Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Landen met een hoge economische groei kun je veel meer rendement halen, omdat je dan niet veel
hoeft te concurreren, je krijgt toch steeds nieuwe klanten. Bij een lage economische groei heb je juist
veel concurrentie en is het moeilijk om te groeien.
Landen zijn onderling veel meer gaan importeren en exporteren (handelen), omdat je dan lagere
transportkosten hebt en versnelde IT-ontwikkelingen
A= Verenigde Staten
B = China/India
C = West-Europa
D = Afrika
Welke risico’s en problemen zijn er verbonden aan het exporteren naar het buitenland?
- Importbelemmeringen (als bijvoorbeeld de handelsbalans een groot tekort vertoont)
- Oorlog en armoede
- Kans op valutacrisis en deviezentekort (bv. door hoge buitenlandse schuld en overgewaardeerde
munt)
- Corruptie, bureaucratie
- Intensiteit concurrentie in de bedrijfstak in het land van export is hoog
- Politieke crisis (als gevolg van een eco. crisis?)
- Gebrek aan urbanisatie (klanten moeilijk te bereiken)
- Cultuurverschillen, waardoor product niet wordt gewaardeerd
- Betalingsmoraal slecht
- Slecht juridisch systeem (eigendomsrechten niet gewaarborgd), imitatieproducten
- Valutarisico (munt kan in waarde gaan dalen door bijvoorbeeld een hoge inflatie. Hierdoor levert de
export minder op.)
- Een groot tekort op de handelsbalans kan ertoe leiden dat de overheid bestedingsbeperkende
maatregelen neemt.
Landenrisico
Het risico dat handelspartners in het buitenland door overheidsmaatregelen hun
betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. Hiervoor zijn twee redenen:
1. Geen dollars of euro’s aanwezig (deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in Nederland.)
* Je komt aan deviezen door te exporteren
* Je komt aan deviezen door geld te lenen van een buitenlandse belegger
Als er geen deviezen aanwezig zijn, dan exporteert het land weinig of weinig beleggingsactiviteiten.
Door Export stromen deviezen binnen (vaak dollars). Door import stromen deviezen naar buiten
(vaak dollars)
Externe positie
Internationale reserves
Invoerdekking internationale reserves/ import
Hoeveel maanden kan een land importeren met de aanwezige deviezen?
De omvang van de reserves zegt alleen iets over de betaalcapaciteit als tegelijkertijd de
deviezenbehoefte in de analyse wordt meegenomen. Invoerdekking: in hoeverre is huidige niveau
van reserves voldoende om importen te betalen? (invoerdekking van min. 3 maanden aanhouden).
Hoeveel % van de deviezen die de export oplevert, zijn nodig om rente te betalen en af te lossen.
Hoe hoger het percentage, hoe meer risico.
Betalingsbalans
Deviezengenerend vermogen:
door veel export of door kapitaalimport (buitenlandse investeerders)
stabiliteit en samenstelling exportpakket (hoeveel afnemers? hoeveel exportproducten?)
Op de lopende rekening komt het geld binnen door export en op de kapitale rekening komt het geld
binnen door lening. Uit deze twee onderdelen bestaat de betalingsbalans. Je kunt hier zien hoeveel
deviezen er binnen komen en weggaan. Als je er meer binnenkomen dan weggaan is het een gunstig
land.
Waarom is het niet verstandig om naar een land te exporteren met een hardnekkig tekort op de
lopende rekening? (import > export)
1. Deviezen raken op.
2. Overheid devalueert de eigen munt (of muntwaarde daalt)
3. Overheid voert importbelemmeringen in.
4. Overheid treft bestedingsbeperkende maatregelen, import daal door minder besteding
5. Rente kan gaan oplopen, renteniveau gaat omhoog en gaan mensen sparen en minder besteden
De begrippen ‘poverty trap’ en de onmogelijkheid van een ‘take-off’ horen typisch bij
ontwikkelingslanden. Leg uit!
Om tot ontwikkeling te komen moet er geïnvesteerd worden. Dit kan alleen maar als er genoeg
binnenlandse bestedingen zijn. Echter, door de lage lonen, wordt er niet gespaard en komt een land
moeilijk van de grond (door poverty-trap geen take-off mogelijk!)
Week 2
Macro analyse
Politiek:
- Politieke structuur en stabiliteit - Kwaliteit van overheid (corruptie)
- Internationale betrekkingen - Handelspolitiek
Vergrijzing door afname bevolkingsgroei (minder jongeren) en betere medische zorg. In Japan is de
vergrijzing nog veel groter dan in Europa. Vergrijzing kan leiden tot spanningen op de arbeidsmarkt.
