Vous êtes sur la page 1sur 8

1 van 8

WWW.SAMENVATTINGEN.NL

Uittreksel BedrijfsEC 1999

Hoofdstuk 1, financieel management


Een balans geeft de waarde van bezittingen, schulden en eigenvermogen weer op een bepaald moment.
Debiteuren: vorderingen op afnemers.
Crediteuren: schulden bij leveranciers

Balans, T-vorm. Linker-, debetzijde ? waarde v.d. bezittingen vermeld


Rechter- creditzijde ? waarde eigenvermogen en schulden
Eigenvermogen(EV) = bezittingen – schulden.
De debet en credit kant worden ook wel activa en passiva genoemd. (Volgorde zie
blz. 4)
Duurzame of vaste activa (VA) zijn lang in de onderneming aanw. (vb. Terreinen, gebouwen,
machines en inventaris)
Vlottende activa (VLA) zijn kort aanw. (vb. De overige debetposten, voorraden, debiteuren en
liquide middelen
Eigenvermogen is permanent beschikbaar, (komt pas los als de onderneming wordt opgedoekt)
Grens tussen lang en kort vreemd vermogen (LVV en KVV) (schulden) wordt meestal op een jaar
gesteld.
Investeren: verwerven van bezit. Financieren: verwerven van vermogen. (?debet-
credit..investerings-financierings)
Bezit verwerven kan zonder zelf geld uit te geven.
Investeringsbegroting: geeft toekomstige vermogenbehoeftes aan. (blz. 6)
Financieringplan: plan die aangeeft hoe aan de toekomstige vermogensbehoeftes kan worden
voldaan. (blz. 7)
Voorgecalculeerde balans, balans tussen investeringsbegroting en financieringsplan.
Financieel management: het op elkaar afstemmen en optimaliseren van investerings- en
begrotingsplannen.
Exploitatie-/ resultaatrekening: overzicht dat de verandering van EV weergeeft. Het is geen foto
zoals een balans maar een film die de toe/afnames v.h. EV tijdens een bep. Periode weergeeft.
Links: nettowinst en afnames EV, Rechts: toenames EV Gebruikelijker is om de res.rekening
verticaal op te stellen (zie blz. 8)
R-rekening heeft betrekking op het verleden. Je kan zo de winstgevendheid van het gevoerde
beleid analyseren.
R-begroting heeft betrekking op de toekomst. Je kan zo de winstgevendheid, het rendement van
het voorgenomen bedrijfsbeleid beoordelen. Tegenvallend winstsaldo ? wijziging voorgenomen
bedrijfsbeleid.
Liquiditeits- /kasbegroting: overzicht van verwachte uitgaven en ontvangsten. ? tijdige signalatie
te kastekorten en overschotten. (weergave blz. 9)
Toename liquide middelen = ontvangsten – uitgaven.
Cashflow: kasstroom 3 manieren om de cashflow van een periode te bepalen.
1. eindsaldo liquide middelen – beginsaldo liquide middelen.
De praktische mogelijkheden van deze manier zijn klein. Geen inzicht in oorzaken toe en afname en het
eindsaldo is geen bekende maar een berekende grootheid.
2. Ontvangsten – uitgaven. (vrijwel altijd toepasbaar, o.a. gebruikt voor de samenstelling v.d. liq.
begroting)
3. Winst + afschrijving. (+ restwaarde)(cashflow from operations genoemd omdat uitsluitend de cashflow
van operationele bedrijfsactiviteiten (inkoop, productie en verkoop) wordt bepaald. Gevolgen v.
Financieringstransacties en invest.trans worden buiten beschouwing gelaten ? uitkomst wijkt af van 1
en 2. Gebruik vooral bij langlopende invest.vragstukken.

