Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Aspect van Keyne's economische theorie → theoretische concept: gebaseerd op multiplier effect
bestedingen in de ene sector resulteren in meer bestedingen in een andere sector, waardoor de
gehele economie groeit met een groter deel dan het geinjecteerde bedrag. De ratio tussen het
geinjecteerde bedrag en de uiteindelijk groei is de multiplier.
Categorien in overschatting
1. Dubbel tellen van productiewaarde, als organisaties aan elkaar leveren
2. Indirecte effecten kunnen niet direct aan de culturele sector verbonden worden. Bv.
Bestedingen van bezoekers buiten de kunstinstelling. (Alleen uitgaven van bezoekers van
buiten de regio van de kunstinstelling worden meegeteld als additionele bestedingen)
3. Niet alle bestedingen zijn nuttig voor de locale economie, het weglekken van bestedingen
(bv. Lowlands voor Biddinghuizen)
4. De impactanalyse vooronderstelt dat de hele culturele sector afgedaan kan worden. Dit is
niet het geval, dus kunnen de subsidies niet gezien worden als een economische injectie. Als
geld niet aan cultuur wordt besteedt, wordt het wel ergens anders aan besteed.
5. Budgetverlaging leidt tot meer werkeloosheid in de culturele sector. Deze mensen krijgen
een uitkering en geven nog steeds geld uit aan huisvesting en levensmiddelen. Niet alle
investeringen van de gemeente leiden dus tot additionele uitgaven, aangezien de salarissen
in de plaats komen van de uitkeringen. De impactanalyse overschat de impact omdat het
ervan uitgaat de banen die vrijkomen, nieuwe mensen aantrekt naar de regio, en de
werkverschaffing aan werkeloze locale mensen niet meerekent.
6. De impactanalyse houdt geen rekening met de mogelijkheid op een economie die op zijn
maximale capaciteit zit. In dit geval zullen de extra bestedingen in de ene sector een verlies
van bestedingen in een andere sector betekenen.
Populaire muzieksector
Verschillende auteurs zijn kritisch op de mate van werkgelegenheid gecreeerd door culturele instellingen.
(Weinig werk in verhouding tot de totale economie, en de banen zijn vaak slecht betaald en part time)
Oppassen met het zien van cultuurbeleid als het verzekeren van een direct inkomen.
(Verschil in klassieke podiumkunsten en populaire muziek en omringende sectoren)
Het helpen bij het neerzetten van een identiteit van de kunst lijkt een intrinsieke waarde, maar dit heeft meer
te maken met de uniekheid van producties, die een stad onderscheiden van andere steden.
De directe economische impact is niet per se gelimiteerd aan de regio, omdat muziek vaak gedistribueerd
wordt door grote internationale maatschappijen, en muzikanten verhuizen naar knooppunten en hun
bestedingen niet in de stad van herkomst doen.
Impact op de lokale economie door eigen sound door:
− toerisme
− city image
− gentrification: opwaardering van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied
Throsby
Het begrip 'waarde' om economie en culturele filosofie samen te brengen
Economische waarde: Het nut dat mensen toekennen aan handelswaar
Culturele waarde: de ervaring die het geeft, een indicatie van de waarde van werk in verhouding tot
ander werk
Een natie kan gezien worden als een groep, waarbij de nationale identiteit samenhangt met geerfde
tradities, rituelen en geloofsovertuigingen.
Ook groepen werknemers van een bedrijf kunnen als groep gezien worden.
In een extreme doorzetting zegt deze theorie eigenlijk dat artistieke esthetische ervaring slecht is
voor economisch functioneren. (Zaait verwarring over doelen en organisatie)
Eigenlijke punt: Als kunst en cultuur de identiteit van mensen kan beinvloeden, zal dit zorgen dat ze
verschillende oordelen vellen en dus hun gedrag beinvloeden. Dit kan ook betekenen dat hun
economische gedrag beinvloed wordt.
Florida
Volgt Abbing
Kernbegrip: Creatieve klasse → segment van de werkkracht wiens essentiele economische functie
het produceren van nieuwe vormen en designs is, of het deelnemen aan creatief probleemoplossen,
vanuit een complexe belichaming van kennis om specifieke problemen op te lossen. (puur
economisch gezien, niet sociaal)
regionale economische groei wordt gedreven door de keuzes van locatie van creatieve mensen (de
houders van creatief kapitaal), die plaatsen prefereren die divers zijn, tolerant, en open staan voor
nieuwe ideeen.
