Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
OJW
Egelmeers,Adriënne A.A.M.A.
FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE EINDHOVEN
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................................... 1
Jonge kind ................................................................................................................................................ 0
Les 1: Aardrijkskunde en BVO ............................................................................................................. 0
Oude kind ................................................................................................................................................ 0
Les 1: Levensbeschouwing .................................................................................................................. 0
Les 2: Natuur & Techniek .................................................................................................................... 0
Les 3: Aardrijkskunde/levensbeschouwing ......................................................................................... 0
Les 4: Geschiedenis ............................................................................................................................. 0
Les 5: N&T............................................................................................................................................ 0
Bibliografie ............................................................................................................................................... 0
Inleiding
In dit document zijn mijn beste lessen van de afgelopen 1,5 jaar te vinden op het gebied van OJW. Dit
document behoort daarom tot het domeindossier.
Omdat ik een aantal weken niet heb kunnen functioneren op mijn stageschool door een ongeluk wat
ik gehad heb, heb ik minder materiaal voor het jonge kind. Hierdoor heb ik ervoor gekozen om mijn
vooral aan te vullen met materialen van het oude kind.
Jonge kind
Les 1: Aardrijkskunde en BVO
Project landschap
Speelwerkthema/onderwerp
Aardrijkskunde, taal en beeldende vorming
De kinderen zijn op het einde van het project in staat om autonoom te handelen. Dit laten ze zien
door in tweetallen zelf materialen te kiezen waarmee ze gaan werken. Ook maken ze eigengemaakte
afspraken over het samenwerken binnen hun tweetal. Hierbij dient de leerkracht als begeleider en
coach en niet als initiatiefnemer.
De kinderen hebben eigengemaakte afspraken gemaakt in tweetallen. Ook hebben ze hier zich aan
gehouden.
Daarnaast kunnen de kinderen op het einde van het project hun ontwerp presenteren aan de klas.
De kinderen maken daarbij kennis met feedback geven op elkaar en op het proces van hun
klasgenoten.
De kinderen kunnen aan het einde van dit project verschillende landschappen van elkaar
onderscheiden en daarbij vertellen wat de kenmerken van die landschappen zijn.
Voor de kerndoelen die ik gebruikt heb, verwijs ik naar de kennisbasis van aardrijkskunde en
beeldende vorming.
Waar ik ook tegenaan liep, was het feit dat ik de kinderen in het begin heel erg moest sturen toen ze
na gingen denken over samenwerken met een ander. Achteraf had ik een les vóór het project
moeten plannen, waarbij ik dieper in ging op het samenwerken. Hierdoor waren de kinderen
waarschijnlijk meer geïnformeerd, waardoor ze wisten waaraan ze konden denken. Op die manier
hadden ze minder hulp van mij nodig gehad en hadden ze meer na kunnen denken over wat ze nu
precies in de samenwerking wilden.
Ook het idee om de kinderen de regels te laten opschrijven, was achteraf een minder goed idee. Ik
merkte dat ze erg goed konden vertellen wat ze wilden, maar het opschrijven van die regels was een
stap te ver. Dit komt natuurlijk ook omdat ze talig nog niet zo ver zijn en nog niet alles kunnen
opschrijven wat ze wel kunnen beschrijven en laten horen. Daarom had ik achteraf met
pictogrammen kunnen werken of de kinderen kunnen laten tekenen wat ze precies bedoelden. Ik
had ook samen met de kinderen de algemene regels kunnen bespreken die voor de gehele klas
golden. Hierdoor hadden de kinderen niet zelf een papier in de hand te hoeven pakken.
Het kijken via multiperspectiviteit, is voor kinderen van groep 3 best lastig. De vraag over rijk en arm
konden de kinderen wel beantwoorden, maar ze vonden het lastig om hier verder op in te gaan.
Ik kreeg van Silvia, mijn docent beeldende vorming, de feedback om de kinderen eerst de
achtergrond te laten schilderen en daarna pas te gaan werken met de verschillende materialen. Op
die manier hadden de kinderen meer houvast gehad aan hun ontwerp.
Ik als student kijk hier anders tegenaan. Nu ik gezien heb op wat voor manier de kinderen te werk
gaan, weet ik zeker dat ze ook zonder deze houvast kunnen werken aan een landschap. Ik ben
daarom ook van mening dat je kinderen een stukje autonomie afneemt, wanneer je ze ‘opdraagt’ om
eerst te verven. Op die manier zouden alle producten een geschilderde achtergrond hebben, iets wat
nu niet het geval is. Zie hiervoor ook de foto’s die ik heb genomen.
Pluspunten
Voor dit ontwerp heb ik verder de checklist voor het gedrag van de leerkracht gepakt. Door rekening
te houden met deze checklist, merkte ik dat de kinderen vrijwel allemaal zelfstandig aan de slag
konden. Ik ben in de lessen vooral een coach geweest; een doel wat ik aan het begin van dit project
gesteld had.
De kinderen hebben geleerd om samen te werken in tweetallen. Ook hebben ze stap voor stap
gewerkt aan het maken van het project, maar ook aan hun samenwerking. De tweetallen die ik
gemaakt had, kwamen goed uit de verf. De kinderen gingen enthousiast aan de slag en hielpen elkaar
waar dat nodig was.
Tijdens dit project zijn de kinderen voor het eerst aan de slag gegaan met hun autonoom vermogen.
Het koppelen van aardrijkskunde aan beeldende vorming was een goede manier om hier aan te
werken. Het project kreeg voor de kinderen betekenis door de foto’s die ze mee mochten nemen,
maar ook door het feit dat ze zelf hun materialen mochten kiezen.
De kinderen hebben mede door dit project een eerste opstap naar het autonoom handelen gemaakt.
Daarom kan ik met zekerheid zeggen dat mijn hoofdvraag ‘Hoe zorg ik ervoor dat de overgang van
groep 2 naar groep 3 met betrekking tot autonomie en zelfstandigheid minder groot wordt voor de
kinderen?’ daardoor beantwoord heb en succesvol een oplossing voor dit probleem heb gevonden.
Wanneer dit project in het begin van groep 3 uitgevoerd zou worden met de nodige aanpassingen,
zou ik kunnen stellen dat de kinderen daarmee werken aan hun autonoom handelen en
zelfstandigheid. Tijdens dit project en de verwerking daarvan ervaren kinderen hoe het is om op
elkaar aangewezen te zijn en zelf keuzes te moeten maken, hierbij ook rekening houdend met
anderen.
Feedback mentor
Na de uitvoer van het project, heb ik Ine Lunter (mentor) om feedback gevraagd. Dit is zowel op het
ontwerp zelf als op de uitvoer.
Evaluatie project: Uitgevoerd 8 en 9 januari 2018, Basisschool Het Palet Hapert, Groep 3B
Het was een heel mooi project, waarbij de kinderen op verschillende vlakken werden uitgedaagd. Dat
was goed te zien aan het enthousiasme waarmee de kinderen twee dagen aan het werk zijn geweest.
Het resultaat van de werkstukken spreekt daarbij voor zich.
Voorbereiding:
Je hebt een goede voorbereiding gemaakt. Het project is goed doordacht en de manier
waarop je weloverwogen de tweetallen hebt samengesteld, getuigt van inzicht in de groep.
De resultaten van jouw observatie heb je knap verwerkt, subliem!
Voor de aanvang heb je een mededeling uit laten gaan naar ouders en kinderen, zodat er
vooraf ook thuis over het project nagedacht kon worden. Veel ouders hadden samen met hun
kind thuis al een landschap besproken.
Alle materialen en benodigdheden waren tijdig ter plaatse.
Doelen:
Sommige doelstellingen van het project waren wel heel erg ambitieus. Peuters en kleuters
bezien de wereld alleen nog vanuit het eigen perspectief en de eigen behoeftes. Kinderen van
zes beginnen dat stadium pas net te overstijgen. Jouw formulering: “De kinderen hebben
succesvol door de verschillende brillen van multiperspectiviteit gekeken. Ze kunnen deze
brillen ‘opzetten’ en daardoor verschillende standpunten uit de samenleving aannemen.” was
erg hoog gegrepen.
Het was mooi om te zien hoe de kinderen in tweetallen met de afspraken aan de slag gingen.
Heel goed dat je hen liet nadenken over een succesvolle samenwerking. Op deze expliciete
manier is dat nog niet aan bod geweest. Een goede oefening voor de kinderen, heel
waardevol. Een uitwerking op papier was wel moeilijk voor hen. Ook daarvoor zijn de
kinderen nog wat jong. De activiteit op zich kwam echter goed uit de verf.
In je project heb je ruim de tijd genomen om de verschillen in landschappen en de kenmerken
daarvan met de kinderen te bespreken. In de werkstukken is goed te zien dat de kinderen hier
veel van opgestoken hebben.
Uitwerking:
Je hebt het project goed opgebouwd in behapbare onderdelen. Bij het lezen van jouw
voorbereiding was ik bang dat het theoretische deel te lang zou duren. Maar door de
gestructureerde manier waarop je het geheel hebt aangepakt, zijn de kinderen van begin tot
eind gemotiveerd gebleven. Knap gedaan!
Het onderdeel samenwerken en het onderdeel aardrijkskunde hebben beide een prominente
plek gekregen in het project. En ook beide zijn ze leidend geweest in het geheel. De kinderen
hebben daarbij nieuwe woorden geleerd, nieuwe uitdrukkingen ervaren en overlegmomenten
geoefend. Hoe talig wil je het hebben!!
Het onderdeel van de presentatie heb je jammer genoeg niet gered binnen de tijd. Maar ik sta
achter jouw beslissing om die uit te stellen. Er waren zulke waardevolle processen aan de
gang, die ga je niet afbreken omdat het in jouw planning staat. Presenteren kan ook achteraf,
het project was op deze manier helemaal af! Chapeau!
