. informatie die ze gekregen hebben. Dit doen ze door
Procesdoelen: afbeeldingen van Anne Frank te koppelen aan de
 Kerndoel 53: De leerlingen leren over afbeeldingen van de Tweede Wereldoorlog.
de belangrijke historische personen en
gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis
en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de
wereldgeschiedenis
en
Kerndoel 52: De leerlingen leren over
kenmerkende aspecten van de volgende
tijdvakken: (…) wereldoorlogen en Holocaust; (…).
De vensters van de canon van Nederland dienen
als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken.
 De kinderen kunnen op het einde van de les vertellen in welke tijd Anne Frank
leefde. Ze kunnen een aantal kenmerken van die tijd benoemen aan de hand van
de informatie die ze gekregen hebben. De kinderen kunnen aan de hand hiervan
vertellen waarom Anne Frank bij de Tweede Wereldoorlog hoort. Ze kunnen
beschrijven welke link deze twee onderwerpen hebben.
Beginsituatie:
Niveau kinderen:
De kinderen hebben nog niet vaker geschiedenis gehad dit jaar. Dat komt doordat we op mijn stageschool werken met thema’s en er geen boeken en methoden zijn
voor geschiedenis. Over het algemeen geven leerkrachten op de Sint Jan dan ook niet veel geschiedenislessen. De kinderen weten over het algemeen wel dat er een
wereldoorlogen zijn geweest. Ze weten hoe lang het ongeveer geleden is dat de oorlogen zijn geweest. Ook hebben ze al ooit van Anne Frank gehoord. Ze weten
daardoor oppervlakkig wie zij is.
De klas is verdeelt in verschillende groepjes binnen de klas, dit zorgt ervoor dat ik me goed moet richten op de veiligheid in de klas. Bij deze les is het van belang dat
kinderen naar eigen zienswijze een gedicht gaan maken. Dit is erg persoonlijk en hierdoor kan dit soms grappig zijn voor andere kinderen om hierop te reageren. Ik
maak dit bespreekbaar met ze en leg meteen de regels uit tijdens deze les.

Actualiteit:
Het thema in dit kwartaal is op de Sint Jan ‘de kaart’. Hierbij hoort ook het onderwerp oorlogen en in welke landen zich dit allemaal afgespeeld heeft. Dit is de
introductieles die over de Tweede Wereldoorlog gaat.

Huidige niveaus en fasen van groep 8:


o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun vriendengroep.
Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.

Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben. Ik verwacht dat de kinderen goed mee zullen doen met deze les, vooral omdat ze het nog niet eerder dit
jaar een geschiedenisles gedaan hebben. Waarschijnlijk zorgt dit ervoor dat ze het interessant zullen vinden om weer een keer geschiedenis te hebben. Ik denk dat ze
het gedicht in eerste instantie minder leuk zullen vinden, omdat ze gedichten schrijven maar ‘saai’ vinden. Ik ga hiermee om door eerst mijn eigen gedicht op het bord
te zetten en ze te laten zien dat je met een gedicht iemands gevoelens weer kunt geven.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar   leergedrag leerling(en)
Introductie Online woordweb - Ik vertel de kinderen dat ik ze een geschiedenisles - De kinderen kijken naar het - Digibord (met
onderwerp maken ga geven. Het onderwerp van de les is Anne digibord en bekijken samen met doelen)
Frank. mij de doelen van de les. - Padlet.com
(10 minuten) Feed up - Ik zet de 3 doelen van de les op het digibord. Ik - De kinderen pakken hun tablet - Tablets
vertel de kinderen kort wat de doelen zijn van deze en gaan naar de site van padlet. - Timer
les. Ik vraag de kinderen of ze allemaal begrijpen Ze schrijven alles op wat te
wat de doelen inhouden en wat ik hiermee bedoel. maken heeft met Anne Frank en
Ik geef de kinderen in tweetallen de opdracht om in de Tweede Wereldoorlog.
30 seconden aan elkaar uit te leggen wat de - De kinderen vertellen waarom ze
lesdoelen zijn. Dit beschrijven ze in eigen bepaalde woorden hebben
woorden. opgeschreven.
- Ik vertel de kinderen dat ze hun tablet mogen
openen en naar de site www.padlet.com mogen
gaan. Daar gaan ze begrippen opschrijven die te
maken hebben met Anne Frank en de Tweede
Wereldoorlog. Ik vertel erbij dat ze hier 5 minuten
de tijd voor krijgen.
- Na de 5 minuten vraag ik een paar kinderen wat ze
op hebben geschreven en waarom. We kijken
hierbij samen naar het uiteindelijke woordweb die
de kinderen samen gemaakt hebben.
Kern Chronologische - Ik vraag de kinderen naar de site van de Anne - De kinderen gaan naar de site - Tablets
volgorde en Frank Stichting te gaan om de online les te gaan van de Anne Frank stichting. Ze - Digibord
(20 tijdsbepaling volgen bekijken samen met mij het - Anne Frank
minuten) (http://edu.annefrank.org/introductielesannefrank/ filmpje over Anne Frank. Stichting site
). Ik start met het onderdeel waarbij de kinderen - De kinderen kijken goed naar de - Tweetallen
mogen kijken naar een filmpje. afbeeldingen en de bijschriften
- Ik vertel de kinderen dat we naar een filmpje gaan daarvan. Hierna kijken we het
kijken over Anne Frank. Voordat we dit gaan filmpje en zetten ze de
bekijken, moeten de kinderen goed kijken naar de afbeeldingen op de goede
verschillende foto’s en de bijschriften daarbij. Ik volgorde.
vertel de kinderen dat ze goed op moeten letten, - De kinderen maken individueel
omdat ze de gebeurtenissen die op de de opdracht waarbij ze foto’s op
afbeeldingen staan op de goede volgorde moeten de goede plek neer moeten
zetten. zetten.
Cultureel/sociaal - Ik vraag tijdens de les aan de kinderen waarom het - De kinderen gaan aan de slag in
perspectief zou kunnen dat mensen in een oorlog anders tweetallen met het invullen van
reageren dan wanneer er geen oorlog is. Ik vraag de laatste opdracht met de
de kinderen hier over na te denken en een gebeurtenissen van Anne Frank
antwoord op te verzinnen. en de Tweede Wereldoorlog.
- Ik bekijk samen met de kinderen op het bord het - De kinderen bespreken samen
filmpje waarna de kinderen individueel op hun met mij hoe de gebeurtenissen
eigen tablet de opdracht maken waarbij ze de uit de Tweede Wereldoorlog
foto’s moeten verslepen naar de goede plek. overeen komen met het leven
Hiervoor krijgen ze 5 minuten de tijd. van Anne Frank. De kinderen
- Aan de hand van het filmpje dat ik met de kinderen vertellen wat ze opvalt en wat ze
Politiek perspectief kijk, vraag ik ze wie de macht had in de landen van de drie opdrachten geleerd
waar het oorlog was en wat het standpunt van die hebben.
personen waren in de oorlog.
- Ik vertel de kinderen dat we nu bijna hetzelfde
gaan doen, maar dan met foto’s die
gebeurtenissen weergeven die te maken hebben
met de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag de
kinderen om in tweetallen de tijdlijn in te gaan
vullen. Ik geef ze hier weer 5 minuten voor.
- Nu komt de tijdlijn met belangrijke gebeurtenissen
uit de jaren 1929–1945 samen met de lijn met
belangrijke momenten uit het leven van Anne
Frank. Ik vraag de kinderen nu klassikaal hoe de
tijdlijn opgebouwd zou moeten worden. We
bespreken klassikaal waarom de kinderen dit
denken. Ik vraag de leerlingen wat ze opvalt en
wat ze geleerd hebben.
Afsluiting Inlevingsvermogen - Ik vertel de kinderen dat ze hun tablet even dicht - De uitdelers delen lege blaadjes - Digibord
/individueel mogen doen. Ik laat de uitdelers lege blaadjes uit. - Lege blaadjes
30 perspectief uitdelen. - De kinderen bekijken samen met - Voorbeeld gedicht
minuten (standplaats- - Ik vertel de kinderen dat we een gedicht gaan mij de opdracht en stellen
gebondenheid) maken waar zij maar een paar dingen zelf in eventueel vragen.
hoeven te vullen. Ik vertel erbij dat het van belang - De kinderen gaan aan de slag
is dat je je inleeft in een persoon in de Tweede met de opdrachten. Ze krijgen
feed up Wereldoorlog. Je mag het gedicht schrijven vanuit hierbij feed forward van mij.
het perspectief moeder, een soldaat of een burger - De kinderen bespreken samen
tussen al het oorlogspuin. met mij de verschillende
- Ik heb een voorbeeld op het digibord staan waarin gedichten en beantwoorden mijn
ik beschrijf waarin een jong kind zich zou voelen in vragen hierbij.
de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag de kinderen - De kinderen blikken samen met
naar het gevoel wat ze krijgen bij dit gedicht. mij terug naar de doelen van de
Wanneer ze het gedicht straks zelf gaan schrijven, les en omschrijven waarom we
moet er een duidelijk gevoel naar voren komen. die wel of niet behaald hebben.
- Ik vertel de kinderen dat niks gek is en dat het niet
de bedoeling is dat er opmerkingen over elkaars
gedichten gemaakt worden.
- Ik vertel de kinderen dat ik rondloop om tips te
geven wanneer zij bezig zijn met het maken van
feed forward het gedicht. Ik geef ze feed forward (hoe kun je het
nóg beter doen) op het proces en de taak. Dit doe
ik door ze eerst te vragen hoe ze aan de slag zijn
gegaan met de opdracht. Had je meteen een idee
in je hoofd? Hoe ben je dat uit gaan werken? Wat
voor gevoel wil je bereiken? Je zo het ook zo op
kunnen schrijven.
- Ik zeg tegen de kinderen dat we gaan beginnen
van het maken van een eigen gedicht. Ze werken
hier 10 minuten aan. Daarna wil ik het kort met ze
bespreken.
- Ik vraag een paar kinderen hun gedicht voor te
lezen. De andere kinderen luisteren aandachtig en
feedback bedenken welk gevoel het bij hen naar boven
breng en of dit gevoel goed naar voren komt. Ik
vraag degene die het voorleest om ook kort iets te
vertellen over het proces dat hij/zij heeft doorlopen
om hier te komen. Ook laat ik ze iets over de
opdracht vertellen. Vond je het moeilijk of
makkelijk? Waarom?
- Ik bekijk samen met de kinderen de 3 doelen die
we op het begin van de les gesteld hebben. Welke
Evaluatie les hebben we behaald en waarom?

