Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
EPRG bladzijde 11
Ethnocentric: wij doen het hier in ons land goed en zoals wij het doen, willen we het kopiëren naar
de rest van de wereld. Je past je niet aan, aan de cultuur van het buitenland. (de denkwijze van veel
Amerikaanse bedrijven) Alles wat in Ned werkt, werkt in het buitenland ook!
Polycentric: je moet je aanpassen, maar verder dan bij regiocentric. Het gaat per land of per cultuur
(MacDonalds: zij doen Nederlandse kaas op de hamburgers in Nederland en hebben wéér andere
manieren in bv. Frankrijk) aanpassen aan de lokale markt (smaakaanpassing)
Regiocentric: je past je apart aan, aan de Europese markt en aan de Amerikaanse markt. Per markt
heb je dus een ander aangepast concept. De wereld valt op te delen in regio’s. Je neemt bepaalde
wensen, verwachtingen mee.
Geocentric: het concept is internationaal hetzelfde (MacDonalds/Coca-Cola/Philips) heel de wereld is
de markt
Met EG hebben we afspraken waar auto’s aan moeten voldoen; mbt de regionalisatie.
Verschil tussen E en G: Bij G doen ze het process in meerdere landen uitvoeren en zit dus over de
hele wereld, bij E specifiek in een land.
Internationalization: zaken doen in meerdere landen in de wereld, maar vaak maar een bepaalde
regio {Europa}
Global marketing: de steeds grotere focus op de internationale handel. Bedrijven gaan wereldwijd
opereren. Een bedrijf dat zegt, wij gaan de grens over.
Glocalization: de ontwikkeling en verkoop van producten/diensten, bedoelt voor de internationale
markt, maar aangepast aan de lokale cultuur en gewoonten. ‘Think globally, act locally.’ Aanpassen
aan de locale markt.
Best practices: Nederlander ander eetpatroon wat interessant is voor andere landen.
Global integration / market responsiveness grid: future orientation of LSEs and SMEs
bladzijde 13
LSE SME _
weinig risico nemen meer risico nemen
focus op lange termijn focus op korte termijn
lage flexibliteit hoge flexibiliteit
veel hulpmiddelen minder hulpmiddelen
Economies of Scale:
- Groot inkopen
Als groot bedrijf heb je een mobiele provider nodig. Je kan per land verschillend met een
provider werken, je kunt het ook in Europese samenwerking doen. Elke provider mag een
voorstel doen en je gaat af op het interessantste aanbod
- De productie overzetten naar een ander, goedkoper land
Het opstapelen van de productie leidt tot lagere kosten per product SCHAALVOORDELEN
Economies of Scope:
- Er kan meer gemaakt worden, dan dat er nodig is. Leveren voor anderen en deze
doorverkopen! (belangrijk voorbeeld is de auto-industrie)
kostenbesparingen realiseren als het goedkoper is bepaalde producten gezamenlijk te
maken dan in afzonderlijke ondernemingen
Value Chain vanaf bladzijde 16: Voor een bedrijf dat de grens over wilt. Wat houdt je hier in
Nederland en wat laat je over de grens doen?
1. Alles wat vooraf gaat aan het maken van het product
-wat ga je maken?
-hoe ga je het maken?
-dien je rekening te houden met evt. pattenten?
INBOUND LOGISTICS / R&D
2. De productie zelf
3. Hoe krijg je het product naar de man toe?
-verzamelen
-opslaan
-distribueren
OPSLAG VAN HET PRODUCT
4. Hoe krijg je het verkocht?
MARKETINGACTIVITEITEN
-upstream: binnen eigen bedrijf
Alles wat je nodig hebt om je product klaar te krijgen voor de verkoop
-downstream: het daadwerkelijke verkopen
Elk stapje moet iets toevoegen aan het product!! Elk stapje voegt een waarde toe.
Motieven om internationaal te gaan kunnen zowel proactief als reactief zijn. Bladzijde 35
Triggers bladzijde 42
Zowel interne als externe gebeurtenissen die ertoe leiden dat de internationalisatie op gang gebracht
wordt.