Feedback adjunct-directeur
Als tweede heb ik de adjunct-directeur van Het Palet, Daphne Meijers, gevraagd om feedback te
geven op mijn ontwerp. Zij heeft tevens ook de master pedagogiek gevolgd en weet dus veel af over
het onderwerp ‘autonomie’. Daarom heb ik haar ook als mijn expert gebruikt.
Je formuleert een heldere probleemstelling. Voor een volgende keer lijkt het me een interessant
vraagstuk om te onderzoeken of kinderen in groep 1/ 2 wellicht niet meer autonomie ervaren als in
groep 3 en leerkrachten daarom de beschreven problematiek ervaren. Je stelt duidelijke deelvragen
en doet een brede theoretische verkenning. Een tip voor literatuurstudie in de toekomst zou kunnen
zijn dat je eerst een keuze maakt voor één concept. Ik bedoel hiermee dat je eerst zelfstandigheid en
autonomie (ik zou ook zelfsturing/ zelfregulatie meenemen) verkent, een keuze maakt en dat
concept grondig uitdiept. Je hebt dan ruimte om theorieën naast en tegenover elkaar te zetten. Je
vertaalt de theorie van Simons goed naar je doelstelling van het project. Ik ben nog benieuwd naar
de conclusie, maar die komt vast nog. Heeft je ontwerp beantwoord aan je doelstelling? Ik vermoed
dat je ook aanbevelingen zal hebben voor de toekomst omdat je project eenmalig was. Lijkt me mooi
om die mee te nemen. Eén van je doelstellingen is het presenteren van de landschappen aan elkaar.
Je zou dit nader kunnen specificeren in je doelstelling: hoe? Ook hier kun je dan vrijheid binnen
'eisen' geven. De vorm die je kiest voor het presenteren is leuk: alle kinderen zijn betrokken en zien
elkaars landschap. Mooi dat je de observatie van de taakgerichtheid vertaald naar tweetallen. HILL
van Dochy komt voor mij nu een beetje uit de lucht vallen terwijl het wel heel interessant is dat je
zijn gedachtegoed vertaalt naar het PO. De eerste bouwsteen urgentie/ hiaat/ probleem zou je voor
een volgend project nog eens goed kunnen bekijken om het project te kunnen starten vanuit zijn
gedachtegoed. Ik ben heel benieuwd naar ervaringen met HILL in het PO. Veel succes nog Adriënne
en ik blijf graag betrokken bij je onderzoeken/opdrachten.
Hartelijke groet,
Daphne Meijers
Adjunct-directeur
Verantwoording
Aardrijkskunde
Kennisbasis aardrijkskunde
In onderstaand schema is de kennisbasis van aardrijkskunde weergegeven. Ik heb met een groene streep aangegeven wat ik gebruikt heb in mijn ontwerp.
Ik heb de kinderen geografische vragen gesteld aan het begin van les 1. Dit heb ik gedaan door de methodiek van de geografische zienswijze in dit ontwerp
toe te passen. Dit heb ik ook aan multiperspectiviteit gekoppeld. Ik ben verder aan de slag gegaan met het thema klimaat en landschap. Dit gehele project
draaide specifiek om het onderwerp landschap. Hiermee hebben de kinderen ook aan de concepten geen plaats is hetzelfde en de natuur bepaalt de
structuur van gebieden gewerkt. Alle ruimtelijke schaalniveaus stonden in dit ontwerp centraal, omdat we foto’s bekeken hebben uit de hele wereld.
Multiperspectiviteit
Bij aardrijkskunde komen verschillende onderwerpen aan bod. Deze onderwerpen kunnen vanuit verschillende perspectieven bekeken worden. Hierdoor
wordt eenzijdigheid voorkomen. Daarom benadert aardrijkskunde elk (ruimtelijk) onderwerp vanuit verschillende perspectieven. Ik heb hieronder de
perspectieven uitgeschreven die in mijn project aan bod komen.
Ik laat de kinderen foto’s meenemen van landschappen waar ze ooit zijn geweest. De kinderen bespreken deze foto’s kort. Hierbij komt ook de vraag naar
boven hoe mensen daar leven en of ze arm of rijk zijn. Ook wordt de vraag gesteld wat dit dan precies is. Deze vragen horen bij het economisch perspectief.
De kinderen bespreken ook in groepsvorm hoe mensen leven op de foto’s die ze meegenomen hebben. Is het er bijvoorbeeld erg koud? Hoe beweegt men
zich dan door het landschap? Dit hoort bij het sociaal perspectief.
Ook heb ik met de kinderen gekeken naar het natuur- en milieuperspectief. Ik heb met de kinderen gekeken hoe de landschappen eruit zien en wat mensen
daarmee doen.
Urgentie/hiaat/probleem
Dit vormt de aanleiding en het startpunt van het leren. Leren moet een ervoor zorgen dat
kinderen een ervaring krijgen waarbij een probleem opgelost moet worden. Dochy meent dat
deze prikkel betekenis geven aan leren. Hierdoor gaan de betrokkenheid en de intrinsieke
motivatie omhoog, wat het leren bevorderd.
Het ‘probleem’ wat ik de kinderen voorgelegd heb, is het maken van een zelfbedacht
landschap. Wat de kinderen ook als een probleem kunnen gaan zien, is het samenwerken.
Van te voren wordt besproken welke regels gehandhaafd moeten worden binnen hun eigen
tweetal.
Zelf-management en learner control
Het is belangrijk om terug te kijken op je handelen. Het gaat hierbij om het reflecteren na afloop, maar ook tijdens een actie. Het bijsturen van je eigen
handelingen vraagt om een flexibele houding. Hierbij komt ook kijken dat dit zelfverantwoordelijkheid vereist. De kinderen zijn dus verantwoordelijk voor
hun eigen proces.
Dit zie je terug in het project doordat de kinderen constant met elkaar moeten overleggen en daarbij terug moeten blikken op hun eigen handelingen. Ook
gaan de kinderen op het einde van het project een presentatie geven waarbij ze aangeven wat ze precies gedaan hebben en waar ze tegenaan gelopen zijn.
Door feedback van anderen te vragen, wordt het vertrouwen in eigen kunnen vergroot.
Collaboratie en coaching
Hieronder valt sociale betrokkenheid. Samenwerking en coaching kunnen leiden tot vertrouwen.
De kinderen werken in het project in tweetallen. Ze werken dus samen met een ander. Ze maken samen regels en proberen zich hieraan te houden. Ook
moeten ze overleggen over het product zelf. Hoe komt het eruit te zien? Welke materialen en kleuren gaan we gebruiken? Over alles wat besloten moet
worden, moeten de kinderen overleggen. Wanneer dit niet goed lukt of ze komen er niet uit, gaan ze terug naar het blad met de regels. Hiermee proberen
ze het discussiepunt op te lossen.
Ateliers
Directe omgeving
Tijdbalk Kunstgeschiedenis
Oude kind
Les 1: Levensbeschouwing
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’
Actualiteit:
Het is bijna Prinsjesdag, dit is de actualiteit. Het is belangrijk dat de kinderen leren wat er dan precies gebeurt, omdat dit een belangrijke dag is in de politieke wereld.
Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een normale betrokkenheid hebben bij deze les. Wanneer ik met de kinderen in debat ga, zal dit meer worden. Ik moet ze daarom
waarschijnlijk afremmen in hun enthousiasme en ze er op wijzen dat ze wel naar elkaar moeten luisteren.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar leergedrag leerling(en)
Introductie Voorkennis - Ik vertel de kinderen de doelen van - De kinderen gaan intensief met hun voorkennis aan Organisatie:
(10 ophalen deze les: omgaan met meningen van de slag door binnen hun groep een woordweb te - Groepswerk
minuten) d.m.v. anderen aan de hand van een debat, maken. (drietallen)
woordweb informatie over Prinsjesdag. - De kinderen overleggen over wat ze denken bij het
- Ik vraag de kinderen wat ze al weten onderwerp Prinsjesdag. Benodigdheden:
over Prinsjesdag. Ik geef de kinderen - Wit vel
eerst per tafelgroep (drietal) een blad. - De kinderen beschrijven later aan de klas waarmee - Pen
Ze hebben 2 minuten om binnen hun zij Prinsjesdag associëren. Dit bespreken ze met mij - Digibord
groep alles op te schrijven wat ze al en met elkaar. - Timer (2 minuten)
weten over Prinsjesdag.
- Hierna vraag ik per groep wat ze
bedacht hebben. Dit schrijf ik op het
bord, waardoor we één woordweb
krijgen.
Kern Informatie - Ik bekijk samen met de kinderen het - De kinderen kijken naar het filmpje en vullen Organisatie:
(+/- 25 krijgen en filmpje (0:16 t/m 4:34) over Prinsjesdag. ondertussen de vragen in. - Tweetallen
minuten) verwerken - Ik deel de boekjes uit. De kinderen - De kinderen mogen aan de opdracht beginnen en
mogen deze tijdens het filmpje al werken eventueel samen. Benodigdheden:
invullen (opdracht 1 t/m 6, 3 niet). Een - De kinderen zijn op tijd weer terug in de klas en - Computer
aantal vragen moeten ze nog zelf zitten op hun plek. - Woordenboeken
uitzoeken. Hiervoor gebruiken ze - Filmpje
woordenboeken en eventueel - Werkboeken
computers. - Digibord
- Ik vertel de kinderen dat ze eventueel
samen mogen werken.
- Ik geef aan wanneer ik verwacht dat ze
klaar zijn en op hun plek zitten.
Hoe nu verder?
Ik geef de kinderen de volgend les weer zoveel kans om zelfsturing uit te voeren. Hierdoor zijn ze zelf actief bezig met de les en ook met wat de regels
zijn. Op die manier zorg ik ervoor dat ze samen nadenken over het volume in de klas en leren ze elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag.
