Vous êtes sur la page 1sur 27

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http://books.google.com
••••
,55 oo6.
3e e
4

k, N
w

DE EENIGE REDDING \

D O OR

:
SN

C. BARON VAN ZUYLEN vAN NYEVELT,

Ridder en Thesaurier der Orde van den


Nederlandschen Leeuw.
ve
N

28 JANUARIJ 1831.
g
S

Te AMSTERDAM, bij
J. H. D EN OU DE N.

1831. -
te e- -4-4- -
T- An- e------ - Zº - ---- e - zz
# #. • - -4- Ty- AZ: 2 e- %-O) -----
zee- ---- ---- -- 2 z’- Are T2 - ex-4, 2-2 Zz-------- -

2--- 2 - "T2e -- /* */ - 2... 2... ... , -... <<


*-Z22.2-2 6 2-. - De 42-z- 2-. - 3s %- <-- /& i7

> AZae--- V4'34. vººr Ze 42- -6---


s #### t erf / | | | | zº

e
- # # # # # # #,' # # # #7 ! , 1. E
- ' 3

s -

e t

- -
*-- -- w

-’ -

s*

', 's * * * *

- -

- - - « e- w

Zoo God vóór ons is , wie zal tegen ons zijn?


- ſ
RoM. VIII: 31,
, zº

e r
, vr

-,

w * . - - - - - - - -A
k

- 3

- * - 4
1 *--

* re- * *
* - - t w

- k w- * * - - * **

- *
* * *

r e
De staatkunde van Europa heeft dan uit
spraak over ons bestaan gedaan. - Zij heeft
ons verstooten, om de hand aan muitelin
gen te geven: - de afgezanten van de vijf
groote Mogendheden zijn te zamen gekomen,
om hun eigen werk, van eenige jaren slechts,
te verbreken, om, als vrienden door ons
geroepen, zich als gezaghebbers, of liever
als geweldenaars, over ons te betoonen. De
geschiedenis levert weinige voorbeelden van
dergelijk eene ontrouw op; de vinger Gods
is intusschen hierin ten : duidelijkste op te
merken: hetgeen de mensch ons ten kwade
heeft gedacht, heeft de Heere ons ten goe
de gedacht; - want, door de opheffing
der blokkade van Maastricht, zijn vele bloe
dige gevechten en tooneelen voorgekomen,
die voor de harten van vele ouders onder
ons onuitwischbare wonden hadden kunnen
nalaten, terwijl de wilsbepaling van de Mols
gendheden, in onze bijzondere aangelegen
i- A 2 he
– 4 –

heden, ons nu van alle uitheemsche hulp en


bijstand doet afzien, om ten duidelijkste te
ontwaren, dat wij door eene magtige hand
tot een afgezonderd volk geroepen worden.
Heeft de groote God ons weder tot zoo ver
re gebragt, hoe betaamt het ons zijne ber
scherming en bijzondere leiding in dezen te
erkennen!- maar vooral in dezen hoogst be
langrijken oogenblik, Idahl wij ons weder als
een nieuw of als een vernieuwd volk gaan
oprigten. - Indien wij in waarheid eenen
bijzonderen vinger Gods in alle deze met
ons zien mogen, en dus met grond zeggen
mogen : indien God met ons is, wie zal dan
tegen ons zijn, dan wordt het onze duurste
pligt, ook dienzelfden God, in de opbou
wing van ons nieuwe Staatsgebouw, als den
grondslag van ons geheel bestaan, te eer
biedigen: - maar dat wij ons niet bedrie
gen; deze hulde moet niet slechts eene ui
terlijke erkenning zijn, maar moet door de
raderen van ons Staatsgebouw geheel door
dringen, zullen wij op een duurzaam geluk
eenigen staat willen maken. ' tºt 9
u Treffendi voorzeker is de geestdrift, die
zich in ons midden openbaart; wie, dien
het hart is als een waar Hollander slaat,
-eil - deelt
– 5 –

deelt niet in dezelve, en ziet niet met ver


langen uit, dat in ons midden de oude
deugden onzer vaderen weder bloeijen, én
wij, op hun voetspoor, ons als een afge
zonderd volk betoönen, maar beseffen wij
wel, dat, zullen wij de vaderlandsliefde,
de trouw, den moed van onze vaderen heb
ben, wij eene godsdienstige vaderlandsliefde,
eene godsdienstige trouw, eenen godsdiensti
gen moed moeten hebben: verdedigden onze
vaderen het Vaderland met hun bloed, be

omdat zij hiertoe krachten uit het godsdien


stig beginsel, dat hen vervulde, trokken:
beleden zij de Hervormde godsdienst als
de godsdienst van staat, het was omdat dé
godsdienst de grondslag was van het gehee
le gebouw van Staat, en omdat al het wel
zijn van het Land uit dit onvergankelijk be
ginsel getrokken werd. --