Gedicht:
Ik ben (naam met twee specifieke kenmerken)
Ik vraag mij af (wat wil je weten, waar ben je nieuwsgierig naar)
Ik hoor (een denkbeeldig geluid)
Ik zie (een denkbeeldig beeld)
Ik wil (een wens, verlangen)
Ik ben (herhaling van regel 1)

Ik ben (herhaling van regel 1)


Ik ga (wat ben je van plan, wat ga je doen)
Ik voel (een gevoel over iets denkbeeldigs of concreets)
Ik raak (een denkbeeldige aanraking)
Ik maak me zorgen (waar maak je je zorgen om)
Ik huil (iets wat je verdrietig maakt)
Ik ben (vergelijking of herformulering van regel 1)
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.

Wat deed ik?


Toen ik begon met de les waren de kinderen zeer betrokken. Nadat ik ze verteld had dat ik een geschiedenisles ging geven, vroegen ze ook meteen wat
we dan gingen doen. Hierdoor kon ik meteen naar de introductie gaan. De kinderen zijn waren ook erg actief tijdens de rest van de les. Ze gingen goed an
de slag met de online opdrachten en het gedicht. Doordat ik goede afspraken met ze had gemaakt, hebben ze ook geen ongepast opmerkingen gemaakt
over elkaars gedichten. Ik heb door dit alles weinig in moeten grijpen en de kinderen gewoon hun werk laten doen.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Ik vind het fijn dat ik van te voren aangegeven heb wat ik van de kinderen verwachtte. Hierdoor wisten ze wat ze moesten doen en zijn ze op een normale
manier aan de slag gegaan.

