Vous êtes sur la page 1sur 27

Helpt een goede indicatie te maken van belangrijke shit en tijdszones.

 
Geschiedenis Media Landschap
Wat is er belangrijk vanuit de powerpointslides?
 
Hoorcollege 1
Geschiedenis van media en communicatie
 
GML pakt 1440 ongeveer als startpunt (overgang middeleeuwen naar nieuwe tijd, ca. 1500) ER IS GEEN NULPUNT,
waar toen een vroeg-moderne, moderne (en hedendaagse) periode heerste. GML richt zich op het modernde westen:
West-Europa en de VS.

Vooral de:

 Boekdrukkunst(pers)
 Telegrafie en telefonie
 Film
 Radio en televisie
 Mobiele media
 Digitale media

In relatie tot elkaar en in historisch, maatschappelijk culturele context.


Historisch vergelijkend perspectief.

Uitgangspunten
 
Media hebben een centrale rol in historische ontwikkeling van onze cultuur.
Media functioneren “in context”
Media functioneren in verband met elkaar.

Modernisering

Modernisering van de westerse samenleving.


Grote technologische, economische, politieke en culturele veranderingen.
Er wordt gekeken naar de rol van de media in dit proces.

Medialandschap

Briggs & Burke: brede opvatting “media”

 Orale cultuur
 Printcultuur
 Transport
 Posterijen
 Grammofoon en typemachine
 Telecommunicatie (telegrafie en telefonie)
 Visuele cultuur (fotografie, film, musea, etc.)
 Broadcasting  (radio, tv)
 Digitale/netwerk media (internet)

Media functioneren..
 
..        binnen diverse domeinen: (m.n. religie, onderwijs, politiek, journalistiek, commercie, kunst en populaire cultuur)
..        voor verschillende “publieken”
..        met verschillende doelen
..        als middel voor communicatie: contact, uitwisseling, verspreiding
..        als bron informatie, educatie, entertainment
..        als getuige, opiniemaker, geheugen en “archief van media events
 
 
Deel 2, HC 1 à van die saaie duitse snorrenmans. Joelie hebben vast nok nooit ein floppydisk gesehen?
 
“Bias of Communication” en de “Publieke Sfeer”

Harold A. Innis (1894-1952) Toronto School of Communication

Belangrijke uitspraken:
 
“A medium of communication has an important influence on the dissemination of knowledge over space and over time
and it becomes necessary to study its characteristics in order to appraise its influence in its cultural setting. According to
its characteristics it may be better suited to the dissemination of knowledge over time than over space, particularly if the
medium is heavy and durable and not suited to transportation or to the dissemination of knowledge over space than over
time, particularly if the medium is light and easily transported.’

Dissemination = verspreiding
Hoe zwaarder het medium, hoe moeilijker te verspreiden.

“The relative emphasis on time or space will imply a bias of significance to the culture in wich it is imbedded.”

Emphasis = nadruk
Bias = (ongeveer) vooroordeel
Imbedded = ingebed
Significance = betekenis

“Our knowledge of the other civilizations depends in large part on the character of the media used by each civilization in
so far as it is capable of being preserved or of being made accessible by discovery as in the case of the results of
archaeological expeditions”

We hebben meer kennis van oude bevolkingen, op het moment dat gebruikte media van een bevolking goed preserved
kan blijven.

“The bias of modern civilization incidental to the newspaper and the radio will presume a perspective in consideration of
civilizations dominated by other media.”
 
Presume = veronderstellen
Consideration = aandacht
Incidental to = in verband met 

?? Moderne bevolkingen zullen door kranten en radio een aangetast perspectief hebben op bevolkingen dankzij media.

“We can perhaps assume that the use of a medium of communication over a long period will to some extent influence the
character of knowledge to be communicated and suggest that its pervasive influence will become exceedingly difficult to
maintain and that the advantages of a new medium will become such as to lead to the emergence of a new civilization.”
 
Pervasive = doordringend

Door nieuwe media kunnen nieuwe bevolkingen ontstaan.

“The growth of city states assumed continuity in time and the development of writhing and reading by which the complex
system of accounting could be made intelligible to individuals and to their successors. Alluvial clay as the medium for
writhing had implications for the Sumerian civilization in the difficulties of transport and the tendency to encourage the
development of a decentralized society.”

Intelligible = begrijpelijk.
Accounting = boekhoudkundige
Successors = opvolgers

De groei van steden zorgde voor continuïteit in tijd en ontwikkeling van schrijven en lezen zodat iedere idioot op een
gegeven moment kon lezen. Zware media (klei) zorgde voor decentralisatie omdat het moeilijk te transporteren was.

Karl marx/ Friedrich Engels à Das kommunistische manifest (1848)

“De bourgeoisie rukt door de snelle verbetering van alle productiemiddelen, door het onnodig gemakkelijker verkeer
[???] alle, ook de meest barbaarse volken in de kring van de beschaving.”
 
“Van tijd tot tijd zegevieren de arbeiders, maar slechts voorbijgaand. Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet
het onmiddellijk resultaat, maar de altijd verder om zich grijpende vereniging van de arbeiders. Zij wordt bevorderd
door de toenemende verkeersmiddelen, die door de grootindustrie worden voorgebracht en die de arbeiders van de
verschillende streken met elkaar in verbinding brengt.”
 
Jürgen Habermas (*1929) Frankfurter Schule
 
“The structural transformation of the public sphere”
 
Immanuel Kant (1724-1804)
“Was ist Aufklärurig?” (1784)

“Ik bedoel namelijk onder het openbare gebruik van het verstand datgene, wat iemand tot verstands-deskundige voor het
hele lezerspubliek maakt”

Hoorcollege 2
Dynamiek van het medialandschap.

Radiohead casus: stellingen

1. De pers heeft fascinatie voor “nieuwe media”


2. Media citeren en (re)mediëren elkaar en content migreert mee
3. Events zijn niet meer locaal en/of eenmalig: ruimte en tijd zijn (maximaal?) ‘opgerekt’ – globalisering
4. gebruik technologie/medium verandert voortdurend
5. (cultuur)participatie betekent grote verschuivingen in de sectoren productie-distributie-consumptie/receptie van
media
6. Participatie heeft nieuwe esthetiek van genres tot gevolg: b.v. wisselende “persoonlijke”standpunten en
wisselende “kwaliteit’
7. onderscheid reclame/commodity/kunst(artefact)/fancultuur is onduidelijk.

