Vous êtes sur la page 1sur 10

overzichtsartikel

Voorstel voor diagnostiek en behandeling van


aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit
(adhd) op volwassen leeftijd
j.j.s. kooij, j.k. buitelaar, w. van tilburg

samenvatting Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (adhd) is met een prevalentie


van 3-5% de meest frequente gedragsstoornis op de kinderleeftijd. In ten minste 30% van de geval-
len persisteert adhd op volwassen leeftijd. De geschatte prevalentie op volwassen leeftijd is dus
ongeveer 1%. Erfelijke factoren bepalen vooral het voorkomen. Bij neuro-imaging zijn morfologi-
sche en functionele afwijkingen van de frontaalkwab en basale ganglia aangetoond. Onderzoek
naar de aanpak van diagnostiek en behandeling bij volwassenen is schaars. Dit artikel doet op
basis van literatuuronderzoek en eigen ervaring hiertoe een voorstel. Geadviseerd wordt om in elk
geval heteroanamnestische informatie over de jeugd te verzamelen. Behandeling kan bestaan uit
psycho-educatie, medicatie (methylfenidaat en desipramine zijn effectief in gecontroleerd onder-
zoek bij volwassenen), psychotherapie en lotgenotencontact.
[tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6, 349-358]

trefwoorden adhd bij volwassenen, behandeling, diagnostiek

Bij volwassen patiënten met klachten van moto- Eerstegraads familieleden van kinderen met
rische onrust, chaotisch, impulsief gedrag en adhd hebben een vijf keer verhoogd risico zelf
concentratiestoornissen kan het de moeite lonen adhd te hebben (Faraone & Biederman 1994).
na te gaan of deze symptomen al in de jeugd Ook bij adoptieonderzoek bepalen erfelijkheids-
bestonden. De diagnose ‘Aandachtstekort- en niet omgevingsfactoren het voorkomen van
stoornis met hyperactiviteit’ (adhd) moet dan adhd (Cantwell 1975). Perinatale, kortdurende
worden overwogen. adhd is de afkorting van hypoxie verklaart slechts 2% van de variantie
‘Attention Deficit/Hyperactivity Disorder’. (Buitelaar & Van Engeland 1996). Prenatale
adhd is bekend als kinderpsychiatrische stoor- ongunstige factoren, zoals langdurige hypoxie
nis (voorheen ‘mbd’, Minimal Brain Damage) en door bloedverlies of een slecht functionerende
komt bij 3-5% van de kinderen op de basisschool- placenta, roken en alcoholgebruik door de moe-
leeftijd voor (apa 1994). Genetische factoren der, worden wel geacht van invloed te kunnen
bepalen vooral het voorkomen, en niet zozeer zijn op het ontstaan van adhd (Milberger e.a.
perinatale hypoxie, zoals lang is aangenomen. 1997).
Dit blijkt uit tweeling-, adoptie- en familieon- adhd is een neurobiologische stoornis. Bij
derzoek. De concordantie bij monozygote twee- neuro-imaging-onderzoek zijn bij herhaling
lingen is 50-80%, bij heterozygote tweelingen kleinere afmetingen van de frontale cortex en de
0-30% (Gilger e.a. 1992; Sherman e.a. 1997). basale ganglia gevonden; het verschil is dan circa

tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6 349


j.j.s. kooij/j.k. buitelaar/w. van tilburg

5% (Castellanos e.a. 1996). Bij s pect-onderzoek is adhd-symptomen gericht worden nagevraagd.