Internal
Vanuit het bedrijf zelf:
-aandachtig management
-specifieke interne gebeurtenis (bv. nieuw personeelslid)
-importeren als innerlijke internationalisering
External
Van buitenaf:
-marktvraag
-tegenstrijdige firma’s
-handelsverbonden
-experts van buitenaf
- banken
- kamer van koophandel
- handelsagenten
- overheid
Barrières: bladzdije 46
Waarmee een beginnend internationaliserend land mogelijk te maken krijgt.
- Onvoldoende financiële middelen
- Onvoldoende kennis
- Het ontbreken van de juiste connecties op de buitenlandse markt
- Het ontbreken van de toezegging tot export
- Het ontbreken van kapitaal om financiële groei in het buitenland mogelijk te maken
- Het ontbreken van productiecapaciteit om zich in het buitenland toe te wijden
- Het ontbreken van buitenlandse distributiekanalen
- Nadruk van het management op het ontwikkelen van domestic markets
- Verscherping van de kosten
- Financiële crisis
Welke term verwijst naar de verschillen in taal, cultuur en het politieke system, welke de stroming
tussen het bedrijf en de markt weergeeft?
Psychic distance = psychieke afstand
The transaction cost analysis model (TCA): BLADZIJDE 59 BEKIJKEN VOOR NED. UITLEG!!!
Wanneer is het voor mij goedkoper om een onderdeel uit handen te geven? Naar ander land,
wanneer komt het moment dat je het zelf uitbesteed (export)?
- Wat zijn jouw kosten?
- Wat zijn de kosten voor het uitbesteden?
o Productiekosten
o Ex ante: vooraf gemaakte kosten
Het vinden van een fabriek
Het sluiten van een contract
o Ex post: naderhand gemaakte kosten
Controle (zijn de producten van goede kwaliteit?)
Worden de processen wel goed uitgevoerd?
Internatlization = je doet het zelf
Externalization = je besteed het uit
Je bent een bedrijf en je bent goed in het maken van fietsen, maar je bent niet goed in het
distribueren van die fietsen. Je gaat een hele nauwe verbinding aan met een bedrijf dat goed is in de
logistiek. (Je voegt mensen toe bij een ander bedrijf aan je bedrijfskolom)
- Als bedrijf zijn er dingen waar je niet goed in bent en daar moet je dan mensen voor inhuren
- Je maakt gebruik van elkaar expertise (BCC besteed monteurservice uit)!
De vroege starter: nog niemand heeft echte internationale relaties
De late starter: veel internationale klanten/concurrenten
The lonely international:
The interantional among others:
Bladzijde 72!!
Macro level:
Het analyseren start op het macro niveau, waarbij het porter diamond model de kenmerken van het
nationale bedrijf vermeld date en centrale rol spleen in het bedrijfs internationale succes.
Meso level:
De volgende fase wordt er geschoven naar het middelpunt van het bedrijf: porter vijf krachten
model; dit gaat over dat de concurrentie in de industrie in de economische stuctuur wordt bepaald
en gaat verder dan het gedrag van de concurrenten.
Micro level:
Hier kijken we naar wat de concurrentie voordelen zijn op het zelfde concurrentie niveau. Bedrijven
hebben een concurrentievoordeel in de markt als zij producten brengen die:
- Die een hogere waarde hebben voor de klant
- Lagere kosten dan andere concurrenten
Porter’s diamond:
Hoe ziet mijn organisatie eruit? Welke strategie ga ik toepassen? Hoe zien mijn concurrenten eruit?
Zijn wij in staat om internationaal te gaan? Zijn er andere bedrijven die mijn keuze kunnen
beïnvloeden (positief/negatief)?
Factor conditions:
Hoe mobieler een eigenschap is, hoe belangrijk deze ook wordt gezien.
1. Kapitaal
2. Technologische infrastructuur (software - communicatienetwerk)
3. Menselijke hulpmiddelen (werk - arbeid)
4. Educational system - Leersysteem
5. Natuurlijke hulpmiddelen (mineralen - olie)
6. Physische infrastructuur (transport)
7. Klimaat
Demand conditions:
Hoe zit het met de vraag; weet men zijn klanten te vinden?
- Nature of home demand
- Omvang home demand
- Economies of scale
- Transportkosten
- Buyer sophistication
Clusters: groepen van onderling verbonden bedrijven, leveranciers, verwante industrieën, en
instellingen, die opkomen op bepaalde plaatsen. Dit zijn geografische concentraties en ze
ontwikkelen zich op plaatsen waar genoeg middelen en competenties beschikbaar zijn en een
kritieke drempel hebben bereikt, waardoor zij een evt. sleutelpositie kunnen bereiken.
