Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Deze zaak wordt behandeld door mrs. S.N.I Francisco en C.A.D. Jänsch van OX & WOLF legal partners, Mercuriusstraat
24, Willemstad Curaçao, T + 5999 843 4343, M +5999 5683362 E francisco@ox-wolf.com, www.ox-wolf.com
2
geworden dat in Venezuela de formele procedures naar Venezolaans recht die (ook) de
rechtmatigheid van uitleveringsdetentie toetsen reeds zijn doorlopen.
3. De huidige stand van zaken is – kort gezegd – als volgt. Op 4 augustus 2017 heeft de Sala
de Casación Penal in Venezuela geoordeeld dat Eiser uitgeleverd kan worden aan Curaçao
voor de strafzaken Germanium, Passaat en Maximus en dat Eiser hangende de uitlevering
in uitleveringsdetentie zal blijven in Venezuela (zie productie 1). De beslissing van dit
Venezolaanse Hof is onherroepelijk. Voor de feitelijke uitlevering is het wachten op een
handtekening van of namens de Venezolaanse Minister van Buitenlandse Zaken.
4. Achter een herhaling van zetten zit vaak een strategisch doel; bijvoorbeeld tijdwinst of de
tegenstander in verwarring brengen. In dit geval is deze tactiek volslagen zinloos.
5. Uit ons betoog zal blijken dat Eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn
vorderingen, omdat de onderhavige zaak zich om meerdere redenen niet leent voor een
behandeling in een civielrechtelijke kort geding procedure. Mocht het Gerecht
onverhoopt menen dat Eiser in zijn vorderingen ontvankelijk is, dan zullen deze
vorderingen op de merites om meerdere redenen moeten worden afgewezen.
Horen Openbaar Ministerie
6. Eiser is verdachte in een drietal strafzaken en het Openbaar Ministerie wil dat Eiser zich
voor de feiten waarvan hij wordt verdacht verantwoordt voor een Curaçaose rechter.
Eiser probeert zijn uitlevering koste wat het kost te voorkomen. Ook dit kort geding –
waarmee Eiser tracht te bewerkstelligen dat aan Gedaagde een ordemaatregel wordt
opgelegd, waarmee hij kennelijk tracht het Openbaar Ministerie buiten spel te zetten –
heeft als doel de vervolging van Eiser door het Openbaar Ministerie te frustreren. Eiser
heeft met het zelfde doel voor ogen in eerdere procedures bakzeil gehaald. Wij komen zo
terug op deze procedures.
7. Om te waarborgen dat het Gerecht juist wordt geïnformeerd, heeft het Openbaar
Ministerie het Gerecht op 20 augustus jl. aangeschreven met het verzoek om in de
onderhavige zaak ter zitting te worden gehoord.1 Officier van Justitie Beliên is aanwezig
en zal namens het Openbaar Ministerie waar nodig nadere toelichting kunnen geven op
de door het Openbaar Ministerie gevolgde procedure en de huidige stand van zaken.
1
Met een beroep op artikel 42 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3
II. Niet-ontvankelijk
Strafvorderlijk kort geding: een rechtsgang met voldoende waarborgen omkleed
8. Eiser poogt in het Verzoekschrift aan zijn vorderingen ten grondslag te leggen dat
Gedaagde onrechtmatig jegens hem zou hebben gehandeld. Daarmee is civiele kort
geding rechter in beginsel bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. Daar blijft
het dan ook bij; Eiser is niet ontvankelijk in zijn vorderingen.
9. Om de vorderingen in het petitum van het Verzoekschrift te kunnen ontleden en te
beoordelen of hetgeen door Eiser verzocht al dan niet kan worden toegewezen, dienen de
volgende twee vragen eerst te worden beantwoord:
a. zijn het arrestatiebevel en het uitleveringsverzoek door de bevoegde
autoriteit/instantie uitgevaardigd (bevoegdheidsvraag)?
b. wie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de rechtmatigheid van de
uitleveringsdetentie van Eiser (de “rechtmatigheidsvraag”)?
Zowel de bevoegdheidsvraag als de rechtmatigheidsvraag zijn strafvorderlijk van aard.
10. Volgens vaste jurisprudentie2 fungeert de civiele kort geding rechter als een “restrechter”
in alle zaken met een spoedeisend karakter. Daarbij geldt dat een eiser uitsluitend bij de
kort geding rechter kan worden ontvangen als geen andere bevoegde rechter of speciale
rechtsgang is aangewezen. Als dat wel het geval is en als die aangewezen rechter of
rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt, dan moet een eiser door de kort geding
rechter niet-ontvankelijk worden verklaard. In spoedeisende gevallen moet de kort geding
rechter ook nagaan of de eiser met die andere rechtsgang voldoende snel een voorziening
kan krijgen.