De geschiedenis van ons Vaderland levert


menigvuldige voorbeelden op, welke getui
genis dragen, hoe dit beginsel, als een hei
ligdom voor den staat, bewaard werd. Het
zal niet onvoegzaam zijn, hiervan een voor
beeld aan te halen.
In het jaar 1587 scheen het zaak te worden
* * A 3 met
– 6 –
met den Koning van Spanje vrede te maken; de
Koningin van Engeland, ELIZABETH, onder
wier bescherming het Gemeenebest zich des
tijd gesteld had, ondersteunde eenigzins, door
haren landvoogd LEICESTER, deze vredelieven
de gezindheden, de staten van Holland, ge
hgel gebukt onderden invloed van oLDENBAR
NEYELD, stemden tot vrede, doch de staten
van alle de andere gewesten waren eenstem
mig voor den oorlog, omdat zij geenen vrede
ten koste van de ware Christelijke godsdienst
verlangden, het Hof van Holland verklaarde,
dat, hoe wenschelijk ook de vrede op zich,
zelven, ware, er geen vrede te maken was
met den Spanjaard, dan ten koste der Her
vormde godsdienst, weshalve zij rieden, om
in het vertrouwen op God den oorlog voort
te zetten; de Leeraren van Zeeland onder,
anderen waren van meening, « dat het niet,
geoorloofd noch oorbaar was, met den
Spanjaard eenigen vrede te maken, waarbij
men niet ten volle verzekerd was van de
vrije openbare uitoefening der Hervormde
godsdienst, met uitsluiting van alle andere,
vooral van de Roomsche godsdienst (*).
- - - - - * * - Men,
r(*) De Eere der Nederlandsche Hervormde gods
dienst gehandhaafd. I Deel, pag. 83 en 84.
– 7 – -

Men ziet hieruit ten duidelijkste, dat de


Hervormde godsdienst niet als een bijwerk
door onze vaderen beschouwd werd, maar
als de grondzuil van staat, en aan wier be
zitting al het heil en geluk van het Vader
land werd toegeschreven : men bedriege zich
dan niet, willen wij weder in onze oud-va
derlijke deugden treden, zoo moeten wij dan
ook van het beginsel, waarvan onze vade
ren uitgingen, doordrongen zijn, en dit be
ginsel was de handhaving van de wafe Herº
vormde godsdienst: - zijn wij in waarheid
een afgezonderd begenadigd volk, hebben
wij hiervan de uitstekendste bewijzen gege
ven, heeft Gods bijzondere genade over ons
gewaakt, om ons als een voorbeeld, ja,
een eenig voorbeeld, onder de volkeren te
doen strekken, wij zijn deze groote bewa
ring en hooge bestemming alleen aan Gods
bijzondere beschikking schuldig, de dienst,
die wij aan den Hoogen God bewezen,
stond in betrekking tot deze groote voor
regten, en was met de bewijzen van Zijne
Hooge gunst overeenkomstig van deze dienst
dus af of bij te doen, was inbreuk maken
op onze betrekkingen met God: dit gevoel'
maakte onze vaderen zoo teedér, om de
,, ! ! A 4 zaak.
- zaak van God als de hoogste zaak in het
Gemeenebest te behandelen, opdat ieder in
woner van hetzelve er eveneens van door
drongen zoude zijn: dit was de sterkte, de
kracht van onze vaderen: in hun strijden,
in hun moedig bevechten van hunne vijan
den, in hun optrekken van het gebouw van
den staat, in het vestigen van hetzelve was
hun eerste en voornaamste beginsel, den
grooten God eere te geven, en Hem op aar
de te verheerlijken. Willen wij nu hun ge
lijken, zoo moeten wij ook eveneens gedron7
gen worden, om den grooten God, als het
hoog beginsel van ons maatschappelijk ben
staan, aan te nemen, opdat de invloed van
dit eenig zalig beginsel op alle de raderen
van het bestuur eenen dringenden invloed
hebben. Ik weet het, men zal hiertegen, op
valerlei wijze, bedenkingen maken; velen
zullen zeggen, de gedachten van onze voort
vaderen van die dagen waren doordrongen
van de groote gebeurtenissen dat henyor:
ming, en deden hen alzog denken en han
delen; wij, tot meer verlichte tijden gevor
derd, denken en handelen ook op een ver
schillende wijze, en de gestrengheid der
beginselen van de hervormde leeRo van: dig,
2 f::M ſ . eeuw ,
– 9. -

