Vous êtes sur la page 1sur 5

 

Eenvoudig zoeken

Uitgebreid zoeken

Toelichting

Selectie- en anonimiseringsbesluit

Aanmelden uitspraak

Home / Uitsprakendatabank / Uitgebreid zoeken / Zoekresultaat / Uitspraak

SRU-K1-2019-5 

Instantie Kantongerecht Eerste Kanton


Zaaknummer AR-192075
Uitspraakdatum 25 juli 2019
Publicatiedatum 26 juli 2019
Rechtsgebied Civiel recht
Inhoudsindicatie Staat mag optreden tegen vaartuigen in de viserijzone. Geen sprake van onrechtmatig
handelen. Artikel 28 Zeevisserijwet.

UITSPRAAK
Kantonrechter in Kort geding
A.R. no. 192075
25 juli 2019

Vonnis in de zaak van

ROS NATIONAL FISHERY N.V., gevestigd en kantoor houdende aan de J. D. Gompertstraat no. 92 B te
Paramaribo,
gemachtigden: mr. L. Punwasi-Raghoebier en mr. F.M.S. Ishaak, advocaten,
eiseres in kort geding,
hierna te noemen: “de NV”,
tegen

A. DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, ten rechte vertegenwoordigd door de Procureur-generaal bij het
Hof van Justitie, kantoor houdende aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
A1 HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, VEETEELT EN VISSERIJ, gevestigd aan de Letitia Vriesdelaan no.
8 – 10 te Paramaribo,
A2 HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN, meer in het bijzonder de Kustwacht, kantoor
houdende aan de Cornelis Jongbawstraat no. 2 te Paramaribo,
gemachtigden: mr. M. G. A. Vos en mr. D. S. Kraag, advocaten,
gedaagden in kort geding,
hierna te noemen: “De Staat”.

Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis van 10 juni 2019.

1. Het verdere proces verloop:


1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken

het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 11 juni 2019;

de respectieve conclusies tot uitlating na de comparitie zijdens elk der partijen.


1.2 De uitspraak van het vonnis in kort geding is bepaald op heden.

2. De feiten, de vordering en de grondslag daarvan


Hiervoor verwijst de kantonrechter naar bovenvermeld tussenvonnis.

3. De beoordeling
3.1 De NV vordert dat de kantonrechter de Staat veroordeelt tot intrekking van elke beslissing van de
aangezegde verwijdering van de aan de NV toebehorende vaartuigen, althans tot opschorting van de
gewraakte aanzegging tot verwijdering van de aan de NV toebehorende vaartuigen bekend als Fu Yuan Yu
9808, Fu Yuan Yu 9809, Fu Yuan Yu 9810, Fu Yuan Yu 9811, Fu Yuan Yu 9812 en Fu Yuan Yu 9813, op
straffe van een dwangsom.

3.2 Zij heeft als grondslag voor het gevorderde aangevoerd dat de NV, als Surinaams bedrijf een verzoek
heeft ingediend om in aanmerking te komen voor visvergunningen en op een later tijdstip heeft gevraagd
6 trawlervergunningen die haar waren toegezegd om te zetten in mid sea trawlervergunningen.
Zij heeft daarna toestemming van de autoriteiten gekregen om de 6 trawlers naar de haven van Cevihas
te varen voor de inspectie. Met het voorgaande is bij de NV het vertrouwen gewekt door de Staat dat de
omzetting van de trawlervergunning naar de mid sea trawlervergunning zou plaatsvinden.
Door hierna bij schrijven van 15 mei 2019 van de kustwacht de NV te sommeren de trawlers binnen 7
dagen uit de Surinaamse wateren te verwijderen, handelt de Staat onrechtmatig jegens de NV.
De NV voert daarbij tevens aan dat zij een naar Surinaams recht opgerichte rechtspersoon is die is
gevestigd in Suriname. Haar vaartuigen moeten aangemerkt worden als Surinaamse vaartuigen waardoor
het niet mogelijk is om de NV als Surinaams bedrijf te sommeren haar Surinaamse vaartuigen uit
Surinaamse wateren te verwijderen.

3.3 De Staat heeft als verweer onder andere aangevoerd dat de Zeevisserijwet een dwingendrechtelijke
procedure voorschrijft ter verkrijging van een registratiebewijs en van visvergunning ten behoeve van
vissersvaartuigen. De Staat voerde voorts aan dat na de inspectie van de trawlers van de NV bleek dat de
trawlers een motorvermogen hadden van meer dan 3000 pk, waardoor zij niet voldeden aan de
voorwaarden die zijn vastgesteld bij wet. Hierdoor is geen toestemming verleend voor registratie van de
vaartuigen. Het voorgaande is bij schrijven van 3 januari 2019 van de Minister van LVV aan de NV
medegedeeld. De Staat voert tevens aan dat de Kustwacht niet onrechtmatig handelt door geen
toestemming te verlenen voor registratie en ook niet door de NV te vragen de vaartuigen te verwijderen
uit de Surinaamse wateren. De Staat stelt voorts dat het argument van de NV, dat het vertrouwen bij de
NV is gewekt, niet opgaat omdat de beschikking is gepubliceerd en van een bedrijf verwacht mag worden
dat zij zich verdiept in de regelgeving welke betrekking heeft op de sector waarin het bedrijf actief is. De
NV had hierdoor zelf moeten nagaan of de vaartuigen wel voldeden aan de vereisten die door de wet
worden voorgeschreven.

