Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
1. Boeschoten/besier
Rechtsvraag:
Heeft de vof, in het kader van het faillissement en/of ontbinding, een afgescheiden
vermogen?
Overweging:
De HR vond dat zij die met de vennootschap gehandeld hebben, bij de ontbinding
daarvan niet tegenover een schaduwbeeld moeten komen te staan, maar hun
vordering moeten kunnen verhalen op gelden uit de baten van de
handelsvereniging waarmee ze gehandeld hebben.
Rechtsregel:
De HR vond dat de baten van een ontbonden vof eerst moesten worden verdeeld
onder de crediteuren van de vof. Pas daarna vielen de resterende baten uit de vof
in de boedels van de twee failliete firmanten. De vof heeft dus, zonder
rechtspersoon te zijn, in bepaalde situaties wel degelijk een (vermogensrechtelijke)
identiteit.
3. Dieselgarage
Onderwerp: Aansprakelijkheid
Casus:
Peeters en van Loo waren firmanten een V.O.F. waarmee zij een garagebedrijf
bestierden. Op 15 februari 1951 treedt Peeters uit de vennootschap. Op 16
augustus van datzelfde jaar gaat het bedrijf failliet. De restvordering die de bank
nog heeft wordt gecedeerd aan v/d Baan, welke cessie na drie dagen wordt
betekend aan Peeters in zijn kwaliteit als ex-firmant.
Rechtbank:
Accepteerde het eerste verweer en wees de vordering van v/d Baan af.
Hof:
Verwerpt eerste verweer en draagt Peeters het niet ten voordele zijn van de
geldlening voor de vennootschap op te bewijzen.
Hoge Raad:
(op basis van cassatieberoep van v/d Baan). De stelling dat een overeenkomst
voor geldlening tot het bedrag waar vennoten afzonderlijk kunnen beschikken
hoofdelijke aansprakelijkheid oplevert vindt geen steun in de wet.
Een overeenkomst die ten voordele van de vennootschap is gesloten bindt de
vennoten hoofdelijk. Er moet echter wel sprake zijn van echt voordeel, slechts het
verkrijgen van een geldlening is geen wezenlijk voordeel.
4.
Heufkens/Bonaventura
5. forumbank arrest
art. 2:129 bw
De feiten
Twee aandeelhouders van de Forumbank riepen een algemene vergadering van
aandeelhouders (ava) bijeen, omdat ze een voorstel wilden doen om de
vennootschap eigen aandelen in te laten kopen. Het voorstel werd aangenomen,
ondanks dat het bestuur het er niet mee eens was.
Rechtsvraag
Kan de algemene vergadering van een nv een rechtsgeldig een besluit nemen,
waarbij zij aan de directie opdraagt een bepaalde gedragslijn te volgen in een
aangelegenheid, die volgens wet en statuten tot de bevoegdheid van de directie
behoort?
Overweging
De rechtbank heeft het besluit nietig verklaard wegens strijd met redelijkheid en
goede trouw. Dit vonnis is in hoger beroep door het hof bevestigd onder verbetering
van gronden, namelijk dat het besluit in strijd is met de wet en met de statuten
van de vennootschap. De HR liet het oordeel van het Hof in stand.
De HR overwoog: “dat ook de algemene vergadering de bij wet en statuten
getrokken grenzen harer bevoegdheid niet mag overschrijden en dat het Hof, in
cassatie onbestreden, [feitelijk] heeft vastgesteld dat de inkoop van eigen
aandelen [in casu] uitsluitend tot de bevoegdheid van de directie behoort”.
Rechtsregel
De algemene vergadering mag de bij wet en statuten getrokken grenzen hare
bevoegdheid niet overschrijden. De algemene vergadering is niet bevoegd
bindende opdrachten aan het bestuur te geven.
6.
staleman/ van de ven
Onderwerpen ‐ Decharge, Bestuurdersaansprakelijkheid
Artikelen ‐ art. 2:9 BW
De feiten
Staleman en Richelle waren bestuurder van Van de Ven Automobielbedrijf BV.
Tijdens hun directeurschap hebben ze een aantal lease-activiteiten ontwikkeld die
zwaar verliesgevend bleken. De vennootschap spreekt hen aan op grond van
onbehoorlijk bestuur. De directeuren beriepen zich op décharge die de enig
aandeelhouder (een stichting administratiekantoor) op 9 augustus 1988 had
verleend voor het in 1987 gevoerde beleid.
Rechtsvraag
Hoever strekt de decharge?