Reflectie werkplekbegeleider
Goede lesvoorbereiding met veel verschillende werkvormen. Je hebt ook goed gebruik gemaakt van Gynzy.
Er zat een goede vaart in je les. Je bleef niet bij dingen hangen wanneer dat niet nodig was.
Goed dat je de voorkennis van de kinderen activeerden, zo wist je meteen hoe hoog het niveau was en waar je extra bij kon springen.
Je hebt de kinderen goed toegesproken wanneer het wat onrustiger werd. Goed dat je ze zoveel zelfinitiatief geeft. Dit zorgt ervoor dat ze op hun volume
gaan letten.
Informatie burgerschap
Voor het vak levensbeschouwing is het de bedoeling dat we rondom het onderwerp ‘burgerschap’
een les zouden maken. Hiervoor ben ik op zoek gegaan naar extra achtergrondinformatie over dit
onderwerp. Deze achtergrondinformatie zit verder ook verwerkt in mijn verantwoording.
Kerndoel 34:
De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en
anderen. à De leerlingen leren bij burgerschap zorg te dragen voor anderen. Ze leren de basis van
EHBO (eerste hulp bij ongelukken). Ze leren verder hoe ze gebruik kunnen maken van diensten van
de gezondheidszorg. De leerlingen leren verder conflicten te vermijden. Wanneer er weinig
conflicten in de klas zijn, draagt dit bij aan de psychische gezondheid van een kind.
Kerndoel 35:
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als
consument. à De leerlingen moeten een praktijk en een theorietoets voldoende maken, dit als bewijs
voor het veilig kunnen deelnemen aan het verkeer. De leerlingen weten ook hoe ze het beste een
bepaald product kunnen kiezen als consument zijnde. Ze zijn bewust van commerciële invloeden.
Kerndoel 36:
De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de
burger. à De leerlingen hebben zicht op de staatsinrichting. De leerlingen zijn ook bewust van een
aantal belangrijke grondwetten. De leerlingen weten hoe het Europese bestuur in elkaar zit.
Kerndoel 37:
De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. à
De leerlingen leren dat er meerdere groepen/geloven binnen een samenleving zijn. Ze leren in de
bovenbouw dat de vrouw geëmancipeerd is en dat er een gelijkheid is binnen de seksen. Ze leren
welke waarden en normen er in het dagelijkse leven voorkomen en weten ook hoe je daarin moet
handelen. Verder leren ze hoe ze ruzies kunnen voorkomen en oplossen.
Kerndoel 38:
De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele
samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. à De leerlingen leren meer
aspecten binnen verschillende geloofsovertuigingen. Ze leren dat Nederland een democratie is en
dat mensen vrij zijn van het geloof. Ze leren dat andere mensen druk kunnen uitoefenen op sociale
vlakken, en ze leren hoe ze hiermee om kunnen gaan.
Kerndoel 39:
De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. à De leerlingen leren hoe ze milieubewust
kunnen leven en leren welke consequenties hieraan hangen.
Rol van burgerschap
Door les te geven over burgerschap zorgen we ervoor dat kinderen de basiskennis, vaardigheden en
houding krijgen die nodig zijn om een actieve rol te kunnen spelen in hun eigen leeromgeving en in
de samenleving. Burgerschap is de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de
gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Dit gebeurt wanneer de juiste kennis,
houding, vaardigheden en reflectie aanwezig zijn.
Lessen over burgerschap zorgen ervoor dat kinderen kennis maken met begrippen als democratie,
grond- en mensenrechten, duurzame ontwikkeling, conflicthantering, sociale verantwoordelijkheid,
gelijkwaardigheid en het omgaan met maatschappelijke diversiteit. Door deze onderwerpen in je les
toe te passen, komt het niet alleen uit een boekje, maar wordt het ook in de praktijk geoefend.
Drie domeinen
Binnen burgerschap zijn er zes niveaus. De eerste is identiteitsvorming, dit gebeurt op de basisschool
aan de hand van de schoolidentiteit. Ten tweede is er de school als samenleving. De andere vier
niveaus van burgerschap zijn de school als pedagogisch normatief instituut, de school in de
samenleving, kennis van en discussie over politiek en maatschappij en als laatste Europees en
wereldburgerschap.
Onder identiteitsvorming aan de hand van scholidentiteit verstaan we onder andere het pedagogisch
klimaat en de omgang met elkaar. Identiteitsvorming kan alleen plaatsvinden binnen een school als
er een goede sfeer in een klaslokaal hangt. Daarnaast is de sociaal emotionele ontwikkeling van het
kind erg belangrijk. Wanneer deze stilstaat of achterloopt, zorgt dit ervoor dat het kind minder
zelfvertrouwen krijg en dus geen identiteitsvorming kan ondergaan. Wanneer de uniciteit van elk
kind in de school erkend wordt en alle kinderen tot hun recht komen, zullen kinderen ook eerder in
staat zijn om hun identiteitsvorming te ontwikkelen. Daarnaast is de levensbeschouwelijke
vormingen het reflecteren op de betekenissen voor jezelf erg belangrijk. Op deze manier leren
kinderen om te gaan met hun eigen gedrag en dit eventueel te verbeteren.
Het volgende niveau van burgerschap is de school als samenleving. Door kinderen te leren
verantwoordelijkheid te nemen voor de scholengemeenschap zijn kinderen organisatorisch
verantwoordelijk (activiteiten bedenken, schoolregels maken). Hierdoor zorgen ze zelf voor een fijn
leerklimaat. Bij dit niveau is het ook van belang dat kinderen zich prettig voelen op school. Wanneer
diversiteit niet geoorloofd wordt, zal het voor het kind lastiger worden om aan
burgerschapsontwikkeling toe te komen. Door samen te leren leven en zelf verantwoordelijkheid te
nemen, leren de kinderen hoe ze zich binnen een gemeenschap in de maatschappij moeten
gedragen.
Het derde niveau is de school als pedagogisch normatief instituut. Hierbij spelen schoolregels een
grote rol. Er wordt van kinderen verwacht dat ze regels en afspraken voor het voorkomen van
discriminatie en intolerantie nastreven. Ook leren ze op dit niveau om te gaan met conflicten. De
leerlingen spreken elkaar aan op ongewenst gedrag en geven onderling aan wat zij ongewenst
gedrag vinden op een school. Dit kan door middel van een discussie.
Het vierde niveau is de school midden in de samenleving. Door leerlingen in contract te brengen met
verschillende maatschappelijke organisaties, zorg je ervoor dat ze buiten de school ook iets van de
buitenwereld zien. Ze kunnen daarmee ervaren hoe het er in de samenleving aan toe gaat. Dit kan
bereikt worden door excursies naar maatschappelijke instelling te organiseren. Ook kunnen
gastcolleges gegeven worden waarbij de maatschappij naar de school toe komt. Door
vrijwilligerswerk in de buurt voor goede doelen te doen kunnen kinderen participeren in hun eigen
maatschappij.
Het vijfde niveau is politiek en maatschappij. Hierbij leren de kinderen over democratie en is er
aandacht voor eventuele gebeurtenissen en de betekenis daarvan, bijvoorbeeld Prinsjesdag. De
kinderen leren in dit niveau om hun eigen standpunt te verwoorden op een empathisch
verantwoorde manier. Ook breiden ze hun empathische vermogen uit. In deze fase is er ook
aandacht voor maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld de invloed die de media heeft. In dit
niveau is het van belang dat de kinderen beseffen Nederlander te zijn en wat dit inhoudt.
Het zesde en laatste niveau is Europees en wereldburgerschap. In dit niveau is er aandacht voor
culturen en gebruiken in andere landen. Ook is er aandacht voor politieke en maatschappelijke
ontwikkelingen in het buitenland en aandacht voor de Europese Unie. De globale thema’s die in dit
niveau worden besproken zijn het klimaat, de wereldeconomie en ontwikkelingssamenwerking. De
kinderen leren in dat ze een wereldburger zijn.
Verantwoording
Wat heb ik gedaan? Waarom heb ik deze keuze(s) in het ontwerp van
deze activiteit gemaakt (met betrekking tot de
theorie)?
Ik heb voor de leerinhouden vanuit de leerlijnen gekeken Ik heb naar Tule gekeken omdat ik geen methode
naar TULE omdat ik deze les zelf ontworpen heb. Ik heb vanuit mijn stageschool had. Ik heb deze
gekeken naar de kerndoelen van levensbeschouwing en verschillende kerndoelen in verschillende delen van
vanuit daar doelen gesteld voor mijn les. mijn les ingezet.
Hieronder staan deze kerndoelen. Ik heb deze omgezet Voor deze les heb ik er overigens voor gekozen om
naar eigen woorden en ze zo geschreven dat ze voor mijn kerndoel 3 ook aan mijn les te koppelen, ook al geldt
les van toepassing zijn. deze voor Nederlands. De kinderen zijn namelijk aan
de slag met een debat deze les en hieraan kon ik dit
Kerndoel 3: doel goed koppelen.
De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies
en in een gesprek dat informatief of opiniërend van We gaan met kerndoel 36 aan de slag door het
karakter is en leren met argumenten te reageren. boekje dat we op school gebruiken om de kinderen
- Leerlingen leren luisteren naar elkaars meningen democratie uit te leggen. Prinsjesdag was daar een
en vormen hun eigen mening over het onderwerp. onderdeel van. In deze les wordt ook besproken in
Dit doen ze door het geven van argumenten. De Derde kamer, de methode die deze les aanbiedt.
Aan de hand van de informatie die ik over burgerschap Ik heb er voor deze les voor gekozen om in te
heb opgezocht, heb ik mijn les gemaakt. Deze staat zoomen op democratie, omdat deze het sterkst
hierboven bij informatie burgerschap beschreven. terugkwam in mijn les.