-productiviteit verhogen
-innovatie stimuleren concurrentie beïnvloeden
-nieuwe ondernemingen bevorderen
5krachten model:
Strategiehulpmiddel dat wordt gebruikt om een analyse van de aantrekkelijkheid (waarde) van een
industriestructuur te maken. De analyse wordt gemaakt aan de hand van een vijftal fundamentele
krachten:
- Entree door concurrenten
Hoe gemakkelijk/moeilijk is het voor nieuwkomers om te beginnen met concurreren?
Welke barrières bestaan er?
Zijn er schaalvoordelen?
- Dreiging van substituten
Hoe gemakkelijk kan een product of dienst worden nagemaakt?
Zijn deze doorgaans beter of goedkoper?
- Onderhandelingspositie van kopers
Hoe sterk is de positie van kopers?
Kunnen zij samenwerken bij het bestellen van grote volumes?
Is er differentiatie?
- Onderhandelingspositie van leveranciers
Hoe sterk is de positie van verkopers?
Bestaan er vele potentiële leveranciers of slechts weinig potentiële leveranciers, monopolie?
Hoe zit het met de kwaliteit en service?
Is het merk sterk genoeg? (branding)
- Rivaliteit onder de bestaande spelers
Bestaat er sterke concurrentie tussen de bestaande spelers?
Is er één zeer dominante spelers of zijn ze vrij gelijk?
Competitive benchmarking: bladzijde 90
Een techniek voor het keurend bekijken van een markt in vergelijking tot zijn hoofdconcurrenten. Je
stelt een referentiekader op.
Waarom zijn sommige bedrijven succesvoller dan de andere?
Red Ocean:
General:
-Geografie
-Taal
-Politieke factoren
-Demografie
-Economie
-Industriële structuur
-Technologie
-Sociale organisatie
-Religie
-Educatie
Specific:
-Culturele eigenschappen
-Levensstijl
-Persoonlijkheid
-Houdingen&Smaken
Step 3: screenen van de segmenten, om de lijst met potentiële markten kleiner te maken
-Preliminary screening: desk-research (voorlopig!) [coarse-grained]
BERI-index:
Elk criteria heft zijn eigen waarde, zelf ken je een score (0-4) en die
vermeningvuldig je met de waarde -> BERI-score
-Fine-grained screening: (dieper!)
Type of countries:
-A countries: Primaire markten bieden de beste kansen voor de lange
termijn strategische ontwikkeling
-B countries: Op secundaire markten zijn kansen, maar het risico ligt
er hoog
-C countries: Tertiaire markten met een hoog risico
- Low ‘psychic’ distance: lage onzekerheid over de buitenlandse markt en het is vrij makkelijk
om aan informatie over deze markten te komen (verschil in taal - cultuur - politiek)
- Low ‘cultural’ distance: weinig verschilen tussen de ‘huiscultuur’ en de ‘nieuwemarkt-cultuur’
- Low geographic distance
BERI Index bladzijde 169
The market attrativeness/competitive strength matrix bladzijde 170
• A landen
– Primaire markten die de beste kansen bieden op de lange termijn ontwikkeling
• B landen
– Secundaire markten waar kansen zijn maar die risico’s vrij hoog zijn
• C landen
– Tertiaire markten waar de risico’s heel hoog zijn
Entry mode: regeling om een buitenlandse markt binnen te komen. De manier waarop wij een land
in willen gaan (zelf kantoor starten of niet enz)
Naive rule: voor alle buitenlandse markten, dezelfde entry mode gebruiken
Pragmatic rule: voor elke markt, een andere entry mode
Strategy rule: elke entry mode is vooraf geanalyseerd, voordat hij gekozen is
1. International factors
a. Firm size
b. International experience
c. Product/service
2. External factors
a. Sociocultural distance between home country and host country
b. Country risk
c. Market size and growth
d. Direct and indirect trade barriers
e. Intensity of competition
f. Small number of relevant intermediaries available
3. Desired mode characteristics
a. Risk averse
b. Control
c. Flexibility
4. Transaction-specific factors
a. Tacit nature of know-how
Moeten we zelf produceren, verkopen, de markt benaderen? Of gaan we een ander bedrijf
inschakelen (maar houden we zelf de controle)?