Publieke sfeer

1.  
 openbaar forum voor debat
 “burgers” (niet privé personen of staat)
 Publieke sfeer onderscheiden van privé sfeer
 “publiek”:gemeenschap, kritisch, mondig

Maar ook: uitsluiting, kwetsbaar ideaal (macht, geld ongelijkheid)

Introduction to the public sphere


 
Wie zijn de “sprekers” vanuit welke rol spreken zij (“persona”)

Publiek opinie
          = de macht van de meerderheid?
          = een constructie van de media?

Kwaliteitsvraag: bieden media wel ruimte voor toegang, uitwisseling en diversiteit?

Opfrissen
 
Economisch:
Agrarisch (middeleeuwen, ca. 500)
Handelskapitalisme (vroegmodern, ca. 1500)
Industrie- en consumptie kapitalisme (modern, ca. 1800)

Politiek:
Feodaal koningschap (middeleeuwen)
New monarchy en absolutisme (vroeg-modern)
Parlementaire democratie (modern)

Later (vanaf 2e helft 18e eeuw) 

 Industriële revolutie
 Massaproduktie voor massamarkten
 Wereldwijd transport van grondstoffen en produkten
 Natiestaten – (geo)politiek en cultureel
 Kolonialisme – handel, (geo)politiek en cultureel.

LET OP: Modernisering verloopt niet op alle plaatsen hetzelfde en niet op alle plaatsen tegelijkertijd. Het proces is
geografisch en historisch gedifferentieerd.

De rol van de media in het economische politieke en culturele moderniseringsproces is GROOT!

à dit mede door snelle opkomst drukpers vanaf ca. 1440, transportmiddelen!


à Elizabeth Eisenstein, The printing press as an agant of change(1979).
               Over de ‘miskende revolutie’: drukpers als belangrijkste drijvende kracht achter het moderniseringsproces.
 
Habermas ziet hierin:

 Introductie onderscheid tussen privé-sfeer en de sfeer van het openbaar (staats-)gezag (de overheid)
 Introductie van een publieke sfeer in ontmoetingsplekken voor burgers.
 Vorming van publieke sfeer als sociaal domein voor rationeel debat tussen burgers: een platform voor
constructie van sociale identiteit: burger wil meer zijn dan een onderdaan.
 Publieke sfeer wordt basis voor ondergraving, verandering van het: staatsgezag (geleidelijk aan sterker
wordende roep om parlementaire democratie.

Waar gebeurt dit?

 Pers (vanaf ca 1750)


 Koffiehuizen
 Theaters
 Leesgenootschappen/salons.. EN NU?

Bias of communication
 Media nooit neutraal
 Media structuren tijd en ruimte
 Invloed van materialiteit (technologie) van media op historische ontwikkeling.

à Snelheid, afstand en houdbaarheid


à Terminologie: communicatie/vervoersmiddelen

Mediafunctioneren..
à binnen diverse domeinen
à voor verschillende “publieken”
à met verschillende doelen
à als middel voor communicatie: contact, uitwisseling, verspreiding
à als bron informatie, educatie, entertainment
à als getuige, opiniemaker, geheugen en “archief’.

Visie op mediageschiedschrijving

 Wie Wat Waarmee Waar “wie stuurt waarmee waar welke boodschap aan wie”
 Geen technologisch determinisme
 Geen teleogische verklaring
 Geen (strikt) lineaire geschiedschrijving
 Bewust van perspectief

Perspectief: onze bril


Vanuit Habermas: hoe functioneren media als platform voor uitwisseling, debat, opinievorming (publieke sfeer)

Vanuit Innis: welke rol spelen technologische en materiële eigenschappen een rol in het functioneren van media, en
(daarmee) in de wijze waarop zij een samenleving/cultuur beïnvloeden (bias)

Periodisering medialandschap
Transformatie: processen van verandering, (inclusief constanten!)
Samenhang: economische, politieke, en culturele modernisering
Uitwisseling: invloed van media op elkaar

Voorbeeldvragen

1. op welke wijze beïnvloeden nieuwe media de ‘oude’ media (en andersom!)


2. op welke wijze migreren boodschappen
3. Hoe wordt gedacht over het “nieuwe” medium in de eigen tijd?
4. Op welke wijze heeft een medium invloed op de relatie tussen tijd en ruimte en hoe is dit anders dan andere
media?
5. Hoe verhouden productie, distributie en receptiezich tot elkaar en hoe is dit in relatie tot andere (of oudere)
media
6. Op welke wijze biedt het medium mogelijkheid tot (vrije) uitwisseling zichtbaarheid, en diversiteit. Worden
alle stemmen gehoord?

Hoorcollege 3
Oraliteit en schriftcultuur

Vroegmoderne tijd (ca. 1450-1800)


Periode van grote omwentelingen, o.a.:

 Religie: reformatie ca. 1517, godsdienstoorlogen.


 Politiek: uiteenvallen rijk Karel V, 80 jarige oorlog, revoluties
 Expansie: reizen, handel, zeevaart, kolonialisme
 Economisch: opkomst handelskapitalisme
 Sociaal; opkomst burgerij, verstedelijking
 Wetenschap en wereldbeeld: verlichting (kritisch, progressief en rationeel denken, democratisch ideaal).

Vroegmoderne media

 Oude media: kerkdiensten, liederen, optochten, spektakels, theater, kermis, handgeschreven manuscripten,
schilderijen etc.
 Nieuwe media: drukwerk zoals pamfletten, (spot-)prenten, kranten, wetenschappelijk werk, vakboeken en
naslagwerken, literair “amusement”, romans, etc.

Culturele expansie
Uitwisseling(nieuwe producten, kennis, technieken, “exotica”)
Sensaties (prenten en reisverhalen)

Wetenschap en wereldbeeld:
Van gutenberg bijbel(ca. 1452) tot diderot’s encyclopedie (1751-1772)
 
Impact drukpers

 Circulatie: sneller en verder


 Verspreiding kennis en nieuwe visies
 Emanciperend: politieke en religieus
 Maar ook: wantrouwen, machtsmisbruik, censuur
 En: voortbestaan maar ook verdere ontwikkeling van “oude” media

Angsten en bezwaren

 Kerk en machthebbers waren bang voor ondermijning gezag: ketterij, immoraliteit, magie
 Afhankelijkheid van analfabeten
 Reproducties: fouten en onbetrouwbaarheid
 Commercieel belang: kwaliteitsverlaging en vulgarisering

Regulering

1. censuur (zowel door staat als door kerk)


2. belasting (b.v. dagbladzegel)
3. staat maakt zelf ook gebruik van machtsvertoon en propaganda

ad 1+2 Hoe sterker censuur en belastingdruk, hoe moeilijker vorming van openbaarheid.
Ad 3: dialoog(vorst “speelt” vorst en volk “speelt” volk)

Multimediaal* volksvermaak

 kermissen, jaarmarkten, carnaval


 opkomst (groot)stedelijke theatercultuur: commerciële theaters (bijv. The globe, 1598)
 Opera (>1600)

*multimediaal hier: performance- en theatercultuur van div. live opvoeringskunsten.