Democratie behandel ik met de kinderen door ze
meer informatie te geven over de democratie in ons
land en hoe het er aan toe gaat. Ook boots ik dit na
door na de informatiewerking met ze aan de slag te
gaan met een debat. Onze regering debatteert ook
over verschillende onderwerpen.
Met democratie sluit ik aan bij het vijfde niveau van
burgerschap. Dit is namelijk politiek en
maatschappij.
Hierbij leren de kinderen over democratie en is er
aandacht voor eventuele gebeurtenissen en de
betekenis daarvan, bijvoorbeeld Prinsjesdag. De
kinderen leren in dit niveau om hun eigen standpunt
te verwoorden op een empathisch verantwoorde
manier. Ook breiden ze hun empathische vermogen
uit. In deze fase is er ook aandacht voor
maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld de
invloed die de media heeft. In dit niveau is het van
belang dat de kinderen beseffen Nederlander te zijn
en wat dit inhoudt.
Dit alles bereik ik met de kinderen in deze les
doordat ze meer informatie krijgen over Prinsjesdag.
Ook gaan ze met maatschappelijke problemen aan
de slag, dit zijn de verschillende stellingen. De
kinderen breiden hun empathisch vermogen uit
tijdens het debat en oefenen en leren om te gaan
met hun eigen mening en die van anderen.
Actualiteit:
Het thema in dit kwartaal is op de Sint Jan ‘gezondheid’. De kinderen zijn aan de slag met onderzoek doen naar een eigen gekozen onderwerp uit het thema
gezondheid. Ze weten dus al wat onderzoek doen inhoudt en hoe je dit aanpakt wanneer je een schriftelijk onderzoek gaat doen.
Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben en snel aan de slag willen met de opdracht. Daarom laat ik de kinderen zo snel mogelijk starten met het
experimenteel onderzoek.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
LES 1 Leraar leergedrag leerling(en)
Start Belevingswer Ik vraag de kinderen wat ze over bellenblaas De kinderen luisteren naar mijn Ik zet alle spullen die
eld weten. Ik vraag de kinderen ook of ze al eens uitleg. ik voor deze les nodig
3 minuten bellen hebben geblazen en wat ze toen opviel en De kinderen beantwoorden de heb klaar.
wat het verschil was tussen verschillende soorten vragen. o Afwasmiddel
bellenblaas (groot/klein, spat snel uit elkaar/blijft o Handzeep
lang heel). o Shampoo
o Suiker
o Water
o IJzerdraad
o Stopwatch
o Liniaal
o Lepel
o Plastic beker
o Bellenblaas
Start Verkennen Ik stel de kinderen de volgende vragen: De kinderen onderzoeken aan de Bellenblaas
verkenning bellenblaas o Wat zien jullie? hand van mijn vragen de Digibord
(wanneer o Wat valt je op aan de bellen? bellenblaas die ze van mij
genoeg o Zien jullie verschil tussen de bellen? gekregen hebben.
bellenblaas) o Welke kleuren zie je? De kinderen gaan in tweetallen
o Hoe blaas je de grootste bel? bellenblaas blazen.
5 minuten o Hoe blaas je de langst bestaande bel? De kinderen beantwoorden de
o Hoeveel bellen kun je in één keer vragen.
blazen?
Ik deel bellenblaas uit (1 per tweetal).
Ik bespreek voorafgaande vragen kort met de
kinderen.
Start Onderzoeksvr Ik vertel de kinderen dat ze zo meteen zelf gaan De kinderen gaan met mij in Verschillende spullen
onderzoek agen met de experimenteren met bellenblaas. Dit gaan ze gesprek over waar de bellenblaas Gynzy (tweetallen)
kinderen doen door deze verschillende spullen te aan moet voldoen. Digibord
10 minuten bespreken gebruiken: De kinderen gaan in hun tweetal Presentatie
o Afwasmiddel (of drietal) bij elkaar zitten.
o Handzeep
o Shampoo
o Suiker
o Water
o IJzerdraad (Bellenstokjes)
o Stopwatch
o Liniaal
o Lepel
o Plastic beker
Ik vertel de kinderen dat we samen gaan
bekijken hoe we de beste bellenblaas kunnen
maken. Dit gaan we doen door in tweetallen
verschillende deelvragen te onderzoeken. In les
2 bekijken we samen wat iedereen heeft
gevonden en voegen we alle resultaten samen.
Ik overleg samen met de kinderen welke
verschillende aspecten van bellenblaas we gaan
onderzoeken.
Ik heb hiervoor zelf al deelvragen bedacht, maar
bekijk of de kinderen op dezelfde vragen komen.
Ik ga aan de hand van Gynzy tweetallen maken.
Ik verdeel de tweetallen over de deelvragen
(totaal 10 groepen).
o Wat is het effect van de hoeveelheid
zeep in het recept op de grootte van de
bellen? (2 tweetallen)
o Met welke soort zeep kun je de beste
bellenblaas maken? (2 tweetallen)
o Met welke ingrediënten en met welke
hoeveelheid kun je de grootste bellen
maken? (3 tweetallen)
o Met welke ingrediënten en welke
hoeveelheden kun je bellen maken die
heel lang blijven bestaan? (3 tweetallen)
Start opzet Onderzoek Ik vertel de kinderen om niet te vergeten dat ze De kinderen steken een vinger op Verschillende spullen
onderzoek uitvoeren MEERDERE meetresultaten moeten hebben, wanneer ze een vraag hebben. Tweetallen
anders kunnen ze les 2 niet verder. De kinderen starten met het Werkblad
2 minuten Ik vraag de kinderen om op een normale manier beantwoorden van het vragenblad.
met de spullen om te gaan. Wanneer je ergens De kinderen starten het onderzoek
niet uitkomt, vraag je het aan mij of aan juf op.
Manon. Je steekt hierbij je vinger op en loopt zo
min mogelijk.
Ik vertel de kinderen dat ze in tweetallen (1
drietal) mogen gaan zitten om het onderzoek te
doen.
Ik vertel de kinderen dat ik ze een werkblad
uitdeel zodat ze hun onderzoek op de juiste
manier op kunnen starten.
Ik vraag de kinderen om in tweetallen tegen
Controleren of elkaar te vertellen wat ik zonet heb uitgelegd. Ik
kinderen vraag na twee minuten of de kinderen kunnen
instructie vertellen wat ze net hebben besproken.
begrepen Ik vraag de kinderen om hun onderzoek te
hebben starten.
Onderzoek Kinderen Ik loop rond om de kinderen waar nodig te De kinderen doen het onderzoek Werkblad
uitvoeren onderzoeken helpen. en vullen hierbij het vragenblad in. Verschillende spullen
hun deelvraag Ik zet de dia op het bord met de klaaropdracht. De kinderen ruimen op wanneer Tafels netjes
De kinderen kunnen hieraan werken wanneer ze ze klaar zijn. maken/spullen
30 minuten klaar zijn met het onderzoek. De kinderen gaan aan de slag met opruimen
o Ruim je spullen netjes op en zorg dat je de klaaropdracht.
tafel weer schoon is.
o Vul het werkblad met de reflectie op de
les in.
Ik vraag de kinderen op te ruimen en hun tafels
netjes te maken.
Afsluiting en Terugkijken Op het einde van de les vertel ik de kinderen dat De kinderen blikken kort terug op Digibord
spullen op de les we de volgende les met elkaar gaan bespreken de les.
opruimen wat er uit de onderzoeken gekomen is. Ook blik
ik kort terug op de les (samenwerking, opdracht).
5 minuten
LES 2
Introductie les Terugblik les Ik vraag de kinderen wat ze nog weten van de De kinderen denken na over mijn Digibord
5 minuten 1 vorige les. vraag en beantwoorden die.
Kern Bespreken Ik vraag de kinderen om van de metingen die ze De kinderen rekenen het Werkblad les 1
20 minuten van de de vorige keer gedaan hebben, het gemiddelde gemiddelde uit van de resultaten. Groepen met dezelfde
resultaten uit te rekenen. De kinderen bespreken in hun deelvraag bij elkaar
Ik vraag de kinderen kort hoe dat ook alweer groep de resultaten van het Tweetallen
moet. onderzoek. Papier/schaar/pen/pot
Ik vraag de kinderen om in 5 minuten het De kinderen gaan aan de slag met lood/stift
gemiddelde van de resultaten uit te rekenen. de presentatie.
Na 5 minuten vertel ik de kinderen wat we nu
gaan doen:
o Ik vertel de kinderen dat ik de kinderen
bij elkaar zet die dezelfde deelvragen
hebben behandeld de vorige keer.
Ik vraag de kinderen kort de volgende dingen te
bespreken. Hierbij deel ik blaadjes uit om het op
te schrijven.
o Hoe heb je het onderzoek aangepakt?
o Wat zijn de resultaten van het
onderzoek?
o Komen die overeen met de andere
twee(of drie)tallen, of komen jullie
allemaal uit op een ander gemiddelde?
Hoe zou dat komen denk je?
o Wat vond je lastig? Wat vond je
gemakkelijk?
o Maak met de je vier- of vijftal een
presentatie (op gekleurd papier) waarin
je de volgende dingen bespreekt:
Hoe je het onderzoek hebt
aangepakt.
Wat je resultaten zijn (cijfers en
wat je aanbeveelt).
De presentatie moet 1 minuut
duren (pitch).
Afsluiting Presenteren Ik vraag de vier verschillende groepen hun De kinderen presenteren hun Presentaties
van de resultaten te presenteren. resultaten.
resultaten Ik vraag de kinderen welke bellenblaas
(combinatie ingrediënten het beste zijn).
Ik vraag de kinderen of ze weten hoe het komt
dat suiker ervoor zorgt dat de bellen langer
blijven bestaan en waarom de verschillende
soorten zeep ook verschillende bellen maken.
Daarna vertel ik hoe dit allemaal komt.