Hoe nu verder?
Ik ga de klas de volgende keer weer opnieuw duidelijkheid geven over hetgeen we gaan doen. Hierdoor merk ik dat de kinderen geconcentreerd en
gemotiveerd met de opdracht die ik ze geef aan de slag gaan. Hierdoor hoef ik ze minder aan te spreken.
Reflectie werkplekbegeleider
In deze les heb je verschillende werkvormen met de kinderen behandeld en besproken. Zo heb je de voorkennis geactiveerd en veel van je lesinhoud op
een online manier aangeboden. Ook heb je samen met de kinderen gekeken naar hoe de mensen leefden in de tijd van Anne Frank. Door dit alles te doen
heb je een erg brede les opgebouwd die op veel verschillende manieren aansluit bij de doelen die je gesteld hebt.

Deze klas kan moeilijk omgaan met drukke werkvormen. Dit heb je erg goed aangepakt door de opdrachten die online waren zoveel mogelijk individueel
aan te bieden.

Doordat de klas het zo interessant vond om een geschiedenisles te hebben, hingen ze bijna aan je lippen en heb je ze weinig extra aan hoeven sturen op
hun gedrag. Dit zorgt ervoor dat ik vond dat je ontspannen voor de klas stond.

Ik heb tijdens de les ook gekeken naar de kijkwijzer die je gemaakt had voor het feed up, feed forward en feedback geven. Mijn conclusie hieruit is dat je
je erg bewust bent van de manier waarop je kinderen commentaar geeft op hun proces en de taak die ze van je gekregen hebben.

Mooie les!
Vakspecifieke verantwoording
Verantwoording lesontwerp

Welke vakdidactiek heb je Kerndoelen


gebruikt? Ook bij dit vak heb ik gekeken naar de leerlijnen die op Tule staan.
Op die manier kwam ik uiteindelijk bij de kerndoelen 51 t/m 53.
Deze drie kerndoelen van ‘Tijd’ komen in mijn les alle drie terug.
In deze les is het van belang dat kinderen van groep 8
gebeurtenissen en ontwikkelingen van verschillende mensen op één
tijdbalk kunnen invullen. Dit sluit aan bij kerndoel 51.
De kinderen zijn in deze les aan de slag met de tijd van
Wereldoorlogen en de Holocaust. Hierin is onder andere Anne Frank
een groot thema. Dit sluit aan bij de kerndoelen 52 en 53.

Standplaatsgebondenheid:
Standplaatsgebondenheid houdt in dat het denken en handelen van
een persoon wordt bepaald door de plaats (land, cultuur, sociale
lagen, godsdienst) en de tijd (eeuw, gedachten die toen normaal
waren) waarin hij of zij leeft. In mijn les komt dit terug in het feit dat
de kinderen een gedicht moeten gaan schrijven waarbij het de
bedoeling is dat ze zich inleven in de hoofdpersoon. Hierdoor gaan
de kinderen nadenken het perspectief dat de hoofdpersoon heeft in
de oorlog. Ze oefenen op deze manier met hun inlevingsvermogen
en hoe ze daarmee om moeten gaan. Dit is van belang omdat ze in
de realiteit uiteindelijk ook moeten weten hoe ze zich inleven in een
ander. We oefenen hiermee in deze les.