Boekdrukkunst wat is er nieuw?


 Snelheid en hoeveelhied: meer boeken, sneller geproduceerd en breder gedistribueerd
 In eerste instantie: stilistisch niet vernieuwend (remediatie) maar radicaal nieuw productieproces.
 Mechanische reproductie: identieke teksten voor groot publiek.
 Een neiuwe markt(auteurs, uitgevers/drukkers, reclame, vertalers, copy-editors, etc.)
 Auteurschap
 Copyright(plagiaat)
 Nieuwe genres (romans, gidsen encyclopedieën, kaarten, etc.)
 Comparatief lezen: meerdere visies, ontwikkeling debat, nieuwe ideëen.

Reproductie
Walter Benjamin
“het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid” à verlies van aura: uniciteit in tijd en plaats.

Nieuwe genres

 Nieuws: pamfletten, kranten, “journaals”


 Amusement: “lichte literatuur”
 Reisverhalen
 Almanakken, gidsen, encyclopedieën
 (vroege) romans.

Nieuwsvoorziening
Kranten en pamfletten

Via drukwerk verspreiding van politiek en economisch nieuws


Gevolg van, en stimulans voor handelsverkeer

Kritiek en opinievorming.

Amusement
Voorbeeld: de bibliotheque bleue (blauwe boekjes)
Roddels, reisverhalen en romances
Amusement wordt commercieel interessant.

Cartografie
1507 (martin waldseemüller) eerste wereldkaart, incl. “amerika”

Eerste globes à1492 martin beheim

Almanakken à Diderot’s encyclopedie (1751-1772)

Revolutie of evolutie?
Kanttekening Briggs & Burke:

 Proces had eerder karakter van evolutie dan revolutie: langzamer niet-lineair.
 Drukpers als technologie veroorzaakte niets. Dat deden wel de schrijvers, drukkers en lezers: de ‘praktijk’.
 Drukpers te beschouwen als onderdeel van veel breder scala van gerelateerde media en
communicatietechnieken.

Elizabeth Eisenstein à The printing press as an agent of change (1979).

Kennisorganisatie

 Taal: volkstaal(geen latijn), standaardisering


 Verspreiding: horizontal/synchroon: meer tegelijkertijd in omloop.verticaal/diachroon: cumulatief aantal
 Bibliotheken (openbaar: oxford 1602)
 Catalogi (leiden: 1595)
 Vergelijkende studie mogelijk

“mediated literacy”
Briggs & Burke: veel “tweedehands-lezen”, voorleestradities, populaire cultuur, notariële beroepen

 Kerk (religie is in deze tijd ook politiek)


 Academische traditie
 Salons, leesgenootschappen
 Op straat.

Het nieuwe lezen

 In stilte lezen
 Individualisme
 Verinnerlijking en vergelijking
 Zonder directe bemiddeling en autoriteit

Walter Ong

Orale cultuur

 In het heden, “event”


 Geheugen centraal in kennisoverdracht
 Herhaling, herkenning
 Synthetiserend i.p.v. analytisch perspectief
 Intern i.p.v. extern
 Performatief, publiek

Secundaire oraliteit in (Multi)mediacultuur:

 Participatoire mystiek
 Bevorderen gemeenschapszin
 Concentratie op het moment(“event”)
 Standaard formuleringen

Maar;
Gebaseerd op schriftcultuur en: gemediatiseerde aanwezigheid.

Hoorcollege 4
Massapers en de verbeelde gemeenschap

De industriële revolutie (ca. 1760-1900)


De periode van grote omwentelingen (wederom!)

 Economisch: van agrarische naar industriële samenleving


 Technologisch: The age of invention
 Sociaal: explosie bevolkingsgroei, opkomst proletariaat (de massa)
 Politiek: ontwikkelingen moderne natiestaat.
Wat was de rol van de media hierin?

Asynchrone ontwikkeling!
Engeland(1760-1840), manchester
Nederland(1850-1890), Twente
België(1790-1850), Luikse bekken

Age of Invention
James Watt en Spinning Janny

De massa

 Opkomst van een arbeidersklasse


 Arbeidsomstandigheden
 Politieke inspraak?
 Publieke opninie

The Age of Revolution (1789-1848)

Technologie en pers
Gutenberg pers 16e eeuw
Koenig’s stoompers 1814

Wat is er ‘nieuw(er)’?

 ‘gelijktijdigheid’ van nieuws


 Een onafhankelijke, vrije pers
 Een kritische, opniërende pers
 Reproductie: oplage + reikwijdte (trasnport)
 Penny press(‘stuiverpers’), geïllustreerde pers
 Vanaf ongeveer 1850: telegrafie

The rise of the public sphere (hoofdstuk 3 B&B)

 Nuancering van dit begrip


 Equivalent voor ‘publieke opinie’
 Participatie en tegenmacht: tegen de autoriteit van de Vorst en kerk
 Maar; een ontwikkeling die niet lineair verloopt en niet alleen aan de media kan worden toegeschreven.

(geschreven) pers: forum voor debat.

 Kranten
 Maar ook: pamfletten en manifesten
 Wetenschappelijke publicaties
 Romans
 Toegang(access) en participatie

Press as social engines(belangrijk uit B&B)


“The concept ‘public opnion’ appeared in the late 18th century, while a concern with the ‘masses’ can be traced form
the nineteenth century onwards, at the time when newspapers […] were helping to fashion consciousness by making
people aware of their fellow readers.”
 
Imagined communities van benedict AndersonHoofdgedachte: “It’s an imagined political community = and imagined
as both inherently limited and sovereign”
 
‘Topische zinnen’
“If the development of print-as-commodity is the key to the generation of wholly new, ideas of simultaneity still, we are
simply at the point where communities of the type horizontal-secular, transverse-time become possible”

Commodity = handelswaar
Secular = wereldlijk

“unselfconsciousness processes resulting from the explosive interaction between capitalism, technology and human
linguistic diversity.”

“the convergence of capitalism and print technology on the fatal diversity of human language created the possibility of a
new form of imagined community, wich in its basic morphology set the stage for the modern nation.”