Controleren Ik vraag de kinderen om kort te vergelijken met
wat de een medeleerling van een andere groep wat ze
kinderen van de lessen geleerd hebben. Wat is hetzelfde?
geleerd Wat is anders?
hebben en Ik bekijk met de kinderen de doelen die ik aan
doelen het begin van les 1 gesteld had. Hebben we ze
controleren allemaal behaald? Waarom?
Persoonlijke reflectie
Les 1:
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.
Hoe nu verder?
Ik ga de volgende keer de kinderen het werkblad in de klas laten invullen zodat er geen kinderen geneigd zijn om eerst het onderzoek te starten voor het
invullen van het werkblad.
Ik ga verder ook kijken naar de dingen die de kinderen opgeschreven hebben op de reflectie.
Ik heb het idee dat ze mijn uitleg begrepen hadden en iedereen na mijn instructie aan de slag kon.
Les 2:
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.
Hoe nu verder?
Ik weet zeker dat ik vaker reflectieformulieren in ga laten vullen. Dit is toch heel anders dan mondeling bespreken, omdat alle kinderen hun mening nu
kunnen geven over het behalen van het lesdoel en hun gedachte over de les. Op die manier krijg je een heel reëel beeld.
Reflectie werplekbegeleider
Les 1:
Je hebt voor deze lessenreeks een mooie lesvoorbereiding gemaakt. Je hebt gebruik gemaakt van verschillende werkvormen, je hebt materialen
meegenomen en je lesopbouw in Gynzy gezet. Hierdoor werd de opbouw en de bedoeling van de les duidelijk voor de kinderen.
In het begin van de les praatte je erg vlug en gehaast. Je hebt in je lesvoorbereiding gezet dat je de kinderen snel aan de slag wilt zetten. Dit is natuurlijk
een goed gegeven, maar zorg ervoor dat de opdracht ook duidelijk blijft voor de kinderen. Het duurde nu een tijdje voordat ze begrepen wat de opdracht
was.
Je was erg consequent naar de kinderen toe en hebt de regels goed uitgelegd. De kinderen wisten wat ze van jou en de les konden verwachten.
Zoals je zelf ook al zei, had je het werkblad beter in de klas in kunnen laten vullen. Hierdoor was er denk ik meer rust geweest en hadden de kinderen in
het andere lokaal meteen aan de slag gekund. Nu was dat lastig omdat ze voor het onderzoek zelf een aantal materialen nodig hadden en die meteen
wilden gaan pakken.
Slim dat je de kinderen op het einde van de les een reflectieformulier hebt in laten vullen. Hiermee kun je de volgende les vast uit de voeten!
Les 2:
Doordat je de opdracht duidelijk op het bord had gezet de vorige les en dat nu weer terugpakte, wisten alle kinderen meteen wat ze moesten doen. Je
had daarom maar kort de tijd nodig om aan de kinderen uit te leggen waar ze mee moesten beginnen.
Je hebt goed op je snelheid van praten gelet deze keer. Je sprak rustiger. Op die manier hadden de kinderen meer tijd om de gegeven informatie te laten
bezinken.
Je hebt deze les even moeten wachten voordat het weer stil werd na de pitch die de kinderen moesten geven. Goed dat je ze aansprak op de toon die je
gebruikte. Het kwam meteen bij de kinderen aan dat het niet weer zo lang moest duren tijdens het vragen om stilte.
Goede lessenreeks Adriënne! Ik denk dat de kinderen er veel van geleerd hebben en het leuk vonden om een keer iets anders te doen.
Foto’s
Werkblad bellenblaas
Format reflectie onderzoek N&T
Aan de hand van het onderstaande formulier (volgende pagina) heb ik les 2 gemaakt en uitgevoerd.
Deze les had geen aanpassingen nodig, omdat de volgende conclusies uit onderstaande formulier zijn
gekomen:
- Alle kinderen vonden dat we het lesdoel behaald hebben. Ze beschreven dat ze het werkblad
een fijn middel vonden en hiermee de bedoeling van de les duidelijk was. Ook vonden ze het
fijn dat er verschillende werkvormen in de les aan bod kwamen.
- Ik kreeg gemiddeld een 8,5 van de kinderen op het gebied van uitleggen. Ze vonden dat de
opdracht duidelijk was en het fijn vonden dat ik de lesopbouw op het bord geprojecteerd
had. Ook vonden ze het goed dat ik ze onderling had laten overleggen over het feit of ze de
opdracht snapten of niet.
- De twee dingen die de meesten leuk vonden waren:
o Het samenwerken
o Het uitproberen of de verschillende ingrediënten samen zorgden voor een goede
bellenblaas.
De twee dingen die de meesten minder leuk vonden waren:
o Dat ze niet zelf de groepjes mochten maken
o Dat ze opdrachten (werkblad) vooraf aan het onderzoek moesten maken
De kinderen hebben geleerd hoe ze een experimenteel onderzoek moesten doen en
resultaten op moesten schrijven.
De kinderen hadden de tip om het onderzoek in een ander lokaal te doen, bijvoorbeeld in het
handvaardigheidlokaal. Daar was het niet zo’n groot probleem geweest als ze op de tafels
geknoeid hadden.
Reflectie onderzoek N&T Les 1
Naam:……………..
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3. Noem twee dingen die je leuk vond en die je minder leuk vond.
Leuk:
1. ----------------------------------------------------------------------------------
2. ----------------------------------------------------------------------------------
Minder leuk:
1. -----------------------------------------------------------------------------------
2. -----------------------------------------------------------------------------------
3. Wat heb je geleerd van deze les?
Stap 1: Introductie
Leerlingen maken kennis met een onderwerp of probleem.
Deze stap heb ik in mijn les ingevoegd door de kinderen te laten starten
naar een kort onderzoek naar gewone bellenblaas.
Stap 2: Verkennen.
Bovenstaand onderwerp gaan ze vervolgens in de breedte verkennen.
Aan de hand van de vragen naar de gewone bellenblaas, heb ik een
overgang gemaakt naar het uitvoeren van het experimentele onderzoek.
De kinderen wisten nu namelijk kenmerkend is voor de beste bellenblaas.
Stap 5: concluderen
Ze trekken een conclusie.
De kinderen zijn in les twee aan de slag gegaan met het trekken van
verschillende conclusies. Ze hebben geconcludeerd wat uiteindelijk de
beste mix was van ingrediënten die ze nodig hadden voor hun
onderzoeksvraag.
Stap 6: presenteren
Ze verwerken het geleerde in een presentatie van hun
onderzoeksresultaten.
De kinderen hebben op het einde van de tweede les een pitch gehouden
waarin ze hun product en conclusie van het onderzoek vertelden aan de
rest van de klas.
Stap 7: verdieping/verbreding
Tot besluit brengt de leerkracht verbreding of verdieping aan door het
geleerde toe te passen in andere contexten of door verbinding te leggen
met andere concepten.
Dit heb ik gedaan door de kinderen te vragen waar de suiker en de
verschillende soorten zeep voor zouden dienen. Later heb ik ze dit
uitgelegd.
Waarom heb je deze Door deze ontwerptheorie in mijn les in te voegen, kan ik de activiteiten
ontwerptheorie van mijn les structureren waarbij kinderen de concrete werkelijkheid
gebruikt? onderzoeken. Dit doen kinderen van nature al en daarom sluit onderzoek
van echte materialen goed aan op de spontane manier waarop kinderen
hun omgeving verkennen.
Door de les op een planmatige manier te laten verlopen, kunnen kinderen
ervaren hoe het is om zelf een onderzoek te doen en eventueel zelf
onderzoeksvragen te maken. Hiermee oefenen ze in deze les.
Les 3: Aardrijkskunde/levensbeschouwing
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’
Hoe nu verder?
De volgende les ga ik weer een onderwerp pakken wat de kinderen aanspreekt. Op die manier hoef ik ze bijna tot niet aan te spreken.
Reflectie werkplekbegeleider
Je hebt een goede lesvoorbereiding gemaakt. Je hebt over je lesopzet nagedacht en veel verschillende werkvormen gebruikt.
Door het verhaal waren de kinderen meteen betrokken. Ze luisterden vol aandacht naar je verhaal.
De betrokkenheid was in de hele les hoog. Goed dat je hebt gedacht aan de dag van duurzaamheid, hierdoor heb je meteen een actualiteit die aansluit bij
je les.
Verantwoording
Wat heb ik gedaan? Waarom heb ik deze keuze(s) in het ontwerp van deze activiteit
gemaakt (met betrekking tot de theorie)?
Ik heb voor de leerinhouden vanuit de leerlijnen Ik heb naar Tule gekeken omdat ik we vanuit onze stageschool
gekeken naar TULE omdat ik deze les zelf met een thema werken en aardrijkskunde daar op dat moment
ontworpen heb. Ik heb gekeken naar de niet in voorkwam. Ik heb deze verschillende kerndoelen in
kerndoelen van oriëntatie op jezelf en de wereld verschillende delen van mijn les ingezet.
en vanuit daar doelen gesteld voor mijn les.
Hieronder staan deze kerndoelen. Ik heb deze Ik heb voor plastic en milieuvervuiling gekozen in deze les. De dag
omgezet naar eigen woorden en ze zo dat ik deze les gaf was namelijk de dag van de duurzaamheid.
geschreven dat ze voor mijn les van toepassing Vanuit school hebben we een boek gekregen, die ik ook gebruikt
zijn. heb in mijn les.