Liquiditeitsbalans. Hierin worden activa gerangschikt naar omlooptijd en passiva naar


beschikbaarheidsduur.
Omlooptijd activa: tijd tussen investering en incasseren. (vaste activa ? lange omlooptijd,
terugverdiend via afschrijvingen die onderdeel zijn van de cashflow.(blz. 14)
EV is voor onbep. Beschikbaar. VV is tijdelijk beschikbaar
Omvang + samenstelling van: 1. Debetzijde = kapitaalstructuur 2.Creditzijde vermogenstructuur.
Samen vormen ze de financiële structuur.

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


2 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

De Gouden balansregel schrijft voor dat de beschikbaarheid van de passiva gelijk moet zijn aan
de omlooptijd van de activa (? vaste activa met EV of LVV en vlottende activa met KVV)
Hoofdstuk 2. ACTIVA (bezittingen).
Vaste activa (VA) ? lange omlooptijd ? langdurige vermogensbehoefte.
Het in VA geïnvesteerde komt via afschrijvingen die een deel van de cashflow zijn na een paar
jaar vrij.
Vrijkomende afschrijvingsgelden ? aflossen van VV of als dit niet nodig is realisatie nieuwe
projecten.
Onvoldoende vermogen voor VA ? leasing (overwegen).
Financial lease: langlopend huurcontract dat niet op korte termijn kan worden opgezegd.
Operational lease: kan op vrij korte termijn worden opgezegd.
Voorraden, liq.mid en debiteuren de vaste kern genoemd, behoren tot de VA maar worden vaak
los genoemd.
Investeren in activa niet perse gelduitgave ---- verstrekken krediet aan afnemers ? geen afname
liq.mid.
Investeringsproject: zelfstandig en samenhangend geheel van investeringen in VA en VLA
3 aandachtspunten bij beoordeling haalbaarheid investeringsproject.
1. Beoordeling m.b.v. de jaarlijkse cashflows die eruit voorkomen. (blz. 25)
2. Financieringstransacties en de gevolgen er van worden buiten beschouwing gelaten. (blz.
25/26)
3. Meestal wordt aangenomen dat cashflows pas aan het eind van het jaar worden
geïncasseerd.

Tijdvoorkeur: De waarde van de gulden hangt af van de incasso datum.


Bij interest berekening wordt de verhouding tussen de rente en de beginwaarde van een
vermogen weergegeven.
Bij een disconto berekening wordt de rente gedeeld door de eindwaarde van het vermogen.
Perunage betekent per 1, het is de decimale schrijfwijze van het percentage.
De relatie tussen de beginwaarde© en de eindwaarde(E) van een bedrag dat gedurende n jaar
wordt uitgezet tegen p% interest (i = interest perunage) per jaar is:
E = C * (1+i)exp(n) ? C = E / (1+i)exp(n)
De contante waarde van een rente is gelijk aan de optelsom van de contante waarden v.d.
afzonderlijke geldbedragen.
4 criteria om investeringsprojecten te beoordelen.
1. de terugverdienperiode 3. de netto contante waard (NCW)
(B=bruto).
2. de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR) 4. de interne rentabiliteit.

A en b hebben het voordel dat ze gemakkelijk te berekenen zijn maar houden geen rekening met
tijdvoorkeur .
C en d zijn tegenovergesteld. C wordt als het beste criterium voor invest,beslissingen beschouwd.
De beoordeling van invest.projecten wordt vereenvoudigd door cashflows af te beelden op een
zgn. tijdlijn.

De terugverdienperiode is de omlooptijd van de investering. De cashflows (ontvangsten-uitgaven)


die na de terugverdienperiode worden geïncasseerd zijn pure winst. <<terugverdienperiode is
aantrekkelijker.

De GBR is de gemiddelde jaarwinst als percentage van het geïnvesteerd vermogen. (zie blz. 32)
Hoe hoger de GBR hoe aantrekkelijker het investeringsproject.

De NCW is de contante waarde van alle toekomstige cashflows (BCW) verminderd met het
investeringsbedrag.
Het percentage waarmee de verwachte cashflows contant worden gemaakt is te beschouwen als
het minimaal gewenste rendement op een investering. Hoe hoger het gewenste rendement, des
te lager de NCW. Als de NCW negatief wordt dan moet het project niet worden uitgevoerd.