eeuw, niet meer met de vrijzinnige gevoe


lens van den tegenwoordigen tijd overeenſte,
brengen zijnde, schikken, wij den vorm en
deo beginselen van de godsdienst naar de
behoeften, die de groote drang der omstan
digheden ons tegenwoordig voorschrijft.
Verfoeijelijker gedachte in waarheid kan en
in het menschelijk hart niet wel opkomen;
den grooten God alzoo te onderschikken aan,
den invloed van omzet toenemende booze ge
dachten, en alzoo aan Gods onveranderlijke"
heid, door onze wuftheid, te willen bepae,
lingen maken, tot onoog | 02 % ſire, ei as
i Alvorens hieromtrent verder uit te wijt!
den, getuige het woord Gods, hoe de grooien
God' overo zulke gedachten uitspraak doet;,
in den Profeeto JEREMIA leest men: Heeft
ook, een volk de godenl: aeranderd, hoeutelt
dezelve geene goden zijn, nogtans heeft mijn
volk zijn er eere veranderd in hetgeen, dat!
geen nut en doet. Ontzet. U hier over, gijd
hemelen, en zij toverschrikt, wordt zeer woest, 1
spreekt de Heere, want mijn volk heeft ſtureë,
boosheden gedaan. Mij, dan springaderidex,
ledenden waters, hebben zij verlaten, om zich
zelven bakken uit te houwen, gebroken bak
, ' A 5 " " , ken,
* - , - u
- 10 --

ken, die geen water houden (*). In deze


geduchte uitspraak ligt juist de breuke, die
wij voor het Vaderland te betreuren heb
bén; zijn wij, boven anderen, een bevoor-,
regt volk geweest, hebben wij de uitste
kendste bewijzen van Gods bijzondere toe
nadering tot ons mogen ondervinden, heeft
God met kracht tot ons gezegd: K die Miji
eeren, zal ik eeren (+), dan vraag ik, is het,
God eerer geven, dat men het in onze Kerk,
zoo, vertgebragt heeft, dat men met eenen,
geachten. Schrijver zeggen kan, dat . on-f
ze hervormde Kerk geene hervormde Kerk,
meer is (S), is het God eerè geven, dat
men onze Kerk, die geenen anderen Heer,
dan Jezus CHRISTUs, als haar hoofd kent,
en erkent, is geheel t onderin een wereldlijki
bestuur heeft gebragt? Is het God eere gers
ven, dat men de deur zooowijd voor alle,
leer heeft opengezet, dat men, zonder vrees,
of schrik9 de grootste ketterij op de leerstoe-,
len en in geschriften kan voortbrengen, in-,
dien men maar uit het woord eene listige toeer
passing van zijne voordragt kan aanbrengen?)
- S v . zº. wº. Is ,
-(*) JEREMIA II: 11, 12, 13. A (+), 1 SAMUEL 14:30. -
(S)ºp. MoLENAAR, Adres aan alle mijne hervormde
geloofsgenooten, pag. 9, 16.
– 11 –
“Is het Gode eere geven, dat in eene
Vergadering, die op eene oppermagtige
wijze de zaken van de Kerk behandelt, en
over dezelve uitspraak doet, men, zonder
dat de gemeente hierin erkend is gewor
den, de vijf artikelen, door de Dordsche
Synode vastgesteld, geheel uit onze geloofs
belijdenis heeft doen verdwijnen, ten minste
niet meer vordert, dat een nieuw aangeno
men leeraar dezelve als eenen grondregel
van zijne leer aanneemt, bezweert, en on
derteekent. Is het God eere geven, dat
mèn alzoo het eerwaardig werk van onze
vaderen te niet gemaakt heeft, om, met
verachting van al het uitstekend groote,
dat ons door de handhaving van die leer
der vrije genade is te beurt gevallen, ons
onder het pelagiaansche juk te brengen,
waaronder wij, zonder Gods . bijzondere
voorkomende genade, reeds ten tijde van de
Dordsche Synode in 1618 zouden gebragt,
zijn geworden. Is het God eere géven, hier-,
door het vroomste gedeelte der gemeente,
die door goddelijke ervaring weten, van hoe
grooten troost die door den tegenwoordigen,
tijd zoo gehate leer van vrije genade voor
hun hart is, te bedroeven, daar men deze
- leer
- 12 -

