Vous êtes sur la page 1sur 53

Verwerkingsopdrachten

Coachen: referentiekaders

Lien Totté
BanaBa Buitengewoon Onderwijs Groep G
Inhoud
Sessie 1.................................................................................................................................................. 2
Oefening 1: reflectieve denkoefening. ........................................................................................... 2
Oefening 2: reflectieve denkoefening ............................................................................................ 2
Oefening 3: formuleer een persoonlijke professionele missie ................................................... 3
Oefening 4: Reflectieve denkoefening .......................................................................................... 3
Oefening 5: Vragenlijst ‘Coachen in de competentiematrix’ ...................................................... 4
Oefening 6: Werkblad leerproces: eerste luik .............................................................................. 8
Oefening 7: Denkoefening (duo): haal de kernwoorden uit de definities. ................................ 8
Oefening 8: Reflectieve denkoefening: ......................................................................................... 9
Oefening 9: Werkblad leerproces: tweede luik. ......................................................................... 10
Oefening 10: Reflectieve denkoefening: ..................................................................................... 10
Oefening 11: Reflectieve denkoefening ...................................................................................... 11
Oefening 12: Reflectieve denkoefening ...................................................................................... 11
Oefening 13: Vragenlijst coachgedrag ........................................................................................ 11
Oefening 14: Verdieping: Vragenlijst ‘De 11 coachcompetenties’ van IFC. .......................... 12
Oefening 15: Demonstratie filmpje ‘GROW in actie’ ................................................................. 18
Oefening 16: Actieve verwerkingsopdracht/ vaardigheidsoefening ‘GROW’ ........................ 18
Oefening 17: Werkblad leerproces: tweede luik ........................................................................ 25
Sessie 2................................................................................................................................................ 26
Oefening 23: Actieve verwerkingsopdracht: ............................................................................... 26
Sessie 3................................................................................................................................................ 28
Oefening 25: Werkblad leerproces: eerste luik .......................................................................... 28
Oefening 26: Vragenlijst indicatoren ondersteunende relaties ................................................ 28
Oefening 27: Werkblad leerproces: tweede luik ........................................................................ 30
Oefening 28: Reflectieve denkoefening: toepassing Kernkwadrant van Ofman .................. 31
Oefening 29: Actieve verwerkingsopdracht ‘STAR’ .................................................................. 32
Oefening 30: Vaardigheidsoefening: ‘doelen omzetten in concrete, positief geformuleerde
acties.’ .............................................................................................................................................. 36
Oefening 31: Werkblad leerproces: eerste luik .......................................................................... 37
Oefening 32: Actieve verwerkingsopdracht: slechtnieuwsgesprek ......................................... 37
Oefening 33: Werkblad leerproces: tweede luik ........................................................................ 38
Sessie 4................................................................................................................................................ 39
Oefening 37: Diagnostische oefening vragenlijst persoonlijke conflictstijl ............................. 39
Oefening 45: Feedback to peers- formulier ................................................................................ 41
Samenvattende reflectie: groei t.o.v. startpositie ................................................................................ 43
Voornemens voor verder handelen ...................................................................................................... 44
Sessie 1
(afwezigheid door overstap naar een andere groep).

Oefening 1: reflectieve denkoefening.

Welke mensen dragen op welke manier bij tot de persoon die jij bent?
 Mijn ouders door de opvoeding die ze mij hebben gegeven en de leerprocessen die ik via hen
kan reflecteren door in gesprek te gaan en in relatie te staan met elkaar. De loyaliteit naar
mijn ouders, onze mooie relatie van geven en nemen bepaalt ook mijn zijn en handelen.
 Mijn broer en zussen door onze manier van in relatie staan en zorg voor elkaar. De loyaliteit
naar hen toe en de verantwoordelijkheid die ik deels t.o.v. hen voel.
 Mijn vrienden door er te zijn als ik hen nodig heb, door ook naar hun levensverhalen en
overtuigingen te luisteren en zo zelf inzichten te verwerven. Door samen met hen zaken te
beleven en zo ervaringen op te doen. Ik leer via hen ook goed voelen wat ik wel en niet wil.
 De dames van mijn cursus life-coaching die ik nog regelmatig tref. Met hen kan ik diepgaande
gesprekken voeren en wijze levenslessen opdoen. Inzichten over mijzelf verkrijgen door met
hen in (coaching)gesprekken te gaan. Ook door naar hen te luisteren leer ik veel over mijzelf
 Mijn grootmoeder die veel van astrologie weet en dit ook doorgeeft aan mij. Ik heb inzichten
in mijn af te leggen weg, waar ik op attent dien te zijn en waar ik goed in ben.
 De kinderen en collega’s op mijn werk. Zij leren mij heel geduldig te zijn, geen vooroordelen
te hebben, op te staan voor onbekende zaken, mijn eigen kwaliteiten en beperkingen
erkennen en er mee aan de slag gaan,...

Oefening 2: reflectieve denkoefening

Wanneer heb jij het laatst iets voor iemand gedaan, met welke impact?
 Alle gegevens en info over mijn cliënten doorgegeven aan de persoon die mij kwam
vervangen  ik heb haar werk voor de eerste weken veel gemakkelijker gemaakt. Ze heeft
mij hier ook enorm voor bedankt.
 Naar de winkel geweest en nadien gekookt voor mijn ouders  zij waren beide erg moe en
druk in de weer, dus ik heb hen op die manier ontlast.
 Vroeg opgestaan om onze honden buiten te laten  anders moest mijn zus dat doen en zij
zat in haar blok en was erg moe.
 Naar mijn oma en opa gegaan  tijdens de feestdagen is mijn oma altijd een beetje down
omdat het zo’n familie aangelegenheden zijn, maar ze ziet weinig familie omdat zij allen hun
eigen leven hebben. Dus ben ik er op een vrije voormiddag langsgegaan om een babbeltje te
slaan. Ze waren erg blij en hebben uren gepraat.
 Naar een vriendin gebeld om te horen hoe het met haar ging, want ik wist dat ze al een tijdje
thuis zat met een burn-out  ze was me erg dankbaar, heeft een hele uitleg gedaan en heeft
me nadien meteen uitgenodigd om enkele weken later eens te komen eten.
Oefening 3: formuleer een persoonlijke professionele missie

Mogelijkheden creëren om mijn medemensen (zowel cliënten als collega’s) te ondersteunen en


begeleiden om optimaal te kunnen functioneren en hun welbevinden positief te kunnen
beïnvloeden.

Oefening 4: Reflectieve denkoefening

De vier niveaus van competentieontwikkeling: op welk niveau situeer jij jezelf vandaag m.v.t.
coachen? Motiveer:

 Ik doe dit al: in mijn thuissituatie en bij vrienden als ik in gesprek ga omtrent bepaalde issues.
Ik heb reeds een cursus life coach basis en verdieping gevolgd bij het volwassenonderwijs. Ik
heb hier veel van geleerd en pas dit ook automatisch toe in mijn persoonlijke relaties. Als ik
mezelf veilig en goed voel bij bepaalde mensen, doe ik het.
 Ik weet hoe het moet: in mijn professionele relaties. Ik durf het niet te tonen naar collega’s
toe (hoe het moet) omdat ik me bij hen niet zo zeker voel. Ook met mijn cliënten welke
kinderen zijn met een matig tot ernstige mentale beperking en weinig tot geen
spraakvermogen hebben, kan ik het niet toepassen. Ik pas het wel toe in gesprekken met
collega’s, maar zal hen niet tonen of uitleggen hoe ze het “beter” kunnen doen.
Oefening 5: Vragenlijst ‘Coachen in de competentiematrix’

Coachen in de competentiematrix
BNB BOZO
Naam student Lien Totté

Klasgroep Groep G
Afstudeerrichting  BNB BO
Voltijds/Deeltijds student  Voltijds
Werkcontext (naam van de school waar je Werk als ergotherapeut bij dagbesteding schoolgaande
tewerkgesteld bent of stage doet + in welke en niet schoolgaande kinderen Sint-Rafaël OC Clara Fey.
functie of voor welke taken –algemeen) (tot maart)
Werk als ergotherapeut in ondersteuningsnetwerk
reguliere onderwijs om kinderen en leerkracht met
specifieke zorgnood te ondersteunen.
Stage als ergotherapeut-klasondersteuner bij BuBaO Sint
Rafaël type 2.

Vier niveaus van competentieontwikkeling


(classificatie van competentieontwikkeling naar
Miller, 1990 (van Kralingen, 2015, p. 144)
Coachen en communicatie: basishouding, - Weet er Weet Kan Doe Leerwens
kennis, inzicht en vaardigheden iets hoe het tonen dit al
over moet hoe het
moet
Ik bezit een positieve grondhouding met betrekking X
tot de mogelijkheden en toekomstkansen van
leerlingen.

In de samenwerking sta ik model voor een X


toekomstgerichte en emancipatorische begeleiding.

Ik pas principes van open X


communicatievaardigheden toe.

Ik pas principes van coaching vaardigheden toe. X

Ik kijk kritisch naar de eigen coaching stijl vanuit X


kennis van meerdere referentiekaders over
coaching en ik blijf me hierin professionaliseren.

Coachen van leerling(en) Weet er Weet Kan Doe Leerwens


iets hoe het tonen dit al
over moet hoe het
moet
Ik zet coachende vaardigheden in bij het formuleren X
van individuele doelen als basis voor de planning,
uitvoering en opvolging van de begeleiding en het
onderwijs van een leerling met specifieke
onderwijsbehoefte.

Ik zet coachende vaardigheden in tijdens het X


realiseren en coördineren van het planmatig
handelen t.a.v. leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften.

Ik zet coachende vaardigheden in bij het X


differentiëren van het aanbod en de aanpak, op basis
van de leer-, gedrags- en ontwikkelingsverschillen in
een groep.

Ik ga actief op zoek naar hulpmiddelen en X


ondersteuning die de communicatie- en
interactiemogelijkheden van leerlingen bevorderen.

Netwerken met ouders en een ruim team Weet er Weet Kan Doe Leerwens
van betrokkenen iets hoe het tonen dit al
over moet hoe het
moet
Ik zet coachende vaardigheden in bij het planmatig X
werken aan ouderbetrokkenheid en
ouderparticipatie.

Ik ga een duurzame en gelijkwaardige interactie aan X


met alle betrokken partijen in de school en een
breed netwerk.

Reflectie en collegiale consultatie Weet er Weet Kan Doe Leerwens


iets hoe het tonen dit al
over moet hoe het
moet
Ik bevraag voortdurend het eigen handelen en stuur X
het bij.

Ik heb zicht op de eigen krachten en weerstanden. X

Ik sta open voor de expertise van anderen. X

Ik aanvaard collegiale ondersteuning. X

Ik deel ervaringen uit de eigen klaspraktijk met X


collega’s.

Ik ben bereid om breder dan de eigen klaspraktijk X


te kijken en te leren van het klasgebeuren bij
collega’s.

Ik ondersteun collega’s in het formuleren van hun X


ondersteuningsbehoeften en in het zoeken naar
antwoorden op die behoeften.

Ik consulteer collegiaal in de klaspraktijk en bij X


klasoverschrijdende activiteiten.
Ik ben een draaischijf in de uitwisseling van X
expertise tussen collega’s.
Ik stimuleer reflectie en uitwisseling tussen collega’s. X
Schoolbeleid en omgaan met weerstand Weet er Weet Kan Doe Leerwens
iets hoe het tonen dit al
over moet hoe het
moet
Ik heb zicht op de krachten en weerstanden bij X
veranderingsprocessen van individuele collega’s en
speel hier gepast op in.
Ik heb zicht op de krachten en weerstanden bij X
veranderingsprocessen in een schoolteam en speel
hier gepast op in.
Ik draag actief bij aan de ontwikkeling van een X
schoolvisie en –beleid over collegiale consultatie.
Interculturele communicatie Weet er Weet Kan Doe Leerwens
iets hoe het tonen dit al
over moet hoe het
moet
Ik streef ernaar om culturele aspecten en X
achtergronden mee te nemen in mijn redeneren.
Ik ben in staat in groepen met mensen uit X
verschillende culturen te werken.
Ik ben in staat me te verplaatsen in een andere X
manier van denken en communiceren.
Ik kan mijn manier/stijl van communicatie aanpassen X
aan de bestaande gebruiken in andere culturen
(crossculturele communicatievaardigheden)
Ik reflecteer op de verschillen en overeenkomsten X
tussen de eigen cultuur en een andere cultuur, in
het bijzonder waar het communicatieverschillen
betreft.
Ik kan effectief functioneren in formele en informele X
situaties binnen een andere culturele of
multiculturele context.
Reflectiekader
Tot welk besluit kom je op basis van deze invuloefening?
(1) WAT Waaraan wil je werken, wat is je doel?
1. Coachende vaardigheden toepassen op communicatie-handelen met leerlingen.
2. Coachende vaardigheden toepassen in communicatie-handelen met collega’s
zonder onzekerheid.
3. Coachende vaardigheden bij andere culturen meer eigen worden en kunnen
toepassen.
(2) WAAROM Waarom wil je dat doel bereiken?
Om op een optimale manier in communicatie te gaan met leerlingen en
collega’s om zo een betrouwbare en
ondersteunende bron te kunnen zijn. Gebruiken in communicatie van andere
culturen leren kennen en er correct
op inspelen.

Formuleer concrete succescriteria, m.a.w. waaraan zullen anderen kunnen zien dat je hierin gegroeid bent,
welk voordeel zullen zij daaraan hebben?
(3) HOE Hoe wil je eraan werken?
1. In gesprek gaan met leerlingen, ookal is dit op heel laag niveau, toch bevragen,
stimuleren, zelf keuzes laten maken en laten uitten,... en zo de ondersteuning,
differentiatie en ontwikkelingsdoelen opstellen.
2. In gesprek gaan met collega’s en bijvoorbeeld ook meer in lerarenkamer zijn
tijdens pauzes om zo gesprekken te volgen en actief deel te nemen. Ook buiten
deze momenten in overleg gaan met collega’s en door open vragen te stellen
meer collega’s betrekken bij het gesprek en hun expertise bevragen om zo
reflectie en overleg te bekomen.
3. Meer in contact komen met ouders (via oudercontacten, huisbezoek,
oudervriendenraad,...) en ook degelijk met hen in gesprek gaan om zo ook
nadien over het gesprek te kunnen reflecteren met de collega’s.

+Welke obstakels zullen wellicht op je pad komen en met welke acties wil je die overwinnen?
1. Mijn leerlingen en cliënten zijn ofwel zwak begaafd ofwel erg jong, wat het niet
gemakkelijk maakt om in gesprek te gaan. Vaak is er ook een combinatie met
gedragsstoornis, wat hen snel in verweer brengt. Het is dus een hele uitdaging!
2. Ik zal door mijn weinige stage uren (omdat ik andere uren werk als
ondersteuner) niet veel mogelijkheden hebben om sterk aanwezig te zijn in de
school en bij gesprekken tijdens bv. pauzemomenten met collega’s. Ik zal op de
momenten dat ik op stage ben, heel bewust in communicatie moeten treden.
Op mijn werk zal ik eerst de collega’s goed moeten kennen en me vertrouwd
voelen vooraleer ik zo’n soort communicatie met hen durf aangaan. Ik ben nog
maar pas van dienst veranderd, dus ik ken hen nog niet goed. Ik ga dit
overwinnen door me vanaf het begin te smijten en als actiepunt elke dag een
gesprek aan te knopen met een collega. Ik ben nadien ook nog van werk
veranderd, nu als ondersteuner dus ik kom op verschillende scholen, in veel
teams en moet heel coachend werken. Hier ligt dus een mooie uitdaging.
3. Ik zal goed moeten informeren bij de stageschool en de dagbesteding/nadien
als ondersteuner op de verschillende scholen welke momenten er ouders
aanwezig zijn of dat er gesprekken zijn met ouders. Het zal niet altijd zo
vanzelfsprekend zijn dat ik bij zo’n momenten aanwezig ben of hier tijd voor
vrij kan maken. Ik zal hier goed voor moeten pleiten en dan zo veel mogelijk
inplannen om contact met de ouders te hebben. Zo kan ik zowel op
multicultureel vlak ervaringen opdoen, als in oudergesprekken-
ouderparticipatie. Als ik in gesprek ben geweest met ouders, zal ik het nadien
ook bespreken en reflecteren met collega’s.
Oefening 6: Werkblad leerproces: eerste luik
Wat weet je al over coachen (wie, wat, waarom, wanneer…)?