De interne rentabiliteit: het percentage waarbij de CW v.d. toekomstige cashflows gelijk is aan het
invest.bedrag

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


3 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

Anders gezegd de NCW is 0. Als de IR hoger is dan verlangde rendement dan wordt het project
uitgevoerd.

Vlottende activa, de belangrijkste categorieën zijn: voorraden, debiteuren en liquide middelen.

Voorraden: voor de meeste bedrijven een noodzakelijk kwaad. Ze vervullen een bufferfunctie voor
een ongestoord productie- verkoop proces tegen min. Kosten. 2 Factoren die invloed hebben op
omvang en samenstelling van de voorraad: Levertijd en de kosten van het voorraadbeheer.

Debiteuren: Kredietverlening aan afnemers is een verkoopinstrument om de omzet + winst te


vergroten.

Debiteurbeheer veroorzaakt administratie-, rente- en incassokosten. (+kosten wanbetaling)

Liquidemiddelen: Er moet de nodige aandacht besteed worden aan een Liq.Begroting. Een tekort
aan liq.mid kan hoge kosten veroorzaken, ? slechte reputatie ? gevaar toekomstige
inkooptransacties.

Hoofdstuk 3 PASSIVA (Vermogensbronnen)


Eigenvermogen(EV) heeft een buffer of garantiefunctie ? EV i.h. eerste vangnet voor verliezen.
Eenmanszaak: leiding en eigendom ligt bij 1 persoon die ook alleen aansprakelijk is voor alle
schulden.
De winst in een eenmanszaak is het inkomen voor de eigenaar die er ook inkomensbelasting
over moet betalen
Het EV in een eenmanszaak staat op 1 balanspost vermeld.
Vennootschap onder firma (VoF): Eigendom in handen van 2 of meer personen, de firmanten.
Deze firmanten zijn aansprakelijk voor de schulden, de schuldeiser kan ook aanspraak maken op
privé goederen als de firma in gebreke blijft. De firmanten moeten inkomensbelasting betalen over
hun winstaandeel.
Het EV v.e. VoF wordt weergegeven op de balans door zgn. vermogens- of kapitaalrekeningen.
(blz. 44)
Naamloze vennootschap en besloten vennootschap (NV en BV) zijn rechtspersonen met een in
aandelen verdeeld maatschappelijk aandeelvermogen waarin alle vennoten voor 1 of meerdere
aandelen deelneemt.
Eigendom en leiding zijn juridisch gezien strikt van elkaar gescheiden. Aandeelhouders zijn de
eigenaren en het bestuur geeft de leiding. Aandeelhouders ?niet aansprakelijk voor verliezen en
verrichtingen v.h. vennootschap.
De winst van een nv/bv wordt dubbel belast: eerst betaalt de onderneming
vennootschapsbelasting en vervolgens betaalt de aandeelhouder over het dividend nog
inkomenbelasting.
Belangrijkste verschillen tussen NV en BV:
1. De aandelen van een BV zijn op naam gesteld en niet vrij overdraagbaar. Voor verkoop aan
anderen dan familie of medeaandeelhouders is toestemming van de BV nodig.
2. De BV geeft geen aandeel bewijzen uit. De namen van aandeelhouders staan vermeld in een
aandeelhoudersregister.
Het EV van een NV/BV wordt weergegeven door het geplaatste aandeelvermogen en de
reserves.
Aandeelvermogen (zgn. maatschappelijke aandeelvermogen) is het bedrag dat maximaal kan
worden geplaatst.
Plaatsing, uitgifte of emissie = verkoop van aandelen door de onderneming.
Aandelen in portefeuille geeft het aantal ongeplaatste aandelen.
De aandelen komen tegen nominale waarde in de balans te staan, d.w.z. de waarde die op de
aandeelbewijzen staat. De koerswaarde kan hier sterk van af wijken.
De reserves geven het verschil tussen EV en het aantal geplaatste aandelen. (reserves zijn geen
concrete potten met geld) Het EV van een BV/NV kan op 2 manieren worden berekend.
a. Bezittingen – schulden b. Geplaatste aandelen + reserves.