11. In het onderhavige geval staat de weg naar een strafvorderlijk kort geding op grond van
artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (“Sv”) in beginsel open. Het
strafvorderlijk kort geding is er juist op gericht een weg naar de rechter te creëeren in
gevallen waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend
noodzakelijk maakt. De omstandigheid dat de verzochte voorziening dringend
noodzakelijk moet zijn in het strafvorderlijk kort geding maakt dat het strafvorderlijk kort
geding vergelijkbaar is met de civiele kort geding procedure, waarin het spoedeisend
karakter centraal staat. Aldus is het strafrechtelijk kort geding een met voldoende
2
Vlg. HR 16 maart 1990, NJ 1990, 500. Zie ook het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Sint
Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba d.d. 20 oktober 2011, zaaknr. HAR-160/11; rechtbank Den Haag d.d. 21
januari 2916, zaaknr. C/09/499847/ KG ZA 15 – 1730; rechtbank Den Haag d.d. 08 mei 2017, zaaknr. C/09/531370/ KG
ZA 17/527.
4
waarborgen omklede rechtsgang waarmee een met het civiele kort geding vergelijkbaar
resultaat bereikt zou kunnen worden.
12. Eiser kan het strafvorderlijk kort geding benutten ter beoordeling van de vraag of
Gedaagde moet worden geboden de Venezolaanse autoriteiten te berichten dat geen
enkele instantie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in Curaçao de
uitleveringsdetentie van Eiser heeft geboden. Eiser zit bij de verkeerde rechter en moet al
om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen.
13. Overigens stelt Gedaagde zich op het standpunt dat Eiser geen spoedeisend belang heeft
bij de gevraagde voorzieningen en dat ook om deze reden reeds niet-ontvankelijkheid
moet volgen.
Herhaling van zetten
14. Dat Eiser met zijn vorderingen door de strafrechter in een 43 Sv procedure kan worden
ontvangen is hem niet onbekend. Tot twee keer toe heeft Eiser een verzoekschrift ex
artikel 43 Sv ingediend, namelijk op 9 augustus 2017 (zie productie 2) en op 7 maart 2018
(zie productie 3). In beide procedures hebben de gemachtigde van Eiser en de
behandelend Officier van Justitie over en weer gereageerd op elkaars stellingen ter zake
van de vorderingen van Eiser (zie productie 4 en productie 5). De gemachtigde van Eiser
heeft het verzoekschrift van 9 augustus 2017 – nadat de rechter-commissaris bij
ontvangst van het tweede verzoekschrift navraag heeft gedaan naar de verhouding tussen
beide verzoekschriften – ingetrokken (zie productie 6).
15. In de tweede 43 Sv procedure – die uiteindelijk is voortgezet – hebben de rechter-
commissaris in eerste aanleg en het Hof van Justitie in hoger beroep zich reeds
uitgesproken over de kern van deze zaak (verwezen wordt naar productie 4 en productie
5 van het Verzoekschrift).
16. Kort gezegd is in de 43 Sv procedure in eerste aanleg geoordeeld dat de Officier van
Justitie bevoegd is een internationaal arrestatiebevel uit te vaardigen en te verzoeken om
de uitlevering van Eiser. Daarnaast heeft de behandelend rechter-commissaris geoordeeld
dat de rechtmatigheidsvraag ten aanzien van de uitleveringsdetentie door de
Venezolaanse rechter dient te worden beantwoord naar Venezolaans recht. Het is dus
aan de Venezolaanse rechter om hierover te oordelen (wat overigens ook is gebeurd).
17. De vordering van Eiser die nu aan de civiele kort geding rechter wordt voorgelegd is
gestoeld op argumenten en onderbouwing in de verzoekschriften in de eerder gevoerde
artikel 43 Sv procedures die (nagenoeg) gelijkluidend zijn aan de argumenten en
onderbouwing in het Verzoekschrift. Daarbij komt dat de vorderingen in het
Verzoekschrift en de vorderingen in de verzoekschriften ex artikel 43 Sv (deels) tot
5
hetzelfde resultaat zouden moeten leiden; het beëindigen van de uitleveringsdetentie van
Eiser.