Het creeeren van een tolerante omgeving is niet het enige wat economische groei veroorzaakt. Er
moet ook de technologie aanwezig zijn, modellen om creativiteit te kapitaliseren,
ondernemersschap, enz.
3 T's : Technologie, Talent en Tolerantie
De verschillende vormen van creativiteit kunnen elkaar versterken → de relatie tussen culturele
faciliteiten en economische groei is niet rechtlijnig.
De relatie met betrekking tot de culturele voordelen in een stad is geen intrinsieke functie, omdat
het gaat om kunst in een institutionele definitie. Een stad moet culturele voordelen bieden die
eigenschappen tentoonspreidt die als experimenteel beschouwd worden. Dit betekent niet meteen
dat een ervaring per se artistiek moet zijn → dus geen intrinsieke functie.
Een tolerant klimaat is ook belangrijk voor het aantrekken van de creatieve klasse, hier is sprake
van een semi-intrinsieke functie, als men het heeft over stadsidentiteit.
Kritiek:
1. De theorie van Florida is niet emperisch getest
2. Florida negeert tweezijdigheid van het causale verband dat hij ziet. Volgt de kunstsector de
creatieve klasse, omdat de creatieve klasse een trouw publiek vormt, of is het de creatieve
klasse die de kunstenaars volgt?
Directe invloed van de creatieve klasse op de economie: Is niet op landelijke schaal vast te stellen,
alleen in Amsterdam op regionale schaal.
Indirecte invloed: Niet de creatieve SECTOR beinvloedt de locale economie, maar de creatieve
PRODUCTIE, in de vorm van theatershows, tentoonstellingen en evenementen. Deze beinvloeden
de vestiging van de creatieve klasse. Vooral de aanwezigheid van podiumkunsten, en ook cultureel
erfgoed.
Boschma stelt een andere conclusie, namelijk dat de creatieve klasse zich niet alleen ín de stad
clustert, maar ook eromheen, en niet omdat er culturele voordelen in de stad aanwezig zijn, maar
vanwege sociale infrastructuur en tolerantie.
Deze onderzoeken tonen aan dat een directe relatie tussen creativiteit en economisch functioneren
niet kan worden aangetoond. Er is echter wel een verband tussen vestiging van hoog opgeleide
creatieve mensen.
Samenvatting
De classificatie van het economisch functioneren van kunst als een extrinsieke functie is te
betwisten.
Throsby's argument is dat de identiteit van groepen een factor is in hun economisch gedrag.
Tolerantie naar verschillende levensstijlen is een grote factor in het aantrekken van creatieve
arbeiders, hoewel tolerantie niet de enige factor is. Hierbij is de grootte van een land wel van
belang. (Intrinsieke functie van kunst)
Relatie is toch ook extrinsiek. Culturele faciliteiten die geen artistieke ervaring bieden zijn ook
belangrijk in het vestigen van creatieve arbeiders, en hoe groter de diversiteit, des te meer
aantrekkingskracht.
De richting van de relatie tussen cultureel en economisch beleid zijn niet duidelijk.
Stadsidentiteit en stadsregeneratie
Steden zijn veel bezig met het stadsimago in hun cultuurbeleidsdocumenten
Culturele activiteiten kunnen helpen een zelfbeeld van de stad te ontwikkelen, als ook een extern
cultureel imago.
Sinds eind jaren tachtig was er de trend om weer in de stad te gaan wonen, wat betekende dat
kunstinstellingen aan hogere eisen moesten voldoen, zoals het hebben van economische impact, het
bijdragen aan de kwaliteit van het leven en het stimuleren van het stadsimago.
Hierop gebaseerd worden er investeringen gedaan in de culturele sector, maar er wordt niet
duidelijk gemaakt in kwantificeerbare termen, wat er van kunst en cultuur verwacht wordt.
Boogaarts is bang dat de rol van kunst en cultuur overschat wordt. Het extrinsieke beleid kan
afbreuk doen aan het intrinsieke functioneren van kunst en cultuur.