4 soorten reserves:
a. Winstreserve, deze onstaat als de winst binnen het bedrijf blijft, vorm van interne financiering.

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


4 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

b. Agioreserve, ontstaat als de aandelen boven pari worden geplaatst. Dit betekent dat de
emissieopbrengst groter is dan de nominale waarde, ‘t verschil heet agio. a pari betekent dan
uitgifteprijs = nominalewaarde.
c. Herwaarderingsreserve, ontstaat als activa worden opgewaardeerd. Verschil tussen actuele
balanswaarde en verkrijgingswaarde.
d. Reorganisatiereserve, ontstaat bij financiële reorganisatie. Wordt verder niet over gesproken.

LVV looptijd > 5 jaar, vb. Obligatielening, onderhandse lening.


Middellang VV looptijd 2 – 5 jaar, vb. Medium term notes, voorzieningen
KVV looptijd < 2 jaar, vb. Bankkrediet, commercial paper afnemerskrediet, leverancierskrediet.
Obligatielening: Groot aantal verhandelbare schuldbekentenissen die obligaties of coupures
worden genoemd.
Verschil tussen een obligatie en een aandeel:
1. Obligatie = schuldbekentenis en hoort bij LVV....... Aandeel = eigendomsbewijs en hoort bij
EV
2. Obligatie moet worden afgelost, aandeel niet
3. Obligatiehouder heeft recht op rente, vast bedrag op vaste tijden. Aandeelhouder heeft
recht op dividend.
Onderhandse lening: vb. Hypotheek. Voordeel t.o.v. obligatie leningsvoorwaarden kunnen worden
aangepast naar de wensen van geldgever en geldnemer.
Medium term notes: Verhandelbare schuld bewijzen > f 1.000.000,- Uitgifte vind niet in 1 keer
plaats maar geleidelijk in gedeeltes. Vooral voor Big Spenders.

Voorzieningen: Niet uitgekeerde winst ter compensatie van toekomstige verliezen/ verplichtingen
zoals
Garantieverplichtingen, verliezen t.g.v. wanbetaling, kosten i.v.m. groot onderhoud.

Bankkrediet (rekening-courant) kan elk gewenst moment worden opgenomen/afgelost. Ideaal


voor schommelen vermogensbehoefte.

Commercial paper: zie medium term notes, alleen nu kortere looptijd


Afnemerskrediet: geldkrediet dat door de afnemer aan de leverancier wordt verstrekt. “Eerst
betalen dan halen” Leverancierskrediet: Tegenovergestelde van afnemers krediet.

De kosten van leverancierskrediet bestaan uit het mislopen van korting bij contant betalen. Om dit
te vergelijken met andere betalingsmogelijkheden vb. Geld lenen bij de bank, berekent je het
interest percentage op jaarbasis.
Kosten leverancierskrediet = kredietkosten per jaar / krediet * 100% (blz. 51)

THEORIE V.H. VERMOGENSOPTIMUM.


Het vermogensoptimum: vermogensstructuur met de laagste vermogens kosten.
Kritische termijn: periode waarvoor geldt kosten lang krediet = kosten kort krediet.
Jaarlijkse kosten langkrediet(LK) = Kl – ((12 - M) / 12) * Rc (M in maanden!!!!!!!!!!!)
Jaarlijkse kosten kortkrediet(KKr) = Kk * (M/12)
Kl = Rente% lang Krediet. Kk= Rente% kort krediet. Rc = creditrente. M = de duur v.d.
vermogensbehoefte
Kritische termijn = (Kl – Rc)/(Kk – Rc) * 12 maanden (alleen zinvol als rente KKr > LK
Als de vermogens behoeft langer duurt dan de kritische termijn dan moet het met LVV worden
gefinancierd.
Belang van de theorie is het inzicht dat een jaarlijks terugkerende kortstondige
vermogensbehoefte niet, zoals de gouden balans regel dat voorschrijft, per se met KVV moet
worden gefinancierd. Het kan uit kostenoogpunt voordelig zijn om het met LVV te financieren.