leer, vervat, in gemelde vijf artikelen, den


grondslag van onze hervormde. Godsdienst,
op de vreesselijkste wijze verguist en veracht.
Is het eindelijk G9de eere geven, dat men,
het dulden kan, dat een lid van de verga
dering voor de zaken van de hervormde
godsdienst, diezelfde hervormde godsdienst,
in het openbaar, op de vreesselijkste wijze
bevlekt, in een werk (*), waarin de kun
dige pen van den édeldenkenden. VAN nER.
JK EIMP, (+) iſ aantoont, hoe, bijna op iedere

bladzijde, de hervormde leer met laster, en,


leugen wordt bedekt, om het remſoRskranân,
sche leerstelsel te verheffen! , , is het
. En de groote God zoude alle deze kren
kingen zijner eere niet aan ons land zodat
ken?. Hij, die zich een ijverig God noemt,
zouden die zulke afwijkingen ongestraft laro
ten?, neen, voorzeker neen, God laat zich,
niet bespotten, en, is het van zijn bijzondere
genadig bestuur geweest, dit wonder-Land,
door de leer der vrije genade boven alles
t
e - 'ſ, º, o . : ) 4, , ji. - ; - C 2,3 , , 4 e ,' aſtrº,
r


g' : tº
iſ, s . 1 - 2 - 2 u. * * . * --. ,, ' '
- - -- 9- . --
- *, ** - 9 * -

c) geschiedenis van de Hervormde 'Kerk, door t

- o . . . . . ..
DERMout en YPEIJ. * -

(f) De Eere der Hervormde Kerk gehandhaafd,


door Mr; c. M. van der KEMP: * * * * * * 1 d tºt
'1') 1
- 43 -
andere Landen te verhoogen, Hij zal ook
niet dulden, dat men straffeloos de handen
aan zijne instellingen sla, en voorzeker hebt:
den wij ons niet voor te stellen, dat wij
tot onzen voorgaanden, voorspoed en waar
volks geluk zullen terug gebragt worden,
zoo lang wij in deze miskenning van Gods
heiligste instellingen blijven volharden, aan
Het is intusschen wel op te merken, dat
de Kerk pas sedert het jaar 1816 in dit
diep verval is geraakt, niet dat de remon
strantsche factie niet steeds gewoeld heeft,
om den meester-toon in onze Kerk te spe
len, gelijk zij thans doet, doch het is haar
slechts in 1816 gelukt, de voltooijing aan
haar opgetrokken gebouw te geven. ,,Toen
eerst siss het thaar, gelukt,, de Kerk geheel
onder een wereldsch bestuur te brengen, en
het opperbeheer in dezelve in handen van
eenige raddraaijers te doen vallen. een 'g,

a. Maar niet minder opmerkzaam is het, dat


reeds in 1844 kundige leden van den Raad
van state, de sluwe inzigten van hen, die
de hervormde godsdienst zochten te onder
mijnen, bevroedende, met kracht van ber
toog zich tegen de voorstellen, om eenen
ninjiwen warm in de Kerk in te voeren,
-92 Ver
– 14 – -