De beschreven onderzoeken kijken niet naar de invloed die kunst en cultuur hebben op de
beleidsdoelen, buiten dat ze refereren aan de kwaliteit van architectuur en de uniekheid van de
faciliteiten die leiden tot media-aandacht voor de faciliteit en de stad. Ze kijken ook niet naar hoe ze
de doelen moeten evalueren.
Regeneratie wordt beinvloed door stad- of districtimago.
• Alle onderzoeken stellen ook dat gemeentes niet specificeren voor welke groepen welk
imago neergezet moet worden. Noordman stelt een onderscheid voor in lokale bevolking en
toeristen. De meeste gemeentes richten zich alleen op de lokale bevolking. Dit is niet per se
slecht omdat een zelfbeeld belangrijk is om een extern imago uit te kunnen dragen.
Artistieke activiteiten kunnen het zelfbeeld van mensen veranderen, waardoor ook het
stadsbeeld verandert en vise versa. Dit proces is van belang vanuit een economisch oogpunt,
vanwege het fenomeen gentrification, waarbij districten minder waard worden, zodat er
kunstenaars en andere culturele ondernemers vestigen, waardoor een district weer
aantrekkelijker wordt om in te wonen. Vooral podiumkunsten hebben dit effect.
• Marlet en Tames: De aantrekkelijkheid van een stad wordt bepaald door de bereikbaarheid
per trein en auto en de aanwezigheid van podiumkunsten. Dit wordt gemeten in de prijzen
van huizen, wat een meer accurate weergave is, dan vragenlijsten, omdat ze werkelijke
effecten meten. Dit is geen intrinsieke functie van de podiumkunsten, omdat het hierbij niet
gaat om wat voor voorstellingen er plaatsvinden in de betreffende theaters.
• Cultuurbeleid kan gebruikt worden om meer toeristen naar een stad te trekken. Dit wordt
vooral bereikt met musea en cultureel erfgoed, maar podiumkunsten kunnen ook een grote
bijdrage leveren. (Vooral de populaire vormen).Noordman onderscheid high en low
strategies, die steden kunnen aannemen. (extrinsieke functie, omdat het gaat om een
institutionele definitie van kunst, en het niet gaat om de vorm van ervaring die wordt
aangeboden)
• De oudste vorm van gebruik van cultuurbeleid is het aantrekken van bedrijven.
Samengevat:
1. Het imago van een stad kan niet causaal verbonden worden aan de culturele faciliteiten van
de stad
2. Het lijkt erop dat stadsimago bijdraagt aan het vergroten van de economische effecten van
kunst en cultuur.
3. Stadsimago kan helpen bedrijven aan te trekken en dus werkgelegenheid vergroten
4. culturele faciliteiten kunnen een instrument zijn in de gentrification van vervallen wijken,
waarbij met name de podiumkunstgebouwen en pop muziek interessant zijn.
5. Er kan verband worden gezien tussen het stadsimago en het zelfbeeld van de inwoners, wat
suggereert dat stadsimago relateert aan sociaal beleidsdoelen en dat deze manier van het
functioneren van podiumkunsten intrinsiek kan zijn.
Een conclusie kan zijn dat in het economisch domein, het functioneren van de podiumkunsten als
invloed op het stadsimago extrinsiek van aard is.
8.5 Samenvatting
De niet-artistieke esthetische waarden en functies van de podiumkunsten kunnen niet leiden tot
intrinsiek economisch functioneren, omdat deze waarden en functies ook door andere culturele
activiteiten gerealiseerd kunnen worden.
Economische functies kunnen alleen intrinsiek zijn als artistieke intrinsieke functies en waarden van
belang zijn, dus als ervaringen de perceptieschema's van deelnemers uitdagen, en hun visie,
inzichten en gedrag beinvloeden.
De effecten van kunst en cultuur in het economische domein zijn zelden gerelateerd aan enkele
esthetische ervaringen of voorstellingen, hoewel impactanalyse en gentrification gerelateerd kunnen
aan enkele instituties
FIGUUR 8.1
beleidsdocumenten verbinden cultuurbeleid aan sociale beleidsproblemen, maar zijn daarin niet
duidelijk hoe kunst en cultuur functioneren in het sociale domein.