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


5 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

Hoofdstuk 4, Kosten en opbrengsten.

Kosten: afnames EV, debetzijde exploitatierekening


Opbrengsten: toenames Ev, creditzijde exploitatierekening.
Resultaten: veranderingen EV
Veranderingen EV worden pas tot ondernemersresultaat gerekend als:
a. Gevolg van ‘normale’ bedrijfsexploitatie zoals inkoop, productie en verkoop
b. Vermogenstoenames zijn pas resultaten als ze kunnen worde onttrokken zonder dat de
continuïteit van het bedrijf gevaar loopt. Ze mogen niet bedrijfsgebonden zijn.

Verschillende manieren van indeling van kosten.


1. Categorische indeling, indeling naar herkomst. Vb. Loon, verbruik productiemiddelen,
afschrijvingen.
2. Functionele indeling, indeling naar bestemming. Vb. Onderscheid inkoop-, productie-,
verkoopkosten.
3. Kosten die wel/ niet reageren op veranderingen van de productieomvang. VB. Onderscheid
tussen constante en variabele kosten
4. Directe kosten, kosten die direct aan de producten kunnen worden toegerekend.
5. Productkosten (niet te verwarren met productiekosten) worden geactiveerd tot het moment
van verkoop. Worden opgenomen in de balanswaarde voorraden tot verkoop dan
resultaatrekening.
Periodekosten worden bij het ontstaan op de resultaatrekening vermeld.

De maximaal mogelijke bezetting = capaciteit. Soms overcapaciteit noodzakelijk (blz. 66)

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


6 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

Vaste kosten (capaciteitskosten) reageren niet op de bedrijfsdrukte, wel op toenemende


capaciteit.
Variabele kosten nemen (recht evenredig) toe als de bedrijfsdrukte toeneemt.
Degressief variabele kosten stijgen minder dan evenredig, progressief var. Kosten meer dan
evenredig.

Breakeven punt(ook wel bedrijfsminimum of dode punt genoemd): bezetting waarbij omzet =
kosten
Er wordt verondersteld dat productie = afzet ? geen vorraadmutatie (beginvorraad =
eindvoorraad)
Elk eenheid dat naar het B-punt wordt verkocht lever een winst op die gelijk is aan opbrengst –
Var. Kosten.
Breakeven punt wordt bereik bij een bezetting van: Q = C/ (p – v)
Q= productie = afzet = B-bezetting. C= constante periode kosten p= verkoopprijs v= var. kosten
Ondernemingen die meerdere productsoorten verkopen kunnen op 2 manieren gebruik maken
van de B-formule.
1. M.b.v. de bovenstaande formule van elk product apart.
2. Je kan ook de B-omzet van de hele onderneming bepalen m.b.v. de volgende formule.
B-omzet = C/ bijdragepercentage Bijdragepercentage = bijdrage (=omzet – Var.Kosten) /
omzet.

Veiligheidmarge: % waarmee de toekomstige omzet mag dalen voordat er verlies ontstaat.


Veiligheidsmarge = [(Geplande afzet – breakeven afzet)/ geplande afzet] * 100%

Als niet geldt dat productie = afzet (wel voorraadmutatie), dan geldt
- winst = omzet + voorraadmutatie – productiekosten
en als de kosten voorraadmutatie = balanswaarde voorraadmutatie dan geldt
- winst = omzet – kosten omzet
2 belangrijke opvattingen m.b.t. de waardering van voorraden en voorraadmutaties.
1. Absorption costing(AC): alle productiekosten (zowel constante als variabele)worden i.d.
balanswaarde v.h. product opgenomen. Balans waarde wordt normatieve, integrale of
standaardkostprijs genoemd.
Integrale kostprijs = V/W + C/N (blz.71)
Het gerealiseerde of verwachte perioderesultaat kan op 2 manieren worden berekend (zie blz.
72)
2. Direct costing(DC): uitsluitend de var.productiekosten worden in de balanswaarde v.h. product
opgenomen. (zie blz. 74 + 75)

Deze 2 zijn vooral van belang voor industriële ondernemingen.