Overweging
Het Hof overwoog:
“Blijkens de notulen is de directie ter vergadering expliciet gedéchargeerd. Indien
en voorzover daarmee al bedoeld zou worden enige décharge met een ruimere
strekking dan die, welke aan de vaststelling van de jaarstukken is verbonden,
dan nog kan daaruit, gelet op hetgeen de aandeelhouders destijds wisten of
konden weten, niet worden afgeleid dat die décharge tevens de (…) aan de
directie verweten tekortkomingen zou dekken, nu immers uitgangspunt is dat
een décharge niet verder strekt dan van hetgeen aandeelhouders omtrent het
beheer en bestaan van de directie weten of redelijkerwijs kunnen weten.”
Hiertegen gingen de directeuren in cassatie. Volgens het door hun ingebrachte
middel strekte de décharge zich eveneens tot hetgeen de aandeelhouders
redelijkerwijze konden weten danwel waarop zij, mede gelet op de hun verstrekte
informatie, bedacht konden zijn.
De HR wijst dit middel af en gaat mee in de reikwijdte die het Hof aan de
decharge verbonden had.
Rechtsregel
Een décharge strekt zich niet uit tot informatie waarover een individuele
aandeelhouder uit anderen hoofde — buiten het verband van de algemene
vergadering van aandeelhouders — de beschikking heeft gekregen, of tot gegevens
die niet uit de jaarrekening blijken of niet anderszins aan de algemene vergadering
van aandeelhouders zijn bekendgemaakt voordat deze de jaarrekening vaststelde.
Relevante artikelen
Artikel 2:9 BW:
Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke
vervulling van de hem opgedragen taak. Indien het een aangelegenheid betreft
die tot de werkkring van twee of meer bestuurders behoort, is ieder van hen voor
het geheel aansprakelijk terzake van een tekortkoming, tenzij deze niet aan hem
is te wijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de
gevolgen daarvan af te wenden.
Artikel 2:248/138 lid 1 BW
:
In geval van faillissement van de vennootschap is iedere bestuurder jegens de
boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden voor zover deze
niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het
bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit
een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
7. berghuizer papierfabriek
Berghuizer Papierfabriek-arrest
8. Beklamel arrest
De feiten
K. is enig bestuurder van Beklamel BV. Hij bestelt een partij babyvoeding bij
Stimulan, maar betaling blijft achterwege. De partij wordt doorverkocht. Even
later is Beklamel failliet. Stimulan stelt K. persoonlijk aansprakelijk voor de
schade die zij heeft geleden.
Rechtsvraag
Kan K. persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de wanprestatie van
Beklamel, nu hij als directeur wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat
Beklamel niet aan haar verplichtingen kon voldoen?
Overweging
Volgens het Hof ging het bij de beoordeling of K. aansprakelijk is om de vraag "of
Klaas bij het aangaan van de overeenkomst als directeur van Beklamel wist of er
niet aan behoefde te twijfelen, dat Beklamel niet, of niet binnen een redelijke
termijn, aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden
voor de schade die Stimulan ten gevolgde van die wanprestatie zou lijden".
De HR ging daar in mee en vond dit inderdaad de juiste maatstaf.
Rechtsregel
Een benadeelde schuldeiser van een kapitaalvennootschap kan een bestuurder van
die vennootschap in privé aanspreken op grond van onrechtmatige daad indien de
bestuurder ten tijde van het aangaan van de transactie al wist of moest weten dat
de vennootschap de verplichting niet kon nakomen en geen verhaal zou bieden voor
de door die wanprestatie veroorzaakte schade.
Met de invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht geldt
voor de besloten vennootschap de uitkeringstest van 2:216 lid 3 BW, welke onder
meer op het Beklamel-arrest is gebaseerd.
Relevante artikelen
Artikel 6:162 lid 1 BW
:
Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden
toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te
vergoeden.
Lid 2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op
een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en
ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Lid 3. Een
onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is
aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer
geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Artikel 2:216 lid 3 BW:
Indien de vennootschap na een uitkering niet kan voortgaan met het betalen
van haar opeisbare schulden, zijn de bestuurders die dat ten tijde van de
uitkering wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien jegens de vennootschap
hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan, met de
wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. Artikel 248 lid 5 is van
overeenkomstige toepassing. Niet verbonden is de bestuurder die bewijst dat het
niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de uitkering heeft gedaan en dat
hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan
af te wenden. Degene die de uitkering ontving terwijl hij wist of redelijkerwijs
behoorde te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zou kunnen
voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden is gehouden tot
vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan, ieder voor ten
hoogste het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering, met de
wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. Indien de bestuurders de
vordering uit hoofde van de eerste zin hebben voldaan, geschiedt de in de derde
zin bedoelde vergoeding aan de bestuurders, naar evenredigheid van het gedeelte
dat door ieder der bestuurders is voldaan. Ten aanzien van een schuld uit hoofde
van de eerste of de derde zin is de schuldenaar niet bevoegd tot verrekening.
9. pim fortuyn?????????????