Problemen waaraan gerefereerd wordt:
− kunst en cultuur helpen sociale cohesie ontwikkelen. Daarbij is het van belang dat
podiumkunsten per definitie een sociale activiteit zijn.
− Kunst en cultuur worden gezien als bevorderlijk voor het aantrekken van inwoners met
koopkracht, wat kan helpen in het ontwikkelen van een sociaal klimaat.
− Kunst en cultuur bevorderen tolerantie (civilisatie)
Al deze punten zijn extrinsiek, omdat het niet gaat om de aard van de ervaringen die worden
aangeboden.
Het functioneren van kunst in het sociale domein wordt ook verbonden aan intrinsieke functies
(Zowel artistieke als non-artistieke esthetische waarden en functies).
− Persoonlijke identiteit is een sleutelfactor in het relateren van esthetische ervaring aan het
sociale domein
− Het is duidelijk dat persoonlijke ontwikkeling sterk verbonden is aan de positie van een
persoon in de maatschappij, waardoor de persoonlijke ontwikkeling die voortvloeit uit
participatie in culturele activiteiten de persoonlijke identiteit beinvloedt.
(Intrinsiek functioneren van kunst)
− Ook collectieve identiteiten worden gevormd via persoonlijke identiteit
Sociale beleidszaken brengen het individu en zijn esthetische ervaring in verband met het
collectieve niveau. Hoe verhouden mensen zich tot de gemeenschap?
Kortom:
Identiteit is geen vaststaand gegeven, relateert een persoon aan het collectieve niveau. Het
collectieve niveau wordt met de term communitie aangeduid (Term wordt vaak gebruikt in de
literatuur over sociale uitkomsten van kunst en cultuur, en het zorgt voor een onderscheid tussen
cultuur in antropologische betekenis, cultuur als manifestaties van culturele activiteiten en groepen
of subgroepen in een stedelijke samenleving.)
9.3 Sociaal beleid in verhouding tot kunstbeleid: Visies vanuit culturele sociologie
Vraag: Worden er realistische sociale voordelen verwacht van culturele activiteiten?
Dit onderzoek richt zich op de effecten van deelname van het algemene publiek aan professionele
podiumkunsten.
4 problemen:
1. Culturele diversiteit en de representatie van ondergerepresenteerde groepen
2. Gemeenschapskunst als instrument om op ondergerepresenteerde groepen of specifieke
doelgroepen te focussen
3. Gezondheid in relatie tot kunstbeleid
4. Stadsregeneratie
1.
Onderzoek kijkt naar de vraag over toegankelijkheid van de officiele culturele instellingen
Matarasso: Ondergerepresenteerde groepen kunnen zichzelf uiten, en daarmee een betere positie
verkrijgen in de maatschappij, dan de positie die ze (als probleemgroep) toebedeeld is door anderen.
Zelfbewustzijn kan plaatsvinden door deelname aan culturele activiteiten, die direct gerelateerd zijn
aan specifieke socio-economische en/of ethnische groepen.
2.
Matarasso: Gaat over community arts in plaats van podiumkunsten
Debat over de sociale impact van deelname aan kunst in UK
Het functioneren van kunst in het sociale domein start bij het feit dat deelname aan kunst een goede
manier is voor persoonlijke groei.
Onderscheid deelnemers en publiek: deelnemers nemen actief deel aan het kunstproject en in de
gemeenschap, publiek kijkt alleen maar.
Sociale impact lijkt vooral te ontstaan bij gemeenschapskunst, maar ook bij passieve deelname.
Matarasspo's theorie is toe te passen op dit onderzoek, met in achtneming van verschillen tussen
actief en passief publiek bij podiumkunsten:
− De grootte van de sociale impact op persoonlijk niveau als passief publiek is gelimiteerd,
omdat de participatie korter duurt dan bij actieve deelname.
− Omdat bij actieve deelname er op een bestaande sociale groep gericht kan worden kan de
sociale impact groter zijn, omdat deze groep na de voorstelling nog contact houden, in
tegenstelling tot passief publiek.
− De grootte van de sociale impact bij passieve deelname aan podiumkunst is kleiner, omdat
sommige voordelen gebaseerd zijn in een actieve interesse in de omringende gemeenschap,
wat niet automatisch gezegd kan worden van een passief publiek.