hypoperfusie van de frontale cortex en basale Aandachtsproblemen, onrust of hyperactiviteit,
ganglia aangetoond (Lou e.a. 1989); bij pet- en impulsief gedrag zijn de kernsymptomen van
onderzoek bleek een verlaagd glucosemetabolis- adhd. Voor concrete voorbeelden wordt verwe-
me van de prefrontale en premotore cortex zen naar tabel 1. Eerst worden de huidige symp-
(Zametkin e.a. 1990). Het pet-onderzoek is het tomen nagevraagd, bijvoorbeeld: ‘Bent u snel
enige naar de neurobiologie van adhd bij vol- afgeleid?’ Als het antwoord bevestigend is, wordt
wassenen. gevraagd hoe lang de klachten al bestaan. Als
In de volwassenenpsychiatrie is adhd nog patiënt aangeeft ‘al heel lang’, wordt gevraagd of
niet zo bekend. Dit komt vermoedelijk doordat de klachten al bestonden op de lagereschoolleef-
tot voor kort werd aangenomen dat adhd over tijd en tot leerproblemen aanleiding gaven. Op
zou gaan met het volwassen worden (Kooij e.a. eenzelfde wijze worden de overige symptomen
1996). Uit prospectief onderzoek is echter geble- uitgevraagd. Gevalideerde interviewmodules
ken dat bij ongeveer 30% van de kinderen het voor volwassenen met adhd zijn nog niet voor-
adhd-syndroom persisteert in de volwassen- handen. De Diagnostic Interview Schedule (dis)
heid, en dat bij ongeveer 50-60% een of meer hin- (Robins e.a. 1981) heeft recent een adhd-module
derlijke symptomen blijven bestaan (Weiss e.a. opgenomen voor retrospectieve diagnostiek bij
1985). Dit zou betekenen dat minimaal 1% van de volwassenen. Dit interview is vertaald en zal in
volwassen bevolking adhd heeft. Naar de pre- de toekomst worden gevalideerd. Voor kinderen
valentie van adhd in de volwassen bevolking met adhd zijn er wel gevalideerde interviews
wordt momenteel onderzoek verricht in samen- (disc, dica), en deze zouden met enigszins aan-
werking met Regioproject 2 te Nijmegen. gepaste formulering zolang gebruikt kunnen
Jongens hebben drie- tot viermaal vaker adhd worden (Shaffer e.a. 1993; Welner e.a. 1987).
dan meisjes, maar in de volwassen populatie Op het eerste gezicht kan iedereen zich her-
nadert de verhouding elkaar steeds meer. kennen in tijdelijke onrust, concentratieproble-
Mogelijk is er onderdiagnostiek van meisjes men of impulsief gedrag, bijvoorbeeld bij stress,
(Kane e.a. 1990). Verklaringen hiervoor zijn dat vermoeidheid of te veel koffie drinken. adhd is
adhd bij meisjes minder vaak gepaard gaat met echter geen tijdelijk probleem: de klachten per-
hyperactiviteit en agressief gedrag, waardoor de sisteren jaar in jaar uit. Voor de diagnose adhd
ouders minder snel hulp voor hen zoeken (Ratey gelden volgens dsm-iv de volgende eisen: enke-
e.a. 1995). Het is belangrijk de diagnose adhd op le symptomen (dus niet per se alle) zijn begonnen
volwassen leeftijd alsnog te stellen omdat de vóór het zevende jaar; men voldeed als kind aan
symptomen ook dan goed te behandelen zijn zes van de negen aandachtsproblemen en/of zes
(Spencer e.a. 1995). Er is een toenemende behoefte van de negen hyperactief/impulsieve kenmer-
aan informatie over zorgvuldige retrospectieve ken; er was disfunctioneren op school en thuis; er
diagnostiek en behandeling van adhd bij vol- is sprake van een continu persisterend patroon
wassenen. Op basis van literatuuronderzoek en van deze symptomen tot op heden (apa 1994).
eigen ervaring wordt hiervoor een voorstel
gedaan. Wat betreft de huidige symptomen is het de
vraag of een afgrenspunt van zes van de negen
diagnostiek van adhd bij kenmerken niet te streng is, omdat de ernst van
volwassenen de symptomen kan afnemen met het ouder wor-
den. Voorgesteld is om de criteria voor volwasse-
Allereerst wordt een psychiatrische anam- nen vast te stellen op vier of vijf van de negen
nese afgenomen inclusief biografie, waarbij kenmerken voor zowel aandachtsproblemen als

350 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6


diagnostiek en behandeling aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (adhd)

tabel 1 Voorbeelden van symptomen van adhd deze verschillen in definitie vormt de icd-10-
bij volwassenen populatie de ernstiger subgroep van de dsm-iv-
populatie (Swanson e.a. 1998).
Aandachts- Snel afgeleid zijn, snel verveeld
problemen Moeite met dingen afmaken In de dsm-iv worden drie subtypen adhd onder-
Van de ene op de andere activiteit overgaan scheiden. Ten eerste, adhd met alle drie de
Geen overzicht over hoofd- en bijzaken hebben symptomen: aandachtstekort, hyperactiviteit en
Slecht kunnen plannen, organiseren en kiezen impulsief gedrag. Deze combinatie komt het
Slechts kort kunnen lezen: alleen concentratie meeste voor. Aandachtsproblemen en impulsief
kunnen opbrengen als het onderwerp erg gedrag lijken het minst te veranderen in de tijd.
interesseert De hyperactiviteit kan direct in het oog springen,
Moeite met luisteren, met informatie tot zich maar ook afgenomen of beheersbaarder gewor-
door laten dringen den zijn. Veel patiënten bij wie hyperactiviteit
Moeite met formulieren invullen, instructies niet direct opvalt, ervaren nog steeds een conti-
begrijpen, onthouden nue innerlijke onrust of gejaagdheid. De onrust
Vergeetachtig kan vaak kortdurend worden bestreden door
Vaak dingen kwijt zijn fanatiek te sporten.
Chaotisch Ten tweede, adhd met alleen aandachts-
Hyperactiviteit Moeite met stil zitten problemen, ook wel ‘Attention Deficit Disorder’
Altijd bezig zijn (add). Dit zijn de dromerige, in zichzelf gekeer-
Steeds even moeten lopen om wat te pakken de kinderen en volwassenen, verstrooid en snel
Een gevoel van innerlijke rusteloosheid afgeleid, die niet druk of impulsief zijn. Er zijn
Friemelen aanwijzingen dat add meer bij meisjes voor-
Slecht kunnen ontspannen komt (Ratey e.a. 1995). Bij deze groep patiënten is
Druk praten de diagnose in de kindertijd maar zelden gesteld.
Impulsiviteit Dingen eruit flappen Intelligente patiënten met add kunnen hun
Anderen in de rede vallen aandachtsproblemen vaak lange tijd compense-
Ongeduldig zijn ren, totdat niveau en tempo van werk of oplei-
Doen zonder nadenken (te veel geld uitgeven, ding te hoog worden, bijvoorbeeld bij een
gokken, impulsieve vreetbuien etc.) hbo- of universitaire opleiding. Bovendien
Impulsief relaties en banen aangaan of valt op dat moment de structuur van het ouder-
verbreken lijk huis weg, en dan zijn er ‘opeens’ problemen.
Zorgvuldig navragen leert anders. De aandachts-
problemen kunnen afwezig lijken tijdens het
voor hyperactiviteit/impulsiviteit (Murphy e.a. diagnostisch interview. Aangenomen wordt dat
1996). De voorlopige bevindingen van ons epide- dit samenhangt met de spanning die een derge-
miologisch onderzoek suggereren dit eveneens. lijk gesprek oproept. Het is bekend dat spanning
De icd-10-classificatie kent een soortgelij- of arousal de concentratie (tijdelijk) kan verbete-
ke categorie: de hyperkinetische stoornis. De ren. ‘Sensation seeking’, ofwel het opzoeken van
icd-10 hanteert striktere criteria dan de dsm- spanning en sensatie, zou bij ad(h)d-patiënten
iv: comorbiditeit met angst of depressie sluit de geduid kunnen worden als het genereren van een
diagnose uit, en men moet voldoen aan kenmer- vorm van arousal, die de symptomen doet afne-
ken van drie symptoomdomeinen in plaats van men.
twee. De icd-10 kent een apart subtype ‘hyper- Als laatste wordt adhd met alleen hyper-
kinetische stoornis met gedragsstoornis’. Door activiteit/impulsiviteit onderscheiden. Dit zijn

tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6 351


j.j.s. kooij/j.k. buitelaar/w. van tilburg

drukke, impulsieve mensen zonder aandachts- digheidsfouten, praat te veel’. Goede cijfers op een
problemen. Deze groep komt het minst voor en is lagereschoolrapport zonder commentaar op het
in de dsm-iv voor het eerst geïntroduceerd. Er gedrag sluiten de diagnose overigens niet uit.
zijn nog weinig gegevens over de validiteit van
dit subtype. Mogelijk is er overlap met de opposi- adhd komt zelden alleen: over
tionele en antisociale gedragsstoornis. comorbiditeit en differentiële
diagnose
ad(h)d-symptomen moeten op de kinderleef-
tijd begonnen zijn, anders gaat het om een ande- Voor met adhd geassocieerde problemen
re stoornis. De anamnese, dus niet het psychia- en typerende patronen van comorbiditeit wordt
trisch of neuropsychologisch onderzoek op zich, verwezen naar tabel 2.
moet uitsluitsel geven of de patiënt het hele Andere stoornissen die in de kindertijd
leven adhd-symptomen heeft ervaren. De con- beginnen, moeten uitgesloten dan wel vast-
tinuïteit van de symptomen moet retrospectief gesteld worden. Tics, autisme en gedragsstoor-
worden vastgesteld. Dit is een probleem, gezien nissen gaan vaak met adhd gepaard. Uit pro-
de resultaten van onderzoek naar de betrouw- spectief epidemiologisch onderzoek onder
baarheid van zelfrapportage (onderrapportage) adolescenten is gebleken dat psychiatrische
bij adhd-pubers over hun jeugd (Barkley 1997). symptomen persisteren in de volwassenheid
Daarom is een heteroanamnese obligaat voor de (Ferdinand e.a. 1996). Een probleem blijft het
diagnose. In eigen pilotonderzoek werd bij 123 vaststellen en differentiëren van de vaak op
van de 141 patiënten een heteroanamnese verkre- adhd lijkende én met adhd gepaard gaande
gen, die in 116 gevallen de symptomen in de comorbide stoornissen: stemmings-, angst- en
jeugd bevestigde. De partner wordt gevraagd de persoonlijkheidsstoornissen, alcohol- en drugge-
huidige symptomen te beschrijven. Gunstig bruik. Het belangrijkste onderscheid tussen
neveneffect van een heteroanamnese kan zijn dat adhd en andere psychiatrische stoornissen
bij familieleden meer begrip ontstaat voor alles wordt gevormd door het vroege begin van de
wat misgegaan is in het leven en de relaties van adhd-symptomen en het continue beloop
de patiënt. ervan in de tijd. Concentratiestoornissen bij
Een familieanamnese gericht op adhd- adhd moeten worden gedifferentieerd van aan-
symptomen en comorbide psychiatrische dachtsproblemen bij depressie, angststoornis,
stoornissen kan informatie geven over erfelijk- psychose of middelenmisbruik. Impulsiviteit is,
heidsaspecten. Ook de patronen van typische behalve van adhd, ook een typerend kenmerk
comorbiditeit bij adhd: angst, depressie, van de manie en de borderline-persoonlijkheids-
alcohol- en/of drugsmisbruik, impulsief en stoornis. Hyperactief of druk gedrag kan ook pas-
agressief gedrag komen vaker voor in families sen bij een geagiteerde depressie, een manie of
met adhd (Biederman e.a. 1993). persoonlijkheidsstoornis. Al deze psychiatrische
Om het persisterende patroon van adhd- stoornissen beginnen doorgaans later dan
symptomen in de tijd zo betrouwbaar mogelijk adhd, en worden gekenmerkt door een meer
vast te stellen, worden verslagen van eerder psy- episodisch beloop. In de praktijk is het niet altijd
chologisch/psychiatrisch onderzoek en school- mogelijk retrospectief de precieze aanvang van
rapporten van de lagere school opgevraagd. Soms een stoornis te bepalen. Absolute zekerheid over
wordt op schoolrapporten het gedrag in de kin- de diagnose zou dan ook niet nagestreefd moeten
dertijd treffend beschreven op een wijze die de worden; het hoogst haalbare is een zorgvuldige
diagnose ondersteunt, bijvoorbeeld: ‘zwakke con- inventarisatie van de verschillende symptomen,
centratie, snel afgeleid, kan veel beter, veel slor- resulterend in een werkhypothese.