WAT IK AL WEET/KAN WAT IK GRAAG WIL


WETEN/KUNNEN
 Coachen is een vorm van begeleiden en sturing van een
individu in het zelfstandig komen tot oplossingen en  tools om toe te passen
zetten van stappen om uit te groeien tot een gelukkig bij lln
persoon die bepaalde issues overwint.  tools om toe te passen
 Aan de hand van gespreksvoering en bepaalde met ouders
oefeningen die aangereikt worden kan een individu tot  tools om toe te passen
inzichten komen waarmee hij/zij aan de slag kan gaan. bij collega’s en in
 Tools die kunnen worden gebruikt: Johari-venster, schoolteam
kernkwadrant van offman, assertiviteitskwadrant,
GROW-model, Outcome-model, visualisatie, creatieve
teken-kleur opdracht, metaforen,...
 Tijdens gesprekken gaat men parafraseren,
recapituleren, doorvragen, stiltes laten vallen indien dit
productief is voor het gesprek, de emotie bij het individu
laten en niet overnemen, empatisch zijn, geen
“waarom” vragen stellen maar “hoe”, niet zelf
oplossingen bieden maar de ander tot oplossingen laten
komen,...
 lichaamshouding van coach en spiegeling van houding
coachee is belangrijk, lichaamstaal observeren en
analyseren, emoties mogen er zijn maar mogen het niet
over nemen, trachten het individu zijn verhaal te laten
vertellen en zien vanuit “helicopterview”.

Ik heb zelf reeds een cursus via het volwassenonderwijs gevolgd van “life coaching basis”, “life
coach verdieping” en “kindercoaching”. Veel elementen zijn herkenbaar of reeds gekend.

Oefening 7: Denkoefening (duo): haal de kernwoorden uit de


definities.
Zijn er overeenkomsten met wat je in oefening (5) had bedacht.

“Begeleiding van personen (bv. “Begeleiden om tot hogere


sporters of werknemers) of competenties te komen en talenten
organisaties, m.n. om hen te en ideeën aan de oppervlakte te
ondersteunen in hun functioneren.” brengen.”

“Ondersteunen van een leerproces “Trainen en stimuleren tot


door het helpen bij het stellen van persoonlijke prestaties, bv in de
doelen en het behalen ervan.” sport.”

“Stimuleren tot het bereiken van


persoonlijke doelen door het
ontwikkelen van kennis,
competenties en talenten.”
Wat is er nieuw in deze definities? Er is weinig nieuw, ik heb de laatste twee jaar coaching wel meer
als een individuele begeleiding gezien en niet meer als een groepsondersteuning.

De algemene samenvatting van coaching zoals in de powerpoint beschreven, doet me verder ook erg
denken aan wat een ergotherapeut doet. Net zoals een coach gaat een ergotherapeut het
leerproces van een persoon (of organisatie) waarbij de coach of ergotherapeut de cliënt
ondersteunen in het bereiken van bepaalde doelen door zijn/haar probleemoplossend vermogen,
kwaliteiten en talenten aan te spreken en zo hun functioneren te optimaliseren. Een ergotherapeut
gaat echter niet enkel via gesprekvoering werken, maar ook handelingsgericht.

Oefening 8: Reflectieve denkoefening:


(Filmpje ‘Mindset als bron van faalangst (Carol Dwecx): wat is de relatie tussen de mindset en het
ontstaan van faalangst? In hoeverre herken je dat bij jezelf of bij leerlingen uit jouw omgeving?

Kinderen en volwassenen zijn erg gevoelig voor beoordeling en afwijzing. Als men beoordeelt naar
“intelligentie” gaat het kind meer faalangst ontwikkelen omdat het zich niet durft uit te dagen om de
mogelijkheid tot mislukken te voorkomen. Wat als je ooit mislukt in iets en blijkt niet slim genoeg te
zijn? Of wel slim te zijn maar toch mislukt? Als het kind wordt beoordeelt op de inspanning die je
hebt zien doen en hoe hard het werkt, leer je het kind dat de inspanning en het harde werk
belangrijker is als het resultaat. Kinderen gaan gemakkelijker het resultaat halen omdat ze sneller
een inspanning durven en willen leveren.
De coachende rol van de leerkracht is hier heel belangrijk! Je hebt een grote impact op en
verantwoordelijkheid t.o.v. het kind. Als je als leerkracht een fixed mindset hebt, beperkt het je eigen
ruimte tot groeikansen en ook de groeikansen van de kinderen. Belangrijk om zelf een open mind te
houden om zo ruimte te creëren voor jezelf als leerkracht en de kinderen.

Als kinderen het idee krijgen dat ze beoordeelt worden op hun intelligentie en veroordeelt worden
op fouten die ze maken en niet op de inspanning die ze daarbij leveren, ontstaat er faalangst. Het
kind krijgt het gevoel dat het faalt als het een fout maakt of als iets niet lukt. Het is heel belangrijk
om vanuit de omgeving kinderen positief te stimuleren en een growth-mindset te creëren. Kinderen
zijn heel gevoelig aan complimenten of oordelen van anderen, vooral van hun
opvoeders/begeleiders. Aandacht hebben voor de manier waarop je kinderen complimenteert of
bevestigd om hun inspanning/volbrachte taak is erg belangrijk.
Ikzelf ben een harde werker en ben altijd erg geprezen voor de inspanningen die ik leverde, ookal
was het resultaat niet altijd even goed. Ik hou van uitdagingen en ga ze niet uit de weg. Ik heb geen
(of weinig) angst tot falen omdat ik me zeker genoeg voel en weet dat ik op één of andere manier
(met of zonder foutjes en herkansingen) het wel zal halen. Ik merk ook op mijn werk en stage dat
kinderen en jongeren enorm gevoelig zijn voor positieve bevestiging en dat je als begeleider grote
invloed hebt op hun welbevinden. Je kan een kind maken of kraken. Ikzelf ben me heel bewust van
deze processen en schenk veel aandacht aan het erkennen van inspanningen, complimenteren op
het proces en niet enkel het doel, stimuleren om te proberen ook al gaat er iets fout,... . Ik haal er
zelf veel voldoening uit als ik dan merk dat een volgende keer het kind/de jongere met meer
zelfzekerheid stappen onderneemt. De doelgroep waarmee ik werk (kinderen met een licht, matig
tot ernstig mentale beperking en/of gedragsproblematiek) is een heel dankbaar publiek omtrent dit
onderwerp. Ik zie bij deze kinderen en jongeren al snel effecten van de manier waarop ik hen
stimuleer tot growth-mindset. Bij sommige kinderen is er een redelijk vast patroon van fixed-mindset
te zien en dan merk ik na enige tijd met hen gewerkt te hebben (ik spreek hier over maanden), dat er
toch positieve verandering optreed in hun gedrag tijdens mijn therapieën/contactmomenten.
Oefening 9: Werkblad leerproces: tweede luik.
Bekijk je werkblad leerproces. Wil je er al iets aan toevoegen bij ‘dit heb ik al geleerd’ of ‘belofte aan
mezelf’?

DIT HEB IK GELEERD BELOFTE AAN MEZELF

 Opfrissing van fixed- of growth  Ik zal bewuster omgaan met de growth-mindset


mindset. van de kinderen en jongeren waarmee ik werk.
 Coachen gaat ook op groepsniveau,  Ik zal bewuster coachen in mijn leerkracht-
niet enkel individueel (was ik uit het ondersteunerrol.
oog verloren)
 Coachen en coachende vaardigheden Hoe dragen deze beloftes bij tot mijn doelen uit de
zijn op veel manieren binnen matrix competentiescan en de nulmeting)?
terug te vinden - Vooral nu algemeen op “Ik kijk kritisch naar de
eigen coaching stijl vanuit kennis van meerdere
referentiekaders over coaching en ik blijf me hierin
professionaliseren.” en al iets meer inzicht over de
andere items (lln, lkr en ouders)

Op een schaal van 0 tot 10, hoe gemotiveerd ben ik om de


acties uit te voeren?
- 10!
Wie of wat kan me helpen om gemotiveerd te blijven om
de beloftes waar te maken?
- Mijn cliënten en lln, hun respons op mijn
communicatiestijl en coaching vaardigheden
spreekt boekdelen en zal mij stimuleren om het te
blijven doen.

Oefening 10: Reflectieve denkoefening:


Filmpje How coaching works: noteer de vijf stappen van een coaching gesprek. Reflecteer: aan welke
stappen wil jij in je begeleiding (van leerlingen, team of collega’s) meer aandacht besteden?
Motiveer.
1) Ontmoeten
2) Doelen bepalen
3) Plannen
4) Uitvoeren van plannen
5) Doel bereikt of plan bijstellen

Met mijn lln is het vooral het bepalen van het doel belangrijk, dat wil ik met hen leren doen. Ook het
uitvoeren van de plannen is voor mij heel interessant omdat het mijn taak als ergotherapeut en
klasondersteuner is om kinderen te begeleiden en tools aan te reiken om tot een groei te komen.
Met mijn collega’s en team is het voor mij een uitdaging om tot de probleemstelling te komen
(ontmoeten). Het is vaak moeilijk om een vinger te leggen op het “echte” probleem. De volgende
stappen van “doel bepalen” en “plannen” zijn aan de orde als ik eerste en vooral al op een
coachende manier in communicatie kan/durf treden met collega’s. Het plan opstellen lijkt mij echter
ook moeilijk omdat je al snel suggesties gaat aanbieden, terwijl de oplossing uit de coachee zelf dient
te komen.
Oefening 11: Reflectieve denkoefening
Maak samen een lijstje van eigenschappen waarover een ideale coach moet beschikken.

Empathisch Actief luisteren Nieuwsgierig zijn Creatief


Oplettend Zelfkennis Snelle denker Mildheid

Oefening 12: Reflectieve denkoefening


Vergelijk de inhoud uit de kennisclip met je eigen bevindingen. Wat valt op? Wat betekent dat voor
jou? Wat wil je meer/minder inzetten?
 Ik wil sneller kunnen denken en zo sneller de juiste vragen kunnen stellen. Nu moet ik vaak
lange tijd nadenken vooraleer ik een correcte coaching vraag kan stellen. Ik moet nog te hard
nadenken over welke woorden/zinnen ik beter wel of niet kan gebruiken.
 Ik ben soms iets té empatisch, wat niet goed is tijdens coaching want ik moet de emotie van
de coachee bij de coachee laten en niet overnemen. Als ik dat doe, coach ik niet op een
objectieve en opbouwende manier omdat ik me laat meesleuren in de emotie van de ander.
Dit is een aandachtspunt.
 Ik ben zelf iemand die snel stappen zet en oplossingen zoekt voor problemen die zich
aandienen. Een mildheid naar anderen omtrent hun aanpak en tempo om tot oplossingen te
komen en stappen te zetten lukt me niet altijd. Op professioneel vlak ben ik milder als op
privé vlak. Al is en blijft dit wel een belangrijk punt voor mij.

Oefening 13: Vragenlijst coachgedrag


Denk aan het laatste gesprek dat je als coachee had met een begeleider/mentor/
leertrajectbegeleider en vul de lijst in. Vraag nu aan iemand die je zelf hebt begeleid om de
coacheeversie in te vullen mbt jouw manier van coachen of begeleiden. Reflecteer: wat heb je van
deze vragenlijst geleerd?

Lijst ingevuld over manier van coachen door mentor werk: (zie bijlage 1)
SU 30 HE 37 UI 24 VR 41 EX 28 ST 39

Lijst ingevuld over mijn manier van coachen: (zie bijlage 2) (ingevuld door leerling secundair bij
ondersteuning oriëntatie hogeschool studiekeuze)
SU 23 HE 20 UI 26 VR 37 EX 41 ST 32

Wat heb je van deze vragenlijst geleerd:


 Ik heb voornamelijk een volgende coachingstijl. Ik scoor het hoogste op vrijmaken en
exploreren. Het is een goede basis voor een coachgesprek.
 Dat mijn coachinstijl bij deze leerling redelijk ok was gezien de eigenschappen van de
coachee. Ze dient een dieper inzicht te krijgen in zichzelf, haar verantwoordelijkheid te
nemen en ook meer zelfmotivatie, zelfevaluatie en zelfvertrouwen te krijgen. Daar is de stijl
van exploreren goed voor. Ook was het belangrijk dat ze meer inzichten kreeg, er ruimte
werd gemaakt voor nieuwe perspectieven. Ze voelde zich incompetent, soms ook
gedemotiveerd en was redelijk bang om risico’s te nemen. Dat zijn eigenschappen van het
vrijmakend coachen.
 Eigenschappen die ik toepas zijn inderdaad:
o actief en gericht luisteren
o doorvragen
o vragen naar wat ‘moeilijk te zeggen lijkt’ of ‘wat niet gezegd wordt
o zelfonthulling en inbrengen van eigen gevoelens
o samenvattingen van de gevoelens van de coachee op dit moment
o uitnodigen tot verdieping en andere perspectieven
o vragen stellen en luisteren
o terugreflecteren van uitspraken of gevoelens van de coachee.
o parafraseren en samenvatten.
 Valkuilen van mijn coachingstijl zijn de volgende (en daar kan ik mezelf ook wel in
herkennen):
o Te veel vragen.
o Te gesloten vraagstelling.
o Suggesties, verborgen in vraagstelling.
o Te snel willen structureren.
o Je eigen nieuwsgierigheid volgen ipv die van de coachee.
o Eigen ervaringen inbrengen en laten domineren.
o Te veel invullen voor de coachee.
o Psychologiseren.
o Onafhankelijkheid verliezen door feedback of steun.
o Ontkennen of bekritiseren van gevoelens.
o (ongewild) Blokkades opwerpen voor de coachee.

Ik heb nog veel te leren als coach en ik ga bij het coachen de vragenlijst over mezelf en de vragenlijst
door de coachee blijvend invullen, zodat ik hier feedback over krijg.

Oefening 14: Verdieping: Vragenlijst ‘De 11 coachcompetenties’ van


IFC.
Raadpleeg desgewenst het boek voor meer verdieping. Wat leer je hieruit omtrent je eigen
coachende vaardigheden? Wat wil je nog leren en hoe zal je dat doen?

De 11 coachcompetenties– indicatoren
(Bron: International Federation of Coaches - IFC)

Lees het boek ‘De 11 coachcompetenties in woord en beeld’ voor een uitgebreide toelichting.