− Actieve deelname aan activiteiten traint bepaalde vaardigheden bij deelnemers, die het
passieve publiek niet leert bij een voorstelling.
3.
Effect van kunst en cultuur op de mentale en fysieke gezondheid van mensen. Hierbij gaat het niet
zozeer om lichamelijke genezing, maar een gevoel van welzijn, gezondheid, vaak gerelateerd aan
verhoogd gevoel van zelfvertrouwen, actiefheid en sociaal contact.
Madden en Bloom: Kijken naar creatieve therapie (gaat om actief kunst maken)
Affectieve respons op kunst helpt in het bevorderen van fysieke en mentale gezondheid, en kan dus
een sociale impact hebben. Vormen van impact:
• Intrinsieke functie van kunst die leidt tot een beter gevoel. Emotieregulatie en ontlading.
• Extrinsieke functie van kunst die leidt tot een beter gevoel; een dagje weg zijn, ontsnapping,
afleiding, ontspanning, met vrienden zijn.
• Intrinsieke functie van kunst die leidt tot zelf-expressie en zelf-representatie; kunst helpt
persoonlijke identiteit te ontwikkelen, en kan empowering zijn voor individuen of groepen.
Matarasso stelt dat empowerement vooral een functie is van kunst bij actieve deelname.
4.
Culturele instrumenten kunnen helpen bij het revitaliseren van een (deel van een) stad en het
versterken van economisch functioneren. Stadsregeneratie is dus een deel van zowel economisch
beleid en cultuurbeleid, en moet dus meegenomen worden als onderdeel van het sociale domein om
een model te formuleren om de sociale impact van cultuurbeleid te meten.
Samenvatting
Het is moeilijk exact vast te stellen hoe de esthetische ervaring bijdraagt aan een specifiek socioaal
beleidsdoel. Daarom wordt de vraag omgedraait en gekeken naar de functie die gerelateerd zijn aan
esthetische ervaringen:
• Hoe een subject zijn/haar positie in de gemeenschap waarneemt
• Hoe de collectieve aard van de ervaring bezoekers verbindt aan elkaar en aan de
gemeenschap
• Hoe de ervaring(en) outcomes genereren voor de gemeenschap
2 aspecten:
Zelf-determinatie: als de acties van een persoon afhangen van individuele keuzes die een uiting van
zijn identiteit zijn
Zelf-realisatie: Als een persoon zijn capaciteiten, vaardigheden en talenten in het beste uit zichzelf
halen, ontwikkelt.
Beiden zijn afhankelijk van elkaar.
Positieve vrijheid houdt in dat een persoon zijn identiteit kan ontwikkelen en uiten via zelf-
determinatie en zelf-realisatie.
Hierbij is altijd een referentiepunt nodig, van waaruit men vertrekt. De bestaande cultuur, de
perceptieschema's van een persoon, vormen dit uitgangspunt.
Voor de podiumkunsten kan een vergelijkbaar effect worden gemeten als bij de gemeenschapskunst,
door deelname aan gemeenschapskunst raakt met meer betrokken bij locale zaken. (volgen van de
normen van de gemeenschap)
Onderscheid moet gemaakt worden in de uitkomsten van Matarasso om te kijken of deze horen bij
deelnemers of publiek. Dit houdt ook een onderscheid in intrinsieke en extrinsieke uitkomsten in.
Matarasso noemt als intrinsieke kenmerken alleen het ontwikkelen van artistieke vaardigheden en
het verbreden van de horizon. (De eerste relateerd vooral aan de actieve deelname in
kunstactiviteiten)
Het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden door culturele activiteiten kan een empowering effect
hebben, wat zorgt voor het actief deelnemen in de gemeenschap. Dit kan ook als circulair patroon
gezien worden, omdat de deelname weer zorgt voor het opdoen van nieuwe vaardigheden en een
gevoel van empowerement.
Sociale uitkomsten beginnen bij de waarden en functies op persoonlijk niveau on de ontwikkeling
van vaardigheden:
• Artistieke vaardigheden
• Organisatorische en sociale vaardigheden
Kortom: Matarasso stelt dat er positieve uitkomsten van een esthetische ervaring bestaan,
beoordeelt en gepland kunnen worden. Dit kan kloppen voor actieve deelname, omdat het hier om
specifieke groepen gaat die vantevoren vastgesteld kunnen worden. Dit klopt niet voor de normale
podiumkunsten.