352 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6


diagnostiek en behandeling aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (adhd)

tabel 2 Met adhd geassocieerde problemen en patronen van ropsychologisch onderzoek is de noodzaak te dif-
comorbiditeit ferentiëren tussen verschillende stoornissen met
cognitieve klachten in verband met het behandel-
probleme n1, 2 beleid, bijvoorbeeld bij een depressie. Na inlei-
Leerproblemen, lager opleidingsniveau, opleidingen dend intelligentieonderzoek zijn de zogenaamde
niet afgemaakt frontaalfunctietesten (Stroop, Wisconsin Card
Moeite met sociale contacten, gepest op school Sorting Test), testen voor volgehouden aandacht
Financiële problemen, gokken (cpt) en responsinhibitietaken nuttig (Mirsky
Stemmingswisselingen 1987; Downey e.a. 1997). Momenteel worden vra-
Dwangmatigheid (vaak als copingstijl voor genlijsten voor adhd bij volwassenen ontwik-
vergeetachtigheid en chaos) keld waarmee de betrouwbaarheid van de dia-
Temperamentvol gedrag, woede-uitbarstingen gnostiek zal worden vergroot. Ondanks de opmars
Gedragsstoornissen: agressief gedrag, oppositioneel van beeldvormend onderzoek is op korte termijn
gedrag of autoriteitsconflicten, automutilatie, niet te verwachten dat hersenscans bruikbaar zul-
zelfmoordpogingen len worden voor diagnostiek. adhd zal waar-
‘Sensation seeking’: spanning nodig hebben (b.v. te hard schijnlijk ook in de toekomst een klinische dia-
rijden, te veel risico’s nemen, ruzie zoeken, gevaarlijke gnose blijven, gesteld door de behandelaar op
sporten) basis van anamnese en heteroanamnese.
Delinquent gedrag, contact met politie/justitie
Relatieproblemen (niet aan afspraken houden, behandeling
vergeetachtig, chaotisch)
Werkproblemen (te traag tempo, teveel fouten, De behandeling van adhd bij volwassenen
conflicten) bestaat uit : psycho-educatie, medicatie, lotgeno-
tencontact en psychotherapie.
vaak voorkomende comorbiditeit
Angst (40%)2 Psycho-educatie
Depressie (20-30%)2
Drugs- en/of alcoholmisbruik (9-45%, vaak als Het is belangrijk de patiënt en diens partner
automedicatie)3 voor te lichten over erfelijkheid, prevalentie,
Persoonlijkheidsstoornissen (25% van de adhd- comorbiditeit en behandelingsmogelijkheden
kinderen ontwikkelt een cluster-B-persoonlijkheids- van adhd. Daarnaast wordt de patiënt geadvi-
stoornis)4 seerd zoveel mogelijk te lezen over de stoornis.
Veel problemen in het verleden kunnen zo beter
1. Compernolle e.a. (1995) worden begrepen, en de nodige zelfverwijten
2. Biedermann e.a. (1993) gerelativeerd. De meest actuele informatie over
3. Wilens e.a. (1994) adhd bij volwassenen komt uit de Verenigde
4. Weiss e.a. (1985) Staten. Enkele nuttige Internet-sites zijn:
http://www.ns.net/users/BrandiV/,
http://www.chadd.org/ en
Aanvullend diagnostisch onderzoek Een speci- http://www.addwarehouse.com
fieke neuropsychologische of fysiologische test (hier kan direct worden besteld).
voor adhd bestaat niet. De diagnose kan mede
hierdoor nooit alleen op basis van een neuro- Medicatie
psychologisch onderzoek gesteld of verworpen
worden. De belangrijkste indicatie voor een neu- Medicatie vormt de hoeksteen van de

tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6 353


j.j.s. kooij/j.k. buitelaar/w. van tilburg

behandeling. Methylfenidaat en dextro-amfeta- 1995). In gecontroleerd onderzoek bij volwasse-