Kerndoel 39: Daarom heb ik kerndoel 39 ook in mijn les verwerkt. Door de
De leerlingen leren met zorg om te gaan met het kinderen zelf na te laten denken over oplossingen voor plastic
milieu. problemen, zorg ik ervoor dat ik niet de hele tijd zelf aan het
- Aan het einde van de les hebben de woord ben. Ook zorg ik er op die manier voor dat ze de kennis die
kinderen nagedacht over oplossingen ze hebben gaan verbreden en gebruiken.
voor het plasticprobleem en hebben ze
een beter beeld van dit probleem. Ze Door de normen en waarden over het milieu en het gebruik van
kunnen aangeven wat de problemen zijn plastic, leer ik ze op een zorgvuldige manier om te gaan met het
en hoe je hier op de goede manier mee milieu. Dit sluit aan bij kerndoel 37.
om moet gaan.
Kerndoel 37:
De leerlingen leren zich te gedragen vanuit
respect voor algemeen aanvaarde waarden en
normen.
- De kinderen hebben op het einde van de
les door middel van een debat hun
mening kunnen geven over plastic en
duurzaamheid. Dit hebben ze gedaan op
een manier die bij de normen en
waarden van onze maatschappij
aansluiten en dit op een respectvolle
manier weergegeven.
Ik heb er in mijn les voor gekozen om Door verschillende werkvormen in mijn les toe te passen, zorg ik
verschillende werkvormen in te zetten. ervoor dat ik een actieve les krijg waarbij de kinderen
Ik heb hiervoor de volgende vormen gekozen: verschillende kant van plastic, afval en duurzaamheid kunnen
- Verhaal voorlezen zien.
- Filmpje kijken (met verwerking) Door een debat aan het einde van de les te plannen, zorg ik
- Foto’s bekijken ervoor dat de kinderen zelf nadenken over hun eigen mening. Ze
- Debat leren om elkaars mening te horen en hierop te reageren.
De geografische vierslag kan toegepast worden op ieder
(geografisch) onderwerp. Het toepassen van de geografische
vierslag kan het leren voor duurzame ontwikkeling bevorderen.
Tijdens de stap ‘verklaren’ moet altijd onderzocht worden
In mijn les heb ik er ook gebruik gemaakt van de waarom iets op een bepaalde manier op een bepaalde plaats
theorie van Haubrich. Hij let een koppeling gebeurt. En waarom (nog) niet op een andere manier. Dit zorgt
tussen de geografische zienswijze en de ervoor dat kinderen na gaan denken voor eventuele oplossingen
vaardigheden die hij heeft beschreven in de voor de problemen die ze op de afbeeldingen zien.
geografische vierslag. Wanneer je een foto laat zien aan je klas, kun je verschillende
stappen en vaardigheden met ze bespreken en oefenen. Dit heb ik
mijn les ingezet door verschillende foto’s te laten zien. Bij een
aantal heb ik ze zelf na laten denken aan de hand van de stappen
van Haubrich, bij een aantal heb ik zelf verteld wat er op de foto
te zien was.
Haubrich heeft de koppeling van de geografische zienswijze aan
de volgende vaardigheden gekoppeld; waarnemen, beschrijven,
herkennen, verklaren en waarderen. Deze stappen samen heten
de fasen van de geografische vierslag. Onder de verantwoording
staat de uitwerking van de fasen van de geografische vierslag.
Hierin staat ook hoe ik iedere fase toegepast heb in mijn les.
Actualiteit:
Het thema in dit kwartaal is op de Sint Jan ‘de kaart’. Hierbij hoort ook het onderwerp oorlogen en in welke landen zich dit allemaal afgespeeld heeft. Dit is de
introductieles die over de Tweede Wereldoorlog gaat.
Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben. Ik verwacht dat de kinderen goed mee zullen doen met deze les, vooral omdat ze het nog niet eerder dit
jaar een geschiedenisles gedaan hebben. Waarschijnlijk zorgt dit ervoor dat ze het interessant zullen vinden om weer een keer geschiedenis te hebben. Ik denk dat ze
het gedicht in eerste instantie minder leuk zullen vinden, omdat ze gedichten schrijven maar ‘saai’ vinden. Ik ga hiermee om door eerst mijn eigen gedicht op het bord
te zetten en ze te laten zien dat je met een gedicht iemands gevoelens weer kunt geven.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar leergedrag leerling(en)
Introductie Online woordweb - Ik vertel de kinderen dat ik ze een geschiedenisles - De kinderen kijken naar het - Digibord (met
onderwerp maken ga geven. Het onderwerp van de les is Anne digibord en bekijken samen met doelen)
Frank. mij de doelen van de les. - Padlet.com
(10 minuten) Feed up - Ik zet de 3 doelen van de les op het digibord. Ik - De kinderen pakken hun tablet - Tablets
vertel de kinderen kort wat de doelen zijn van deze en gaan naar de site van padlet. - Timer
les. Ik vraag de kinderen of ze allemaal begrijpen Ze schrijven alles op wat te
wat de doelen inhouden en wat ik hiermee bedoel. maken heeft met Anne Frank en
Ik geef de kinderen in tweetallen de opdracht om in de Tweede Wereldoorlog.
30 seconden aan elkaar uit te leggen wat de - De kinderen vertellen waarom ze
lesdoelen zijn. Dit beschrijven ze in eigen bepaalde woorden hebben
woorden. opgeschreven.
- Ik vertel de kinderen dat ze hun tablet mogen
openen en naar de site www.padlet.com mogen
gaan. Daar gaan ze begrippen opschrijven die te
maken hebben met Anne Frank en de Tweede
Wereldoorlog. Ik vertel erbij dat ze hier 5 minuten
de tijd voor krijgen.
- Na de 5 minuten vraag ik een paar kinderen wat ze
op hebben geschreven en waarom. We kijken
hierbij samen naar het uiteindelijke woordweb die
de kinderen samen gemaakt hebben.
Kern Chronologische - Ik vraag de kinderen naar de site van de Anne - De kinderen gaan naar de site - Tablets
volgorde en Frank Stichting te gaan om de online les te gaan van de Anne Frank stichting. Ze - Digibord
(20 tijdsbepaling volgen bekijken samen met mij het - Anne Frank
minuten) (http://edu.annefrank.org/introductielesannefrank/ filmpje over Anne Frank. Stichting site
). Ik start met het onderdeel waarbij de kinderen - De kinderen kijken goed naar de - Tweetallen
mogen kijken naar een filmpje. afbeeldingen en de bijschriften
- Ik vertel de kinderen dat we naar een filmpje gaan daarvan. Hierna kijken we het
kijken over Anne Frank. Voordat we dit gaan filmpje en zetten ze de
bekijken, moeten de kinderen goed kijken naar de afbeeldingen op de goede
verschillende foto’s en de bijschriften daarbij. Ik volgorde.
vertel de kinderen dat ze goed op moeten letten, - De kinderen maken individueel
omdat ze de gebeurtenissen die op de de opdracht waarbij ze foto’s op
afbeeldingen staan op de goede volgorde moeten de goede plek neer moeten
zetten. zetten.
Cultureel/sociaal - Ik vraag tijdens de les aan de kinderen waarom het - De kinderen gaan aan de slag in
perspectief zou kunnen dat mensen in een oorlog anders tweetallen met het invullen van
reageren dan wanneer er geen oorlog is. Ik vraag de laatste opdracht met de
de kinderen hier over na te denken en een gebeurtenissen van Anne Frank
antwoord op te verzinnen. en de Tweede Wereldoorlog.
- Ik bekijk samen met de kinderen op het bord het - De kinderen bespreken samen
filmpje waarna de kinderen individueel op hun met mij hoe de gebeurtenissen
eigen tablet de opdracht maken waarbij ze de uit de Tweede Wereldoorlog
foto’s moeten verslepen naar de goede plek. overeen komen met het leven
Hiervoor krijgen ze 5 minuten de tijd. van Anne Frank. De kinderen
- Aan de hand van het filmpje dat ik met de kinderen vertellen wat ze opvalt en wat ze
Politiek perspectief kijk, vraag ik ze wie de macht had in de landen van de drie opdrachten geleerd
waar het oorlog was en wat het standpunt van die hebben.
personen waren in de oorlog.
- Ik vertel de kinderen dat we nu bijna hetzelfde
gaan doen, maar dan met foto’s die
gebeurtenissen weergeven die te maken hebben
met de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag de
kinderen om in tweetallen de tijdlijn in te gaan
vullen. Ik geef ze hier weer 5 minuten voor.
- Nu komt de tijdlijn met belangrijke gebeurtenissen
uit de jaren 1929–1945 samen met de lijn met
belangrijke momenten uit het leven van Anne
Frank. Ik vraag de kinderen nu klassikaal hoe de
tijdlijn opgebouwd zou moeten worden. We
bespreken klassikaal waarom de kinderen dit
denken. Ik vraag de leerlingen wat ze opvalt en
wat ze geleerd hebben.
Afsluiting Inlevingsvermogen - Ik vertel de kinderen dat ze hun tablet even dicht - De uitdelers delen lege blaadjes - Digibord
/individueel mogen doen. Ik laat de uitdelers lege blaadjes uit. - Lege blaadjes
30 perspectief uitdelen. - De kinderen bekijken samen met - Voorbeeld gedicht
minuten (standplaats- - Ik vertel de kinderen dat we een gedicht gaan mij de opdracht en stellen
gebondenheid) maken waar zij maar een paar dingen zelf in eventueel vragen.
hoeven te vullen. Ik vertel erbij dat het van belang - De kinderen gaan aan de slag
is dat je je inleeft in een persoon in de Tweede met de opdrachten. Ze krijgen
feed up Wereldoorlog. Je mag het gedicht schrijven vanuit hierbij feed forward van mij.
het perspectief moeder, een soldaat of een burger - De kinderen bespreken samen
tussen al het oorlogspuin. met mij de verschillende
- Ik heb een voorbeeld op het digibord staan waarin gedichten en beantwoorden mijn
ik beschrijf waarin een jong kind zich zou voelen in vragen hierbij.
de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag de kinderen - De kinderen blikken samen met
naar het gevoel wat ze krijgen bij dit gedicht. mij terug naar de doelen van de
Wanneer ze het gedicht straks zelf gaan schrijven, les en omschrijven waarom we
moet er een duidelijk gevoel naar voren komen. die wel of niet behaald hebben.