De effecten van een uitdagende ervaringen kunnen tijdelijk zijn, zowel voor intrinsieke als
extrinsieke effecten. Bovendien kan een ervaring veranderen door opvolgende ervaringen. Dit roept
de vraag op wanneer effecten gemeten moeten worden.
transitie van persoonlijk naar collectief niveau, roept twee vragen op:
1. Hoe beinvloedt een voorstelling de identiteit van het publiek, en wanneer wordt dit relevant
voor voor het collectieve niveau van de gemeenschap en voor sociale beleidszaken
specifiek: gemeenschapsrevitalisatie, die McCarthy verbinden aan de sociale kapitaal
theorie.
2. Wat is de relatie tussen de identiteit die al aanwezig is in de voorstelling en de identiteit van
het publiek als collectief?
Theater als kunstvorm symboliseert het proces van de mens die zich bewust wordt van zichzelf,
omdat het uitvoerders bevat die zichzelf buiten het collectieve plaatsen, en zo als spiegel fungeren
voor de identiteit van individuen als leden van dit collectief. (intrinsiek)
Bewustmaking van identiteit.
Dit betekent dat zowel acteurs als het publiek zich bewust kunnen worden van hun identiteit door de
podiumkunsten. (1e stap in gemeenschapsontwikkeling ← intrinsiek)
Ervaren van groepsidentiteit = esthetisch-intrinsiek
Uitdagen van de groepsidentiteit = artistiek-intrinsiek
Het versterken en bouwen van sociale structuren zijn intrinsieke vormen van het functioneren van
kunst, en cultuurbeleid is dus direct gerelateerd aan sociaal beleid
sociaal beleid richt op voeden van een sociaal klimaat en sociale kwaliteit
Cultuurbeleid richt zich op het voeden van een artistiek klimaat en artistieke kwaliteit.
Deze worden nu vaak apart genomen, maar dit hoeft dus niet, artistieke kwaliteit en het ontwikkelen
van sociale kwaliteit kunnen samen gaan.
Kortom:
Functie van kunst is intrinsiek als het gaat om de representatie en ontwikkeling van identiteit.
Het afstand nemen van jezelf is fundamenteel voor de mens en een niet los te zien van de
esthetische ervaring.
Sociaal kapitaal
Putnam: onderzocht de daling van sociaal kapitaal
Sociaal kapitaal: The connecties tussen individuen en sociale netwerken en de normen van
wederkerigheid en vertrouwen die daaruit ontstaan. Mensen gebruiken sociaal kapitaal om doelen te
verwezelijken.
Bonding ties: banden tussen mensen die gelijkwaardig zijn, dezelfde achtergrond, sociale groep,
bronnen.
Bridging ties: banden tussen verschillende mensen
Bonding en bridging ties kunnen tegelijkertijd bestaan.
'strength of weaker ties': bridging ties zijn zwakker, omdat mensen deze banden niet zomaar met
elkaar aangaan, maar als dit wel gebeurd levert dit veel diverse bronnen voor de individuen op.
Sociale netwerken zijn de kern van sociaal kapitaal. Hier onderscheid Putnam zich van Bourdieu:
Bourdieu: Kapitaal is iets wat in individuen besloten ligt, dat impliceert dat een persoon, door een
netwerk of sociale relaties, toegang heeft tot bronnen. Bronnen vormen het sociaal kapitaal.
Putnam: sociaal kapitaal is karakteristiek voor sociale relaties of voor de gemeenschap als geheel.
Hij analyseert geen machtsrelaties, maar gebruikt de term om niveau's van vertrouwen in een
gemeenschap te omschrijven.
Beiden benadrukken het belang van sociale relaties om toegang te krijgen tot bronnen. Sociaal
kapitaal verhoudt zich tot sociale netwerken met hun inherente normen van wederkerigheid en
vertrouwen, en de voordelen die deze netwerken genereren voor zowel het individu als de
gemeenschap (zowel oorzaak als gevolg)
Field:
concept van sociaal kapitaal:
• brengt een nadruk op relaties en waarden als significante factoren in het uitleggen van
structuren en gedrag, in de sociale theorie.