3.4 De kantonrechter overweegt dat de vraag die partijen verdeeld houdt de vraag betreft of de Staat
onrechtmatig handelt door de NV te sommeren de vaartuigen uit de Surinaamse wateren te verwijderen.
Daarbij moet tevens de vraag beantwoord worden of de vaartuigen voldoen aan de vereisten om zich in
de Surinaamse wateren te bevinden, dan wel of de Staat het vertrouwen heeft opgewekt dat met
betrekking tot de zes vaartuigen een vergunning zou worden verleend en dat de vaartuigen geregistreerd
zouden worden, immers, dat is wat de NV als grondslag heeft aangevoerd.

3.5 De kantonrechter heeft een comparitie van partijen gelast en na de comparitie partijen in de
gelegenheid gesteld na te gaan of het mogelijk is op minnelijke wijze het geschil op te lossen. Partijen
zijn niet tot een minnelijke oplossing gekomen waardoor de vordering en de grondslag beoordeeld zullen
worden.

3.6 Tijdens de comparitie van partijen is door de Staat onder andere naar voren gebracht dat voor de
registratie van vaartuigen een aantal documenten noodzakelijk zijn.
De documenten die de Staat noemde zijn:

1. een bewijs dat het vaartuig is uitgeschreven uit het register, waar het vaartuig was ingeschreven,
omdat het meestal om een buitenlands vaartuig gaat (bewijs van uitschrijving);
2. documentatie van de rederij van het vaartuig, althans de exploitant van het vaartuig, waaronder
informatie over de aandelenverhouding, welke verhouding belangrijk is voor de vaststelling of een
vaartuig een vreemd vaartuig is of een Surinaams vaartuig;
3. een bemanningslijst;
4. documenten van de douane ten aanzien van de inklaring en
5. een meetbrief, waaruit de afmetingen van het vaartuig blijken.

3.7 De kantonrechter heeft tijdens de comparitie aan de NV gevraagd of deze de documenten heeft
overgelegd die noodzakelijk zijn voor de registratie.

3.8 Op deze vraag heeft de NV als volgt gereageerd: “Bepaalde documenten hebben wij niet overgelegd
voor de registratie. Als wij de vaartuigen inklaren onder Surinaamse vlag dan zijn wij nog niet zeker of wij
de vergunning zouden krijgen. Wanneer wij de vergunning zouden krijgen zouden wij de vaartuigen wel
registreren. Ook vanwege het feit dat de inklaringskosten hoog zijn.” “Bij ons ging het meer om de
aanvraag van de visvergunning en naderhand zouden wij de vaartuigen laten registreren.”
“Wij wisten niet dat het vaartuig geregistreerd moest worden en wij hebben ook geen aanvraag daartoe
gedaan.” “Dit alles is vrij nieuw voor ons.”….. “De documenten van de douane zijn wel overgelegd. Maar
een bewijs dat het vaartuig is uitgeschreven uit het land waar het was geregistreerd is niet overgelegd.”

Op de vraag van de kantonrechter of de aandelenverhouding is doorgegeven verklaarde de NV:“Nee wij


hebben de aandelen verhoudingen niet doorgegeven aan de Staat.”

3.9 De kantonrechter overweegt dat uit het relaas van de NV aannemelijk is geworden dat de NV zelf
geen verzoek heeft ingediend voor het registreren van de vaartuigen, daar niet de nodige documenten
voor heeft ingediend en ook niet het voornemen had de vaartuigen als Surinaamse vaartuigen te doen
registreren.
Noch de documenten betreffende de uitschrijving uit het land van herkomst, noch de documenten met
betrekking tot de aandelenverhouding zijn overgelegd terwijl dat een vereiste is voor het in behandeling
nemen van een aanvraag voor registratie.
De NV heeft daarnaast ook verklaard dat zij geen aanvraag heeft gedaan voor registratie omdat zij zich
richtte op de visserijvergunningen voor de mid sea trawler visserij.

3.10 De kantonrechter overweegt dat, nu de NV heeft gesteld dat zij niet de benodigde documenten heeft
ingediend voor de registratie en ook niet ervan op de hoogte was dat zij de documenten moest indienen
voor de registratie, de Staat geen verwijt treft voor het feit dat de vaartuigen niet geregistreerd worden.
Van onrechtmatig handelen zijdens de Staat is het dan ook niet gebleken.

3.11 De uitlatingen van de NV, met betrekking tot het gestelde van de Staat dat zij voor de registratie ook
vraagt dat er een visserijvergunning zal worden verleend, zijn daardoor niet relevant en zullen niet verder
besproken worden.