18. Eiser mag de weg naar de civiele kort geding rechter niet misbruiken met een verkapt
beroep op een vermeende onrechtmatige daad van Gedaagde om de beschikkingen die
door de bevoegde rechter in zijn nadeel zijn gewezen te omzeilen.
19. Sterker nog: dat de rechter-commissaris en het Hof in eerdere gevallen in strafrechtelijk
kort geding negatief hebben beslist doet niet af aan het feit dat het strafrechtelijk kort
geding een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang is die aan Eiser nog steeds
open staat.3
20. Als Eiser meent dat Gedaagde moet worden geboden in het kader van zijn
uitleveringsdetentie een bepaalde handeling te verrichten, dan moet Eiser terug naar de
strafrechter.
21. Het voorgaande leidt ertoe dat Eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen.
Internationale rechtsmacht
22. Mocht het Gerecht de mening zijn toegedaan dat de artikel 43 Sv procedure in dit geval
niet voldoende rechtsbescherming biedt, waardoor de civiele kort geding rechter bevoegd
is om van de vorderingen van Eiser kennis te nemen, dan dient te worden beoordeeld of
de civiele kort geding rechter bij wijze van voorziening kan beslissen omtrent hetgeen
door Eiser verzocht.
23. Nog daargelaten de omstandigheid dat de vraag zoals geformuleerd in het petitum niet
door de Venezolaanse rechter en/of autoriteiten is gesteld (wij komen hier later over te
spreken), dient voor het al dan niet toewijzen van de vordering eerst te worden bepaald
of naar het recht van Venezuela een rechterlijk bevel van de verzoekende staat aan de
Venezolaanse autoriteiten overgelegd dient te worden. De beoordeling hiervan komt toe
aan de Venezolaanse rechter en niet aan de civiele kort geding rechter in Curaçao. Dit
brengt met zich dat de civiele kort geding rechter ook niet bevoegd is Gedaagde te
gelasten de Venezolaanse autoriteiten te berichten dat geen enkele instantie van het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie in Curaçao de uitleveringsdetentie van verzoeker
heeft bevolen.
24. Dus ook de internationale rechtsmacht staat eraan in de weg dat Eiser in zijn vorderingen
kan worden ontvangen.
25. Tot slot moet toewijzing al afstuiten op het ontbreken van een voorlopig karakter aan de
gevraagde voorziening. Een mededeling als Eiser beoogt is immers niet voorlopig en
3
Zie ook rechtbank Den Haag d.d. 21 januari 2916, zaaknr. C/09/499847/ KG ZA 15 – 1730, r.o. 4.5.
6
4
(Verdrag van 15 november 2000, Trb. 2001, 68 en 2004, 34, voor Curaçao in werking getreden op 10 oktober 2010 en
voor Venezuela op 29 september 2003).
9
38. Gedaagde heeft niet jegens Eiser gehandeld in strijd met een wettelijke plicht of met
hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Gedaagde
heeft dus niet onrechtmatig gehandeld jegens Eiser en de op artikel 6:162 BW gebaseerde
vorderingen kunnen om die reden ook niet worden toegewezen.
Conclusie materieel
39. De conclusie op grond van het voorgaande is dat een materiële beoordeling moet leiden
tot afwijzing van de gevraagde voorziening(en).
40. Tot besluit benadrukt Gedaagde de gevolgen van eventuele toewijzing van de vorderingen
en in het bijzonder het doen van een mededeling aan de Venezolaanse autoriteiten, zoals
Eiser hier vraagt. Een dergelijke zou mededeling aan Venezuela zou uitermate verwarrend
zijn. In Venezuela zal men niet begrijpen met welk oogmerk de (kale) mededeling zou
worden gedaan; al helemaal niet in deze fase van de (vrijwel afgeronde)
uitleveringsprocedure. Bovendien is niet uit te sluiten dat de Venezolaanse rechter op
basis van die mededeling de invrijheidstelling van Eiser beveelt en de
uitleveringsprocedure stopzet. Dit risico is reden te meer voor afwijzing van de
vorderingen in dit civiele kort geding. Mocht het Gerecht de vorderingen desondanks
toewijzen, dan verzoekt Gedaagde het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
CONCLUSIE:
Gedaagde concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn vorderingen althans
afwijzing van deze vorderingen op vermelde gronden, met veroordeling van eiser in de
kosten van deze procedure aan de zijde van Gedaagde, en zal hier zonodig bij dupliek
nader op ingaan.
Curaçao, 23 augustus 2018
_________________________
mr. S.N.I. Francisco en mr. C.A.D. Jänsch
Gemachtigden