- Ik vertel de kinderen dat niks gek is en dat het niet
de bedoeling is dat er opmerkingen over elkaars
gedichten gemaakt worden.
- Ik vertel de kinderen dat ik rondloop om tips te
geven wanneer zij bezig zijn met het maken van
feed forward het gedicht. Ik geef ze feed forward (hoe kun je het
nóg beter doen) op het proces en de taak. Dit doe
ik door ze eerst te vragen hoe ze aan de slag zijn
gegaan met de opdracht. Had je meteen een idee
in je hoofd? Hoe ben je dat uit gaan werken? Wat
voor gevoel wil je bereiken? Je zo het ook zo op
kunnen schrijven.
- Ik zeg tegen de kinderen dat we gaan beginnen
van het maken van een eigen gedicht. Ze werken
hier 10 minuten aan. Daarna wil ik het kort met ze
bespreken.
- Ik vraag een paar kinderen hun gedicht voor te
lezen. De andere kinderen luisteren aandachtig en
feedback bedenken welk gevoel het bij hen naar boven
breng en of dit gevoel goed naar voren komt. Ik
vraag degene die het voorleest om ook kort iets te
vertellen over het proces dat hij/zij heeft doorlopen
om hier te komen. Ook laat ik ze iets over de
opdracht vertellen. Vond je het moeilijk of
makkelijk? Waarom?
- Ik bekijk samen met de kinderen de 3 doelen die
we op het begin van de les gesteld hebben. Welke
Evaluatie les hebben we behaald en waarom?
Gedicht:
Ik ben (naam met twee specifieke kenmerken)
Ik vraag mij af (wat wil je weten, waar ben je nieuwsgierig naar)
Ik hoor (een denkbeeldig geluid)
Ik zie (een denkbeeldig beeld)
Ik wil (een wens, verlangen)
Ik ben (herhaling van regel 1)
Hoe nu verder?
Ik ga de klas de volgende keer weer opnieuw duidelijkheid geven over hetgeen we gaan doen. Hierdoor merk ik dat de kinderen geconcentreerd en
gemotiveerd met de opdracht die ik ze geef aan de slag gaan. Hierdoor hoef ik ze minder aan te spreken.
Reflectie werkplekbegeleider
In deze les heb je verschillende werkvormen met de kinderen behandeld en besproken. Zo heb je de voorkennis geactiveerd en veel van je lesinhoud op
een online manier aangeboden. Ook heb je samen met de kinderen gekeken naar hoe de mensen leefden in de tijd van Anne Frank. Door dit alles te doen
heb je een erg brede les opgebouwd die op veel verschillende manieren aansluit bij de doelen die je gesteld hebt.
Deze klas kan moeilijk omgaan met drukke werkvormen. Dit heb je erg goed aangepakt door de opdrachten die online waren zoveel mogelijk individueel
aan te bieden.
Doordat de klas het zo interessant vond om een geschiedenisles te hebben, hingen ze bijna aan je lippen en heb je ze weinig extra aan hoeven sturen op
hun gedrag. Dit zorgt ervoor dat ik vond dat je ontspannen voor de klas stond.
Ik heb tijdens de les ook gekeken naar de kijkwijzer die je gemaakt had voor het feed up, feed forward en feedback geven. Mijn conclusie hieruit is dat je
je erg bewust bent van de manier waarop je kinderen commentaar geeft op hun proces en de taak die ze van je gekregen hebben.
Mooie les!
Vakspecifieke verantwoording
Verantwoording lesontwerp
Standplaatsgebondenheid:
Standplaatsgebondenheid houdt in dat het denken en handelen van
een persoon wordt bepaald door de plaats (land, cultuur, sociale
lagen, godsdienst) en de tijd (eeuw, gedachten die toen normaal
waren) waarin hij of zij leeft. In mijn les komt dit terug in het feit dat
de kinderen een gedicht moeten gaan schrijven waarbij het de
bedoeling is dat ze zich inleven in de hoofdpersoon. Hierdoor gaan
de kinderen nadenken het perspectief dat de hoofdpersoon heeft in
de oorlog. Ze oefenen op deze manier met hun inlevingsvermogen
en hoe ze daarmee om moeten gaan. Dit is van belang omdat ze in
de realiteit uiteindelijk ook moeten weten hoe ze zich inleven in een
ander. We oefenen hiermee in deze les.
Multiperspectiviteit:
Bij zowel aardrijkskunde als geschiedenis komt het begrip
multiperspectiviteit aan bod. Multiperspectiviteit betekent dat je
met verschillende ‘brillen’ naar een gebeurtenis of onderwerp gaat
kijken. Hierdoor krijg je een brede kijk op in dit geval geschiedenis. Je
leert de kinderen om verschillende perspectieven in te nemen en je
in te leven in andermans situaties. De kinderen leren hiermee ook
wat zijn eigen perspectief is (ten opzichte van dat van anderen) en
leert om dit te uiten.
Geschiedenis en aardrijkskunde benaderen elk onderwerp vanuit
verschillende perspectieven. Hieronder heb ik de perspectieven
uitgewerkt die in mijn les terugkomen.
- Sociaal perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken met
hoe mensen met elkaar samenleven en hoe ze met elkaar
omgaan?
Dit heb ik in mijn les verwerkt door de kinderen te vragen op
elke manier mensen met elkaar omgingen in de oorlog en
waarom dit zo anders was dan daarvoor.
- Politiek perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken met
de manier waarop macht is verdeeld en de manier waarop
mensen omgaan met macht en machteloosheid, bestuur,
regels, geboden en verboden?
Aan de hand van het filmpje dat ik met de kinderen kijk,
vraag ik ze wie de macht had en wat het standpunt van die
persoon was in de oorlog.
- Cultureel perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken
met de zin- en vormgeving van mensen: religie, kunst,
techniek, feesten, rituelen, waarden en normen?
In mijn les heb ik vooral waarden en normen terug laten
komen. Ik vraag tijdens de les aan de kinderen waarom het
zou kunnen dat mensen in een oorlog anders reageren dan
wanneer er geen oorlog is. Ik vraag de kinderen hier over na
te denken. Dit perspectief koppel ik aan het sociaal
perspectief.
- Individueel perspectief: Wat heeft het onderwerp te maken
met gevoelens en emoties van mensen? Wat is de relatie
met het gedragspatroon van mensen met het oog op
gezondheid en redzaamheid?
Dit perspectief heb ik terug laten komen in mijn les door de
kinderen een gedicht te laten schijven. Op die manier leren
de kinderen om zich in te leven in emoties van andere
mensen. Dit doen ze op een creatieve manier.
Waarom heb je deze Kerndoelen:
vakdidactiek gebruikt? Door de verschillende kerndoelen in mijn les in te zetten, zorg ik
ervoor dat ik een zeer diverse les krijg. De les is zo ingericht dat ik
alle kerndoelen aan bod laat komen d.m.v. verschillende
werkvormen. De kerndoelen zelf heb ik uit Tule gehaald.
Standplaatsgebondenheid en multiperspectiviteit:
Door deze didactiek in mijn les te gebruiken, zorg ik ervoor dat alle
perspectieven samen gepakt worden. De kinderen moeten door het
koppelen van de verschillende perspectieven een goed gedicht
schrijven. Ze passen de verschillende perspectieven toe in één
werkvorm. Op die manier gaan ze heel gericht te werk en kan ik
bekijk hoe ver ze al doorhebben waar de oorlog over gaat.
Welke leertheorie heb je Ik heb in deze les gebruik gemaakt van de leertheorie cognitivisme.
gebruikt? Twee van de cognitieve leerkenmerken zijn het activeren van de
voorkennis en metacognitie. Ik activeer de voorkennis aan het begin
van de les wanneer ik de kinderen vraag om een woordweb te
maken. Ik bekijk hiermee wat ze al weten. Ik zet metacognitie in mijn
les in door de kinderen feed up, feedback en feed forward te geven.
Op die manier blijven kinderen zich verbeteren en verschillende
dingen proberen om zo uiteindelijk tot het doel te komen.
Waarom heb je deze Kinderen tussen de 7 en 12 jaar zitten volgens Piaget in de concreet
leertheorie gebruikt? operationele fase. Hierbij komt ontwikkeling van decentratie ten
sprake. Dit betekent dat kinderen zich vanaf dat moment op
meerdere aspecten tegelijk kunnen richten. Dit zie je in mijn les
terug wanneer ik met de kinderen kijk naar de online opdracht
waarbij je twee verschillende tijdlijnen hebt. Ze richten zich hierbij
op twee verschillende aspecten. De concreet operationele fase hoort
bij de theorie over het cognitivisme. Door het cognitivisme in te
zetten, zorg ik ervoor dat kinderen de feiten die ik ze geef opslaan.
Ze kunnen deze kennis later ophalen.
Les 5: N&T
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’
Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels
Persoonlijk leerdoel:-
- Ik ben volgend kwartaal in staat om consequent te zijn en mezelf aan mijn regels te houden. Als kinderen zich hier niet aan houden, geef ik twee
waarschuwingen, de derde keer is een consequentie.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoelen: - De kinderen zijn op het einde van de les in staat om verschillende afvalgroepen te noemen en ook hoe
deze gescheiden worden.
- Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg - De kinderen zijn in staat om antwoorden te bedenken op de onderzoeksvragen en deze ook uit te
om te gaan met het milieu Dit gaan ze voeren. Ze kunnen benoemen waarom hun hypothese wel/niet klopte.
ontdekken door om te gaan met onder - Op het einde van de les zijn de kinderen in staat dingen te bedenken die ervoor zorgen dat er duurzaam
andere de spullen die ik meegenomen heb geleefd word.