Voordelen urbanisatie (meer kans op gezondheidszorg en scholing). Nadelen urbanisatie: armoede,
vervuiling e.d.
Bedrijven kunnen door urbanisatie hun klanten beter bereiken.
Cultureel:
- Taal en religie - Omgangsvormen
- Hiërarchische verhoudingen - Handelsethiek en betalingsmoraal
Recht
Week 1 – Export en Europees recht
Leerdoelen H4 (Nadruk of EU verdrag en EU werkingsverdrag)
- De juridische vormen van export beschrijven
- De basisstructuur van de Europese Unie uitleggen
- De werking van de Europese Verdragen doorgronden
- De ‘Vier Vrijheden’ (vrij verkeer van goederen in het bijzonder)op een vrij complexe casus
toepassen (toepassingsvraag op tentamen)
Europees recht
- EU verdrag (4311), toetreding van een nieuwe lidstaat
- EU werkingsverdrag (4231)
Week 2
EU heeft zich ontwikkeld tot een grote macht door 4 sporen:
1. Uitbreidingen van lidstaten (omvang) (van 6 naar 27)
2. Aantal verdragen uitgebreid (EGKS, kolen en staal) (EEG, Europese economische
gemeenschap) (EG verdrag, totale economie), Univerdrag, Kernverdrag, Buitenlandse zaken,
veiligheid, politie en justitie. Eerst heette ze EEG, daarna E van economisch weg want het
werd meer dan economie. Toen de EU. Dus steeds meer beleidsterreinen worden door EU
bepaald waardoor EU dus ook machtiger wordt.
3. Jurisprudentie: (cost NL = voorrangbeginsel en van Gend en Kos directe werking Dit leidt
tot supranationaliteit)
4. Wetgeving en verordening :Eu mag op steeds meer terreinen, wetten maken en de EU moet
zich eraan houden.
Twee verdragen
VEU en VWEU
1. Europees parlement:
Waar geregeld:art 14 VEU
Wie:Gekozen burgers (vertegenwoordigers)
Vertegenwoordigt:De burgers
Wat doen ze: Stellen begrotingen op/vast samen met de raad (niet Europese) obv evenredigheid
wetgever van eu
2. De Europese raad:
Waar geregeld: art 15 VEU
Wie: Staatshoofden, regeringsleiders (Rutte, merkel) en voorzitter Europese Commissie (Die zijn de
baas in EU)
Vertegenwoordigen: De EU zelf
Wat doen ze? Ze bepalen de richting die ze opmoeten
3. De raad:
Waar geregeld: art 16 VEU
Wie?: Vakministers (minster van landbouw, ministers van milieu)
Vertegenwoordigt: De regering van de lidstaten
Wat doen ze?: wetten en begrotingen maken samen met europees parlement
4. De commissie
Waar geregeld: Art 17 VEU
Wie: Eurocommissarissen van elk één lidstaat
Vertegenwoordigt: De EU
Wat doen ze?: Ze houden toezicht van nakoming verdragen. Als ze iets constateren naar
het hof van justitie. Maken ook wetsvoorstellen om te vooromen dat het europees
parlement en de raad te machtig worden. (trias politicas)
6.Rekenkamer
Waar: art 285 VWEU
Wat doen ze: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat binnen komt,
lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven
7. ECB:
Waar: Art 282 VWEU
Wat doen ze: Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar wordt wel geld in
gestopt. Doel: Economie van EU bevorderen.
Vertegenwoordigt: EU
Week 3
Mogelijke tentamenvraag
Wat is (bijvoorbeeld) het verschil tussen art. 214 lid 1 en 4 EUW en art. 91 lid 1 EUW?
Humanitaire hulp (art. 214 lid 1/4 EUW) en bijzondere aspecten van vervoeren (art. 91)
Besluitvorming
Drie procedures art. 289 EUW
1. Gewone procedure, lid 1 (Europees parlement + raad op voorstel van Europese commissie
besluiten nemen)
2. Speciaal, codecisie, lid 2 (Europees parlement + deelname raad of raad + deelname
parlement, er kunnen twee verschillende partijen de leiding nemen)
3. Overige, lid 4 (initiatief lidstaten op Europees parlement + aanbeveling Europese centrale
bank + verzoek Europese justitie of Europese investeringsbank)
Gemeenschappelijkheden
- Altijd voorstel Cie = Europese commissie
- Alleen de Raad of de Raad en Parlement kunnen van een voorstel een rechtsgeldig besluit, een
‘wet’, maken
- art 4 lid 3 EU, loyaliteitsbeginsel (goede samenwerking tussen Unie en lidstaten)
Richtlijn
- 4 elementen, LS, resultaatverplichting en termijn, keuzevrijheid, beperkte rechtstreekse werking
- Doel? Harmonisatie
- Het is een instructie van de EG aan de LS om hun wetgeving aan te passen
- Praktijk, weinig verschil met Verordening
Verordening
- Omzetting nationale regel is dus niet nodig! Het werkt direct!