mine zijn middelen van eerste keus. Een andere nen (Spencer e.a. 1995) wordt methylfenidaat in
mogelijkheid is het tricyclisch antidepressivum twee weken opgebouwd. De eerste week 0,5
desipramine. Ook van andere noradrenerge her- mg/kg in drie giften om de vier uur (8-12-16 uur).
opnameremmers mag effect worden verwacht. De tweede week wordt de dosis verhoogd naar
Ten slotte is er nog het antihypertensivum clon- 0,75 mg/kg, eveneens in drie giften. De maximale
idine. Deze middelen hebben echter een minder dosis is 1 mg/kg. Methylfenidaat werkt al na een
goed effect op de concentratie dan de middelen half uur en is na drie tot vier uur uitgewerkt. Het
van eerste keus (Hunt e.a. 1991). is daarom van groot belang om op vaste tijden te
Voorafgaand aan medicatiegebruik worden doseren. Ten eerste om routine te krijgen, ten
alcohol- en drugsmisbruik gestaakt. De patiënt tweede omdat niet tijdig doseren ongewenste
wordt hiervoor gemotiveerd door aan hem/haar schommelingen kan veroorzaken in de aan- en
uit te leggen dat als de medicatie effect heeft, de afwezigheid van de klachten. Patiënt klaagt dan
behoefte aan deze middelen vaak afneemt. dat het middel niet werkt! Omdat veel patiënten
Somatische klachten worden tevoren uitge- vergeetachtig zijn, wordt geadviseerd een horlo-
vraagd, met name cardiale klachten, epilepsie en ge of pillendoos met instelbaar alarm aan te
schildklierproblemen. Pols, bloeddruk en schaffen. Na de eerste week moet reeds een eerste
gewicht worden gemeten. Oriënterend laborato- beoordeling plaatsvinden van dosis en toedie-
riumonderzoek kan op indicatie worden ver- ningstijden. Na twee weken wordt een consult
richt. Indien er cardiale klachten zijn, wordt toe- gepland ter controle van pols, bloeddruk en
stemming van de cardioloog voor start van de gewicht. De bijgehouden symptoom- en bijwer-
medicatie afgewacht. Voorafgaand aan medica- kingenlijst kan dan geëvalueerd worden. De bij-
tiegebruik worden doel-symptomen en te ver- werkingen zijn mild en nemen vaak af in de loop
wachten bijwerkingen besproken. De patiënt van de tijd: hartkloppingen, een gejaagd gevoel,
kan voor en tijdens de behandeling dagelijks misselijkheid, minder eetlust, meer moeite met
doel-symptomen en bijwerkingen registreren in- of doorslapen. In het begin kan milde euforie
(bijvoorbeeld van 0-3). Het effect van de behande- optreden, welke na een paar weken afneemt.
ling wordt zo enigszins toetsbaar. Hoewel voor het ontstaan van depressie bij
behandeling met methylfenidaat wordt gewaar-
Methylfenidaat Methylfenidaat is sinds het schuwd, is hierover in de literatuur weinig te
begin van de jaren zestig geregistreerd. Het valt vinden. Depressie is bovendien een veel voorko-
als wekamine onder de Opiumwet. Methyl- mende comorbide stoornis bij adhd, waardoor
fenidaat remt de heropname van dopamine en onderscheid naar oorzaak niet goed mogelijk is.
noradrenaline. In gecontroleerd onderzoek is bij In verband met het eventuele effect op de eetlust
ongeveer 70% van de adequaat behandelde kinde- wordt aanbevolen de tabletten tijdens of na de
ren en volwassenen met adhd een duidelijk maaltijd in te nemen. Als slaapproblemen ont-
effect aangetoond op de concentratie, hyperacti- staan, de laatste tablet(ten) niet later dan 16 uur
viteit, impulsiviteit en agressiviteit (Buitelaar e.a. geven. Na uitwerken van de laatste dosis kan
1995; Spencer e.a. 1995). Opgemerkt moet worden ’s avonds zogenaamde rebound-ontremming
dat medicatieonderzoek bij volwassenen afkom- optreden, met toename van hyperactiviteit,
stig is van één onderzoeksgroep (Biederman e.a. onrust, prikkelbaarheid of concentratiever-
1993). Contra-indicaties zijn: epilepsie, hartrit- mindering. Sommige patiënten zijn ’s avonds
mestoornissen, hypertensie, hyperthyreoïdie, extreem moe. Dit moet tevoren besproken wor-
psychosen, verslaving en zwangerschap. Tics vor- den. In overleg kan ook ’s avonds gedoseerd wor-
men een relatieve contra-indicatie (Gadow e.a. den. In de praktijk valt het met de slaapproble-

354 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6


diagnostiek en behandeling aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (adhd)