verzet hebben, met dat gevolg, dat dezelve


voor als toen zijn opgeschort gebleven. Deze
gedachten van den Raad van state worden
in de geschiedenis van de Nederlandsche
Hervormde Kerk door DERMoUT en YPEY
3 B. bl. 65 extractsgewijze opgegeven, de
zelve zijn hoogst belangrijk, en kunnen tot
maatstaf dienen, hoe men toen nog over de
hervormde Kerk dacht en zich durfde uit te
laten: - Woordelijk komt hiervoor: ·
- « De Raad van state beschouwde zooda
nig eene algemeene synode niet noodzakelijk,
In het staatsbestuur was wel een vorm van
eenheid, maar die behoefde niet noodwen
dig tot eenheid in het kerkbestuur of tot
ééne algemeene Nationale Synode te leiden,
ook was, naar deszelfs meening, zoodanig
eene Synode niet wenschelijk. Nieuwheden
in de Kerk of in de zaken van de Kerk in
te voeren, was, gelijk de geschiedenis ge
tuigen kan, meermalen eene bron geweest
van ongelegenheden, van twisten, van be
roeringen. Gevaarlijk scheen dit inzonder
heid voor eenen naauwelijks gevestigden
staat, die geene zoodanige ongelegenheden,
van welken aard ook,velen kon. - Even
eens kwam het den Raad voor, dat eene al
- , ge
– 15 –

gemeene Synode niet stroken zoude met de


natuur van het Nederlandsche hervormde
kerk-genootschap, daar dit alzoo wederom
onder ééne oppermagt zoude, worden terug
gebragt, waar van het te voren zulk eenen
afkeer betoond, en zich losgemaakt had.
Allezins onraadzaam kwam het inzonderheid
den Raad voor, gelijk in het gedane voor
stel was aangeprezen, de besluiten eener
algemeene synode ook betrekkelijk te maken
tot de zuiverheid der hervormde godsdienst
leer, wijl men er zich geenen waarborg voor
konde belooven, dat daarbij altijd die ge
matigdheid zoude plaats grijpen, welke al
leen de rust der Kerk kan verzekeren zº gº !
. Daarenboven stond het te vreezen, dat
over de wettigheid van zoodanige Synode,
bij aldien zij niet ware zamengesteld uit af
gevaardigden van de bijzondere kerk klas
sen, geen gering ongenoegen onder de her
vormden, ten minste, onder derzelver leer
aars, zoude kunnen rijzen, hetwelk naar
de, natuur der zake, wanorde moest ver
wekken. . . . . . . . 61
Insgelijks meende de Raad, dat, volgens
het honderd negen en dertigste artikel van.
de Grondwet, 's vorsten bemoeijingen met de
- '' . - Kerk
Kerk-genootschappen zich niet verder be
hoefden uit te strekken, dan tot schikkingen
van eenen financieelen aard, -
Uit hoofde van het een en ander was de
Raad van gedachten, dat er geheel geene
redenen voor het zamenroepen van ééne al
gemeene Synode aanwezig waren.
- Evenwel, ingevalle de Vorst eene nadere
regeling van het bestuur volstrekt noodig
mogt keuren, sloeg de raad voor, het be
noemen van eene consuleerende Commisſie,
zamengesteld uit eenige bijzonder verlichte
leeraars der hervormde Kerk in de onder
scheidene Provincien en andere kundige lid
maten der hervormde gemeente. Deze zou
den het Gouvernement kunnen voorlichten
omtrent den vorm, welke aan het Kerkbe
stuur, overeenkomstig de behoefte der on
derscheidene gemeenten, voor het vervo
behoorde gegeven te worden. " " -
Na eene rijpe overweging der zaak ver
eenigde de Souvereine Vorst zich, in zoo
verre, met dit oordeel van den Raad van
state, dat er, volgens zijn besluit van 12
van wijnmaand des jaars 1814, eene con
suleerende commissie zoude worden be
noeind.” - in 2' - - - -- - - - '- --

In
= 17 –

Indien men dit rapport van den Raad van


state met aandacht leest, kan men in waar
heid niet genoeg bewonderen, het helder
inzien in de zaken van de Kerk, dat de
Raad in dit stuk aan den dag legt, naardien
alle de punten, die als zoo vele bezwaren
tegen het invoeren van den thans plaats
hebbenden vorm in de Kerk zijn opgege
ven, nu, bij de uitkomst, als zoo vele grie
ven tegen den tegenwoordigen staat van za
ken in de Kerk kunnen aangevoerd wor
den. . . . . . . . c *