Relatie tussen AC en DC. Winstverschillen tussen AC en DC ontstaan door voorraadmutaties.
Het verschil in winst: Wac – Wdc = (W – Q) * (C / N) (Wdc = Winst DC)
Als productie > afzet (?voorraadtoename) dan Wac > Wdc. Bij voorraadafname Wac<Wdc

Differentiële (=extra) calculatie: gebruiken als je niet de totale ondernemingswinst hoeft te


becijferen.
Je berekent het extra resultaat = extra opbrengsten – extra kosten.
Voordeel van deze berekening is dat het eenvoudig is en grote tijdsbesparing oplevert. Ook komt
duidelijk naar voren dat de verkoopprijs van een product niet altijd gebaseerd hoeft te zijn op de
integrale kostprijs.

Hoofdstuk 5, Waarde en winst


Op blz. 86, 87 staan een paar goede oefeningen.

Nominalistische winstbepalingsstelsel.
Doel van Nominalistische winstbepalingsstelsel is de handhaving v.h. EV, d.w.z. de nominale
waarde v.h. EV mag niet worden aangetast. Er is sprake van winst als Het EV in een periode is
toegenomen. Deze winst kun je uitkeren aan de verschaffers v.h. EV en je kan het gebruiken ter
financiering van vb. Expansieplannen.

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


7 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

Minimumwaarderingsregel: De balanswaarde van voorraden wordt uit


voorzichtigheidoverwegingen gelijkgesteld aan het minimum van:
1. Inkoopwaarde
2. Vervangingswaarde
3. Verkoopwaarde, (Bij nominalistische stelsels is het gebruikelijk deze regel toe te passen)

De balanswaarde en afschrijfkosten van VA worden bij nominalistische winstbepalingsstelsel


gebaseerd op de werkelijke aanschafprijs en het is gebruikelijk ze lineair af te schrijven.

Fifo, Lifo en Gip zijn de bekendste voorbeelden van Nominalistische winstbepalingsstelsel en


worden gebruikt als identieke goederen voor verschillende prijzen worden ingekocht. Belangrijkste
verschil tussen deze 3 is de balanswaardering v.d. voorraden en dardoor krijg je winstverschillen.

Fifo “first in first out”: er wordt er vanuit gegaan dat de voorraad bestaat uit de laatst aangekochte
goederen. In de werkelijkheid hoeft dit niet het geval te zijn.

Lifo, ”last in last out” spreekt voor zich.


Individueel lifo, de inkoopwaarde van elke afzonderlijke verkooptransactie wordt berekend.
Collectief lifo: Aan het eind v.e. boekingsperiode wordt het totale resultaat van alle
verkooptransacties bepaald.

Gip, “ gemiddelde inkoopprijs” Na elke aankooptransactie wordt de gemiddelde inkoopprijs v.d.


aanwezig voorraad berekend. Het resultaat op verkooptransacties wordt bepaald door de
opbrengst te verminderen met de op dat moment geldende GIP.

Substantialistische winstbepalingsstelsels.
Substantialistische winstberekenigen zijn doorgaans nogal ingewikkeld.
Uitgangspunt Substantialistische winstbepalingsstelsels: de voor normale bedrijfsuitoefening
benodigde activa moeten worden gehandhaafd. Aantasting ervan brengt de continuïteit van de
bedrijfsvoering in gevaar.
Er is sprake van winst als het EV groter is dan het voor normale bedrijfsuitvoering benodigde EV.
? niet elke toename van het EV is winst.