Convergence = convergentie
Morphology = vormleer

Kernideëen

 De publieke sfeer als nationale ruimte


 Nationalisme als ‘bevrijdend’
 Afnemende invloed van Vorst en kerk
 Print-capitalism
 Simultaniteit en begrenzing (horizontal-secular, transverse-time)
 Standaardisatie van lands- of volkstaal
 Voorbeeld en navolging

België als ‘verbeelde gemeenschap’


De Belgische revolutie van 1830

 Een Belgische publike sfeer


 Opstand tegen Willem 1 en zijn ‘neerlandisatiepolitiek’
 Taaldwang (vs taalvrijheid)
 Mobiliserende rol van kranten: het ‘monsterverbond’ (vanaf 1827)

Nieuwe imagined communities?

 Digitale revolutie
 The bias: ruimteoverschrijdend
 Engels als Lingua franca
 Wereldburgerschap

(Geschiedenis van het medialandschap


Tele-communicatie - Hoorcollege 5

Alledaagse bestaan: grijs uniformiteit (link met de industrialisering)


Transport van goederen is gekoppeld aan het fysieke transport

Signalen: informatie overdragen vb. rooksignalen


Claude Chappe; torens met een seinsysteem  grotere afstanden
Ook complexere signalen(via tekens) konden verstuurd worden
Communicatie: transport en informatie werden gescheiden door een codesysteem en
infrastructuur

Nadeel: afhankelijk van het weer

Samuel Morse (Morse-alfabet)


‘the speed of thought’  zo snel als je kunt denken, kun je kennis over alles verspreiden
Tijdsafstand wordt sterk terug gedrongen

Guglielmo Marconi (1874-1937): draadloze telegrafie (late 19 eeuw) e

Standaardisering van de tijd  ontwikkeling tijdzones

Handel drijven, zonder dat je het fysiek in bezit hebt (tegenwoordig: pinnen))

Hoorcollege 5
Bedrading ruimte en tijd.

“But industrial demands meant fresh emphasis on the ceaseless flow of mechanical time. Establishment of time zones
facilitated the introduction of uniformity in regions. An advance in the state of industrialism reflected in the speed of the
newspaper press and the radio meant a decline in the importance of biological time determined by agriculture.”

Harold Innis, Bias of Communication p74

Ceaseless = onophoudelijk

Claude Chappe (1763-1805) telegrafie

Samuel Morse (1791-1872) morse


à
“[it would not be long] ere the whole surface of this country would be channelled for those nerves wich are to diffuse,
with the speed of thought, a knowledge of all that is occurring throughout the land, making, in fact, one neighborhood of
the whole country”

Diffuse = verspreiding

David wark Griffith, the londale operator (1911)

Geglielmo Marconi(1874-1937

Telegraaf in de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865): “Telegraph Office”

Telegraaf in de Boerenoorlog in zuid afrika (1899-1902)

Hoorcollege 6
Film en populaire attracties

Visuele cultuur
Rol en betekenis van beelden in onze cultuur.

Intermediaal perspectief:
1. beelden migreren tussen media
2. media zijn onderling verbonden

relatie toeschouwers: spectatorship

Film als nieuw medium


Onderscheid technologie en medium“camera + projector” <> “film”
 
Appearance, emergence, constitution
(verschijning, voortkomen uit, vestiging)
Production, distribution, exhibition
(productie, distributie en vertoning)

Kenmerkend
Storage medium  (opname en latere projectie)
Reizend medium: reizende camera’s, reizende “bioscopen”, wereldwijde circulatie film
Publiek vertongsmedium

Ons perspectief
 Film als representatiemedium: onderlinge relatie representatietechnologien (schilderkunst, fotografie, optical toys,
etc.)
 Film als vertoningsmedium(dispositief): relatie met andere vertoningspraktijken(panorama’s, musea, theater,
vaudeville, etc.) + film als historisch veranderend dispositief

Wisselwerking met de toeschouwer: eerste openbare filmvoorstelling als het begin van het “cinematiografisch
dispositief” (engels: apparatus)

Cinematografisch dispositief: (jean-louis baudry, jaren ’70)


Dispositief = opstelling, constellatie, mechanisme

 Filmapparatuur (camera, projectie) en de film zelf


 De omstandigheden waarin de film wordt waargenomen
 De psychische mechanismen, werkzaam in het hoofd van de toeschouwer.

N.B. uitgaande van ‘hollywood’ cinema: 1,2 en 3 produceren samen het werkelijkheids-effect van de filmische illusie.

Apparatus-theory anno 2009


Introductie van film ingebed in een lange termijn geschiedenis van dispositieven en vormen van spectatorship.

 Dispositief en spectator gehistoriseerd


 Van dispositief naar “dispositieven”
 Van spectator naar spectatorships en audiences.

Voorbeelden:
Vanessa schwartz spectacular realities: early mass culture in fin-de-siecle paris (1998); zie ook “cinematic spectatorship
before the apparatus” (1995)

Frank kessler’s: “the cinema of attractions as dispositif in wanda strauven (red.) The cinema of Atrractions reloaded
(2006)

Fotografie: een vogelvlucht

 1826 Niépce: eerste permanente foto


 1839 Daguerre: daguerrotypie verspreiding v.d. technologie
 1888 Kodak op de markt (snapshot fotografie)
 1900 Kodak’s borwnie voor $1 te koop
Stereografie
Chronofotografie à marey en Muybridge

Bewegend beeld

 Bewegende beelden bestonden al sinds begin 19e eeuw, ook in projectie (1860)
 Film= fotografie + illusie beweging + projectie + publiek
 Novelty phase: nieuwe uitvinding film als attraktie

Fantasmagorie 1849

Van kijkkast (kinetoscope naar projectie)

Actualitiet gebr. Lumiére

Fantasie en trucage George Méliés


 
Cinema of attractions (Tom Gunning)

 Dominant <1906, later opgenomen binnen langere verhalende films


 Vertonend meer dan vertellend
 Reeks momenten van spektakel( geen causaliteit )
 Frontaal: geen “vierde wand”: toeschouwer direct aangesproken.

Exotic Europe: poseren

Genres en programma’s

 Tot ca. 1903: film in multimediaal programma afgewisseld met variëteit (muziek, trucs, dans, etc.)
 Filmprogramma’s bestaande uit meerdere titels (korte films van eklele minuten): afwisseling verschillende
genres (komedies, drama’s, reisfilms, actualitieten)
 Ca. 1910 opkomst langere films (features)

Vertoning à reisbioscopen à variete theaters

Vanaf ca. 1907 nickelodeons

Filmpublieken

 Mannen, vrouwen en kinderen


 Uit alle klassen en standen, hoog en laag
 Een vorm van waarnemen van de wereld, en (daarmee) een bron van identiteitsconstructie
 Streven naar “respectabiliteit” van de filmstudio’s door m.n. literatuurverfilmingen en historische
kostuumdrama’s.