Multiperspectiviteit:
Bij zowel aardrijkskunde als geschiedenis komt het begrip
multiperspectiviteit aan bod. Multiperspectiviteit betekent dat je
met verschillende ‘brillen’ naar een gebeurtenis of onderwerp gaat
kijken. Hierdoor krijg je een brede kijk op in dit geval geschiedenis. Je
leert de kinderen om verschillende perspectieven in te nemen en je
in te leven in andermans situaties. De kinderen leren hiermee ook
wat zijn eigen perspectief is (ten opzichte van dat van anderen) en
leert om dit te uiten.
Geschiedenis en aardrijkskunde benaderen elk onderwerp vanuit
verschillende perspectieven. Hieronder heb ik de perspectieven
uitgewerkt die in mijn les terugkomen.
- Sociaal perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken met
hoe mensen met elkaar samenleven en hoe ze met elkaar
omgaan?
Dit heb ik in mijn les verwerkt door de kinderen te vragen op
elke manier mensen met elkaar omgingen in de oorlog en
waarom dit zo anders was dan daarvoor.
- Politiek perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken met
de manier waarop macht is verdeeld en de manier waarop
mensen omgaan met macht en machteloosheid, bestuur,
regels, geboden en verboden?
Aan de hand van het filmpje dat ik met de kinderen kijk,
vraag ik ze wie de macht had en wat het standpunt van die
persoon was in de oorlog.
- Cultureel perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken
met de zin- en vormgeving van mensen: religie, kunst,
techniek, feesten, rituelen, waarden en normen?
In mijn les heb ik vooral waarden en normen terug laten
komen. Ik vraag tijdens de les aan de kinderen waarom het
zou kunnen dat mensen in een oorlog anders reageren dan
wanneer er geen oorlog is. Ik vraag de kinderen hier over na
te denken. Dit perspectief koppel ik aan het sociaal
perspectief.
- Individueel perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken
met gevoelens en emoties van mensen? Wat is de relatie
met het gedragspatroon van mensen met het oog op
gezondheid en redzaamheid?
Dit perspectief heb ik terug laten komen in mijn les door de
kinderen een gedicht te laten schijven. Op die manier leren
de kinderen om zich in te leven in emoties van andere
mensen. Dit doen ze op een creatieve manier.
Waarom heb je deze Kerndoelen:
vakdidactiek gebruikt? Door de verschillende kerndoelen in mijn les in te zetten, zorg ik
ervoor dat ik een zeer diverse les krijg. De les is zo ingericht dat ik
alle kerndoelen aan bod laat komen d.m.v. verschillende
werkvormen. De kerndoelen zelf heb ik uit Tule gehaald.

Standplaatsgebondenheid en multiperspectiviteit:
Door deze didactiek in mijn les te gebruiken, zorg ik ervoor dat alle
perspectieven samen gepakt worden. De kinderen moeten door het
koppelen van de verschillende perspectieven een goed gedicht
schrijven. Ze passen de verschillende perspectieven toe in één
werkvorm. Op die manier gaan ze heel gericht te werk en kan ik
bekijk hoe ver ze al doorhebben waar de oorlog over gaat.
Welke leertheorie heb je Ik heb in deze les gebruik gemaakt van de leertheorie cognitivisme.
gebruikt? Twee van de cognitieve leerkenmerken zijn het activeren van de
voorkennis en metacognitie. Ik activeer de voorkennis aan het begin
van de les wanneer ik de kinderen vraag om een woordweb te
maken. Ik bekijk hiermee wat ze al weten. Ik zet metacognitie in mijn
les in door de kinderen feed up, feedback en feed forward te geven.
Op die manier blijven kinderen zich verbeteren en verschillende
dingen proberen om zo uiteindelijk tot het doel te komen.
Waarom heb je deze Kinderen tussen de 7 en 12 jaar zitten volgens Piaget in de concreet
leertheorie gebruikt? operationele fase. Hierbij komt ontwikkeling van decentratie ten
sprake. Dit betekent dat kinderen zich vanaf dat moment op
meerdere aspecten tegelijk kunnen richten. Dit zie je in mijn les
terug wanneer ik met de kinderen kijk naar de online opdracht
waarbij je twee verschillende tijdlijnen hebt. Ze richten zich hierbij
op twee verschillende aspecten. De concreet operationele fase hoort
bij de theorie over het cognitivisme. Door het cognitivisme in te
zetten, zorg ik ervoor dat kinderen de feiten die ik ze geef opslaan.
Ze kunnen deze kennis later ophalen.
Les 5: N&T
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’
Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels

Klas HEH16VB Datum 04-10-2016

Stageschool Sint Jan Groep 8

Plaats Duizel Aantal lln 21

Vak- vormingsgebied: N&T Biologie

Speelwerkthema / onderwerp: Recycling, afvalverwerking en milieuvervuiling

Persoonlijk leerdoel:-

- Ik ben volgend kwartaal in staat om consequent te zijn en mezelf aan mijn regels te houden. Als kinderen zich hier niet aan houden, geef ik twee
waarschuwingen, de derde keer is een consequentie.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:

Productdoelen: - De kinderen zijn op het einde van de les in staat om verschillende afvalgroepen te noemen en ook hoe
deze gescheiden worden.
- Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg - De kinderen zijn in staat om antwoorden te bedenken op de onderzoeksvragen en deze ook uit te
om te gaan met het milieu  Dit gaan ze voeren. Ze kunnen benoemen waarom hun hypothese wel/niet klopte.
ontdekken door om te gaan met onder - Op het einde van de les zijn de kinderen in staat dingen te bedenken die ervoor zorgen dat er duurzaam
andere de spullen die ik meegenomen heb geleefd word.
(reconstructie van een
afvalverwerkingsmachine). Ook staat veel
informatie over vervuiling en recyclen in de
tekst die de kinderen gaan lezen.
- De kinderen zijn zich op het einde van de
les bewust van de omgang met afval: ze
kunnen benoemen hoe verschillende
afvalgroepen gescheiden worden.
- De kinderen verwerven kennis en inzicht
over mogelijkheden van recycling en
afvalverwerking, ze kunnen tijdens de les
dingen benoemen waardoor er minder
afval komt en je duurzamer kunt zijn.
- De kinderen kunnen de verschillende
onderzoeksvragen die aan bod komen in
deze les adequaat behandelen en
beantwoorden. Ze zijn in staat om door het
doen (proef) te bedenken hoe
verschillende afvalgroepen gescheiden
worden.
Procesdoelen:

- De kinderen leren omgaan met de lesvorm


‘kring’ tijdens de les. Ik zou er voor deze
les voor kiezen om met tweetallen te
werken. Zie hiervoor ook de kern van deze
les.
- De kinderen leren naar elkaar te luisteren
en stil te zijn wanneer iemand anders aan
het woord is.
Beginsituatie:

Niveau kinderen:
De kinderen hebben al vaker een N&T les van mij gehad. Deze is niet methode gebonden, omdat de Sint Jan geen methode voor de OJW-vakken heeft. Daardoor
heb ik een boek van de mediatheek geleend. De methode die gebruikt wordt, heet ‘Alles-in-één’.

Actualiteit:
Het gaat de laatste tijd in de klas vaak over recyclen. Eén van de ouders van een van de kinderen uit de klas is vuilnisman.

Huidige niveaus en fasen van groep 8:


o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun
vriendengroep. Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.

Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben. Ik verwacht dat de kinderen goed mee zullen doen met deze les, vooral omdat ze het nog niet eerder dit
jaar een natuur & techniekles gedaan hebben. Waarschijnlijk zorgt dit ervoor dat ze het interessant zullen vinden om weer een keer dit vak te hebben.

Lesverloop

Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen /


Organisatie
Leraar   leergedrag
leerling(en)

Inleiding Gesprek voeren met de kinderen - Ik vraag de kinderen verschillende dingen: - De kinderen - Boek ‘alles-in-
over zwerfafval. o Weten jullie al wat zwerfafval is? beantwoorden één.’
+/- 5 minuten o Heb je ooit afval in de natuur gegooid? mijn vragen.
o Hoe lang denk je dat plastic zakjes erover - De kinderen
doen om opgeruimd te worden door de lezen de tekst
natuur? (10-20 jaar) voor.
- Ik vraag een paar kinderen de tekst over zwerfafval
voor te lezen.
Kern Tekst doorlezen + proef doen - Ik laat een paar kinderen de test over recycling - De kinderen - Boek: ‘alles-in-
voorlezen. geven één’
+/- 40 minuten - Ik vraag: antwoord op - Propjes papier
o Wie heeft er ooit iets naar de kringloopwinkel mijn vragen. - Paper-clips
gebracht? Recycling(voorlezen) - Rietjes: grote en
- Ik vertel iets over verpakkingsmateriaal: kleine
o Zorgt voor veel afval. - Mag-neten
o Koekjesverpakkingen met nog en papiertje - Grote kom/bak
om het koekje.
o Slimmer verpakken: minder werk, minder
verpakkingsmateriaal, minder transportkosten
en minder verpakkingsafval.
- Ik vraag de kinderen naar verschillende manieren van
afval scheiden. Hierbij gebruik ik voorbeelden
bijvoorbeeld: ‘Waar zou je kranten bij doen?’
o Papier karton = oud papier
o Etensresten, schillen en tuinafval = gft
o Glas = glasbak - Time-timer
o Plastic = plasticbak of zak - Bij de proef laat
o Chemisch afval: kca-box (klein chemisch ik de kinderen in
afval), terpentine (om verf van de kwasten te een kring zitten,
halen), nagellak, haarlak de spullen zet ik
o Lege baterijen = kca of batterij-box in het midden op
o Kleding = kleding-inzamelbak een tafel.
o Grof vuil = afvalscheidingsstation - Groepsopstelling
- Proefje  de afspraak is: ik wil een vinger zien, als dit  kring
niet gebeurd en ik heb je een keer moeten
waarschuwen, ga je uit de kring en ga je iets voor
jezelf doen.
Nu ik de feedback van Huub heb gehad, zou ik geen
kringvorm bij deze les gebruiken. Dit omdat er maar
- De kinderen
een aantal leerlingen echt bezig zijn tijdens de kring.
bouwen de
Ik zou nadat ik deze feedback gekregen heb de klas in een
kinderen in tweetallen verdelen. Iedereen krijgt de minuut om tot
spullen die ik in de kring gebruikt zou hebben, maar een kring.
nu doen de kinderen dit met zijn tweeën. Hierdoor - De kinderen
zorg ik er ook voor dat de kinderen een betere denken na
aanrommelfase hebben: de kinderen gaan bekijken over de
wat je met de verschillende voorwerpen zou kunnen onderzoeks-
doen. vragen die ik
stel.
Stap 1 Natuuronderwijs in 5 stappen:

Ik laat de kinderen de spullen zien die ik


meegenomen heb:

o propjes papier
o paperclips
o rietjes: grote en kleine
o magneten
o grote kom
- Stap 2 Natuuronderwijs in 5 stappen:
Ik vraag de kinderen of ze weten wat ze met deze
voorwerpen zouden kunnen gaan doen.

- Stap 3 + 4 + 5 Natuuronderwijs in 5 stappen:


Ik heb verschillende onderzoeksvragen voor de
kinderen geformuleerd. We kijken per vraag wat de
hypothese is en of het ook werkt. Wat zou je kunnen
doen als het niet lukt?

o Hoe zou je ijzer scheiden uit deze afvalberg?


o Hoe zou je plastic en papier kunnen
scheiden?
o Als er zand in de kom zou zitten, hoe zou je
het grote papier van het kleine scheiden?
o Welke dingen wist je al over bovenstaande
onderwerpen en met welke eigenschappen
van de materialen heb je rekening gehouden?
Slot - Ik vraag de kinderen dingen te verzinnen om - De kinderen - Timetimer
duurzaam te leven. luisteren naar - Kring 
o Zuinig op je spullen die je gebruikt mijn vraag en groepsopstelling
o Letten op hoeveelheid water wat je gebruikt beatwoorden
o Verwarming niet te hoog zetten. mijn vragen
o Afval scheiden
o Tweedehands spullen (ver)kopen
o Zo min mogelijk reien met auto’s, scooters en - De kinderen
vliegtuigen zetten de klas
- Ik vraag een van de kinderen afval op te noemen, een terug in de
ander kind moet zeggen bij welke afvalscheiding het originele
hoort. staat.
- Na de opdracht door genomen te hebben, vraag ik de
kinderen de klas weer in de originele staat terug te
zetten. Ik geef hierbij weer de tijd aan. Kunnen ze de
vorige keer verbeteren?

Persoonlijke reflectie
Ik merkte al meteen dat de kinderen erg enthousiast waren deze les. Ik heb daarom constant de afweging moeten maken of ik de kinderen een
consequentie zou geven wanneer het te luidruchtig werd. Aan de ene kant vond ik het prettig dat ze enthousiast waren, want dat was ik ook. Aan de
andere kant verliep de les nu niet vlot, omdat ik steeds moest wachten totdat het weer stil was. Ik heb uiteindelijk besloten om geen consequentie te
hangen aan het volume van de kinderen. Dit heb ik gedaan omdat ik er voor mijn les voor koos om het belangrijker te vinden dat iedereen het interessant
vindt. Daarom heb ik het geluid wat daarbij geproduceerd wordt, maar even voor lief genomen. Op die manier duurde het wel wat langer, maar bleef
iedereen enthousiast.