Vier niveaus van competentieontwikkeling


(classificatie van competentieontwikkeling naar
Miller, 1990 (van Kralingen, 2015, p. 144)
1. In voldoe aan ethische richtlijnen en professionele normen: ik demonstreer een
grondhouding van respect, eerlijkheid, gelijkwaardigheid (ik stel me op als gesprekspartner en
niet als expert) en empowerment (ik ben voortdurend gericht op het aanboren en
versterken van het eigen vermogen en potentieel van de coachee).

2. Een sterke start: ik onderzoek wat Weet er Weet Kan Doe Leerwens
de coachee van het gesprek iets over hoe het tonen dit al
concreet verwacht moet hoe het
moet
2.1. Ik help de coachee om vast te x
stellen wat hij in het gesprek wil
bereiken.
2.2. Ik help de coachee om x
maatstaven te benoemen voor
het succes van het gesprek.
2.3. Ik exploreer wat het meest x
belangrijk of zinvol is voor de
coachee met betrekking tot wat hij
in het gesprek wil bereiken.
2.4. Ik help de coachee te benoemen x
wat hij denkt dat hij moet
aanpakken of oplossen om de
doelen van het gesprek te bereiken.
2.5. Ik voer het gesprek in de richting x
van het door de coachee gewenste
resultaat, tenzij de coachee iets
anders aangeeft.
3. Ik creëer vertrouwen en nabijheid Weet er Weet Kan Doe Leerwens
iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
3.1. Ik erken en respecteer het werk x
van de coachee in het
coachingsproces.
3.2. Ik breng steun voor de coachee x
tot uitdrukking.
3.3. Ik moedig de coachee aan om x
zich volledig te uiten en maak dit
mogelijk.
4. Ik ben volledig in het hier-en-nu Weet er Weet Kan Doe Leerwens
(‘Coaching presence’) iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
4.1. Ik reageer op zowel de gehele x
persoon van de coachee als op wat
de coachee in het gesprek wil
bereiken.
4.2. Ik reageer opmerkzaam, empathisch x
en responsief.
4.3. Ik bemerk en exploreer x
veranderingen in energie bij de
coachee.
4.4. Ik leg nieuwsgierigheid aan de dag x
met de intentie om meer te leren
over de coachee.
4.5. Ik ondersteun de coachee om x
te kiezen wat er tijdens het
gesprek gebeurt.
4.6. Ik nodig de coachee uit om zich x
vrij te voelen hoe hij reageert
op mijn bijdragen, en ik accepteer
de reactie van de coachee.
4.7. Ik geef aan de coachee terug wat x
hij aan mogelijkheden heeft
genoemd, zodat hij hieruit kan
kiezen.
4.8. Ik moedig de coachee aan zijn x
eigen leerervaringen en
leerproces onder woorden te
brengen.
5. Ik luister actief door te exploreren Weet er Weet Kan Doe Leerwens
en waar nodig stilte te laten iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
5.1. Ik maak mijn vragen en observaties x
op maat door gebruik te maken
van wat ik heb geleerd over wie de
coachee is en wat zijn situatie is.
5.2. Ik doe navraag naar of exploreer x
het taalgebruik van de coachee.
5.3. Ik doe navraag naar of exploreer de x
emoties van de coachee.
5.4. Waar dit passend is doe ik navraag x
naar of exploreer de toon van de
stem van de coachee, diens
spreektempo of stembuigingen.
5.5. Ik doe navraag naar of exploreer de x
gedragingen van de coachee.
5.6. Ik doe navraag naar of exploreer x
hoe de coachee zijn wereld
waarneemt.
5.7. Wanneer dit passend is, ben ik stil x
en geef ik de coachee tijd om te
denken.
6. Ik stel effectieve vragen Weet er Weet Kan Doe Leerwens
iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
6.1. Ik stel vragen over de coachee; zijn x x
wijze van denken, aannames,
opvattingen en overtuigingen,
waarden, behoeftes, noden,
enzovoort.
6.2. Mijn vragen helpen de coachee om x x
nieuwe of uitgebreidere denkwijzen
over zichzelf te verkennen.
6.3. Mijn vragen helpen de coachee om x x
nieuwe of uitgebreidere denkwijzen
over zijn situatie te verkennen.
6.4. Mijn vragen helpen de coachee om x x
buiten de kaders van zijn huidige
denken te exploreren met
betrekking tot het door hem
gewenste resultaat.
6.5. Ik stel heldere, directe, overwegend x
open vragen, één tegelijk, in een
tempo dat het voor de coachee
mogelijk maakt om te denken en te
reflecteren.
6.6. Mijn vragen maken gebruik van de x
taal van de coachee en van
elementen van zijn leerstijl en
referentiekader.
6.7. Mijn vragen zijn niet leidend, dat x x
wil zeggen dat ze geen conclusie of
richting bevatten.
7. Ik laat de coachee uitspreken en Weet er Weet Kan Doe Leerwens
communiceer zelf open en direct iets over hoe het tonen dit al
waar wenselijk moet hoe het
moet
7.1. Ik deel met de coachee mijn x x
observaties, intuïties, commentaar,
gedachten en gevoelens enkel om
het leren of vooruitkomen van de
coachee te dienen.

7.2. Ik deel met de coachee mijn x


observaties, intuïties, commentaar,
gedachten en gevoelens zonder
dat ik gelijk wil hebben.
7.3. Ik gebruik de taal van de x
coachee of taal die de wijze van
spreken van de coachee weergeeft.
7.4. Mijn taalgebruik is over het x
algemeen helder en beknopt.
7.5. Ik maak het mogelijk dat de x
coachee het meest aan het
woord is.
7.6. Ik laat de coachee zonder x
onderbreking uitspreken, tenzij er
een vastgesteld coaching doel is om
wel te onderbreken.
8. Ik creëer bewustzijn mbt het leren Weet er Weet Kan Doe Leerwens
iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
8.1. Ik nodig de coachee uit om zijn x x
leren over zijn situatie in het
gesprek vast te stellen of te
exploreren (wat).
8.2. Ik nodig de coachee uit om zijn x
leren over zichzelf in het gesprek
vast te stellen of te exploreren
(wie).
8.3. Ik deel met de coachee wat ik x
opmerk m.b.t. de coachee of de
situatie van de coachee, en ik tracht
input of exploratie van de coachee
te verkrijgen.
8.4. Ik nodig de coachee uit om te x
overwegen hoe hij het in de
coaching nieuw geleerde wil
gebruiken.
8.5. Mijn vragen, intuïties en observaties x
hebben het potentieel om nieuw
leren voor de coachee te creëren.
9. Ik help acties ontwerpen Weet er Weet Kan Doe Leerwens
iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
9.1. Ik nodig de coachee uit om x
vooruitgang te exploreren met
betrekking tot wat hij in het
gesprek wil bereiken.
9.2. Ik help de coachee om acties / x
denken te ontwerpen om na de
sessie verder vooruit te blijven gaan
in de richting van de door de
coachee gewenste resultaten.
10. Ik help bij de planning en het Weet er Weet Kan Doe Leerwens
stellen van doelen iets over hoe het tonen dit al
moet hoe het
moet
10.1. Ik nodig de coachee uit om zijn x
weg vooruit te overdenken,
inclusief, indien passend,
supportmechanismen,
hulpbronnen en potentiële
hindernissen.
11. Ik bevorder dat de coachee Weet er Weet Kan Doe Leerwens
vooruitgang boekt en iets over hoe het tonen dit al
verantwoordelijkheid neemt. moet hoe het
moet
11.1. Ik help de coachee om de beste x
methoden te ontwerpen om zelf
verantwoordelijkheid te kunnen
nemen.
11.2. Ik werk vanuit een partner- x
houding met de coachee om het
gesprek te beëindigen.
11.3. Ik merk vooruitgang van de x
coachee op en spiegel deze
terug.
Weet er Weet Kan Doe Leerwens
Andere veelvoorkomende situaties in een iets over hoe het tonen dit al
schoolcontext waarbij een coachende moet hoe het
grondhouding en de bovenstaande moet
competenties constructief bijdragen tot
het hanteren ervan.

Feedback geven x
Conflict hanteren X
Motiveren x
Omgaan met weerstand X
Reflectiekader

(1) Tot welk besluit kom je op basis van deze nulmeting: welke competenties zal je nog
verder moeten ontwikkelen? (Hulpvraag: welke heb je nu al nodig en welke kan je
later meer gaan ontwikkelen?)
Ik heb een grote leerwens bij het omgaan met weerstand, in mijn werk als
ondersteuner in het ondersteuningsnetwerk komt dit veel van pas, maar ik merk dat
dit echt nog niet zo goed lukt. Ook vind ik het soms moeilijk om mijn coachee
zodanig te bevragen dat hij/zij echt diepgaand gaat onderzoeken en zelf tot
oplossingen komt. De juiste vragen stellen om tot een groeiproces en actief
leerproces met oog op het gewenste resultaat van de coachee te komen vind ik ook
soms moeilijk. De vragen komen niet vanzelf, ik zou vertrouwder moeten worden en
minder nadenken. Dus de coachingsvragen nog meer eigen worden.
(2) Welke mogelijkheden heb je om deze competenties te ontwikkelen, hoe en waar kan
je bv ervaring opdoen, welke coachingsmogelijkheden heb je nu al? (Geef wat
context)
Ik heb op mijn werk (eerst dagbesteding met eigen team van opvoeders en doelgroep
type 2 schoolgaande en niet schoolgaande kinderen en later ondersteuner in
ondersteuningsnetwerk reguliere onderwijs) en op mijn stage (multidisciplinair team
en doelgroep lagere school type 2) de mogelijkheden om de competenties te
ontwikkelen. Ook kom ik via beide in contact met ouders, verschillende disciplines, ...
wat me ook verder helpt. In mijn privé thuissituatie kan ik de competenties oefenen
in gesprekken met ouders en siblings. Ze zijn dit ook al gewoon van mij omdat ik
eerder al een cursus life coaching heb gevolgd en de coaching vaardigheden
automatisch toepas in veel situaties.
(3) Welke ondersteuning, wat voor advies of uitdaging heb je nodig om verder te kunnen
gaan?
Het is voor mij belangrijk om mij eerst veilig en zeker te voelen t.o.v. de personen
met wie ik in gesprek ga. Ook de ruimte en tijd krijgen om aan coaching te doen. De
tools en kennis die ik hier in de lessen aangereikt krijg zal ik kunnen gebruiken en
toepassen in het werkveld.
(4) Formuleer concrete succescriteria, m.a.w. waaraan zullen andere kunnen zien dat je
in de coachcompetenties gegroeid bent?
Ik ga meer in gesprek, bevraag collega’s en leerlingen en blijf niet oppervlakkig maar
ga verdiepend te werk om een oplossing/inzicht te bekomen bij de andere.
(5) Welke obstakels zullen wellicht op je pad komen en met welke acties wil je die
overwinnen? (Hulpvraag: Hoe zorg je ervoor dat je na verloop van tijd nog
gemotiveerd blijft: wie of wat kan je helpen om op het juister spoor te blijven?)
Dat ik me onzeker blijf voelen  kleine doelen stellen zoals al in de lerarenkamer
gaan zitten, een kort gesprekje met een leerkracht die ik goed ken, gewoon bij een
gesprek aanwezig zijn,...
Dat ik geen tijd-ruimte krijg om rustig met een collega of leerling te praten  tijdens
speeltijden me bij de klasjuf zetten in de klas of lerarenkamer i.p.v. me apart te zetten
om verder te werken, leerlingen individueel bij mij nemen i.p.v. altijd klassikaal te
werken,....
Oefening 15: Demonstratie filmpje ‘GROW in actie’
Filmpje https://www.youtube.com/watch?v=6f3X2PEsV-Q
Noteer de vragen van de coach bij de stappen en let op de houding van de coach: is ze volgend of
sturend? Voer er een analyse op door met het document ‘Glijdende schaal van sturen en volgen.’

Vragen tijdens stappen:


1. Goal/doel:
 Dus even verduidelijken, wat moet er tegen wanneer klaar zijn?
(dat lijkt me inderdaad veel om te doen)
2. Realiteit:
 Vertel me hoe je week eruit ziet?
(Dat lijkt me inderdaad weinig tijd om het klaar te krijgen)
3. Opties:
 Wat als we even samen kijken wat de mogelijke opties en manieren zijn om je doel te
bereiken?
 Wat zijn de dingen die je zou kunnen doen om het rapport af te krijgen?
(mmh)
 Wat nog?
(parafraseren)
 Wat zou je nog kunnen doen?
(stilte)
 Nog één?
(Alles overlopen)
 Welke van de opties lijkt jou het meest realistisch of realiseerbaar?
 Als die optie niet gaat, wat zou je dan kunnen doen?
4. Wil:
 Op een schaal van 1 (minst mogelijk) op 10 (best realiseerbaar), waar zit je dan met
deze optie?
 Wat moet er gebeuren om het een 10 te maken?
 Dus als je iemand hebt om je te controleren, zou je het doen, dus als je me kan bellen
om het te melden zal je het gemakkelijker doen?
 Hoe voelt het nu om je rapport (doel) te maken?

Analyse:
Bij de start is de coach meer sturend om richting te geven aan het gesprek en een doel te stellen. Ze
maakt duidelijk waarover ze het wil hebben. Verder in het gesprek gaat ze meer over naar een 50/50
verdeling van sturen en volgen door door te vragen met heel gerichte vragen. Later is er vooral een
volgende/non-directieve coaching stijl, waarin ze letterlijk gaat samenvatten en actief luistert en
aanspoort door “hm” te zeggen of stiltes te laten vallen.