IJzeren voorraadstelsel is uitsluitend subsatialistisch ten aanzien van de voorraden, wat betreft de
waardering van afschrijvingen van VA is het nominalistisch en verschilt het niet van FIFO, LIFO
en GIP.
De ijzeren voorraad is de voorraad die beschikbaar moet zijn voor normale bedrijfsuitoefening en
wordt tegen een vaste “ijzeren prijs” op de balans vermeld.
Een tekort t.o.v. de ijzeren voorraad moet tegen vervangingswaarde worden gewaardeerd.
Het is gebruikelijk om het overschot (surplus) volgens fifo met minimumwaarderingsregel te
waardere.
Er wordt doorgaans geen resultaatrekenig gemaakt. Het periode resultaat blijkt zodoende uit de
balans.

Vervangingswaardestelsel: Er moet ten allen tijde voldoende EV aanwezig zijn om de


bedrijfscontinuïteit te garanderen.
Dit wordt gerealiseerd door:
1. bij winstbepaling rekening te houden met de vervangingswaarde van de opgeofferde
productiemiddelen en verkochte producten.
2. De waardestijgingen van activa wordt zoveel mogelijk buiten het perioderesultaat gehouden.

De waardering van de VA en de VLA hangt bij dit stelsel af van de vervangingswaarde en de


opbrengstwaarde.
Waardestijgingen van VA worden gerekend als bedrijfsgebonden toenames van het EV, ze
komen daardoor op de creditzijde van de balans te staan onder de naam “
herwaarderingsreserve” De afschrijvingen op VA wordt gebaseerd op de vervangingswaarde.
Het vervangingswaardestelsel maakt onderscheid tussen economische, normale en speculatieve
voorraden.
Zie verder blz. 93, 94 want ik heb geen zin meer.
Hoofdstuk 6, Kengetallen

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/


8 van 8
WWW.SAMENVATTINGEN.NL

Kengetallen zijn cijfers die belangrijke ondernemingskenmerken weergeven. Meestal zijn


het verhoudingscijfers, daarom worden het ook wel ratio’s genoemd. De beoordeling van
een jaarrekening m.b.v. kengetallen wordt dan ook ratio-analyse genoemd.

3 tekortkomingen aan de analyse van jaarrekeningen m.b.v. kengetallen.


1. Het is een momentopname waar geen toekomstvoorspellende waarde aan mag
worden toegekend.
2. Kengetallen kunnen worden gemanipuleerd. Verfraaien van kengetallen wordt
“window dressing” genoemd.
3. Een norm is vaak moeilijk te geven.

Liquiditeitskengetallen geven aan of een onderneming in staat is haar kortlopende


verplichtingen na te komen.
De current ratio is de verhouding tussen VA en KVV. Hoe hoger de current ratio hoe
beter de liquiditeit.

Activiteitenratio’s geven een indruk van de doelmatigheid van de verschillende


bedrijfsactiviteiten. Vooral in het midden en kleinbedrijf wordt gebruik gemaakt van vele,
meestal branchegebonden, activiteitskengetallen.

Solvabiliteitskengetallen geven aan of een onderneming in staat is haar totale


verplichtingen, zowel lang- als kortlopend, na te komen

Rentabiliteitsratio’s geven de verhouding aan tussen de jaarlijkse vermogensopbrengst


(winst en/of rente) en de omzet of het vermogen waarmee deze opbrengst is verkregen.
De rentevoet geeft de betaalde rente in procenten van het gemiddelde VV
De optelsom van winst en betaald rente wordt ook wel ondernemingswinst,
bedrijfsresultaat of brutowinst genoemd
Het is gebruikelijk om bij berekening van de brutowinstmarge, de rentabiliteit van het
totale vermogen en de interest coverage ratio, uit te gaan van de winst voor
(vennootschaps) belasting. Bij de nettowinstmarge en de rentabiliteit van het EV is dit
niet het geval, deze kunnen zowel voor als na belasting worden berekend.

Weerstandratio’s: onder de weerstandskracht van een onderneming wordt het vermogen


verstaan om zich onder slechte omstandigheden staande te houden. Een hoge intrest
coverage ratio wijst op een gezonde vermogensstructuur.

Dupon chart zij blz. 111

Alles voor je studie van http://www.samenvattingen.nl/

Vous aimerez peut-être aussi