Internationale marketing
Week 1
Exportmarketingplan
1. Executive summary
- Een samenvatting voor het management, wat staat er in het verslag
- 1 à 2 pagina’s
- Belangrijkste doelstellingen en aanbevelingen, voorbeelden:
* Opbouw van relatie met importeur *Verhoging reclame-inspanning
* Nieuwe vormen van service * Nieuw product
* Adhv dit stuk dient een manager een beslissing te kunnen nemen, dus wat kost het, wat
gaat het opleveren en wat zijn de risico’s
2. Inhoudsopgave
- Verplicht onderdeel - Kapstok van je plan
- Voorbeeld heb je zojuist gekregen - Vooraf maken creëert invuloefening
- Maak niet per persoon zomaar willekeurig een hoofdstuk, het gaat juist om het verband tussen
de hoofdstukken.
4. Externe analyse
Marketingomgeving (Macro)
Externe analyse (2)
- Gericht op de Meso en de Macro omgeving
- Onderzoekt TOEKOMSTIGE trends/ontwikkelingen die buiten de onderneming liggen.
- Brengt kansen en bedreigingen van een bedrijf in kaart
- Je gebruikt woorden die een verandering aangeven zoals groter/kleiner, minder/meer, hoger/lager,
strenger/losser, beter/slechter, groei/krimpen, etc.
- Er staan geen dingen in die gaan over de situatie zoals die er op dit moment is of in het verleden
zijn geweest. (bv er is/was hevige concurrentie)
- De naam van jouw bedrijf komt hier niet voor, het gaat hier om algemene ontwikkelingen. (gelden
dus ook voor je concurrent)
Meso
- De meso-omgeving van een onderneming kan ook worden aangeduid als de MARKT waarin de
onderneming actief is.
- Beschrijf algemene kenmerken zoals grootte van de markt, groei, winstgevendheid, trends
- Beschrijf bedrijfskolom en bedrijfstak
-Beschrijf de invloed van andere schakels (CONCURRENTIE) middels het vijfkrachten model van
Porter
* belangrijkste concurrenten * en hun strategie
* prijsstelling * distributie, importeurs
* winkels, winkelketens
Bedrijfskolom: Dit zijn de bedrijven die verticaal met elkaar samenwerken, van oerproducent
fabriek groothandel winkel klant. Bij elke pijl zit een markt.
Bedrijfstak: wie er op jou niveau de concurrenten zijn. Bijvoorbeeld bij de fabriek heb je DE, ILLY en
NESCAFE.
Macro
= de omgeving van de markt en dus van invloed op ALLE partijen binnen de bedrijfstak
Rapportage
De externe Analyse kan worden samengevat in een overzicht met kansen en bedreigingen.
- Kans= ontwikkeling binnen de markt die in de toekomst (nieuwe) mogelijkheden biedt
- Bedreiging = ontwikkeling binnen de markt die in de toekomst voor
belemmeringen/nadelige effecten zorgt.
Week 2
Interne analyse
- Gericht op Micro omgeving
- Onderzoekt de situatie binnen het eigen bedrijf
- Brengt sterkten en zwakten van een bedrijf in kaart
SWOT-analyse
Overzicht van de interne en externe analyse
Voorbeeld
Bij deze matrix ga je milieudoelstellingen met de linker kolom confronteren. Daarna doe je de
moderne goedkopere techniek met de linker kolom etc. (boven naar beneden)
* Consolideren = beschermen
SFA MATRIX
Maximaal 3 issues toetsen via SFA, 3 5jes uit de confrontatie matrix (3 belangrijkste)
2. Confronteren
- van buiten naar binnen (verticaal)
- Waarderen (1, 3, 5)
3. Combineren
- 3 issues
- SFA analyse
4. Strategie
1. Passend in kwadrant
1. Groei
2. Consolidatie
3. Versterken
4. Terugtrekken
1. Generieke concurrentie (Treacy & Wiersema)
1. Operatiojnal Excellence (proces)
2. Product Leadership (product)
3. Customer Intimacy (klant)
2. Waarde (Porter)
1. Costleadership (lage kosten + brede doelgroep)
2. Differentiatie (uniek + brede doelgroep)
3. Focus (kosten of dienstverlening + smalle doelgroep)
3. Groei (Ansoff)
1. Penetratie (verdieping, verbreding)
2. Marktontwikkeling (nieuwe markt)
3. Productontwikkeling (nieuw product)
4. Diversificatie (nieuw product + nieuwe markt