Hoorcollege 7
Telefonie

KH tweets
“in deze tijd van mondialisering zijn snelheden vergroot en afstanden verkleind. Technische vooruitgang en
individualisering hebben de mens onafhankelijker gemaakt. […]
Je spreekt elkaar zonder gesprek, je kijkt naar elkaar zonder de ander te zien. Mensen communiceren via snelle korte
boodschapjes. […] Maar zonder enig ‘wij-gevoel’ wordt ons bestaan leeg. Met virtuele ontmoetingen is die leegte niet te
vullen, integendeel, afstanden worden juist vergroot […] De moderne technische mogelijkheden lijken mensen wel
dichter bij elkaar te brengen maar ze blijven op ‘veilige’ afstand, schuilgaand achter hun schermen. Wij kunnen nu
spreken zonder tevoorschijn te komen, zonder zelf gezien te worden, anoniem.” Kerstrede koningin 2009
 
Waarom is dit bullshit? Omdat het KH vervolgens zelf op twitter zit. POWNED.
 
Technische revolutie

 Tweede industriële revolutie (c. 1870-1914)


 Ook wel: “consumer revolution”(kapitalisme)
 Olie/petrolium en electriciteit,
 Professionalisering van, en (grote) investeringen in research en ontwikkelingen technologie
 Informatie: telegrafie, telefonie, radiotransport: naast trein ook auto en luchtvaart.

Cultureel landschap

 Goedkoper en sneller reizen: toerisme


 Migratiegolven (m.n. naar de VS)
 Snelle urbanisatie
 Consumptiecultuur
 Vrije tijd (leisure)

Wereldtentoonstellingen

 Wetenschap, technologie, handel, transport en … communicatie


 Spektakel van wetenschap en vooruitgang
 Mondiale ambities: naties presenteren zichzelf

1876: centennial (eeuwfeest) exposition


Alexander Graham Bell’s telefoon
Remington Typographic machine (typemachine)
Heinz ketchup
Wallace-Farmer electric Dynamo
Hires Root beer

Edison filmt op de pan-am Exposition in Buffalo, NY (1901)


 
Technologie en het lichaam

 Technologie <> gebruik (praktijk)


 Discourse over elektronische communicatie
 Voorgeschiedenis van nu in de 5 elektriciteitsmedia: telefoon, grammofoon, gloeilamp, radio en film.

Uitgangspunten

 Sinds elektriciteit: verwijdering tussen experts (ontwikkelaars) en gebruikers (consumenten) van technologie
(apparaten)
 Nieuwe technologieën moeten een plek veroveren binnen de bestaande sociale orde die door de vernieuwingen
uit balans (in “crisis”) is.

Ambivalentie t.o.v. technologie

Wankele zekerheden en “regels” van vertrouwen, door b.v.:


 “real time” communicatie zonder lichamelijke aanwezigheid
 Doorbreken scheiding publiek-privé
 Onzichtbaarheid van technologie/elektriciteit
 Veranderende relatie mens/lichaam en “natuur” (van intrinsieke band tot “tegenstander” of “gedomineerde”)

Telefonie: een vogelvlucht

 1876 patent voor Graham Bell (“wint” van Antonio Meucci, Elisha Gray e.a.)
 1891 automatische telefooncentrale (stowgren, de begrafenisondernemer)
 1892 eerste netwerk(“exchange”) met directe verbinding (“network”). N.B.: centrales bleven daarnaast ook
gangbaar!
 1915 eerste transcontinentale verbinding
 1927 eerste transatlantische verbinding (via radio)
 1935 wereldwijde verbinding mogelijk

Tele-foon een nieuw medium

 Elektronisch en analoog
 Geen codering (zoals bv.. alfabet en morse)
 Op afstand, in netwerk
 Simultaan, onmiddellijk
 Communicatie: van transport naar overdracht informatie. Nu ook: dialoog (tweerichting communicatie)
 Verbinding met de wereld vanuit de privé sfeer

Mcluhan, understanding media (1964)


“During the mechanical ages we had extended out bodies in space. Today, after more than a century of electric
technology, we have extended our central nervous system in a global embrace, abolishing both space and time as far as
our planet is concerned”

Abolishing = afschaffen

1891 “500 miles and return in 5 minutes. The mail is quick: telegraph quicker; but Long Distance telephone is
instantaneous and you don’t have to wait for an answer.”

Telfonie en tijd

 Bij directe verbinding: simultaniteit


 Tijdszones
 Vluchtig; geen “archief”
 “gevoelstijd”: inbreuk op privacy en eigen ritme, maar ook veiligheid door contact buitenwereld

Mad men: “a telegram is forever…. You can’t frame a phone call”

Tele-fonie

 Walter Ong: secundaire oraliteit


 Marshall McLuhan: extensie van de stem, amputatie van onze schrijfvaardigheid (“penmanship”)
 N.B.: denk aan de koningin over “virtuele contacten

McLuhan in Understanding Media(1964):

“Any invention or technology is an extension or self-amputation of our physical bodies, and such extension also demands
new ratios or new equilibriums among the other organs and extensions of the body”
Equilibriums = evenwichten
 
Vroege gebruiken
Van instrument voor communicatie tot social medium:

 “Broadcasting” van programma’s via de telefoon (kerk, nieuws, sport, concerten)


 Party Lines
 Privé gebruik

“With the advent of the Telephone and other new media came relatively sudden and largely unanticipated possibilities of
mixing heterogeneous social worlds – a useful opportunity fors ome. A dreadful intrusion for others.
New media took social risks, by permitting outsiders to cross boudaries of race, gender and class without penalty. They
provided new ways to silence underclasses and to challenge authority by altering customary orders of secrecy and
publicity, and customary properties of address and interaction.” (marvin: 107)

Volgens mij hoefde marvin niet.


 
Hoorcollege 8
Propaganda en censuur
 
Film als propaganda: Nazi-Duitsland (1933-1945)

 Gleichstaltung
 Individu > volksgemeenschap
 Entertainment/censuur

Walter Lippmann (1889-1974)


Public opinion
 
Edward Bernays (1891-1995)
Propaganda
 
Propaganda: een definitie
Technieken

 Direct address
 To speak ‘the truth’
 Lying by omission
 Demonisering (en verheerlijking)
 Informatiemanagement/spin control

Barry Levinson, 1997


Wat the dog
 
Propaganda, censuur en openbaarheid

 Kolonisering en
 Marginalisering van openbaarheid

 Totalitaire staat (vernietiging van burgerlijke openbaarheid)

 Maar: alternative vormen van openbaarheid?