• Focus op meso-niveau
• Combineert structurele elementen (netwerken), gedrag (deelname aan samenleving) en
cognitieve dimensies (normen) samen.
Sociaal kapitaal is een sociaal contruct, mensen moeten ook bekend zijn met de normen en waarden
van de groep.
Field integreert visies van Bourdieu, Putnam, Coleman en Jeannotte (buying into institutional rules
← eerste stap in de ontwikkeling van een gemeenschap)
Kritiek Putnam:
• Sociaal kapitaal is niet altijd overal positief. Bonding sociaal kapitaal kan ook zorgen voor
uitsluiting van mensen.
• Hij kijkt naar de daling van sociaal kapitaal, maar dit kan net zo goed betekenen dat er een
verschuiving plaatsvindt van formele vormen van sociaal kapitaal naar minder informele
vormen.
• De definitie van Putnam is circulair, het is niet duidelijk wat de relatie is tussen de
verschillende elementen in zijn definitie.
Field en Putnam: Beleid om sociaal kapitaal te vergroten moet zich richten op het bouwen van de
bridging vormen van kapitaal. Dit is echter niet zo makkelijk, omdat mensen die zo anders zijn
moeten leren hoe met elkaar een bintenis aan te gaan.
Het aanleren van deze 'regels' kan gebeuren via een esthetische ervaring, vooral als deze artistiek is.
De artistiek-intrinsieke waarde van het testen van visies en inzichten is dus direct gerelateerd aan
het bouwen van bridging sociaal kapitaal.
1.
fig. 9.2
Ze relateren de functies van kunst in de samenleving (benefits) aand de esthetische ervaring
(aesthetic experience/participation).
Ze maken onderscheid in prive en publieke voordelen, en intrinsieke en instrumentale voordelen.
Persoonlijke functie is een waarde van het collectieve perspectief. Sommige van deze collectieve
waarden zijn dus ook intrinsiek. De theorie van gemeenschapsrevitalisatie schijnt licht op de relatie
tussen intrinsieke en extrinsieke functies en op de manier waarop deze functies voorkomen bij
mensen die niet betrokken zijn bij culturele activiteiten.
Eerste fase van revitalisatie; artistieke en esthetisch-artistieke functies van de esthetische ervaring
zijn van belang.
Verdere fases: extrinsieke functies
Dus: het bouwen van sociale banden en bridges is een intrinsieke functie van de podiumkunsten in
het sociale domein, bouwen van gemeenschapscapaciteit en gemeenschapsactie is een extrinsieke
functie.
Zwak causaal verband.
Intrinsiek functioneren
Er lijkt geen verschil te zijn tussen esthetisch en artistiek esthetisch functioneren, hoewel
beargumenteerd kan worden dat artistiek-esthetisch functioneren sterker is in het ontwikkelen van
sociale bruggen, en non-artistieke esthetische functies dit proces faciliteren.
Social bonding gebeurd als resultaat van zowel artistieke als non-artistieke waarden.
Social bonding en bridging bouwen sociaal kapitaal.
Het functioneren van kunst in het sociale domein ligt zo dicht bij de intrinsieke aard van de
esthetische ervaring, dat dit functioneren ook als intrinsiek beschouwd kan worden.
Met in acht neming van het feit dat:
− de taal of gebruiken in de productie onbekend kunnen zijn voor diverse publieken
− Als een persoon bevestigd wordt in de sociale onderscheiden tussen groepen, kunnen
bridging ties juist bemoeilijkt worden
− Factoren buiten de intrinsieke kwaliteit van de voorstelling kunnen het proces negatief
beinvloeden.
− De organisatie van de esthetische ervaring kan het functioneren op gemeenschapsniveau
voorkomen.
Extrinsiek functioneren
De extrinsieke waarde van het functioneren van podiumkunsten in het sociale domein ligt in het feit
dat het een gemeenschappelijke activiteit is.
Omdat andere factoren fases 2 en 3 beinvloeden kunnen deze niet aan de esthetische ervaring
verbonden worden. De specifieke contributie van de esthetische ervaring in deze fases is het
opbouwen van sociaal kapitaal, specifiek het voorzien van sociale bridges.