Oefening 16: Actieve verwerkingsopdracht/ vaardigheidsoefening


‘GROW’
Verbatim coachend gesprek met GROW + analyse met ‘de glijdende schaal van sturen en volgen’ en
met de ‘vragenlijst actief luisteren’. Zo doe je dat:

1. Coachend gesprek door B (coördinator) met mij:


 verbatim: A= ik B = coördinator
o B: ok Lien, vertel een keer wat ik voor jou kan betekenen, welke vragen je hebt voor mij.
o A: wel ik heb een aantal zaken die ik wil bespreken, ik heb ze opgelijst, zodat de antwoorden krijg
die ik nodig heb.
o B: goed begin er dan maar aan, wat is je eerte puntje?
o A: In verband met het afsluiten van de trajecten wil ik graag weten wat mijn rol is als anker van
de school. Nu is dat nogal onduidelijk.
o B: ok, wat heb je tot nu toe al gedaan of wat zijn je ideeën?
o A: ik heb een overzicht van alle ondersteuners gemaakt die op de school komen, weet wanneer
wie welke kinderen ondersteund, ik heb met de zorgcoördinator een gesprek gehad rond de
kinderen die ik opvolg en gezegd dat ze voor vragen bij mij moet zijn. Euhm ik heb ook gevraagd
hoe hun werking eruit ziet qua einde van het schooljaar, maar daar niet echt een antwoord op
gekregen. Ik heb gevraagd welke rol zij ziet voor de ondersteuners bij de leerlingen die naar een
andere school gaan, zoals mijn 6de klassers en N. van het 4de leerjaar die een overstap doet naar
het buitengewoon onderwijs, maar ook daar werd niet echt op geantwoord.
o B: en wat denk je dat je nog moet weten of opnemen om je rol goed te kunnen invullen? Op elke
school is de rol van Anker anders, je staat niet zo veel uren op de school dus moet je jezelf ook
bewaken en duidelijke afspraken maken met Ellen van de zorg, zodat het voor iedereen een
haalbaar traject blijft.
o A: ja dat weet ik, ik vind het niet gemakkelijk omdat ik er maar 2 halve dagen ben, dus ik heb
weinig momenten dat ik echt in overleg kan gaan naast mijn begeleidingen. Ik kom ook nooit op
eenzelfde moment als de andere ondersteuners op school.
o B: ja dat is inderdaad niet zo evident dan, maar heb je de gegevens van de ondersteuners?
o A: ja die heb ik, ik zou graag naar het afsluiten van de trajecten toe met de ondersteuners die op
deze school komen een gezamenlijk overlegmoment hebben om te horen wat zei al hebben
gepland van plusmomenten met ouders, clb, ... en hoe zij te werk willen gaan. Zodat ik een beetje
een algemeen verloop kan afspreken en ik naar Ellen momenten kan doorgeven en de afspraken
al kan kaderen.
o B: dat lijkt me een goed idee, je bent wel redelijk nieuw, dus als je de andere ondersteuners
bevraagd wees dan aandachtig op de manier waarop je dat doet, niet belerend ofzo, maar
gewoon puur informatief.
o A: ja natuurlijk, dat was ik van plan, ik wil niet doen alsof ik alles even ga overnemen ofzo.
o B: ok dat is goed, had je nog dingen die je wil doen naar het afsluiten van de trajecten als anker?
o A: ja ik wil aan Ellen al even laten vallen dat er een schrijven komt van het clb en het
ondersteuningsteam qua aanmeldingen van volgend jaar en dat we een moment moeten
inplannen voor zo’n plusoverleg. Zodat zij al weet dat dat er aan komt want het is een andere
werking als vorig jaar. En dat ze weet dat ik dat met haar opneem.
o B: dat is slim, weet wel dat zoals Christel heeft gezegd op de personeelsvergadering dat dat
schrijven er nog aan komt, dat is nog niet helemaal in orde dus waarschijnlijk half mei is het er.
o A: Jaja natuurlijk, en is het dan ook de bedoeling dat ik dat plusmoment leidt als Anker?
o B: wat zou je zelf willen?
o A: ik zou het een geruststelling vinden als jij indien het kan erbij bent om te zien of ik het wel juist
afhandel. Want ik heb nog niet samengezeten met clb en ben nog niet helemaal mee met de
noodzakelijke dingen zoals het gemotiveerd verslag enzo die zeker aanwezig moeten zijn voor
nieuwe aanmeldingen.
o B: dus je zou graag hebben dat ik erbij aanwezig ben?
o A: ja dat zou ik wel fijn vinden, als dat kan natuurlijk.
o B: Dat begrijp ik, hoe spreken we dat dan verder af?
o A: zal ik na het schrijven van het clb met Ellen enkele momenten naar voor brengen en aan jou
doorgeven? Dan kunnen we afstemmen naar een moment waarop we hopelijk allemaal kunnen.
o B: ja dat is goed, probeer het wel tijdig door te geven, want ik ga ook bij andere ondersteuners
mee gesprekken voeren, dus mijn agenda zal die laatste periode snel vol zitten. Goed, wat is je
volgende puntje?
o A: Wel, i.v.m. het tweede leerjaar in de Wingerd, dat klastraject zit helemaal strop, ik weet niet
goed hoe ik het verder moet aanpakken.
o B: How how even kaderen, welke school?
o A: de wingerd, de school waar Veerle voordien het klastraject opnam waar veel uren naar gingen.
Ik heb er tijdens de vorige teamvergadering nog over gesproken rond de vraag naar de
pedagogische begeleidingsdienst.
o B: Ahja ok ik ben mee.
o A: mijn vraag is naar de komende maanden toe en ook naar volgend jaar toe, er zijn een aantal
leerlingen die sowieso het jaar gaan dubbelen (waaronder de kinderen die onder de
ondersteuning zitten), maar die gaan nog wel gebaat zijn met ondersteuning volgend schooljaar.
Ook de juf heeft volgend schooljaar zeker hulp nodig als een deel van de klas blijft zitten.
o B: Ok, dus naar de komende maanden toe, wat heb je al gedaan om dat verder te zetten?
o A: ik heb met de juf gesproken en ze zei dat het klastraject weinig zin meer had en ze zou liever
hebben dat we individueel met de kinderen aan de slag gaan. Ik had voor de paasvakantie ook
aangeraden aan directie en juf om de pedagogische begeleidingsdienst aan te schrijven omdat zij
meer klasdynamisch en qua klasmanagment aan de slag gaan. Dat is voor de juf de grootste vraag
en dat valt niet echt binnen ons pakket. Maar de directie heeft nog geen vraag gesteld aan de
dienst, dus dat is nog niet op gang gekomen.
o B: Wat zou je dan nu allemaal kunnen doen of wat heb je al afgesproken om te doen?
o A: ik heb met de juf afgesproken dat ik volgende week met haar samenzit om de individuele
trajecten op te starten en doelen te stellen. Dus met M., het kind met STOS ga ik individueel
werken rond taalbegrip, het zelfstandig werken, oefenen op opdrachten begrijpen, frustraties
wegnemen,...
o B: dat zijn al wel veel doelen, je moet je meer concretiseren als je het haalbaar wil maken, wat is
de hoofdzaak denk je?
o A: vooral ja taalbegrip
o B: heeft hij inzicht in de problematiek? Want de frustraties in de klas komen waarschijnlijk door
zijn STOSproblematiek.
o A: gho ik denk van niet, misschien is het ook wel een idee om daar iets rond te doen. In de klas is
er ook weinig begrip omdat hij altijd luidop praat en daar reageren veel kinderen op. Dus
misschien is het niet slecht om een algemene psycho-educatie te doen voor heel de klas rond
zowel de STOS problematiek van M. als voor de andere kinderen in de klas die speciale zorg nodig
hebben.
o B: dat is een goed idee, wat had je nog in gedachten?

 Glijdende schaal van sturen en volgen:


o Ze gaf een samenvatting van de inhoud en betekenis, gaf een samenvatting
van wat ik bijna letterlijk heb gezegd, stelde open vragen, gaf ook een oordeel
en persoonlijke feedback,.. dus doorheen het gesprek is ze directief en ook
non-directief, ze zit voornamelijk meer richting directief 40%-60% non
directief vond ik persoonlijk.

 Opbouw van GROW model terug te vinden?


o Het doel wordt bevraagd en geconcretiseerd, ook de realiteit (wat is er al, nu,
het nulpunt) en de verschillende opties. Op het einde is er een optie gekozen
en concrete afspraak gemaakt. Dus alle elementen van het GROW-model
zitten erin.
 Vragenlijst actief luisteren:

Vragenlijst actief luisteren


Niet akkoord Akkoord Weet ik
(nog) niet
Competent luisteren
1. Maakt aangenaam oogcontact (en staart niet). x
2. Is aandachtig en alert voor het verbale en non-verbale x
gedrag van de luisteraar.
3. Is geduldig en onderbreekt niet. x
4. Reageert responsief, maakt daarbij gebruik van x
positieve verbale en non-verbale expressies.
5. Stelt constructieve vragen, niet-bedreigend van toon. x
6. Parafraseert, vat samen of herhaalt. x
7. Biedt constructieve verbale en non-verbale feedback. x
8. Is empathisch, doet moeite om te begrijpen. x
9. Toont interesse voor de spreker als persoon. x
10. Toont een zorgzame, waarderende houding en is x
zichtbaar bereid om te luisteren.
11. Geeft geen kritiek, is niet (ver)oordelend, blijft objectief. x
12. Stelt zich open-minded en intellectueel bescheiden op. x
Incompetent luisteren
1. Onderbreekt, lijkt ongeduldig. x
2. Maakt geen oogcontact, kijkt maar wat rond (of staart). x
3. Is afgeleid of met iets aan het prutsen, geeft geen X
aandacht.
4. Lijkt niet geïnteresseerd te zijn (ook: geeuwt, keert zich met X
het lichaam van de spreker af, met gekruiste armen)
5. Geeft slechts weinig of geen (non)verbale feedback. X
6. Verandert van onderwerp. X
7. Reageert (ver)oordelend (ook: schudt ontkennend het hoofd, X
fronst)
8. Reageert close-minded. X
9. Praat zelf teveel. X
10. Is zelfingenomen. X
11. Geeft ongevraagd advies. X
12. Heeft het te druk om te luisteren. X

Toelichting
Ingevuld door:
Lien Totté, klasgroep G
Met deze (mede)student in gedachten:
Niet medestudent maar coördinator team waarin ik werk.
Datum: 18/04
Algemene reflectie over de mate van actief luisteren van deze persoon:
Ze is een competent luisteraar, maar onderbreekt soms of geeft advies dat voor mij al als
vanzelfsprekend was. Echt overbodig advies is het niet, maar ik zou het niet nodig vinden dat het
wordt gezegd. Ze onderbreekt ook enkel als het voor haar niet direct duidelijk was, maar als ik verder
had mogen gaan in mijn uitleg had het wel duidelijk geworden. Dus soms was ze iets te snel. Verder
deed ze het heel goed en was het aangenaam!
2. Coachend gesprek door mij met collega:
 verbatim: A= ik B= collega
A: Goed Christel, wat zou je graag vandaag besproken hebben zodat je met een goed gevoel verder
kan?
B: gho amai, ja euhm ik wil graag weten op welke manier we verder moeten en kunnen met B., want
zoals het nu loopt in de klas is het echt niet ok.
A: ok dus een plan van aanpak eigenlijk?
B: ja inderdaad
A: en wat wil je dan zeker besproken hebben zodat dat plan concreet genoeg is?
B: euhm ja hoe we de speeltijden kunnen aanpakken? Ook het leren van lessen en taken gaat bij B.
heel moeilijk, wat ook voor de nodige spanning zorgt natuurlijk. En ja hoe ik klasdynamisch samen
met jou dan kan werken om weer terug wat vertrouwen te krijgen tussen de kinderen en mijn rol als
juf weer gerespecteerd wordt. Zo die laatste maanden toch nog wat goed kunnen doen met deze
klas.
A: dus rond de speeltijden een aanpak bedenken, hoe de spanning van lessen en huiswerk maken
wegnemen en welke aanpak we gaan gebruiken rond de klasdynamiek, want nu voel je je daar
precies niet echt zo goed bij.
B: nee ik heb het gevoel dat ik de controle kwijt ben, B. is heel venijnig, zo onderhuids en stookt alle
jongens in de klas mee op. De meisjes zijn al een geluk plichtsbewust en nog redelijk jong van geest,
dus hen heb ik nog wel mee. Maar de jongens ja, daar heb ik weinig vat op. B. stelt al geen heel
opzichtig gedrag meer, maar toch heeft hij de touwtjes in handen.
A: hij terroriseert de klas en jouw werking een beetje? Mag ik dat zo omschrijven?
B: ja eigenlijk wel en dat is heel jammer.
A: ok wat heeft er dan voornamelijk prioriteit? Wat wil je zeker veranderd zien?
B: Het klasdynamische wil ik zeker met jou opnemen en dan ook de aanpak voor de afzondering.
A: Momenteel wordt B. verwijderd van de groep en de speelplaats tijdens de middagspeeltijd? Dat
klopt hé?
B: ja, de andere kinderen komen dan echt tot samenspelen, de kleine speeltijden is B. er wel bij en
dan veranderd heel de sfeer en het spel bij de kinderen. Zowel Ellen van de zorg als ik vinden dat we
de grotere groep prioritair moeten zetten t.o.v. B.
A: Dus de verwijdering tijdens de middag willen jullie graag houden? Je vind dat iets dat goed werkt.
B: ja inderdaad, maar die middagpauze is lang en die moet ook wel een beetje zinvol worden
ingevuld.
A: wat zou je B. kunnen aanbieden tijdens de middag?
B: ja hij zit eigenlijk alleen op de gang, er is niet echt een mogelijkheid dat ik erbij ben omdat ik ook
toezicht heb enzo.
A: wat zou je hem dan alleen kunnen laten doen?
B: ja een spelletje ofzo laten spelen, maar het mag niet echt een beloning zijn, want hij weet
waarom hij apart wordt gezet.
A: zijn er nog andere opties?
B: misschien kan ik hem opdrachten laten maken die hij in de klas niet maakt omdat hij tegendraads
doet dan. Dan kan hij zich bijwerken. Of zijn huiswerk laten maken, want dat doet hij thuis nooit.
A: zou dat een oplossing kunnen zijn voor het probleem dat je in het begin zei dat hij zijn huiswerk
en lessen nooit leert?
B: ja inderdaad, als hij ze tijdens de middag moet maken, is dat al iets dat wegvalt om thuis te doen
en moet ik hem er niet altijd op aanspreken de dag nadien.
A: zou dat voor jou haalbaar zijn? Qua aanbieden van opdrachten of huiswerk?
B: ja dat lijkt me wel, ik moet het toch voorzien voor de anderen en de opdrachten die hij in de klas
niet maakt kan ik gemakkelijk nog even aanduiden voor het middagspeeltijd is.
A: zie je dat ook voor hem als haalbaar? Gaat hij er aan willen werken zonder toezicht?
B: mmh ik denk het wel, hij kan toch niets anders doen. Misschien is een beloning voorzien ook wel
een idee. Zoals een spelletje tijdens de laatste middag in de week als hij de andere middagen zijn
huiswerk enzo heeft gemaakt.
A: Hoe ga je dat aanbieden aan hem? Alleen iets laten spelen? Zelf een spel aanreiken?
B: mmh ik denk dat we best iets aanreiken, we hebben wel wat spelletjes in de klas. En samen met
iemand spelen is wel ok, maar dan eerst vragen aan het andere kind of ze dat wel willen natuurlijk.
En tijdens het spelletje is het belangrijk dat hij niet kan gaan domineren.
A: heb je zo’n spelletjes in de aanbieding?
B: gho niet echt...
A: is dat iets waar ik je bij zou kunnen helpen?
B: stilte... ja misschien dat jij spelletjes kan zoeken, hier op school hebben we er wel wat liggen,
maar welke weet ik niet. Ik zou dan uit die keuze iets aan hem kunnen geven als hij zijn opdrachten
heeft gemaakt de rest van de week.
A: zie je het op die manier zitten om het aan te pakken? Ik zoek spelletjes, zorg dat ze voor jou
beschikbaar zijn en dan kan jij ze aan hem aanbieden. En zoals je zei beslis jij of hij het spel mag
spelen en met wie nadat jij hebt nagevraagd aan de kinderen wie er met hem wil spelen én als hij
zijn huiswerk op de andere middagen heeft gemaakt. Is dat juist zoals ik het nu zeg?
B: ja ik denk wel dat het zo moet lukken. Het is het proberen waard he.
A: ja inderdaad, dat was een goed idee om zijn huiswerk te laten doen en dan die beloning met het
spel, dat is ook goed qua sociale vaardigheden. Weer een extra oefening.
B: ja, allé dat kunnen we dan beginnen proberen deze week.
A: Hoe ga je het naar B. communiceren?
B: ik zal hem vanmiddag aanspreken en het uitleggen. Jij bent hier deze week ook nog he, op
vrijdag?
A: ja vrijdag voormiddag
B: dan kan ik je laten weten hoe hij het heeft onthaald en kunnen we als hij het deze week al goed
heeft gedaan eventueel vrijdag middag al een spel laten spelen?
A: heb je graag dat ik tegen dan een overzichtje geef van spelletjes die je aan hem kan aanbieden?
B: ja dat is misschien wel een goed idee, kunnen we kort op de bal spelen.
A: top, goed dat is dan afgesproken. En dan had je ook nog de klasdynamiek waar je mee aan de slag
wilde gaan.
B: ja ik zou graag wat ideeën krijgen van jou en dan samen iets uitwerken om nadien zelf aan de slag
te gaan.
A: Zijn er al zaken die je hebt gedaan in de klas rond klasdynamiek?