 Tegencultuur

 Structure – agency
De macht van propaganda

 Injectienaaldmodel
 Nicholas Reeves: myth or reality

De eerste wereldoorlog als propagandaslag (1914-1918): civilization vs kultur

De zaak Edith cavell (1865-1915)

Propaganda: waarom film?

 Documentaire film als ‘bewijs’ (archiverend medium)


 ‘massaal’ bereik: kinderen, vrouwen, analfabeten
 Het filmbedrijf: pragmatisch patriottisme
 Controle over het filmaanbod (censuur)
 Internationaal medium
 Dispositief

Injectienaald methode

 Kijker/lezer als passief


 Boodschappen kunnen onveranderd worden ‘ingespoten’.
 Massamedia zijn gevaarlijk
 Effect

à harold lasswell (1902 – 1978)

à MAAR:

 Kijker is actieve toeschouwer en ‘het’ publiek of ‘de massa’ bestaat niet


 Boodschappen zijn Multi-interpretabel
 Bias of communication
 Sociale context
 De rol van de media

The battle of the somme(malins, mcdowell, 1916)

Myth or reality: hoofdgedachte


“Als we de werking van propaganda-films uitlichten tegen de sociale context, zien we dat het ‘succes’ van deze films
eerder afhankelijk is van de publieke opinie, dan andersom.”

Leger- en vlootfilm/holland neutraal (Willy mullens, 1917)

Hoorcollege 9
Televisie: nationale en Europese publieke ruimte.

1. Introductie

 “televisie”: teksten, productie-, programmerings- en receptiepraktijken.


 Gevarieerd
 Metafoor televisie: tele-visie
 Bestudering televisie in context modernisering à televisie in west-europa na 1945

1. wisselwerking europa, natie, wereld

 Europa: verzameling van diverse nationale televisie-instituties


 Maar ook: onderhevig aan mondiale economische trends
 Antwoord: initiatieven om gemeenschappelijke Europese publieke sfeer/ruimte te creëren
 Voorbeeld: EBU, Eurovision, MEDIA programma’s

Televisie in Europa gekenmerkt door ambivalentie:


Nationale cultuurpolitiek verhoudt zich tot Europese cultuurpolitiek.

1. Omroep als concept: institutionalisering

 ‘Broadcasting’ als concept gaf televisie haar institutionele vorm


 Voorbeeld en kader: radio
 Technologie
 Programmering
 Programmaformaat
 Mensen
 Modernisering:
 Opkomst en ontwikkeling nieuwe technologieën
 Verandering publieke sfeer
 Geografische mobiliteit: verplaatsing over grenzen heen via transport en communicatie
(letterlijk en virtueel)
 Privatisering: consumptie in de privé-sfeer van woning

Broadcasting – brug tussen


Publieke sfeer en privésfeer
De buitenwereld in de huiskamer tele-visie

 Tele-visie: kijken over grenzen heen


 Vrees voor uitdaging nationale identiteit
 Vrees voor desintegratie samenleving
 Opnieuw: broadcasting als brug
 Bron van verspreiding van centrale informatie naar burgers
 Concept van ‘imagined communities’
 Antwoord: nationale publieke omroepen (voor radio) nu ingezet om met televisie ‘imagined community’ te
vormen.
 Televisie: omgaan met spanningen tussen
 Nationale en internationale oriëntaties
 Cultuur en economie
 Cohesie en diversiteit
 Het aanspreken van mensen als burgers en als consumenten
 Politiek en populariteit

1. publieke omroep: modellen

 Public service Broadcasting (psb)


 Naast commerciële model (VS) publieke omroepmodellen:
 Het paternalistische publieke omroepmodel(engeland)
 Het federale publieke omroepmodel(Duitsland en belgië)
 Het centralistische publieke omroepmodel (Frankrijk, italië en communistische landen)
 Het pluralistische omroepmodel (Nederland)
 Engeland:
 Eerste omroep BBC (1922/26; televisie: 1936)
 Modernistisch project van culturele elite
 Doel: één natie via informatie, educatie en entertainment
 National service
 Onafhankelijke organisatie
 Ideaal model van publieke omroep, maar… niet gekopieerd
 Frankrijk en italië
 Televisie als instrument van staatscontrole
 Scandinavische landen
 Ten dienste van democratische waarden en geïnformeerde burgers
 Duitsland en België
 Ten dienste van dialoog en pluralisme
 Democratie: federale organisatie
 Communistische landen, Griekenland en Spanje
 Staatsmedium par excellence

 Rode draad: nationale identiteit en unificatie


 Stimulans ontwikkeling: kroning Elisabeth 1953
 Vorming publieke omroepen aanwijzing voor:
 Televisie als toneel van strijd tussen krachten van sociale integratie en verschil
 Communicatie en strijd over noties van burgerschap

1. Nederland: maatschappelijke strijdvraag

 Nederlands omroepbestel: uniek in de wereld


 Reproductie diversiteit onder nationale vlag
 Verzuiling als basis: verschillende publieke sferen + algemeen belang
 Basisconcept Pluriformiteit

 Nederlands omroepbestel: nationaal of verzuild?


 Vernieuwing en cultuurnationalisme versus conservatieve verzuiling als antwoord op uitdagingen nieuwe
naoorlogse samenleving
 Verzuilde krachten ook in Tweede kamer: grootste macht en sterkste kracht
 Verzuiling: rem op ontwikkeling van televisie

Omroepbelang vóór televisiebelang 

 Televisie binnen kaders van de zuilen:


 Zendtijdenbesluit 1951, 1953 en 1956
 Definitief verzuild bestel
 Televisie als tele-visie niet tegen te houden
 Antwoord: verzuild aanbod, maar geen controle receptie
 Antwoord: verzuild omroepverenigingsleven
 Tegenwoordig: pluriformiteit nog altijd basisconcept
 Uitgedrukt in profiel zenders ipv omroepen

1. Veranderend televisielandschap

 Vanaf jaren ’80: verlies monopolie publieke omroep in Europa


 Komst commerciële kanalen door liberalisering televisiemarkt
 Gevolg: duale omroepsystemen (engeland al vanaf 1955)
 Import ready mades uit de verenigde staten
 Gevolg: daling marktaandelen publieke omroepen

 Deregulering bevorderd door de Europese Gemeenschap


 Gevolgen
 Een toename van kanalen
 Export/import van formats
 Marginalisatie van niet mainstream
 Segmentering van het nationale publiek
 Tegelijkertijd homogenisering bij de publieke omroep
 Marktdenken ook bij publieke omroep

 Idee van televisie als nationaal concept onder druk:


 Afkeer nationale in voormalig communistische landen na 1990
 Niet-aardse omroepen
 Opkomst sub-nationale bewegingen, eisen ook eigen televisiekanalen(regio’s)
 Erkenning etnische diversiteit binnen natie via televisieprogrammering en van Europa als
overstijgende eenheid
 Globalisering + Europeanisering
 Nationale reflectie op nationale en regionale identiteit
 Herbezinning op rol televisie m.b.t. Europa en natie

1. Televisie een Europese publieke ruimte?

 Televisie: Europese culturele integratie:


 European Broadcasting Union(EBU) 1950, West-Europees
 Organisation Internationale de Dadiodiffusion et de Télévision (oirt) 1946, Oost-Europees

 EBU: Eurovision (vanaf 1954)


 Eurovision Songfestival Contest sinds 1956
 Spel zonder Grenzen vanaf 1965
 Het grootste theater te wereld van 1961-1972
 Eurovison news Exchange sinds 1959

 OIRT: intervision (vanaf 1961)


 Eigen intervision song contest
 Sinds 1993: EBU en OIRT samen in EBU

Andere initiatieven Europese televisieruimte

 Europees cultuurbeleid:
 Television without Frontiers directive (1984, 1989, 1997)
 EU media programma (vanaf 1986)
 Transnationale politiek
 ARTE (1992, Frans-Duits televisienetwerk)
 Privé-initiatieven
 1982: Sky Channel (murdoch), 1990: BSB
 1987: MTV Europe
 1988: European Business Channel (Genf)
 1989: Eurosport (EBU initiatief)
 1992/3: Euronews (EBU initiatief

 CONCLUSIE:In het public service tijdperk van televisie (grofweg de periode 1945-1975) hebben de
natiestaten televisie primair ten behoeve van nationale belangen vormgegeven. Daarmee werd de constructie van een
Europese publieke sfeer (een werkelijk Europese televisieruimte) belemmerd.
 De constructie van een Europese publieke ruimte op televisie is alleen gelukt op drie
programmagebieden.
 Muziek (MTV europe)
 Sport (eurosport)
 Nieuws (euronews

 CONCULSIE:
 Televisie: nationaal en europees, homogeniserend en erkenning van verschil.
 Europa = eenheid in verscheidenheid, erkenning van verschil.
 Spanning tussen nationale en Europese identiteit via televisie.

Hoorcollege 10
Televisie wereldwijd: Media Events

Definitie media events volgens Dayan and Katz


Kenmerken:

 Genre(>ceremoniële televisie)
 Interruptie van alledaagse televisie routine (kijker & omroep)
 Monopolistisch (op alle zenders uitgezonden)
 Rechtstreeks (live)
 Buiten de media georganiseerd
 à remote locations (schouwplaats buiten de media)
 Vooruit gepland

à beperking van corpus (ceremonies, rituelen) vs. New events, event status programming (caldwell), phenomenal television
(lotz)

Gebruik van antropologische & sociologische concepten:

Functie van rituelen

 Opbouw van gemeenschap, imagined communities (anderson)


 Sociale integratie
 Reconciliatie van politieke en/of sociale conflicten (renewal of loyalty [Dayan and katz, 1994, 9]

 
Publieke sfeer

 Media events keren maatschappelijke individualisatie om


 Gemeenschappelijke recepte (salon) [Dayan and Katz, 1994, 22]

Mediaspecifiek:
À realization of the full potential of electronic media technology pag. 15

 Simultaniteit (massareceptie van rechtstreekse uitzending


 Montage (samenvoeging van simultane gebeurtenissen) à alleen maar televisiekijkers kunnen geheel van de
event zien
 Zendertechnologie
 Internationale zendernetten, satalliettechnologie

à internationale media events.


 
Voorbeeld: maanlanding

500 miljoen kijkers


16-07-1969 start van apollo 11
20/21-7-1969 landing (rechtstreeks en ononderbroken uitgezonden)

 USA (CBS)
 Nederland(clip)

Breder conceptie van Media Events

 News events:  niet gepland, vaak niet rechtstreeks


 > Phenomenal television (Lotz 2007)gebeurtenissen worden op verschillende zenders tot onderwerp gemaakt,
onderhandeling (negotiation)  van sociale en culturele betekenis

à functie van een cultural forum   in de post-network era

 > Event status programming (caldwell 1995)

Bijzondere programma’s of afleveringen


Andere media: grafieken en kranten (aardbeving van Lissabon 1755 als eerste media event), film radio (sociale functie)

Waarom andere concepties van media events?

 Rekening houden met fenomenen die soortgelijke functies hebben (imaginaire gemeenschap, reconciliatie)
 Meer en/of andere events door verbeterde technologie
 Veranderd medialandschap (post-network era)
 Rekening houden met effecten van andere organisatievormen van televisie, bijv. staatstelevisie in totalitaire
staten

à publieke en privésfeer blijven geschieden (zie turnock/mustata 2008)

Rol van technologie

1. antenne (beperkte reikwijdte van zendersignaal)


à zendernet om het hele land met televisiesignaal te bereiken
(televisie als nationale aangelegenheid)
2. Koppeling van meerdere nationale zendernetten
à internationale uitwisseling mogelijk
Eurovisie: internationale (west-)Europese uitwisseling en gemeenschappelijke productie van programma’s
3. Satelliettechnologie
Wereldwijde ontvang en uitzending mogelijk
à verandering van waarneming in de wereld

Eurovisie
Koppeling van nationale zendernetten
à internationalisering van Media Events
Voorbeeld: kroning koningin Elizabeth II (02-06-1953)

À gemeenschappelijke organisatie van events en productie van programma’s (binnen media)


Voorbeelden: internationale sportwedstrijden, Eurovisiesongfestival (begin: 1956)

Spanning tussen internationaal samenhorigheidsgevoel en nationaal toebehoren (turnock/pajala 2008)

Satelliettechnologie
Wereldwijd televisienet

 Veranderde waarneming van ruimte en tijd


 Globaliserend effect
 Wereld wordt een >global village< (McLuhan)

Voorbeelden: Olympische spelen in Tokio(1964), Bokswedstrijden van Muhammead Ali(jaren ’70), OUR WORLD (1967)
ketenschakeling rond de wereld.
à imaginaire gemeenschap van de televisiekijker

Hoorcollege 11
Convergentie en netwerken: het internet
 
Aansachtspunten:

 In den beginne… Maar welk begin?


 (Media-)technologische context
 Veranderde wereldbeelden
 Wat is communicatie? Wat is informatie?
 Vooruitgangdiscours
 Kennis(wetenschap, innovatie, creativiteit)
 Samenleving(participatie, begrip, emancipatie)
 Politiek(transparatie, wereldvrede(!))