men door methylfenidaat nogal mee. Veel ren geadviseerd voor dextro-amfetamine. Dus
patiënten gaan beter slapen met methylfenidaat, beginnen met 0,2-0,3 mg/kg, opbouwen tot
waarschijnlijk omdat ze dan rustig genoeg zijn. 0,5 mg/kg in twee weken. Patiënten die niet uit-
Bij hinderlijke tachycardie of persisterende komen met methylfenidaat, kunnen heel goed
gejaagdheid kan propanolol 40-80 mg helpen wél reageren op dextro-amfetamine. Met
(Wilens e.a. 1995). methylfenidaat en dextro-amfetamine wordt in
In geval van een comorbide depressie of de vs een succespercentage van 89% bij kinderen
bipolaire stoornis wordt geadviseerd eerst de geclaimd (Elia e.a. 1991). Gecontroleerd onder-
stemmingsstoornis te behandelen, en vervolgens zoek met dextro-amfetamine bij volwassenen
de adhd (Wilens e.a. 1995). Methylfenidaat kan ontbreekt.
gecombineerd worden met een serotonineherop-
nameremmer of tricyclisch antidepressivum in Desipramine Het tricyclisch antidepressi-
geval van angst of depressie. Soms moet de dosis vum desipramine blijkt in gecontroleerd onder-
van het antidepressivum worden verlaagd in ver- zoek effect te hebben op hyperactiviteit, prikkel-
band met verhoging van de bloedspiegel door baarheid en impulsiviteit bij volwassenen met
interactie met methylfenidaat (Weiss e.a. 1993). adhd (Wilens e.a. 1996). Er is minder effect op de
Longitudinaal onderzoek naar de lange- concentratie dan met methylfenidaat. Voordeel
termijneffecten van methylfenidaat bij volwas- van dit middel is dat een eventueel comorbide
senen is niet verricht. Jarenlange ervaring met depressie tegelijkertijd wordt meebehandeld.
methylfenidaat bij kinderen heeft geen aanwij- Meestal wordt voor dit middel gekozen als
zingen voor verslaving opgeleverd. Eigen onder- methylfenidaat onvoldoende effectief is of slecht
zoekservaring met ruim honderd volwassen wordt verdragen. De dosis is ongeveer 75-150 mg
patiënten evenmin. De meeste patiënten moeten per dag en wordt geleidelijk op- en afgebouwd.
gemotiveerd worden voor voortzetting van de Belangrijkste bijwerkingen zijn: droge mond,
medicatie, net als bij andere psychofarmaca. Bij hartkloppingen, bloeddrukstijging, maagdarm-
pet-onderzoek blijkt dat methylfenidaat drie- stoornissen. Het effect op adhd-symptomen
maal zo langzaam wordt uitgescheiden als een treedt sneller op (al na drie dagen) dan het effect
dopaminetransporter als cocaïne; de behoefte op depressieve klachten. Pols en bloeddruk moe-
aan herhaalde toediening neemt hierdoor af. Dit ten tijdens de behandeling worden gecontro-
zou het verschil in risico van verslaving kunnen leerd (Hunt 1991).
verklaren (Volkow e.a. 1995). Totdat er meer
onderzoeksgegevens zijn, is het echter raadzaam Clonidine Clonidine is een α2-adrenerge
om bij volwassenen die verslaafd zijn aan agonist. Vanwege de bloeddrukverlagende eigen-
(hard)drugs, voorzichtig te zijn met het voor- schappen is het vooral bekend als antihyper-
schrijven van methylfenidaat. tensivum en verder als antimigrainemiddel.
Clonidine werkt in gecontroleerd onderzoek bij
Dextro-amfetamine Dextro-amfetamine 50-60% van de adhd-kinderen vooral op hyper-
(fna) valt eveneens onder de Opiumwet. Dextro- activiteit, impulsiviteit en agressiviteit; het is
amfetamine verhoogt de dopamine-release. Het minder effectief voor aandachtsproblemen
wordt op verzoek door de apotheek bereid in cap- (Gunning 1992). Clonidine is eerstekeusmiddel
sules van 5 of 10 mg. De werking en bijwerkingen voor adhd gecombineerd met tics. Gecon-
komen overeen met die van methylfenidaat, hoe- troleerd onderzoek met clonidine bij volwasse-
wel de indruk bestaat dat de bijwerkingen milder nen ontbreekt. In pc Joris is een open studie
zijn. De werkingsduur is vijf à zes uur. De helft gedaan met clonidine bij 34 volwassenen met
van de dosis van methylfenidaat wordt bij kinde- adhd: 47% reageerde (aanvankelijk) goed, maar

tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6 355


j.j.s. kooij/j.k. buitelaar/w. van tilburg

door bijwerkingen of later optredende tolerantie vorm van psychotherapie gericht op deze proble-
staakten bijna alle patiënten de medicatie. men zou voor adhd-patiënten ontwikkeld
De belangrijkste bijwerkingen zijn: sedatie, moeten worden. Bij kinderen is naast medicatie
orthostatische hypotensie en droge mond. gedragstherapie het meest effectief, hoewel het
De bloeddruk daalt bij kinderen gemiddeld 10%. effect van gedragstherapie alléén niet langdurig
Cloni-dine is gecontraïndiceerd bij hartgelei- is; gecombineerd met medicatie lijken de effecten
dingsstoornissen. Clonidine kan depressieve elkaar te potentiëren (Gittelman-Klein e.a. 1980).
symptomen doen toenemen (bij 5%) (Hunt e.a. Waarschijnlijk is dit ook zo bij volwassenen;
1991). Het middel moet langzaam worden in- en onderzoek hiernaar ontbreekt echter. Inzicht-
uitgeslopen, meestal in tien dagen. De dosis bij gevende therapie is niet effectief voor adhd-
kinderen is 4 µg/kg, verdeeld over twee giften, symptomen. Inzichtgevende therapie kan wel
’s ochtends en ’s avonds. Bij een gewicht van behulpzaam zijn bij het verwerken van misluk-
75 kg betekent dit twee tabletten van 0,15 mg per kingen in het verleden.
dag (= 300 µg). Clonidine mag nooit plotseling Veel patiënten ervaren de diagnose als
worden gestaakt in verband met kans op erkenning, maar er volgt vaak rouw om gemiste
rebound-hypertensie! De patiënt moet hierover kansen in het leven. De patiënt moet hierin wor-
worden geïnformeerd. De eerste weken dient den begeleid. Belangrijk is het om aandacht te
men bloeddruk en pols te controleren. Het effect besteden aan de sociale vaardigheden, die bij
van clonidine laat lang op zich wachten: tot zes à velen minder goed ontwikkeld lijken, waar-
zeven weken na de volledige dosis. schijnlijk door het gebrek aan aandacht. Veel
adhd-patiënten hebben langdurige relatiepro-
Lotgenotencontact blemen; indien gewenst kan relatietherapie wor-
den aangeboden. In pc Joris, waar meerdere
De patiënt kan geattendeerd worden op ver- adhd-patiënten worden behandeld, wordt
eniging Balans, een vereniging voor kinderen groepstherapie ontwikkeld waarin psycho-
met gedrags- en leerproblemen waaronder educatie, steun en werken aan concrete doelen
adhd, die zich in toenemende mate richt op vol- belangrijke elementen vormen. Psychiaters en
wassenen met adhd, onder andere via het blad psychotherapeuten die adhd bij volwassenen
Balans Belang. Er is een vereniging voor volwasse- behandelen, kunnen zich opgeven voor het
nen met adhd in oprichting. Steungroepen ‘Netwerk adhd bij volwassenen’ bij de eerste
voor volwassenen met adhd zijn regionaal auteur.
actief (telefoon 030-2255050).
literatuur
Psychotherapie
American Psychiatric Association (apa) (1994). Diagnostic and
Een van de grootste problemen van een Statistical Manual of Mental Disorders, 4th ed. Washington dc:
adhd-patiënt is het gebrek aan organisatie en apa.
(dag)structuur. Als de medicatie aanslaat, over- Barkley, R.A. (1997). The nature of adhd. In R.A. Barkley, adhd
ziet de patiënt vaak voor het eerst de gevolgen and the nature of self-control (pp.1-29). New York: The Guilford
van deze levensstijl: ‘achterstallig onderhoud’ Press.
aan administratie, huis, relatie en opvoeding. Biederman, J. Faraone, S.V., Spencer, T., e.a. (1993). Patterns of psy-
adhd-patiënten zijn meestal niet gewend chiatric comorbidity, cognition and psychosocial function-
gangbare organisatorische hulpmiddelen als een ing in adults with attention deficit hyperactivity disorder.
horloge of agenda te gebruiken. Dit moet worden American Journal of Psychiatry, 150, 1792-1798.
aangeleerd. Een coachende, gestructureerde