 Glijdende schaal van sturen en volgen


o Ik ging doorvragen met gericht open vragen en ook soms met verhelderende
volgende vragen, ik gaf samenvatting van inhoud en betekenis voor de ander
of door letterlijk te herhalen. Ik denk dat ik in het gesprek soms overhel naar
directief en soms meer naar non-directief. Het is een schommeling die
meestal tussen de 40% directief en 60% non directief zit.

 Opbouw van GROW model terug te vinden?


o Er wordt in het begin toegewerkt naar het stellen van doelen, er worden er 3
kleine naar voor gebracht, waar dan één voor één aan wordt rond gesproken.
Na het stellen van het doel is er een nulmeting of realiteit check van wat er al
is of wordt gedaan. Nadien worden mogelijke opties bekeken om dan tot een
concrete aanpak te komen (de wil) om het doel te bereiken.
 Vragenlijst actief luisteren

Vragenlijst actief luisteren


Niet akkoord Akkoord Weet ik
(nog) niet
Competent luisteren
13. Maakt aangenaam oogcontact (en staart niet). x
14. Is aandachtig en alert voor het verbale en non-verbale x
gedrag van de luisteraar.
15. Is geduldig en onderbreekt niet. x
16. Reageert responsief, maakt daarbij gebruik van x
positieve verbale en non-verbale expressies.
17. Stelt constructieve vragen, niet-bedreigend van toon. x
18. Parafraseert, vat samen of herhaalt. x
19. Biedt constructieve verbale en non-verbale feedback. x
20. Is empathisch, doet moeite om te begrijpen. x
21. Toont interesse voor de spreker als persoon. x
22. Toont een zorgzame, waarderende houding en is x
zichtbaar bereid om te luisteren.
23. Geeft geen kritiek, is niet (ver)oordelend, blijft objectief. x
24. Stelt zich open-minded en intellectueel bescheiden op. x
Incompetent luisteren
13. Onderbreekt, lijkt ongeduldig. x
14. Maakt geen oogcontact, kijkt maar wat rond (of staart). x
15. Is afgeleid of met iets aan het prutsen, geeft geen X
aandacht.
16. Lijkt niet geïnteresseerd te zijn (ook: geeuwt, keert zich met X
het lichaam van de spreker af, met gekruiste armen)
17. Geeft slechts weinig of geen (non)verbale feedback. X
18. Verandert van onderwerp. X
19. Reageert (ver)oordelend (ook: schudt ontkennend het hoofd, X
fronst)
20. Reageert close-minded. X
21. Praat zelf teveel. X
22. Is zelfingenomen. X
23. Geeft ongevraagd advies. x
24. Heeft het te druk om te luisteren. X

Toelichting
Ingevuld door:
Christel, juf 6B (juf van klas met vraag voor ondersteuning voor leerling B. )
Met deze (mede)student in gedachten:
Lien Totté (ikzelf)
Datum: 26/03/2018
Algemene reflectie over de mate van actief luisteren van deze persoon:
Ze luistert actief en geeft me tijd om zelf op ideeën te komen. Geeft niet te veel advies, enkel als het
gevraagd wordt. Ze benoemde ook mijn gevoel, ze ging dit niet uit de weg. Ik voelde me goed
begrepen.
Wat heb je ervan geleerd:
 Dat het belangrijk is om de ander te laten uitspreken, niet te voortdravend te zijn.
 Ik vond het voor mezelf wel een beetje een drempel om feedback te geven op de emotie die
de andere toonde. Ik geef gemakkelijker non-verbale feedback door te knikken, eens mee te
lachen, een mondhoek op te trekken,... om te laten zien dat ik mee ben in het verhaal.

Wat wil je anders doen:


 Ik wil me nog zekerder voelen tijdens zo’n gesprek. In het begin was ik nogal zenuwachtig,
dat kwam ook zo over.
 wil ook vaak te snel gaan voel ik zelf, dus tijd genoeg geven aan de ander om zelf op ideeën
te komen is voor mij een uitdaging.
 De juf nu kwam snel op ideeën, ik moest niet hard trekken om opties te bekomen. In andere
gesprekken is dit vaak wel moeilijker en dan ga ik snel advies geven of suggestieve vragen
stellen.

Oefening 17: Werkblad leerproces: tweede luik


Bekijk je werkblad leerproces. Wil je er al iets aan toevoegen bij ‘dit heb ik al geleerd’ of ‘belofte aan
mezelf’?

DIT HEB IK GELEERD BELOFTE AAN MEZELF

 Ik kende het GROW-model al,  Ik zal het meer in de praktijk toepassen


maar de opfrissing was goed!  Ik zal in mijn vraagstellingen aandachtig zijn
 Welke vragen ik kan stellen om niet te sturend of te volgend zijn naar
om meer sturen of volgend te gelang de nood van de cliënt.
coachen.
Hoe dragen deze beloftes bij tot mijn doelen uit
de competentiescan en de nulmeting)?
- Door het model toe te passen en als
model in mijn achterhoofd te houden, kan
ik gerichter vragen stellen en in gesprek
gaan.

Op een schaal van 0 tot 10, hoe gemotiveerd ben


ik om de acties uit te voeren?
- 8

Wie of wat kan me helpen om gemotiveerd te


blijven om de beloftes waar te maken?
- Door het model af en toe nog eens boven
te halen en succes ervaring te hebben zal
het gemakkelijker zijn. Op zich is het
model eenvoudig toe te passen en
duidelijk. Het hangt een beetje af van de
bereidheid van de cliënt om tot veel opties
te komen.
Sessie 2
Oefening 23: Actieve verwerkingsopdracht:
pas 1 van de vier modellen/methoden toe in een schoolcontext en voeg bewijsmateriaal toe. Wat
ging goed? Wat zou je anders doen?

Toepassing van GROW-model tijdens gesprek juf Tinne 2de leerjaar bij het opstellen van de
ondersteuningsdoelen van enkele leerlingen in haar klas m.b.t. een klastraject.

 bewijsmateriaal: kader uit trajectplan  deze kader komt uit het sjabloon van een
trajectplan en is na het overleg opgesteld.

Hulpvraag van de juf, moeilijkheden in kaart brengen

-Erg drukke klas: steeds veel kabaal. Lln roepen (uit het niks) door de klas. Eén ‘verkeerde
blik’ is al voldoende om doorheen het klaslokaal over en weer te beginnen schelden (meestal
zelfde lln).
-Vaak geruzie op de speelplaats binnen deze klasgroep. Ze nemen deze conflicten nadien
ook mee in de klas.
-Differentiatie is moeilijk in deze drukke klas: juf moet alle energie richten op het ‘in toom
houden’ vn de lln, waardoor ze geen energie meer over heeft om goed te kunnen
differentiëren tussen zwakke-gemiddelde en goede lln.
-Bij veel lln weinig opvolging thuis.
Positieve aspecten, mogelijkheden, kansen in kaart brengen
-juf Tinne staat open voor klasinterne begeleiding en adviezen.
-zoco Maarten kent de klasgroep goed en er is in de week 4u ondersteuning door
zorgleerkracht.
-wanneer de lln actief bezig zijn (=individueel aan het werken zijn), lukt het meestal wel goed
en is de klas vrij rustig.
- er zijn al individuele aanpassingen aanwezig in de klas (koptelefoon, aparte banken, picto’s,
studybuddy’s
Besluit op te nemen doelstelling:
-De juf kent enkele mogelijkheden om de rust in de klas te houden of te laten terugkeren na
een incident.
Wie neemt wat op? Mogelijke afspraken?
Mogelijke manieren:
-positief voor de klas staan (niet altijd benadrukken wat niet mag, maar lln die
het ‘gewenste gedrag’ vertonen positief bekrachtigen, complimenteren.
-herhaling klasafspraken
-meer structuur creëren bij overgang speelplaats-klaslokaal.
-duidelijkheid brengen: voorspelbaarheid zorgt voor strudtuur en leidt tot meer
rust (vb. tijdslijn)
-leren luisteren naar elkaar
-klaar met opdracht?  iets anders laten doen(=bezig zijn) ipv lawaai maken
 Wat ging goed:
o Ik volgde de verschillende elementen uit het model
o Ik stelde open vragen en hanteerde een volgende coachingstijl.
o We kwamen al snel tot een doel
o We kwamen tot verschillende opties, waardoor er voldoende keuze was om
perspectief te zien  de optie de we eerst gingen uitwerken waren de
klasafspraken maken en aan de klas toelichten-aanleren om dan door de juf
dagelijks te laten herhalen.
o Ik spiegelde de houding en beschreef het gedrag dat ik bij haar zag, waardoor
de onderliggende emoties en gedachten ook besproken werden.
o Er werden concrete acties opgesteld
 Wat zou je anders doen:
o De juf had een redelijk sterk gevoel van uitzichtloosheid, dus dat maakte het
voor mij moeilijk om de juiste vragen te blijven stellen om tot de essentie van
het model te komen en de verschillende elementen aan te halen. Ik botste op
een zekere weerstand bij het zoeken naar opties. Dus dit wil ik in de toekomst
vlotter laten lopen door de verschillende mogelijke vragen meer in het
achterhoofd en meer eigen te zijn.
o Ik voelde in het begin een heel grote verantwoordelijkheid, waardoor ik
redelijk gespannen was en te hard vasthield aan het theoretische model. Ik
zou meer vanuit nieuwsgierigheid moeten handelen en het spontaner
aanpakken. Naar gelang het gesprek vorderde gebeurde dit ook.
Sessie 3
(afwezigheid door familiale omstandigheden (zie mail))
Oefening 25: Werkblad leerproces: eerste luik
Dit weet of kan ik al/dit wil ik weten of kunnen. Iindividueel: wat weet je al over (vormen van)
collegiale ondersteuning in een schoolcontext (wie, wat, waarom, wanneer…)

WAT IK AL WEET/KAN WAT IK GRAAG WIL


WETEN/KUNNEN
 Een mentor voor nieuwe
leerkrachten  welke thema’s en zaken er
 Een vertrouwenspersoon tussen belangrijk zijn om ondersteuning
directie en lkr team om delicate voor te voorzien.
questies door te geven of om  Hoe je dit misschien aan je team of
gewoon persoonlijke/professionele aan het beleid duidelijk kan
zaken aan te melden waar je het maken? Zijn er tools om te
moeilijk mee hebt. gebruiken?
 Vragenlijsten over tevredenheid
 Werkgroepen om over bepaalde
zaken te evalueren-uit te werken

Oefening 26: Vragenlijst indicatoren ondersteunende relaties


Vul de vragenlijst in voor je school, eerst individueel, daarna met een collega (of meerdere):
reflecteer: wat is al sterk? Waar kan je nog in groeien? Formuleer aanbevelingen.
Individueel: groen collega: geel

Ondersteunende relaties Nooit Zelden Soms Regel- (Bijna)


Op onze school / in dit team (Vanhoof, 2017): matig Altijd
1 2 3 4 5
1. Is er een goede verstandhouding onder xx
elkaar.
2. Ervaart men de leiding als ondersteunend x x
3. Is men bedreven in het functioneren in x x
teamverband.
4. Vertrouwt men elkaar. xx
5. Maakt men goed gebruik van de x x
deskundigheid van anderen.
6. Werkt men als een hecht team samen. xx
7. Begeleidt men beginnende collega’s. x x
8. Vermijdt men dubbel werk door middel van xx
samenwerking.
9. Benut men elkaars vaardigheden optimaal. xx
10. Vindt men steun bij elkaar. xx
Omgangsvormen Nooit Zelden Soms Regel- (Bijna)
Op onze school / in dit team (Van Oudenhove, matig Altijd
i
2015) : 1 2 3 4 5
1. Accepteren de leden een eerlijk deel van de xx
werklast.
2. Respecteert men elkaars privacy en xx
privéleven.
3. Is er aandacht voor de fysieke omgeving x x
(lawaai, licht, temperatuur)
4. Is men bereid hulp te geven wanneer daarom x x
gevraagd wordt.
5. Weet men vertrouwelijke informatie voor xx
zich te houden.
6. Kan men met elkaar samenwerken, ook al x x
bestaan er gevoelens van antipathie.
7. Doet men niet denigrerend tov superieuren. xx
8. Komt men op voor een afwezige collega. xx
9. Vraagt men om hulp wanneer dat nodig is. x x
10. Kijkt men in de ogen wanneer je met hen x x
praat.
11. Worden schulden, diensten of x x
complimentjes, hoe klein ook, terugbetaald
of gegeven.
12. Worden er geen seksuele activiteiten xx
aangegaan met collega’s.
13. Wordt er geen kritiek gegeven op collega’s in x x
het openbaar.

Aanbevelingen:
• de leidinggevenden zouden nog meer als ondersteunend kunnen werken. Kunnen hier in
groeien.
• Belangrijk om beginnende collega’s beter te ondersteunen en vaste begeleider toe te wijzen.
Nu is dit kortdurend in opvolging, maar mag langer.
• niet alle collega’s trekken tijdig aan de alarmbel, wat wel zou mogen. Het team staat er ook
voor open, maar dit gebeurt nog bij enkelen niet tijdig.
• Soms wordt er kritiek gegeven op elkaar, al valt dit nog goed mee.
Oefening 27: Werkblad leerproces: tweede luik
Bekijk je werkblad leerproces. Wil je er al iets aan toevoegen bij ‘dit heb ik al geleerd’ of ‘belofte aan
mezelf’?

DIT HEB IK GELEERD BELOFTE AAN MEZELF

 Het verschil tussen mentor en coach  Ik zal zelf bewuster omgaan met deze
 Welke vormen er zijn (deze zijn veel vormen van collegiale ondersteuning.
breder als ik had gedacht)  Ik zal de tools die aangereikt werden
 dat autonomie ook heel belangrijk is, ik gebruiken in mijn job als ondersteuner
had dit al wel ervaren maar er niet echt omdat er vaak vragen komen rond deze
bij stilgestaan. zaken vanuit het beleid/directie.
 de 10 indicatoren zijn logisch maar niet
altijd aanwezig, dus iets wat ik wel kan
voorleggen aan het beleid als er Hoe dragen deze beloftes bij tot mijn doelen uit de
problemen voorkomen om hen een competentiescan en de nulmeting)?
tool aan te reiken. - qua collegiale omgang en coaching kan
ik deze zaken implementeren.

Op een schaal van 0 tot 10, hoe gemotiveerd ben ik


om de acties uit te voeren?
- 8 (vooral op werk als ondersteuner goed
bruikbaar, maar soms toch een beetje een
moeilijk puntje om aan te halen bij directie
(stuit vaak op weerstand)).

Wie of wat kan me helpen om gemotiveerd te


blijven om de beloftes waar te maken?
- deze zaken voorleggen aan het team van
ondersteuners en met hen samen een
aanpak bedenken om dit toe te passen/aan
te brengen.
Oefening 28: Reflectieve denkoefening: toepassing Kernkwadrant
van Ofman
Voor jezelf:

Voor een collega en/of leerling: in dialoog:


Oefening 29: Actieve verwerkingsopdracht ‘STAR’
Na de les: coachend gesprek met STAR om de vaardigheid ‘samenwerken’ te achterhalen bij een
coachee.