* Hoe het intusschen mogelijk is geweest,


dat hetgeen in 1814 als waarheid is aange
nomen, in 1816 geene kracht van waarheid
meer gehad heeft, is mij onbekend. -
Hebben wij dan nu gezien, hoe het onzen
vaderen is wel gegaan, door de godsdienst
als grondslag van hun staatsgebouw te ves
tigen, en hoe wij zijn afgedwaald door dit
beginsel te miskennen, hoe wordt ons dan
nu als door God toegeroepen niet langer op
dienzelfden weg te volharden, maar vooral
nu, daar wij de zoo hoog gewigtige tijdstip
voor ons vaderland, die namelijk van de
weder opbouwing van ons staatsgebouw, te
gemoet gaan. rº, ºr tº - te ' 0,3 tºt

iſ VVil
- 18 -

Willen wij dan in deze zoo ontzettende


tijden, terwijl het booze en het onregtvaar
dige meer en meer toeneemt en de afval
der volkeren van God grooter en grooter
wordt, een boven allen begenadigd volk
blijven, zoo moeten wij ons niet alleen op
wel doordachte grondwetten voor den staat
toeleggeu, maar ons ook overplaatsen in
het beginsel, waarop het geheele gebouw
van staat van onze vaderen rustte, waar
door zij, met eenen zeer gebrekkigen rege
ringsvorm, groote daden uitrigtten.
- In de benarde omstandigheden, waarin
wij ons bevinden, en in de nog benarder
omstandigheden, waarin wij ons bevinden
zullen, blijft dan slechts voor ons als eeni
ge Redding over, de herstelling van onze
oude hervormde godsdienst. Indien de groote
God ons deze genade verleenen wil, en ons.
weder tot die erkentenis brengen, dan en
dan alleen zullen wij ons weder in die
oude betrekking tot God gebragt zien,
waarin Hij zich ook gewis weder als den
God van ons vaderland zal betoonen, en,
om zijner kerke wil, ons de krachtigste ber,
wijzen geven, hoe Hij zijn erfdeel weet te
behoeden en te beschermen. 1. ' t
Even
' t .
– 49 –

Even gelijk ten tijde van de regeringen


van HISKIA, JozIA en anderen, wanneer
het den Heere behaagde, aan zijn volk
van ISRAEL eene bijzondere uitkomst te
verleenen, dan was men niet bedacht, om
den vijand, die Jeruzalem bedreigde, af
breuk te doen, of om, door vernieuwde
instellingen, een meer gevestigd bestaan aan
het volk van ISRAEL te bezorgen, maar men
haastte zich den tempel te zuiveren van al
hetgeen de afgoderij er ingevoerd had; de
bosschen, waar offeranden aan Baal waren
opgeheven, werden verbrand; de valsche
priesters werden door ware priesters IlaaIT
de instellingen Gods vervangen; in één woord
de adem des Heeren vaagde al het onreine
weg, om zich een eigen heiligdom op te
rigten. -

Ook dit moet onze hoop zijn, niet van de


bergen, noch van de heuvelen moet onze
verwachting zijn, niet door kracht noch door
geweld, maar door mijnen Geest, zegt de
Heere, zal het geschieden (*); onze eenige
hoop moet dan in Hem zijn, die het alles
beschikt naar Zijn welbehagen, die, als het
llem behaagt « de wijzen achterwaarts doet
kee
(*) ZACHAR. IV: 6.
23:27 -

- 20 –

keeren, en hunne wetenschap verdwaast (*),”


die alleen den waren geest der verootmoe
diging onder ons kan uitstorten, waardoor
het hart der kinderen tot de vaderen we
dergebragt wordt, die tot allen, die op
Hem vertrouwen, toeroept: « Vrees niet,
gij wormken JAKOBs, gij volk ISRAELS ; Ik
helpe u, spreekt de Heere, en uw Verlosser
is de Heilige ISRAELs (+)!” Vertrouwen
wij dan op Hem, die trouwe houdt in eeu
wigheid, die op zijnen tijd zijn Sion zal ver
lossen, Heere der Heerscharen is zijn naam,
die spreekt en het is er, die gebiedt en
het staat er; die tot Jeruzalem zegt, word
gebouwd, en tot den Tempel, word ge
grond (S)!!”
(*) Jez. XLIV: 25. (+) JEz. XLI: 14.
S) JEz. XLIV: 28.

Vous aimerez peut-être aussi