Reflectie werkplekbegeleider
Je kon goed merken dat de kinderen erg betrokken waren deze les. Ze wilden graag meteen aan de slag met de opdracht.
Let er de volgende keer op dat de klas niet té druk wordt. Dit komt natuurlijk ook doordat je zelf erg enthousiast was, maar bedenk wel dat het drukker
wordt als de kinderen enthousiaster worden.

Leuk dat je de spullen mee naar school genomen had. Hierdoor werd vanaf minuut één de interesse van de kinderen gewekt. Mooi dat
je ook aan T. vroeg wat zijn vader nu precies voor werk doet. Hierdoor kreeg je een goede interactie met de klas.
Verantwoording

De vijf stappen uit het stappenplan van N&T

In mijn les heb ik de vijf stappen uit het stappenplan van N&T gebruikt. Deze stappen zouden ook in
zeven stappen omschreven kunnen worden. Dit staat weergegeven op de afbeelding.
Door dit stappenplan in een les in te voeren, zorg je ervoor dat kinderen betrokken raken bij het
onderwerp. Ook krijgen ze hiermee een houvast om aan de slag te gaan met het ontdekkend leren
wat ze in deze les doen.

1. Introductie/confrontatie:
Er komt iets binnen, je wilt reacties oproepen. Hierdoor wil je de nieuwsgierigheid van de
leerlingen prikkelen. Dit kun je doen met materialen, in mijn les maak ik gebruik van spullen om
zo een afvalverwerkingsfabriek na te bootsen.
2. Spontane verkenning:
Wanneer je stap 1 bereikt hebt, kun je door met het ontdekken van de materialen. Dit laat je de
kinderen doen. Je bekijkt wat de kinderen zeggen en speelt hier op in. Ik doe dit door de kinderen
te vragen wat we met de voorwerpen zouden kunnen gaan doen.
3. Onderzoek en resultaten vastleggen:
Vragen die zijn opgekomen kunnen nu
beantwoord worden door het object of
verschijnsel meer doelgericht te onderzoeken.
Je zoekt geschikte vragen en stelt een plan op:
wat kunnen ze doen om tot het antwoord te
komen? Het onderzoek wordt uitgevoerd en
de resultaten worden vastgelegd. Ik heb de
vragen van dit onderzoek van te voren al
bedacht, zodat het onderzoek ook daadwerkelijk bij afvalverwerking zou blijven.
4. Rapportage/communicatie over resultaten:
De resultaten zijn vastgelegd in de vorige stap en je hebt een antwoord op de verschillende
onderzoeksvragen. Resultaten kunnen verschillen. Samen praten we over de resultaten, maar
ook hoe we die resultaten hebben vastgelegd.
5. Verbreding of verdieping:
In deze laatste stap kan er getest worden of de leerlingen het geleerde hebben gesnapt en of ze
het in verschillende contexten kunnen toepassen. Ik controleer hier ook mee of mijn lesdoelen
behaald zijn. Kunnen de kinderen al mijn vragen beantwoorden?
Bibliografie
De Vaan, E., & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs (7e druk ed.). Bussum:
Uitgeverij Coutinho.

Onderwijs maak je samen. (2016, april). Hebben ze van jou geleerd? Geraadpleegd van
https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/uploads/2016/04/hebben_ze_van_jou_geleerd.pdf

TULE. (z.d.). Inhouden & activiteiten. http://tule.slo.nl/index.html

Veen, T. van der, & Wal, J. van der. (2012). Van leertheorie naar onderwijspraktijk.
Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.

Alkema, E. e.a. (2011) Meer dan onderwijs, Assen: Uitgeverij Van Gorcu

Peters, A., & Westerveen, F. (2010). Geowijzer. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.

Anne Frank Stichting (AFS). (2011). Digiles Anne Frank. Geraadpleegd op 23 december 2016, van
http://edu.annefrank.org/introductielesannefrank/

Bergh, van der, L & Ros, A. (2015) Begeleiden vanuit actief leren. Bussum, Nederland: Coutiuho
Bakx, A. (2012). Opbrengstericht werken. Bussum, Nederland: Coutinho.

Coenders, A., & Franken, A. (2014). Reisgids Digitaal Leermateriaal. Hoensbroek, Nederland: Stichting
Reisgids Digitaal Leermateriaal.

Vous aimerez peut-être aussi