1. Coachend gesprek door B (mijn coördinator tijdens sollicitatiegesprek)


met mij:
 Verbatim:
B: Het je ervaring in samenwerken met verschillende disciplines?
A: Ja, in mijn huidige job, de dagbesteding naast een school buitengewoon lager onderwijs type 2,
werk ik samen met orthopedagogen, TOAH leerkrachten, de leerkrachten van de school,
opvoeders van de leefgroepen, kinesisten, logopedisten om de werking op elkaar af te stemmen
qua planning, teamvergaderingen en klassenraden bijwonen, nieuwe doelen af te stellen voor de
kinderen. Mijn taak daarin is dan bv. bij het opstellen van een planning met alle partijen apart
overleggen en zelf op hen toe stappen, bij teamoverleg en klassenraden mijn deel van observatie
en acties die bereikt zijn naar voor brengen, op teamvergaderingen zaken naar voor brengen waar
ik vragen rond heb of bedenkingen delen. Ik vind het hierin belangrijk om bv bij een klassenraad of
teamvergadering op te komen voor de belangen van het kind. Ik wacht mijn beurt af, ga niet direct
de leiding nemen in zo’n gesprek. Als het dan aan mij is om te spreken ga ik duidelijk de zaken die
ik heb geobserveerd naar voor brengen en duidelijk stellen wat de voordelen zijn voor het kind.
B: Wat doe je dan als bv. de leerkracht die ook met het kind werkt het niet eens is met jouw
aanpak of wat je voorstelt aan de anderen om te doen?
A: Dat heb ik ook al voor gehad. Ik heb toen bevraagd wat ze graag anders zou zien, of ze het op
een andere manier wel haalbaar zag. De leerkracht heeft toen haar bezorgdheid gedeeld. Ze dacht
niet dat het mogelijk was en was bezorgd zelf haar werking te moeten aanpassen. Ik heb haar
gerustgesteld en laten blijken dat ik haar echt wel begreep. We zijn toen samen tot de consensus
gekomen dat ik tijdelijk mijn aanpak zou proberen met het kind en dat we dan kort nadien samen
zouden evalueren. Ik zou de aanpassing al maken en nadien kijken hoe we het kunnen doortrekken
naar de klaswerking.
B: En wat als ze dan ook nog niet zou willen meewerken na de evaluatie?
A: Dan zou ik opnieuw met de leerkracht samenzitten en bevragen wat zij haalbaar ziet. Ik denk
dat het voor leerkrachten niet altijd evident is om met al die extra mensen rekening te houden die
betrokken zijn bij de kinderen, alle externe therapeuten, aparte trajecten, speciallekes voor dit
kind, deze aanpak voor dat kind, ... Dit maakt het voor leerkrachten extra moeilijk bovenop de
normale dagdagelijkse klaswerking. Naar hun bezorgdheden luisteren, er niet zomaar overheen
gaan en bevragen wat kan en hoe je het mogelijk zou kunnen maken is belangrijk. Hen erkenning
geven en dan pas kan je overgaan naar het vragen of adviseren van andere zaken. Zo bekom je het
beste resultaat.

 Opbouw STAR-model terug te vinden?


o Ik gebruikte tijdens mijn sollicitatiegesprek van mijn nieuwe job het STAR-model en
ze stelden de vraag of ik ervaring had met samenwerken in team met verschillende
disciplines. Ik had vooraf al aan deze verwerkingen bezig geweest en was van plan
om het model toe te passen tijdens de sollicitatie. Logischerwijs komt een vraag rond
samenwerken wel voor, dus heb ik vlak na de sollicitatie alles neergeschreven wat ze
hadden gevraagd en wat ik had geantwoord. Het kwam me dus enorm goed uit dat ik
kon gaan solliciteren en dat ze zo’n vraag stelden. Ik kon dit gesprek niet opnemen,
maar heb het vlak daarna genoteerd.
o De opbouw zat in mijn antwoord en werd door hun vragen ondersteund. Ik kwam
niet concreet tot het formuleren van het resultaat.
 Vragenlijst actief luisteren

Vragenlijst actief luisteren


Niet akkoord Akkoord Weet ik
(nog) niet
Competent luisteren
25. Maakt aangenaam oogcontact (en staart niet). X
26. Is aandachtig en alert voor het verbale en non-verbale X
gedrag van de luisteraar.
27. Is geduldig en onderbreekt niet. X
28. Reageert responsief, maakt daarbij gebruik van X
positieve verbale en non-verbale expressies.
29. Stelt constructieve vragen, niet-bedreigend van toon. X
30. Parafraseert, vat samen of herhaalt. X
31. Biedt constructieve verbale en non-verbale feedback. X
32. Is empathisch, doet moeite om te begrijpen. X
33. Toont interesse voor de spreker als persoon. X
34. Toont een zorgzame, waarderende houding en is X
zichtbaar bereid om te luisteren.
35. Geeft geen kritiek, is niet (ver)oordelend, blijft objectief. X
36. Stelt zich open-minded en intellectueel bescheiden op. X
Incompetent luisteren
25. Onderbreekt, lijkt ongeduldig. X
26. Maakt geen oogcontact, kijkt maar wat rond (of staart). X
27. Is afgeleid of met iets aan het prutsen, geeft geen X
aandacht.
28. Lijkt niet geïnteresseerd te zijn (ook: geeuwt, keert zich met X
het lichaam van de spreker af, met gekruiste armen)
29. Geeft slechts weinig of geen (non)verbale feedback. X
30. Verandert van onderwerp. X
31. Reageert (ver)oordelend (ook: schudt ontkennend het hoofd, X
fronst)
32. Reageert close-minded. X
33. Praat zelf teveel. X
34. Is zelfingenomen. X
35. Geeft ongevraagd advies. X
36. Heeft het te druk om te luisteren. x

Toelichting
Ingevuld door:
Lien totté
Met deze (mede)student in gedachten:
Niet medestudent maar coördinator ondersteuningsnetwerk tijdens sollicitatie
Datum: 23/02/2018
Algemene reflectie over de mate van actief luisteren van deze persoon:
De coördinator was heel geïnteresseerd in wat ik zei, luisterde actief, vroegen door en liet me mijn
verhaal doen. Qua responsiviteit was het niet zo uitgebreid, maar dat is denk ik ook normaal bij een
sollicitatie. Ik had een positief gevoel bij het gesprek omdat ik het gevoel had dat ze met interesse en
geduld naar mijn antwoorden luisterden.
2. Coachend gesprek door mij (A) met zus (ook student en regelmatig
moeilijkheden met samenwerken of groepswerken) (B)):
 Verbatim:
A: Wanneer was een samenwerking voor jou een succeservaring?
B: Mmmh tijdens een praktijkles.
A: Tijdens welke praktijkles? En was dat toen in grote groep of kleine groep?
B: Bij het oefenen van sonderen en we waren met 5 in het lokaal denk ik.
A: En wat moest jij toen doen?
B: Het inoefenen van de handeling sonderen en ook kijken naar de andere hoe zij het deden om
feedback te kunnen geven.
A: Wat was jouw doel daar? Wat wilde je voor jezelf bereiken?
B: Bijleren en het oefenen van die handeling, hoe ik de handeling juist moest voorbereiden,
uitvoeren en afronden. En dat de anderen me in het oog houden, zowat controleerden hoe ik de
handeling deed om dan ook weer bij te kunnen sturen.
A: En wat was jouw taak naar de anderen toe tijdens die praktijkles?
B: Naar mijn medestudenten toe was het de bedoeling dat ik toekeek hoe ze de handeling
uitvoerden en controleren in het handboek en dan feedback geven zodat zij ook konden bijsturen.
A: Hoe is die les dan precies verlopen?
B: Eerst hebben we samen gezeten en afgesproken welke handelingen we juist gingen inoefenen. In
overleg is er dan beslist dat ik het materiaal ging halen en de rest de werkplek ging voorbereiden.
A: Nam jij de leiding bij het beslissen in overleg of was dat iemand anders?
B: Nee, samen met nog iemand heb ik de leiding genomen en de beslissing doorgehakt. De rest
sprong snel mee op de kar.
A: Dat vond je precies wel fijn.
B: ja dat maakt het net leuk en zorgt er ook voor dat ik de leiding durf nemen in die groep.
A: Wat heb je dan gedaan?
B: Iemand anders zei toen dat zij wel wilde beginnen, wat het voor mij aangenaam maakte omdat er
snel iemand zich kandidaat stelde. Dan is die persoon begonnen met de handeling en heb ik me met
de rest rond het bed gezet met de cursus in de hand. Dan keken we toe en ondertussen keken we na
in de cursus of de handelingen juist waren. En af en toe bevroegen ik en de anderen waarom ze de
handeling op zo’n manier deed en gaven we feedback. Op het einde van de handeling koppelden ik
en de anderen even terug wat we gezien hadden dat minder vlot verliep en dan zochten we samen
naar een manier hoe het beter kon of anders kon.
A: Nam je de leiding in het feedback geven?
B: ja ik nam daarin wel wat de leiding, de rest gaf ook veel feedback, maar omdat ik veel vragen heb
rond de manier waarop en waarom ze iets doen stel ik ook veel vragen.
A: Wanneer kwam jij aan de beurt?
B: Als derde, dat gebeurde spontaan, één voor één vroeg iemand “is het ok als ik nu ga?” En dan was
dat ok. Ik vroeg het als derde en dat was goed voor iedereen.
A: Wat deed je toen het jouw beurt was?
B: Ik begon gewoon en als ik zelf twijfelde over een handeling dan vroeg ik ook direct feedback aan
de anderen. Of als zij bijvoorbeeld iets zeiden dat ik fout deed ging ik een stapje terug om het met
hun feedback juister te doen.
A: Wat vond je ervan om feedback te krijgen over handelingen die je fout deed?
B: Het was aanvaardbare feedback, niet kleinerend wat het voor mij goed maakte om op te volgen.
Ik voelde me er niet lastig bij maar was net blij met de opbouwende feedback. Ik kan er alleen maar
beter van worden.
A: Wat heeft het jou opgeleverd?
B: De handeling was me goed gekend en iedereen wist ook goed waar zijn of haar moeilijkheden
lagen, wat het gemakkelijker maakte om de volgende keer opnieuw te oefenen. We zijn ook de
volgende keren met dezelfde groep blijven oefenen omdat dit heel vertrouwd en opbouwend
aanvoelde.
A: En wat was het effect van jouw gedrag in de groep? Je geeft aan eerder een leidinggevend type te
zijn als de groep zelf ook initiatief nam om er dan op in te gaan. Dat het niet enkel volgende mensen
zijn.
B: De anderen handelden bewuster, kregen veel feedback en het voelde voor mij heel goed als ik
feedback kon geven omdat ik de anderen zo verder hielp. Omdat ik zelf ook open stond voor
feedback en zelf vroeg of ik het juist deed, werd ik ook zekerder en beter in mijn handeling.
A: Dus wat maakte deze samenwerking voor jouw juist een succeservaring?
B: Dat iedereen vanaf de start initiatief nam en gemotiveerd was. Dat we niet veel woorden nodig
hadden om in gang te schieten en het vlot te laten verlopen. Dat de feedback op een aangename
manier gegeven werd – opbouwend bedoel ik. Ik durfde veel vragen stellen omdat de anderen er
positief op reageerden, waardoor ik me veilig voelde om vragen te blijven stellen. En ik kon en
durfde de leiding nemen omdat de ideeën die ik gaf positief onthaald werden door de andere
studenten.

 Opbouw STAR-model terug te vinden?


o Bij de start wordt de situatie geschetst, vervolgens de taak en rol die ze opnam, dan
welke acties of handelingen ze heeft gesteld en als laatste het resultaat. Dus de
opbouw klopt.
 Vragenlijst actief luisteren

Vragenlijst actief luisteren


Niet akkoord Akkoord Weet ik
(nog) niet
Competent luisteren
37. Maakt aangenaam oogcontact (en staart niet). X
38. Is aandachtig en alert voor het verbale en non-verbale X
gedrag van de luisteraar.
39. Is geduldig en onderbreekt niet. x
40. Reageert responsief, maakt daarbij gebruik van x
positieve verbale en non-verbale expressies.
41. Stelt constructieve vragen, niet-bedreigend van toon. X
42. Parafraseert, vat samen of herhaalt. x
43. Biedt constructieve verbale en non-verbale feedback. X
44. Is empathisch, doet moeite om te begrijpen. X
45. Toont interesse voor de spreker als persoon. X
46. Toont een zorgzame, waarderende houding en is X
zichtbaar bereid om te luisteren.
47. Geeft geen kritiek, is niet (ver)oordelend, blijft objectief. X
48. Stelt zich open-minded en intellectueel bescheiden op. X
Incompetent luisteren
37. Onderbreekt, lijkt ongeduldig. X
38. Maakt geen oogcontact, kijkt maar wat rond (of staart). X
39. Is afgeleid of met iets aan het prutsen, geeft geen X
aandacht.
40. Lijkt niet geïnteresseerd te zijn (ook: geeuwt, keert zich met X
het lichaam van de spreker af, met gekruiste armen)
41. Geeft slechts weinig of geen (non)verbale feedback. X
42. Verandert van onderwerp. X
43. Reageert (ver)oordelend (ook: schudt ontkennend het hoofd, X
fronst)
44. Reageert close-minded. X
45. Praat zelf teveel. X
46. Is zelfingenomen. X
47. Geeft ongevraagd advies. X
48. Heeft het te druk om te luisteren. x

Toelichting
Ingevuld door:
Inne, zus en student
Met deze (mede)student in gedachten:
Lien Totté (ikzelf)
Datum: 25/02/2018
Algemene reflectie over de mate van actief luisteren van deze persoon:
Ze stelde goede vragen, vatte samen, ging verder op wat ik zei en gaf me ruimte om te antwoorden.
Dat voelde goed aan, er werd echt naar me geluisterd in het gesprek.

Wat heb je ervan geleerd:


 Dat het belangrijk is om de ander voldoende ruimte te geven en ook verduidelijkende vragen
te stellen naar alle 4 de elementen in dit model. Hoe concreter het antwoord wordt, hoe
duidelijker en specifieker de handeling of eigenschap wordt waar je meer over wil weten.
 Uit de sollicitatie haal ik eruit dat ik me ook beter voel als ik mezelf het model in gedachten
hou, dan kan ik duidelijker antwoord geven en krijg ik nadien ook minder vragen omdat het
sneller concreet is. Het is een soort van opvangnet om op vragen die plots worden gevraagd
te kunnen antwoorden op een samenhangende manier (naders durft de stress al eens
toeslaan).

Wat wil je anders doen:


 Minder krampachtig vasthouden aan het model en meer doorvragen.
 Meer verbale en nonverbale feedback geven tijdens het gesprek.