1. Contract manufacturing:
IKEA heeft een idee, maar dit kunnen zij niet zelf maken. Deze werkzaamheden worden uitbesteed
aan fabrieken in China. Er worden echter wel controles uitgevoerd en regelmatig wordt er gekeken of
de kwaliteit wel goed is. Maar de productie kunnen zij nu eenmaal goedkoper en beter als IKEA zelf.
-> Ze ontwerpen en verkopen het, maar produceren het niet zelf. Ze hebben contracten met de
fabrieken die het maken.
- Dichter bij je klant de productie uitvoeren
- Kosten zijn laag
- Geen kosten op de import of export van producten
2. Licensing:
Jullie mogen wel ons logo gebruiken, maar dat kost wel geld! -> Licensing [WK - OlymS]
-patent (NIKE air)
-fabricagekennis
-technisch advies
-marketingadvies (hollensen model)
-gebruik logo - object (mickey mous)
Je krijgt op deze manier het recht om het logo te gebruiken.
Lump sum not related to output 1 of 100 jassen: je betaalt hetzelfde bedrag
Minimum royalty afspraken aan de hand van de hoeveelheid verkochte
Running royalty per product een vast bedrag/percentage
3. Franchising:
Franchiser je bent MacDonalds, wie wilt mijn hamburgers verkopen
Franchisee je gaat de hamburgers verkopen
Voordelen Franchisor:
-je kan snel groeien
-kapitaalinjecties
-inkomen stijgt
Voordelen Franchisee:
-reclame wordt gedaan
-advies van de franchisor
4. Joint venture:
Samen een nieuw bedrijf opzetten (2 bedrijven) [IBM + RICOH]
Ricoh: voor consumenten en kleine bedrijven
5. Strategic alliance:
Kennis delen en niet meteen een heel nieuw bedrijf opzetten [SENSEO]
(als zij dus een nieuw bedrijf op hadden gezet was dit ook een joint venture)
Region centre
- Hoofdkantoor in het buitenland
- Verschillende taken onder verdelen in landen
Bijv. land a R&D en productie en in land b marketing en sales/services.
Je doet met verschillende landen (Engeland - België - Nederland) zaken, maar je hoofdkantoor zit in
Amerika. Je kan dan een regionaal centra opzetten in één van die landen (België) -> Europees
hoofdkantoor
->Schaalvoordelen, veel kennis uit de regio komt bij elkaar en deze kun je bij elkaar brengen. Je kan
echter niet zo snel reageren op je lokale markt en je moet dus gaan communiceren op Europees
niveau.
Transnational organisation
- Bedrijven die zeggen dat ze producten/groepen hebben die niet persee in NL geproduceerd
hoeven te worden, ook kennis over andere landen.
- Als wij kennis nodig hebben moet je op de plaats van de kennis zitten. Je R&D daar plaatsen
en bijv. de productie in een ander land, hoeft niet bij elkaar te zitten.
Bedrijven die kijken naar: “wie kan het beste de marketing doen? “ - “wie heeft het meeste verstand
van logistiek?” ->niet focussen op één land; kijken waar de kennis zit! [Unilever]
-Acquisition = overkopen
(voordelen: toegang tot het distributiekanaal; je neemt het personeel mee; je hebt de kennis,
marktervaring en contacten - nadelen: duur;hoog risico)
-Greenfield investment = je gaat opnieuw beginnen, dat kan in een land waar je nog niet zit
(voordelen: opnieuw beginnen/inrichten - nadeel: kost veel geld en tijd!)
Hoofdstuk 10
Subcontractor
Subcontractor = Een bedrijf dat semi voltooide producten levert aan de dealer. De meeste grote
merken gebruiken allerlei kleine onderdelen van andere merken voor 1 product
- Subcontractors: bedrijven die iets maken waar een ander iets van kan maken Mercedes gebruikt
onderdelen in hun auto’s van een ander merk.
- Main contractor: fabrikant waar de subcontractors onderdelen aan leveren.
Project export: Een bedrijf neemt een groot project aan “hoofdaannemer”. Dit bedrijf neemt
onderaannemers aan; timmermannen, stukadoor (subcontractors)
Kennins Technologie kan je verkopen bijv aan buitenland.