356 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6


diagnostiek en behandeling aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (adhd)

Buitelaar, J.K., van der Gaag, R.J., Swaab-Barneveld, J.T., e.a. (1995). Hyperactive children: The social ecology of identification and treat-
Prediction of response to methylphenidate in children with ment. New York: Academic Press.
Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder. Journal of the Gunning, W.B. (1992). A controlled trial of clonidine in hyperkinetic
American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 34, children. Erasmus Universiteit Rotterdam (proefschrift).
1025-1032. Hunt, R.D., Lau, S., & Ryu, J. (1991). Alternative therapies for adhd.
Buitelaar, J.K., & van Engeland, H. (1996). Epidemiological In L.L. Greenhill & B.B. Osman (red.), Ritalin, theory and patient
approaches to hyperactivity. In S.T. Sandberg (red.), management (pp. 75-96). New York: Liebert.
Hyperactivity disorders (pp. 26-68). Cambridge: Cambridge Kane, R., Mikalac, C., Benjamin, S., e.a. (1990). Assessment and treat-
University Press. ment of adults with adhd. In R.A. Barkley (red.), Attention
Cantwell, D. (1975). Genetic studies on hyperactive children: deficit hyperactivity disorder: Handbook for diagnosis and treatment
Psychiatric illness in biologic and adoptive parents. (pp. 613-654). New York: The Guilford Press.
In R. Fieve, D. Rosenthal & H. Brill (red.), Genetic Research in Kooij, J.J.S., Goekoop, J.G., & Gunning, W.B. (1996).
Psychiatry (pp. 275-280). Baltimore: Johns Hopkins Press. Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit op volwassen
Castellanos, F.X., Giedd, J.N., & Marsh, W.L. (1996). Quantitative leeftijd. Implicaties voor diagnostiek en behandeling.
brain magnetic resonance imaging in attention deficit Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 140, 1848-1851.
hyperactivity disorder. Archives of General Psychiatry, 53, Lou, H.C., Henriksen, L., Bruhn, P, e.a. (1989). Striatal dysfunction in
607-616. attention deficit and hyperkinetic disorder. Archives of
Compernolle, T., & Postmes, G. (1995). Aandachtstekortstoornis met Neurology, 46, 48-52.
hyperactiviteit, een frequente stoornis bij volwassenen. Milberger, S., Biederman, J., Faraone, S.V., e.a. (1997). Pregnancy,
Tijdschrift voor Psychiatrie, 37, 769-779. delivery and infancy complications and attention deficit
Downey, K.K., Stelson, F.W., Pomerleau, O.F., e.a. (1997). Adult atten- hyperactivity disorder: Issues of gene-environment interac-
tion deficit hyperactivity disorder: Psychological test profiles tion. Biological Psychiatry, 41, 65-75.
in a clinical population. Journal of Nervous and Mental Disease, Mirsky, A.F. (1987). Behavioral and psychophysiological markers of
185, 32-38. disordered attention. Environmental Health Perspectives, 74,
Elia, J., & Rapoport, J.L. (1991). Ritalin versus dextroamphetamine in 191-199.
adhd: Both should be tried. In L.L. Greenhill & B.B. Osman Murphy, K., & Barkley, R.A. (1996). Prevalence of dsm-iv symptoms
(red.), Ritalin, theory and patient management (pp. 69-74). of adhd in adult licensed drivers: Implications for clinical
New York: Liebert. diagnosis. Journal of Attention Disorders, 3, 147-161.
Faraone, S.V., & Biederman, J. (1994). Genetics of Attention Ratey, J.J., Miller, A.C., & Nadeau, K.G. (1995). Special diagnostic and
Deficit/Hyperactivity Disorder. Child and Adolescent Psychiatric treatment considerations in women with attention deficit
clinics of North America, 3, 285-302. disorder. In G. Nadeau (red.), A comprehensive guide to attention
Ferdinand, R.F., & Verhulst, F.C. (1996). Verband tussen emotionele deficit disorder in adults (pp. 260-283). New York:
en gedragsproblemen bij 13-16-jarigen en problemen 8 jaar Brunner/Mazel Inc.
later. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 140, 1272-1276. Robins, L.N., Helzer, J., Croughan, J., e.a. (1981). National institute of
Gadow, K.D., Sverd, J., Sprafkin, J., e.a. (1995). Efficacy of methyl- mental health diagnostic interview schedule. Archives of
phenidate for attention-deficit hyperactivity disorder in General Psychiatry, 38, 381-389.
children with tic disorder. Archives of General Psychiatry, 52, Shaffer, D., Schwab-Stone, M., Fisher, P., e.a. (1993). The Diagnostic
444-455. Interview Schedule - Revised version (disc-r): I. Prepa-
Gilger, J.W., Pennington, B.F., DeFries, J.C. (1992). A twin study of the ration, fieldtesting, interrater reliability, and acceptability.
etiology of comorbidity: Attention-deficit hyperactivity dis- Journal of the American Academy of Child and Adolescent
order and dyslexia. Journal of the American Academy of Child and Psychiatry, 32, 643-650.
Adolescent Psychiatry, 31, 343-348. Sherman, D.K., McGue, M.K., & Iacono, W.G. (1997). Twin concor-
Gittelman-Klein, R., Abikoff, H., Pollack, E., e.a. (1980). A controlled dance for attention deficit hyperactivity disorder: A compar-
trial of behavior modification and methylphenidate in ison of teachers’ and mothers’ reports. American Journal of
hyperactive children. In C. Whalen & B. Henker (red.), Psychiatry, 154, 532-535.

tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6 357


j.j.s. kooij/j.k. buitelaar/w. van tilburg

Spencer, T., Wilens, T., Biederman, J., e.a. (1995). A double-blind, Wilens, T.E., Spencer, T.J., & Biederman, J. (1995). Pharmacotherapy
crossover comparison of methylphenidate and placebo in of adult adhd. In G. Nadeau (red.), A comprehensive guide to
adults with childhood-onset attention-deficit hyperactivity attention deficit disorder in adults (pp. 168-190). New York:
disorder. Archives of General Psychiatry, 52, 434-443. Brunner/Mazel.
Swanson, J.M., Sergeant, J.A., Taylor, E., e.a. (1998). Attention-deficit Wilens, T.E., Biederman, J., Prince, J., e.a. (1996). Six-week, double-
hyperactivity disorder and hyperkinetic disorder. The Lancet, blind, placebo-controlled study of desipramine for adult
351, 429-433. attention deficit hyperactivity disorder. American Journal of
Volkow, N.D., Yu-Shin, Ding, Fowler, J.S., e.a. (1995). Is methylpheni- Psychiatry, 153, 1147-1153.
date like cocaine? Archives of General Psychiatry, 52, 456-463. Zametkin, A.J., Nordahl, T.E., Gross, M., e.a. (1990). Cerebral glucose
Weiss, G., Hechtman, L., Milroy, Th., e.a. (1985). Psychiatric status of metabolism in adults with hyperactivity of childhood onset.
hyperactives as adults: A controlled prospective 15-year fol- New England Journal of Medicine, 323, 1361-1366.
low-up of 63 hyperactive children. Journal of the American
Academy of Child Psychiatry, 24, 211-220. auteurs
Weiss, G., & Trokenberg Hechtman, L. (1993). Medication treatment
of adhd. In G. Weiss & L. Trokenberg Hechtman (red.), j.j.s. kooij is psychiater in Psychiatrisch Centrum Joris te
Hyperactive children grown up: adhd in children, adolescents Delft. Correspondentieadres: pc Joris, Dagcentrum, Nieuwe
and adults, 2nd ed. (pp. 348-365). New York: The Guilford Press. Plantage 28, 2611xj Delft, telefoon: (015) 2144540.
Welner, Z., Reich, W., Herjanic, B., e.a. (1987). Reliability, validity and j.k. buitelaar is kinderpsychiater en hoogleraar bio-
parent-child agreement studies of the Diagnostic Interview psychosociale determinanten van gedrag in het Academisch
for Children and Adolescents (dica). Journal of the American Ziekenhuis Utrecht.
Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 26, 649-653. w. van tilburg is hoogleraar psychiatrie aan de Vrije
Wilens, T.E., Biederman, J., Spencer, T.J., e.a. (1994). Comorbidity of Universiteit te Amsterdam.
attention-deficit hyperactivity and psychoactive substance
use disorders. Hospital and Community Psychiatry, 45, 421-435. Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 19-10-1998.

summary Proposal for diagnosis and treatment of Attention Deficit/Hyperactivity


Disorder (adhd) in adults – Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (adhd) is the most
frequent behavior disorder of childhood with a prevalence of 3-5%. adhd persists in at least 30%
in adulthood, so the estimated prevalence of adhd in adults is 1%. Etiologically, genetic factors
are the most important. In neuro-imaging, morphological abnormalities and dysfunction of the
frontal cortex and basal ganglia have been established. There is little research in diagnostic
assessment and treatment of adults. In this article, a proposal is made based on literature and own
experience. Hetero-anamnestic information about childhood-onset of symptoms is being advised.
Treatment can consist of psycho-education, medication (methylphenidate and desipramine are
effective in controlled trials in adults), psychotherapy and supportgroups.
[tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6, 349-358]

keyword s adh d in adults, diagnosis, treatment

358 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 6

Vous aimerez peut-être aussi