Oefening 30: Vaardigheidsoefening: ‘doelen omzetten in concrete,


positief geformuleerde acties.’
Haal een leerling uit je schoolpraktijk voor ogen en doorloop het stappenplan om van
‘probleemgedrag’ naar ‘doelgedrag’ en ‘acties’ te gaan.
Situatie schoolpraktijk: kind komt niet tot spel in klas en valt andere kinderen fysiek lastig (slaan,
schoppen, roepen, trekken,...) als hij niet zelf met iets bezig is of bezig wordt gehouden.
1. Huidige probleem:
 komt niet tot spel in klasgroep
 doet andere kinderen pijn uit verveling
2. Wat zou het kind moeten doen:
 zelfstandig spelen in de klasgroep
 positief gedrag stellen naar de andere kinderen tijdens vrije momenten
3. Doelen:
 Een spel spelen in de klas.
 Tijdens vrije momenten positief gedrag stellen naar medeleerlingen
4. Acties:
 Met individuele begeleiding spel spelen in klas  volgende stap individueel in eigen
hoek een spel spelen tijdens spelmoment in de klas
 Lesmomentje in de klas rond positief gedrag naar anderen  beloningskaart  time-
out afspreken met kind als het moeilijk gaat
Oefening 31: Werkblad leerproces: eerste luik
Dit weet of kan ik al/dit wil ik weten of kunnen: wat weet je al over het houden van een
slechtnieuwsgesprek (wie, wat, waarom, wanneer, wat wel, wat niet…)

WAT IK AL WEET/KAN WAT IK GRAAG WIL


WETEN/KUNNEN
 best in een veilige setting voor
diegenen die het slechte nieuws  hoe best aanpakken?
moeten ontvangen  stappenplan?
 concreet en duidelijk formuleren  waar goed op letten qua gedrag
 aandacht hebben voor de emotie van andere en dan op inspelen?
van de ander + objectief blijven in  wat mag je wel zeggen en wat
te melden nieuws. absoluut niet?

Oefening 32: Actieve verwerkingsopdracht: slechtnieuwsgesprek


Hou of observeer een slechtnieuwsgesprek en vergelijk de manier waarop dit verliep met de theorie
uit deze kennisclip. Formuleer aanbevelingen voor verbetering.

Tijdens het keuzevak “Gesprekken met ouders” werd dit item ook aangehaald en in het boek
uitgebreid besproken met stappenplan, waarop letten, welke vragen wel of niet stellen,... dus dat
was een mooie aanvulling op dit deeltje van het vak coaching.

Aanbevelingen:
 Bij de confrontatie werd er redelijk veel in “mintaal” gesproken, wat voor extra verweer
zorgde bij de ouders.
 meer in plustaal spreken!
 Er was niet voldoende ruimte voor de emoties van de ouders, de leerkrachten gingen zelf
nogal in het verweer i.p.v. de emoties van de ouders te benoemen en te beschrijven om zo
erkenning te bieden aan de hulpeloosheid of verdriet van de ouders.
 meer ruimte geven voor emoties ouders en beschrijven wat je ziet!
 Er werd niet gevraagd naar suggesties of advies vanuit de ouders, de school bood een
oplossing en advies voor zichzelf zonder hierbij echt de ouders te betrekken. Ze werden als
het ware voor een voldongen feit gesteld. Daardoor kwam het dat de ouders nogal
overdonderd waren en het probleem plots heel groot maakten, nogal kwaad leken op de
leerkracht .
 ouders zijn de ervaringsdeskundigen van hun kind, dus hun advies en suggesties laten
bedenken en hier ook rekening mee houden en op in gaan!
 Er werd perspectief geboden, maar echt een herhaling van de concreet gemaakte afspraken
kwam er niet. Ik denk dat dit kwam omdat de leerkracht zich een beetje ongemakkelijk
voelde door de reactie van de ouders.
 de afspraken die zijn gemaakt concreet maken en herhalen voor ouders zodat het voor
beide partijen duidelijk is wat er wordt verwacht van de leerkracht, school, kind en
ouders.
Oefening 33: Werkblad leerproces: tweede luik
Bekijk je werkblad leerproces. Wil je er al iets aan toevoegen bij ‘dit heb ik al geleerd’ of ‘belofte aan
mezelf’?

DIT HEB IK GELEERD BELOFTE AAN MEZELF

 de opbouw van een  Ik zal bij gesprekken die ik voer met een
slechtnieuwsgesprek “slecht nieuws” erin dit stappenplan in
 waar je aandacht voor moet hebben mijn achterhoofd houden.
 dat de ouder een even belangrijke rol  Ik zal tijdens zo’n gesprekken en ook bij
speelt als de leerkracht en het kind in andere gesprekken de ouder als
het proces. ervaringsdeskundige zien en ook aan
hen advies en suggesties vragen.

Hoe dragen deze beloftes bij tot mijn doelen uit de


competentiescan en de nulmeting)?
Ik zal zo op een correcte manier in
communicatie kunnen gaan met leerling en
betrokkenen (ouders). Ik leer hen zo ook
betrekken in het proces.

Op een schaal van 0 tot 10, hoe gemotiveerd


ben ik om de acties uit te voeren?
8  toch spannend om zo’n gesprek te voeren,
dus wil het graag oefenen en kunnen, maar toch
is er een zekere drempel qua emotief gebeuren.

Wie of wat kan me helpen om gemotiveerd te


blijven om de beloftes waar te maken?
Ik ga ook in de toekomst zo’n gesprekken
houden, dus hoe beter ik nu oefen en de kennis
ga verwerken, hoe beter!
Sessie 4
Oefening 37: Diagnostische oefening vragenlijst persoonlijke
conflictstijl
Reflectie en aanbevelingen voor toekomstig eigen handelen.

Wanneer ik een conflict heb met een Nooit Zelden Soms Regel- (Bijna)
ander doe ik het volgende: matig
Altijd
4
1 2 3 5
1. Ik verzwijg het probleem zoveel x
mogelijk.
2. Ik zoek naar een middenweg. X
3. Ik ga de zaak naar mijn hand proberen te X
zetten.
4. Ik bagatelliseer de zaak. X
5. Ik ga samen met de ander op zoek naar X
een oplossing die ons beiden past.
6. Ik probeer op allerlei manieren mijn X
gelijk te bewijzen.
7. Ik verken elkaars ideeën tot we volledig X
uit de problemen zijn.
8. Ik stel me meegaand op. X
9. Ik erken mijn verlies. X
10. Ik omzeil de meningsverschillen waar X
mogelijk.
11. Ik probeer de ander tegemoet te komen. X
12. Ik onderhandel stevig over een akkoord. X
13. Ik benadruk dat het geven en nemen is. X
14. Ik werk naar een schikking toe. x
15. Ik praat het uit tot we het volledig samen x
eens zijn.
16. Ik ga de kwestie uit de weg. x
17. Ik geef openlijk toe. x
18. Ik sta erop dat we allebei water bij de x
wijn doen.
19. Ik ga samen met de ander proberen een x
uitweg te zoeken waar we beiden mee
akkoord gaan.
20. Ik ga over deze kwestie een gevecht aan. x
Score + Score + Score + Score + Totaal
Forceren 4 2 2 3
11
(Vraag 3) (Vraag 6) (Vraag 12) (Vraag 20)

Toegeven 3 4 4 3
14
(Vraag 8) (Vraag 9) (Vraag 11) (Vraag 17)

Compromis 5 3 4 4
zoeken 16
(Vraag 2) (Vraag 13) (Vraag 14) (Vraag 18)

Vermijden 3 3 4 3
13
(Vraag 1) (Vraag 4) (Vraag 10) (Vraag 16)

Samenwerken 4 3 3 4
14
(Vraag 5) (Vraag 7) (Vraag 15) (Vraag 19)

Uit de vragenlijst blijkt dat ik het minst hou van forceren en het meest streef naar het zoeken van
een compromis. De scores liggen dicht bij elkaar, wat me niet verbaast. Mijn manier van conflict
hanteren hangt erg af van context tot context. In een context waarin ik ondergeschikt ben ga ik
standaard vermijden, toegeven of samenwerken. In een context waar ik me zeker voel van mijn stuk,
ga ik sneller een compromis zoeken omdat ik daar ook mijn aandeel voldoende in naar voor durf
brengen. Ik zou me in alle situaties zeker genoeg moeten voelen om te streven naar het zoeken van
een compromis, maar door mijn onzekerheid in ondergeschikte positie (zoals op stage of op een
nieuwe job) ga ik vermijden of toegeven (nog meer als samenwerken). Dit alles omdat ik het goed wil
doen en wil dat mensen blij zijn met mij. Het typische pleasen van de ander. Dit is een groeipunt!
Oefening 45: Feedback to peers- formulier
voor alle studenten over alle studenten.

Vul zelf de namen van je medestudenten in Moeilijk te Meestal niet Meestal (Bijna)
zeggen wel Altijd
alfabetische volgorde en op familienaam in.
Raadpleeg de correcte lijst en spellingswijze.

1. Naam student: Delvaux Jana x


Toelichting: observatie lessen
ze nam de verantwoordelijkheid om van elkaar te leren heel ernstig, was actief
betrokken, wilde dingen bijleren, luisterde aandachtig, ze sprak goed in plustaal. Ze was
ook snel weg met de zaken die we leerden tijdens de lessen.
2. Naam student: Huygen Ines x
Toelichting: observatie lessen
sprak integer, luisterde aandachtig, ze participeerde actief en betrokken, wilde echt
bijleren, gaf soms advies maar stuurde dit zelf terug bij, ze sprak sterk in plustaal.

3. Naam student: Sommen Inke x


Toelichting: observatie lessen
ze was actief betrokken, sprak waarderend, oprecht geïnteresseerd in de ander, sprak
niet in veralgemeningen of mintaal,
4. Naam student: Tas Kaatje x
Toelichting: observatie lessen
was heel enthousiast, participeerde goed, sprak integer (niet roddelen ofzo), ze luisterde
niet altijd actief (was soms afgeleid) maar was bij groepsopdrachten wel altijd goed bij.
5. Naam student: Van Heurck Steffi x
Toelichting: observatie lessen
participeerde actief in groepsopdrachten, sprak integer en heel respectvol, liet iedereen
goed aan bod komen, luisterde actief, was oprecht in haar spreken.
6. Naam student: Verschueren Felicia x
Toelichting: observatie lessen
Was zowel bij groepsopdrachten als tijdens de gezamenlijke infomomenten actief
betrokken, qua autonomie-ondersteunend taalgebruik gaf ze soms snel advies maar
verder wel heel geïnteresseerd in het perspectief van de andere, ze gaf medestudenten
kans om van haar te leren, sprak integer en waarderend.
7. Joyce Raes x
Toelichting: observatie tijdens supervisies
Communiceert heel waarderend, is oprecht, toegankelijk, geeft geen advies maar
hanteert sterk autonomie-ondersteunend taalgebruik, spreekt in plustaal, geeft anderen
kans om van haar te leren door aanwezig te zijn en deel te nemen aan gesprekken.
1. Fien Kempen x
Toelichting: observaties tijdens supervisies
Communiceert oprecht, met plustaal, eenmaal ze actief in gesprekken stapt gebruikt ze
autonomie-ondersteunende taal (ze is niet heel snel in het stellen van vragen en wacht
tot er voldoende stilte is gevallen, terwijl anderen sneller vragen stellen, maar dat maakt
haar niet minder oprecht geïnteresseerd en aanwezig).
2. Anneline Conrad x
Toelichting: observaties tijdens supervisies
Is actief betrokken in gesprekken, gebruikt autonomie-ondersteunende taal, geeft
voldoende ruimt om te antwoorden, is oprecht en waarderend, wil anderen de kans
geven om van haar en elkaar te leren, ze neemt een sterke verantwoordelijkheid.
3. Naam student: Totté Lien x
Toelichting:
Ik vond van mezelf dat ik autonomie-ondersteunend taalgebruik hanteerde, soms gaf ik
advies omwille van het beetje ervaring dat ik al had met coaching en bepaalde modellen,
de twee lessen die ik aanwezig was werkte ik actief mee, wisselde van partner, gaf aan
anderen de kans om ook van mij te leren. Ik sprak overwegend integer en waarderend.
Ik denk dat doordat ik 2 van de 4 lessen aanwezig was, weinig feedback van anderen ga
krijgen.
Samenvattende reflectie: groei t.o.v. startpositie

Ik heb enkele nieuwe modellen geleerd en coaching breder leren kennen binnen de
onderwijscontext. Voorheen kende ik het vooral privé, vanuit vorige cursussen, dus was het binnen
de schoolse context nog onbekend. Ik vond de thema’s coachen van ouders en collega’s heel boeiend
en ga ik in mijn werk ook goed kunnen en moeten toepassen als ondersteuner. Deze cursus heeft me
op professioneel vlak veel tools aangereikt die ik ook in mijn privésfeer ga kunnen toepassen als ik in
interactie ga met mijn omgeving. De kracht van coaching is zo groot en binnen de context van het
onderwijs op veel vlakken noodzakelijk. Ik heb veel bijgeleerd en ga me hier verder in blijven
verdiepen.

Concreet ware mijn leervragen in de competentiematrix de volgende:

 Ik kijk kritisch naar de eigen coaching stijl vanuit kennis van meerdere referentiekaders over
coaching en ik blijf me hierin professionaliseren.
 ik heb nu meer referentiekaders en kijk kritischer als voorheen naar mijn coachingstijl. Ik
ga de vragenlijsten ook blijven gebruiken om aan mijn coachee’s te geven, zodat ik feedback
krijg.
 Ik zet coachende vaardigheden in bij het planmatig werken aan ouderbetrokkenheid en
ouderparticipatie.
 ik heb nog niet veel oudergesprekken gevoerd, maar in juni gaan er enkelen zijn. Ik ga de
stappenplannen en info die we in de les hebben gezien toepassen omdat deze heel praktisch
zijn (zoals het stappenplan in een slechtnieuwsgesprek).
 Ik ondersteun collega’s in het formuleren van hun ondersteuningsbehoeften en in het zoeken
naar antwoorden op die behoeften.
 ik heb dit als ondersteuner goed kunnen oefenen en met gebruik van de
coachingmodellen en technieken van coaching heb ik dit kunnen toepassen op een
constructieve en oplossingsgerichte manier. Hier heb ik stappen vooruit gezet.
 Ik consulteer collegiaal in de klaspraktijk en bij klasoverschrijdende activiteiten.
 Ik ben een draaischijf in de uitwisseling van expertise tussen collega’s.
 ik heb hierin kunnen oefenen maar vind het soms nog moeilijk, ikzelf vraag veel naar de
expertise van anderen en ga bij hen ten rade, maar echt een draaischijf zijn tussen collega’s
is nog niet helemaal eigen.
 Ik stimuleer reflectie en uitwisseling tussen collega’s.
 ik durf dit nu meer te doen en ook advies te geven naar directie of zorgcoördinatoren als
dit van toepassing kan zijn (als ondersteuner kan ik hier goed in oefenen).
 Ik heb zicht op de krachten en weerstanden bij veranderingsprocessen van individuele
collega’s en speel hier gepast op in.
 ik heb dit als ondersteuner heel veel voor en vind van mezelf dat ik hier met alle zaken
die we hebben gezien in de lessen en de opleiding, goed op kan inspelen. Ik krijg hen over
het algemeen goed mee in mijn verhaal en kan de weerstand ombuigen tot een constructief
samenwerken.
 Ik draag actief bij aan de ontwikkeling van een schoolvisie en –beleid over collegiale
consultatie.
 actief bijdragen vind ik moeilijk, op beleidsniveau heb ik wel ideeën gegeven rond
werkvormen of uitwisseling in een bepaalde school waar er nood aan was. Maar het is
moeilijk om hier echt actief deel van uit te maken omdat ik niet echt op één school stond.
 Ik kan effectief functioneren in formele en informele situaties binnen een andere culturele of
multiculturele context.
 Ik ben met kinderen van andere culturen in contact gekomen en bied ook ondersteuning
op een joodse school, dus ik denk dat ik hier wel meer zicht op heb nu als voorheen en het
ook meer eigen is.
 Ik reflecteer op de verschillen en overeenkomsten tussen de eigen cultuur en een andere
cultuur, in het bijzonder waar het communicatieverschillen betreft.
 ik reflecteer hier regelmatig over met collega’s omdat dit af en toe wel naar boven komt,
dus de communicatie tussen de verschillende culturen is iets waar ik actief mee bezig ben en
bewust(er) mee omga.
 Ik kan mijn manier/stijl van communicatie aanpassen aan de bestaande gebruiken in andere
culturen (crossculturele communicatievaardigheden)
 ik denk dat ik een goede balans heb tussen mijn eigenheid behouden in mijn
communicatie en me aanpassen naar de ander. Zoals eerder kom ik nu meer als vroeger in
contact met andere culturen en ben hier vaak gespreksleider of deelgenoot van
communicatie en overleg. Tijdens de communicatie ben ik me bewust van de eigenheid van
de andere en ga erop afstemmen.