3.12 De kantonrechter overweegt voorts dat de Staat met betrekking tot het verzoek voor de mid sea
trawler visserij als volgt heeft verklaard: “Er is een brief op 03 januari 2019 gestuurd naar Ros zijdens LVV,
waarin staat opgenomen dat de vergunning geweigerd wordt voor de mid sea trawlers. In die brief staat
03 januari 2018 vermeld, maar eigenlijk moet het 03 januari 2019 zijn. Mid sea trawler visserij bestaat niet
in Suriname. Het is ook niet opgenomen in de beschikking van 2018.”

3.13 De NV heeft in haar conclusie tot uitlating aangevoerd dat er wel mid sea trawler visserij
vergunningen zijn verstrekt en heeft ter adstructie daarvan een productie overgelegd.

3.14 De Staat heeft daarop gereageerd en aangevoerd dat er door de vorige Minister van LVV een pilot
project is geïnitiëerd, welk project uiteindelijk geen voortgang heeft gehad.

3.15 De kantonrechter overweegt dat uit het voorgaande aannemelijk wordt dat er vooralsnog in
Suriname geen vergunningen worden verstrekt voor mid sea trawler visserij. Hierdoor treft de Staat geen
verwijt en handelt zij niet onrechtmatig indien zij voor de zes vaartuigen geen mid sea trawler vergunning
verleent.

3.16 Op grond van het voorgaande en het feit dat de mid sea trawler visserij niet is opgenomen in de
beschikking van 2 februari 2018 (SB2018 no. 21) inzake vaststelling van het aantal visvergunningen,
visvergunningsvoorwaarden en de hoogte van de visvergunningsrechten voor het dienstjaar 2018, is het
ook niet aannemelijk dat de Staat het vertrouwen heeft opgewekt dat zij aan de NV dergelijke
vergunningen zou verstrekken.

3.17 De kantonrechter overweegt voorts dat de Staat tijdens de comparitie van partijen met betrekking
tot het optreden, zoals gemeld in het schrijven van 14 mei 2019 afkomstig van de Kustwacht, alsvolgt
heeft verklaard:
“De schepen van ROS liggen thans in de visserijzône, zoals bedoeld in de Zeevisserijwet, voor de kust.”
“Artikel 22 lid 1 van de Zeevisserijwet geeft aan dat de kapitein van een vissersvaartuig niet zijnde een
vreemd vissersvaartuig, verplicht is er zorg voor te dragen dat aan boord van zijn schip aanwezig zijn een
exemplaar van het registratie bewijs en origineel en duplicaat van een vergunning; het certificaat van
deugdelijkheid.
Lid 2: de kapitein van een vreemd vissersvaartuig is verplicht er zorg voor te dragen dat aan boord van
zijn schip origineel of duplicaat exemplaar van de vergunning aanwezig is. Lid 3: op de eerste vordering
van een vervolgingsambtenaar dient het registratiebewijs, de vergunning of het certificaat van
deugdelijkheid van deze te worden vertoond en des gevraagd te worden afgegeven. ”
“Er was een verzoek van de waarnemend Directeur binnen gekomen. Daarbij was medegedeeld dat de
vissersvaartuigen die ten anker lagen bij het Lichtschip, die geen vergunning zouden hebben, bezig waren
te vissen. Op grond daarvan is het verzoek gedaan als de Kustwacht zou kunnen optreden.”
“De Kustwacht mag onder gezag van de Procureur-Generaal optreden. Dus zijn wij ervan uit gegaan dat
alle wettelijke mogelijkheden toegepast moeten worden bij elke handeling die in strijd is met de wet.”
“Ten eerste erop toezien dat de vaartuigen die daar zonder vergunning zijn zich niet in de visserijzône
begeven.”
De procedure die door ons met afstemming van de Procureur-Generaal gevolgd wordt, is ook een
instructie van de Procureur-Generaal geweest. Dit houdt namelijk in dat wij controle uitvoeren op het
illegaal aanwezig zijn van vaartuigen door de nodige papieren op te vragen.
Ten slotten willen wij er nog op wijzen dat het wettelijk kader voor het verwijderen van het vaartuig uit de
wateren artikel 10 van de Wet maritieme zônes is en artikel 73 van het Zeerecht verdrag (UNCLOS). Dat is
een algemeen recht dat de Kustwacht heeft.”

3.18 Het gestelde tijdens de comparitie van partijen maakt aannemelijk dat de Staat niet onrechtmatig
heeft gehandeld door de vergunningen niet te verlenen en maakt ook aannemelijk dat de Staat, nu de
vaartuigen in de visserijzône liggen, mag optreden op grond van artikel 28 van de Zeevisserijwet.

3.19 De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de grondslag niet aannemeijk is
geworden en zal het gevorderde weigeren.

3.20 De kantonrechter zal de overige stellingen en weren niet verder bespreken nu deze niet langer
relevant zijn en de NV, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten.

4. De beslissing
4.1 Weigert de gevraagde voorzieningen
4.2 Veroordeelt Ros in de kosten van dit geding aan de zijde van de Staat gevallen en tot aan deze
uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen en uitgesproken door mr. A.C. Johanns, kantonrechter-plaatsvervanger in kortgeding, ter
openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van donderdag 25 juli
2019, in tegenwoordigheid van de griffier.

Vous aimerez peut-être aussi