(reconstructie van een
afvalverwerkingsmachine). Ook staat veel
informatie over vervuiling en recyclen in de
tekst die de kinderen gaan lezen.
- De kinderen zijn zich op het einde van de
les bewust van de omgang met afval: ze
kunnen benoemen hoe verschillende
afvalgroepen gescheiden worden.
- De kinderen verwerven kennis en inzicht
over mogelijkheden van recycling en
afvalverwerking, ze kunnen tijdens de les
dingen benoemen waardoor er minder
afval komt en je duurzamer kunt zijn.
- De kinderen kunnen de verschillende
onderzoeksvragen die aan bod komen in
deze les adequaat behandelen en
beantwoorden. Ze zijn in staat om door het
doen (proef) te bedenken hoe
verschillende afvalgroepen gescheiden
worden.
Procesdoelen:
Niveau kinderen:
De kinderen hebben al vaker een N&T les van mij gehad. Deze is niet methode gebonden, omdat de Sint Jan geen methode voor de OJW-vakken heeft. Daardoor
heb ik een boek van de mediatheek geleend. De methode die gebruikt wordt, heet ‘Alles-in-één’.
Actualiteit:
Het gaat de laatste tijd in de klas vaak over recyclen. Eén van de ouders van een van de kinderen uit de klas is vuilnisman.
Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben. Ik verwacht dat de kinderen goed mee zullen doen met deze les, vooral omdat ze het nog niet eerder dit
jaar een natuur & techniekles gedaan hebben. Waarschijnlijk zorgt dit ervoor dat ze het interessant zullen vinden om weer een keer dit vak te hebben.
Lesverloop
Inleiding Gesprek voeren met de kinderen - Ik vraag de kinderen verschillende dingen: - De kinderen - Boek ‘alles-in-
over zwerfafval. o Weten jullie al wat zwerfafval is? beantwoorden één.’
+/- 5 minuten o Heb je ooit afval in de natuur gegooid? mijn vragen.
o Hoe lang denk je dat plastic zakjes erover - De kinderen
doen om opgeruimd te worden door de lezen de tekst
natuur? (10-20 jaar) voor.
- Ik vraag een paar kinderen de tekst over zwerfafval
voor te lezen.
Kern Tekst doorlezen + proef doen - Ik laat een paar kinderen de test over recycling - De kinderen - Boek: ‘alles-in-
voorlezen. geven één’
+/- 40 minuten - Ik vraag: antwoord op - Propjes papier
o Wie heeft er ooit iets naar de kringloopwinkel mijn vragen. - Paper-clips
gebracht? Recycling(voorlezen) - Rietjes: grote en
- Ik vertel iets over verpakkingsmateriaal: kleine
o Zorgt voor veel afval. - Mag-neten
o Koekjesverpakkingen met nog en papiertje - Grote kom/bak
om het koekje.
o Slimmer verpakken: minder werk, minder
verpakkingsmateriaal, minder transportkosten
en minder verpakkingsafval.
- Ik vraag de kinderen naar verschillende manieren van
afval scheiden. Hierbij gebruik ik voorbeelden
bijvoorbeeld: ‘Waar zou je kranten bij doen?’
o Papier karton = oud papier
o Etensresten, schillen en tuinafval = gft
o Glas = glasbak - Time-timer
o Plastic = plasticbak of zak - Bij de proef laat
o Chemisch afval: kca-box (klein chemisch ik de kinderen in
afval), terpentine (om verf van de kwasten te een kring zitten,
halen), nagellak, haarlak de spullen zet ik
o Lege baterijen = kca of batterij-box in het midden op
o Kleding = kleding-inzamelbak een tafel.
o Grof vuil = afvalscheidingsstation - Groepsopstelling
- Proefje de afspraak is: ik wil een vinger zien, als dit kring
niet gebeurd en ik heb je een keer moeten
waarschuwen, ga je uit de kring en ga je iets voor
jezelf doen.
Nu ik de feedback van Huub heb gehad, zou ik geen
kringvorm bij deze les gebruiken. Dit omdat er maar
- De kinderen
een aantal leerlingen echt bezig zijn tijdens de kring.
bouwen de
Ik zou nadat ik deze feedback gekregen heb de klas in een
kinderen in tweetallen verdelen. Iedereen krijgt de minuut om tot
spullen die ik in de kring gebruikt zou hebben, maar een kring.
nu doen de kinderen dit met zijn tweeën. Hierdoor - De kinderen
zorg ik er ook voor dat de kinderen een betere denken na
aanrommelfase hebben: de kinderen gaan bekijken over de
wat je met de verschillende voorwerpen zou kunnen onderzoeks-
doen. vragen die ik
stel.
Stap 1 Natuuronderwijs in 5 stappen:
o propjes papier
o paperclips
o rietjes: grote en kleine
o magneten
o grote kom
- Stap 2 Natuuronderwijs in 5 stappen:
Ik vraag de kinderen of ze weten wat ze met deze
voorwerpen zouden kunnen gaan doen.
Persoonlijke reflectie
Ik merkte al meteen dat de kinderen erg enthousiast waren deze les. Ik heb daarom constant de afweging moeten maken of ik de kinderen een
consequentie zou geven wanneer het te luidruchtig werd. Aan de ene kant vond ik het prettig dat ze enthousiast waren, want dat was ik ook. Aan de
andere kant verliep de les nu niet vlot, omdat ik steeds moest wachten totdat het weer stil was. Ik heb uiteindelijk besloten om geen consequentie te
hangen aan het volume van de kinderen. Dit heb ik gedaan omdat ik er voor mijn les voor koos om het belangrijker te vinden dat iedereen het interessant
vindt. Daarom heb ik het geluid wat daarbij geproduceerd wordt, maar even voor lief genomen. Op die manier duurde het wel wat langer, maar bleef
iedereen enthousiast.
Reflectie werkplekbegeleider
Je kon goed merken dat de kinderen erg betrokken waren deze les. Ze wilden graag meteen aan de slag met de opdracht.
Let er de volgende keer op dat de klas niet té druk wordt. Dit komt natuurlijk ook doordat je zelf erg enthousiast was, maar bedenk wel dat het drukker
wordt als de kinderen enthousiaster worden.
Leuk dat je de spullen mee naar school genomen had. Hierdoor werd vanaf minuut één de interesse van de kinderen gewekt. Mooi dat
je ook aan T. vroeg wat zijn vader nu precies voor werk doet. Hierdoor kreeg je een goede interactie met de klas.
Verantwoording
In mijn les heb ik de vijf stappen uit het stappenplan van N&T gebruikt. Deze stappen zouden ook in
zeven stappen omschreven kunnen worden. Dit staat weergegeven op de afbeelding.
Door dit stappenplan in een les in te voeren, zorg je ervoor dat kinderen betrokken raken bij het
onderwerp. Ook krijgen ze hiermee een houvast om aan de slag te gaan met het ontdekkend leren
wat ze in deze les doen.
1. Introductie/confrontatie:
Er komt iets binnen, je wilt reacties oproepen. Hierdoor wil je de nieuwsgierigheid van de
leerlingen prikkelen. Dit kun je doen met materialen, in mijn les maak ik gebruik van spullen om
zo een afvalverwerkingsfabriek na te bootsen.
2. Spontane verkenning:
Wanneer je stap 1 bereikt hebt, kun je door met het ontdekken van de materialen. Dit laat je de
kinderen doen. Je bekijkt wat de kinderen zeggen en speelt hier op in. Ik doe dit door de kinderen
te vragen wat we met de voorwerpen zouden kunnen gaan doen.
3. Onderzoek en resultaten vastleggen:
Vragen die zijn opgekomen kunnen nu
beantwoord worden door het object of
verschijnsel meer doelgericht te onderzoeken.
Je zoekt geschikte vragen en stelt een plan op:
wat kunnen ze doen om tot het antwoord te
komen? Het onderzoek wordt uitgevoerd en
de resultaten worden vastgelegd. Ik heb de
vragen van dit onderzoek van te voren al
bedacht, zodat het onderzoek ook daadwerkelijk bij afvalverwerking zou blijven.
4. Rapportage/communicatie over resultaten:
De resultaten zijn vastgelegd in de vorige stap en je hebt een antwoord op de verschillende
onderzoeksvragen. Resultaten kunnen verschillen. Samen praten we over de resultaten, maar
ook hoe we die resultaten hebben vastgelegd.
5. Verbreding of verdieping:
In deze laatste stap kan er getest worden of de leerlingen het geleerde hebben gesnapt en of ze
het in verschillende contexten kunnen toepassen. Ik controleer hier ook mee of mijn lesdoelen
behaald zijn. Kunnen de kinderen al mijn vragen beantwoorden?
Bibliografie
De Vaan, E., & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs (7e druk ed.). Bussum:
Uitgeverij Coutinho.
Onderwijs maak je samen. (2016, april). Hebben ze van jou geleerd? Geraadpleegd van
https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/uploads/2016/04/hebben_ze_van_jou_geleerd.pdf
Veen, T. van der, & Wal, J. van der. (2012). Van leertheorie naar onderwijspraktijk.
Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.
Alkema, E. e.a. (2011) Meer dan onderwijs, Assen: Uitgeverij Van Gorcu
Anne Frank Stichting (AFS). (2011). Digiles Anne Frank. Geraadpleegd op 23 december 2016, van
http://edu.annefrank.org/introductielesannefrank/
Bergh, van der, L & Ros, A. (2015) Begeleiden vanuit actief leren. Bussum, Nederland: Coutiuho
Bakx, A. (2012). Opbrengstericht werken. Bussum, Nederland: Coutinho.
Coenders, A., & Franken, A. (2014). Reisgids Digitaal Leermateriaal. Hoensbroek, Nederland: Stichting
Reisgids Digitaal Leermateriaal.