Voornemens voor verder handelen

 Ik ga aan de slag met het verder analyseren van mijn persoonlijke conflictstijl
 Ik ga verschillende modellen toepassen (waar ik voorheen enkel het grow-model gebruikte)
 Ik ga in gesprekken met ouders het stappenplan van “slechtnieuwsgesprekken” in mijn
achterhoofd houden.
 Ik ga de verschillende mogelijkheden van collegiale ondersteuning gebruiken voor mezelf
maar ook als advies en tools tijdens mijn werk als ondersteuner.
 Ik ga bewuster omgaan met de “growth-mindset” van de kinderen en jongeren waarmee ik
werk.
 Ik ga af en toe aan mensen waar ik langere tijd mee werk en een zekere vertrouwensband
mee heb de vragenlijst van coachgedrag laten invullen, als reflectie en feedback over mijn
handelen als coach.
 De verschillende methodieken rond conflicthantering meenemen en toepassen/als advies
meenemen naar leerkrachten en beleid als ondersteuner. Evenals het model van
Appreciative Inquiry en andere vragenlijsten.
 De 4 elementen van geweldloze communicatie in mijn privé en op mijn werk proberen toe te
passen (mijn mama heeft hier ook een cursus rond gevolgd dus kan ik met haar goed
oefenen).
Bijlage 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

1a Mij uitleggen hoe een bepaalde taak/overleg/baan uitstekend kan 2


worden vervuld.

1b Zijn/haar begrip van wat ik zeg verpakken in een model. 0

1c Mij constructieve feedback geven over wat niet goed gaat. 1

1d Mij vragen hoe ik mij voel over een specifieke kwestie. 7

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

2a Mijn leer- en verbeterkansen signaleren. 0

2b Mij vertellen hoe ik kan beginnen met een taak. 2

2c Mij aanmoedigen om mij goed te voelen over mezelf. 7

2d Het aan me overlaten om zelf antwoorden te vinden. 2

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

3a Signaleren op welke punten verbetering mogelijk is. 0

3b Mij aanmoedigen om mijn gevoelens en emoties te uiten. 4

3c Mij vragen hoe ik een bepaalde situatie interpreteer. 3

3d Zich bereidwillig tonen om te helpen. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

4a Zeggen: “Wat zou je nog meer willen bespreken?” 3

4b Zeggen: ‘Ik zie iets anders bij jou, namelijk…’ 2

4c Zeggen: ‘Ik zou willen voorstellen dat jij… doet.’ 4

4d Onderzoeken of een uitspraak logisch houdbaar is. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

5a Zeggen: ‘Voor zover ik weet…’ 1

5b Zeggen: ‘Hoe voelt het om hierover te praten?’ 3

5c Zeggen: ‘Hoe kan ik jou hiermee helpen?’ 3

5d Huiswerk-suggesties geven voor de volgende bijeenkomst. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

6a Mij positieve en bevestigende feedback geven. 3

6b Uitleggen dat ik anders naar een kwestie kan kijken. 1


6c Mij helpen om meer persoonlijke inzichten en gevoelens te uiten. 4

6d Mij vertellen wat ik zou kunnen doen. 2

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

7a Vertellen hoe hij/zij geraakt is in onze relatie. 3

7b Mij vragen waar ik het vervolgens over wil hebben. 3

7c De gevolgen van mijn handelen ter discussie stellen. 1

7d Mij uitleggen wat er bekend is over een taak. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

8a Verifiëren of hij/zij iets doet dat onbehulpzaam is. 3

8b Vragen wat ik verwacht dat er uit onze bijeenkomst komt. 4

8c Mij vertellen hoe ik op hem/haar hier en nu overkomen. 2

8d Mij vertellen waar ik kan aankloppen voor informatie en hulp. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

9a Mij helpen te reflecteren op mijn ervaringen. 4

9b Zijn/haar bereidheid uiten om mij te ondersteunen. 3

9c Een bepaalde oplossing of benadering bepleiten. 2

9d Mij bewust maken van wat ik kan veranderen. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

10a Mij eerlijke feedback geven over het effect van mijn gedrag. 4

10b Mij laten zien hoe ik mijn fouten kan corrigeren. 1

10c Een model gebruiken om mijn vragen of kwesties samen te vatten. 1

10d Zijn of haar oprechte warmte en zorgzaamheid uiten. 4

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

11a Mij helpen contact te maken met mijn emoties en hoe die mijn 3
werk beïnvloeden.

11b Mij uitdagen wanneer ik niet het achterste van mijn tong laat zien. 3

11c Aangeven dat het een goed idee kan zijn om te veranderen. 1

11d Heel aandachtig luisteren terwijl ik mijn problemen of ervaringen 3


bespreek.

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

12a Mij ervan overtuigen dat ik een bepaalde aanpak moet volgen. 3
12b Mij vragen hoe ik kan toepassen wat ik heb geleerd. 1

12c Samenvatten uit welke opties ik kan kiezen. 2

12d Mijn emoties bespreken, bijvoorbeeld als ik van streek of boos 4


ben.

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

13a Mij de tegenargumenten voor mijn meningen geven. 2

13b Mij een verklaring bieden voor wat er is gebeurd. 2

13c Mij vragen hoe ik mij voel over mijn succes. 3

13d Steun aanbieden wanneer ik problemen heb. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

14a Ruimte scheppen voor mij om meer persoonlijke vragen aan te 2


kaarten.

14b Bij wijze van voorbeeld vertellen hoe hij/zij de kwestie zelf zou 5
benaderen.

14c Openlijk mijn ideeën/overtuigingen/meningen waarderen. 2

14d Open vragen stellen om nieuwe inzichten op tafel te krijgen. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

15a Over zijn of haar eigen ervaring vertellen. 4

15b Mij persoonlijk welkom heten. 1

15c Mij helpen om mijn actuele kijk op de kwesties onder woorden te 1


brengen.

15d Wat ik inbreng ter discussie stellen. 4

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

16a Mij aanraden iets op een bepaalde manier te benaderen of doen. 3

16b Mij informatie geven om een bepaalde taak uit te voeren. 3

16c Als ik negatief of pessimistisch ben, een positieve invalshoek 1


benoemen.

16d Mij vragen hoe ik me voel over een problematische kwestie. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

17a Mij aanmoedigen om mijn eigen oplossingen en antwoorden te 1


vinden.

17b Oprechte waardering tonen als ik iets goed heb gedaan. 4


17c Wijzen op informatie die misschien relevant kan zijn. 1

17d Illustreren wat volgens hem/haar de beste handelwijze is. 4

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

18a Er voor mij zijn wanneer ik hem of haar nodig heb. 3

18b Mij uitnodigen gevoelens te uiten die me misschien belemmeren. 3

18c Met mij onderzoeken wat ik wil bereiken. 2

18d Mij confronteren met wat ik wellicht vermijd. 2

Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw
score score score score score score

1a 2 1b 0 1c 1 1d 7 2d 2 2c 7
2b 2 2a 0 3a 0 3b 4 3c 3 3d 3
4c 2 4d 1 4b 4 5b 3 4a 3 5c 3
5d 3 5a 1 6b 1 6c 4 7b 3 6a 3
6d 2 7d 3 7c 1 7a 3 8b 4 8a 3
9c 2 8d 1 9d 1 8c 2 9a 4 9b 3
10b 1 10c 1 10a 4 11a 3 11d 3 10d 4

11c 1 12c 2 11b 3 12d 4 12b 1 13d 3

12a 3 13b 2 13a 2 13c 3 14d 1 14c 2

14b 5 15a 4 15d 4 14a 2 15c 1 15b 1

16a 3 16b 3 16c 1 16d 3 17a 1 17b 4

17d 4 17c 1 18d 2 18b 3 18c 2 18a 3

TEL DE GETALLEN IN ELKE KOLOM OP

SU 30 HE 37 UI 24 VR 41 EX 28 ST 39
Bijlage 2

Ingevuld door leerling secundair (begeleiding oriëntering hogeschool)

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

1a Mij uitleggen hoe een bepaalde taak/overleg/baan uitstekend kan 2


worden vervuld.

1b Zijn/haar begrip van wat ik zeg verpakken in een model. 0

1c Mij constructieve feedback geven over wat niet goed gaat. 2

1d Mij vragen hoe ik mij voel over een specifieke kwestie. 6

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

2a Mijn leer- en verbeterkansen signaleren. 1

2b Mij vertellen hoe ik kan beginnen met een taak. 3

2c Mij aanmoedigen om mij goed te voelen over mezelf. 3

2d Het aan me overlaten om zelf antwoorden te vinden. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

3a Signaleren op welke punten verbetering mogelijk is. 2

3b Mij aanmoedigen om mijn gevoelens en emoties te uiten. 4

3c Mij vragen hoe ik een bepaalde situatie interpreteer. 2

3d Zich bereidwillig tonen om te helpen. 2

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

4a Zeggen: “Wat zou je nog meer willen bespreken?” 6

4b Zeggen: ‘Ik zie iets anders bij jou, namelijk…’ 1

4c Zeggen: ‘Ik zou willen voorstellen dat jij… doet.’ 2

4d Onderzoeken of een uitspraak logisch houdbaar is. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

5a Zeggen: ‘Voor zover ik weet…’ 1

5b Zeggen: ‘Hoe voelt het om hierover te praten?’ 3

5c Zeggen: ‘Hoe kan ik jou hiermee helpen?’ 3

5d Huiswerk-suggesties geven voor de volgende bijeenkomst. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

6a Mij positieve en bevestigende feedback geven. 3


6b Uitleggen dat ik anders naar een kwestie kan kijken. 3

6c Mij helpen om meer persoonlijke inzichten en gevoelens te uiten. 3

6d Mij vertellen wat ik zou kunnen doen. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

7a Vertellen hoe hij/zij geraakt is in onze relatie. 1

7b Mij vragen waar ik het vervolgens over wil hebben. 4

7c De gevolgen van mijn handelen ter discussie stellen. 4

7d Mij uitleggen wat er bekend is over een taak. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

8a Verifiëren of hij/zij iets doet dat onbehulpzaam is. 2

8b Vragen wat ik verwacht dat er uit onze bijeenkomst komt. 3

8c Mij vertellen hoe ik op hem/haar hier en nu overkomen. 1

8d Mij vertellen waar ik kan aankloppen voor informatie en hulp. 4

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

9a Mij helpen te reflecteren op mijn ervaringen. 3

9b Zijn/haar bereidheid uiten om mij te ondersteunen. 3

9c Een bepaalde oplossing of benadering bepleiten. 1

9d Mij bewust maken van wat ik kan veranderen. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

10a Mij eerlijke feedback geven over het effect van mijn gedrag. 3

10b Mij laten zien hoe ik mijn fouten kan corrigeren. 3

10c Een model gebruiken om mijn vragen of kwesties samen te vatten. 2

10d Zijn of haar oprechte warmte en zorgzaamheid uiten. 2

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

11a Mij helpen contact te maken met mijn emoties en hoe die mijn 4
werk beïnvloeden.

11b Mij uitdagen wanneer ik niet het achterste van mijn tong laat zien. 1

11c Aangeven dat het een goed idee kan zijn om te veranderen. 1

11d Heel aandachtig luisteren terwijl ik mijn problemen of ervaringen 4


bespreek.

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:
12a Mij ervan overtuigen dat ik een bepaalde aanpak moet volgen. 1

12b Mij vragen hoe ik kan toepassen wat ik heb geleerd. 3

12c Samenvatten uit welke opties ik kan kiezen. 3

12d Mijn emoties bespreken, bijvoorbeeld als ik van streek of boos 3


ben.

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

13a Mij de tegenargumenten voor mijn meningen geven. 1

13b Mij een verklaring bieden voor wat er is gebeurd. 1

13c Mij vragen hoe ik mij voel over mijn succes. 4

13d Steun aanbieden wanneer ik problemen heb. 4

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

14a Ruimte scheppen voor mij om meer persoonlijke vragen aan te 3


kaarten.

14b Bij wijze van voorbeeld vertellen hoe hij/zij de kwestie zelf zou 1
benaderen.

14c Openlijk mijn ideeën/overtuigingen/meningen waarderen. 3

14d Open vragen stellen om nieuwe inzichten op tafel te krijgen. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

15a Over zijn of haar eigen ervaring vertellen. 2

15b Mij persoonlijk welkom heten. 2

15c Mij helpen om mijn actuele kijk op de kwesties onder woorden te 4


brengen.

15d Wat ik inbreng ter discussie stellen. 1

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

16a Mij aanraden iets op een bepaalde manier te benaderen of doen. 3

16b Mij informatie geven om een bepaalde taak uit te voeren. 2

16c Als ik negatief of pessimistisch ben, een positieve invalshoek 2


benoemen.

16d Mij vragen hoe ik me voel over een problematische kwestie. 3

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

17a Mij aanmoedigen om mijn eigen oplossingen en antwoorden te 3


vinden.
17b Oprechte waardering tonen als ik iets goed heb gedaan. 3

17c Wijzen op informatie die misschien relevant kan zijn. 2

17d Illustreren wat volgens hem/haar de beste handelwijze is. 2

Als coach… met mij werkt, dan zie ik meestal de volgende gedragingen:

18a Er voor mij zijn wanneer ik hem of haar nodig heb. 2

18b Mij uitnodigen gevoelens te uiten die me misschien belemmeren. 2

18c Met mij onderzoeken wat ik wil bereiken. 3

18d Mij confronteren met wat ik wellicht vermijd. 3

Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw Vraag Jouw
score score score score score score

1a 2 1b 0 1c 2 1d 6 2d 3 2c 3

2b 3 2a 1 3a 2 3b 4 3c 2 3d 2

4c 2 4d 1 4b 1 5b 3 4a 6 5c 3

5d 3 5a 1 6b 3 6c 3 7b 4 6a 3

6d 1 7d 1 7c 4 7a 1 8b 3 8a 2

9c 1 8d 4 9d 3 8c 1 9a 3 9b 3

10b 3 10c 2 10a 3 11a 4 11d 4 10d 2

11c 1 12c 3 11b 1 12d 3 12b 3 13d 4

12a 1 13b 1 13a 1 13c 4 14d 3 14c 3

14b 1 15a 2 15d 1 14a 3 15c 4 15b 2

16a 3 16b 2 16c 2 16d 3 17a 3 17b 3

17d 2 17c 2 18d 3 18b 2 18c 3 18a 2

TEL DE GETALLEN IN ELKE KOLOM OP

SU 23 HE 20 UI 26 VR 37 EX 41 ST 32

Vous aimerez peut-être aussi