Internet (Standage 1998:vii-viii)
“a new Communications technology was developed that allowed people to communicate almost instantly across great
distances, in effect shrinking the World faster and further than ever before […] [1] revolutionized business practice, gave
rise to new forms of crime, and inundated its users with a deluge of information. […] The benefits of the network were
relentlessly hyped by its advocates and dismissed by the skeptics. […] Attitudes toward everything from new gathering to
diplomacy had to be completely rethought.”

Inundated = overspoeld
Deluge = zondvloed
Relentlessly = meedogenloos

Internet?
Tom standage, The Victorian internet: “the remarkable story of the telegraph and the nineteenth century’s on-line pioneers
(1998)

Zeitgeist 1870-1910

 Opkomst van
 “the first unified electric sphere” (armand mattelart, networking the world 1794-2000 2008:10)
 Spoorwegbedrijven als “the earliest modern corporations” (mattelart 2000: 10)
 Globalisering op economisch en politiek niveau

 Tijdperk gekenmerkt door grote doorbraken en optimisme over de toekomst: Belle Époque

Paul Otlet

 Geboren in 1868 à kind van Belle Époque


 League of nations (later VN): The international Commission on intellectual Cooperation (later UNESCO)
 Hij was “a pioneer both of international organization and of documentation”, die aan de basis stond van wat we
nu informatiewetenschap zouden noemen (w. Boyd Rayward, The universe of information 1975:3)

Paul Otlet (2)

 Sterk geloof in de positieve gevolgen van het samenbrengen en beschikbaar maken van alle kennis
 Zag het als noodzakelijk om de nieuwste media voor dat doel in te zetten (convergentie) 

“Dieu lui-même” otlet
Overal aanwezig kunnen zijn, alles zien, alles horen en alles weten: dat is het menselijk sterven!

Networking the World

 Vannevar Bush (1939-1945)


 Joseph Licklider (1960-1968)
 Douglas Engelbart (1969)
 Ted Nelson (1974)
 Tim Berners-lee (1991)

Networking the World

 Militair-industrieel complex
 Academische idealen
 Miniaturisering (wet van moore)
 Digitalisering
 Privatisering en deregulatie

Convergentie-utopie in jaren ‘90

 Cyberspace als McLuhans ‘global village’


 Door open structuur en instant overbrugging van tijd en ruimte zou internet in staat zijn:
 “[to] perhaps revitalize citizin-based democracy” howard reingold, the virtual community 1993
 Of zelfs een wereld te creëren waarin “all the sentiments and expressions of humanity, from the
debasing to the angelie, are parts of a seatmiess whole, the global conversations of bits” (John perry Barlow, “A
declaration of the independence of cyberspace” 1996)

De groei van internet


Commercialisering van internettoegang:

 1985: 1961 mensen


 1990: 313000
 1995: 6642000
 2000: 93047785
 2005: 353284187
 2010: 768913036

“a yearning to connect”

 Internet als minifestatie van het ideaal van de open ontmoetingsplaats, van de plek waar het rationeel debat
door iedereen gevoerd kan worden. Habermas’ publieke sfeer nu (eindelijk) op globale schaal bewerkstelligd?
 Ja – zeggen de idealisten, de PR-marketeers, de technologie-fanaten.
 Nee – zeggen de sceptici, de sociaal- en culturele- wetenschappers… en Habermas. (say wuuut?!)

Habermas’ heritage
Het internet biedt dan misschien meer mogelijkheden tot participatie, maar het wordt tegelijkertijd gezien als een afspiegeling
van de consumenten-maatschappij waarin het democratisch debat is gereduceerd tot het telkens maken van simpele
keuzes, te midden van een stroom aan snel entertainment.
          Pieter Boeder, “habermas heritage: the future of the public sphere in the network society”(2005)
Habermas’ heritage
“in the context of liberal regimes, the rise of millions of fragmented chat rooms across the world tend instead to lead to the
fragmentation of large but politically focused mass audiences into a huge number of isolated issue publics”

Jürgen habermas, “political communication in media society: does democracy still enjoy an epistemie dimension? The impact
of normative theory on empirical research.” (2006)
Babel… droom

 “The dream of reestablishing the pre-babel ‘great human family’ is present throughout the history of the
imaginary of communication networks”(mattelart 2000:20)
 “the internet is dominated by white, well off, English speaking, educated males, most of whom are USA
citizens” (Alinta Thornton, Does internet create democracy? 1996)

Hoorcollege 12
Convergentie en netwerken: Mobiele media.
 
Aandachtspunten

 Historisch perspectief, media archeologie


 Convergentie/hybriditeit
 Mobiliteit/locatiespecificiteit
 Participatie/community

Erkki Huhtamo, in the Routledge companion to Film history edited by William Guynn (2010) 203

“media archaeologists claim they are ‘excavating’ forgotten media-cultural phenomena that have been left outside the
canonized narratives about media culture and history. Histories of suppressed, neglected, and forgotten media have begun
to appear, ones that do not point selectively and theologically to the present cultural situation and currently dominant
media as their ‘perfection’, as traditional histories (including cinema history) often do. They have challenged the
‘rejection of history’ by modern media culture and theory alike by pointing out hitherto unnoticed continuities and
ruptures. As a consequence, the area considered relevant for media studies has begun to expand both temporally and
spatially.”

Excavating = uitgraven
Cononized = ??
Hitherto = tot nu toe
Ruptures = breuken
 
Media archeologie: Meerdere, parallelle historische lijnen, niet slechts één richting (nu) met één doel (perfectie)

Voorgeschiedenis(sen) van nieuwe media relativeren de nieuwheid

Geen dominant en enkelvoudig verhaal

Verbreding blik: ook vergeten marginale media.

Mobiele media

 Draagbaar in gebruik (niet alleen verplaatsbaar, like a tv)


 Overal te gebruiken (mits werkende connectie)
 Elektronisch
 Connectiviteit(soms)
 Individueel
 Multi-mediaal en hybride (soms)

Mobiele media
Mobiele telefonie à 1947 en in 1973, nagespeeld in 2007 (??)
Laptops 1975
Walkman’s 1979 à mp3 spelers
Mobiel internet (modem, wifi 3G)(1998/2000)
PDA’s (1996) en smartphones (2000)
Persoonlijke GPS navigatie systemen(2000)
Single games (1980) en games consoles (1989)
eBook readers (1998)
iPad(2010)

Mobiele telfonie: een vogelvlucht


Radio telefonie (jaren 20)
Walkie-talkie (radio) (jaren 40)
Pagers (jaren 50)
Mobiele telefonie (1G – ’79, 2G – ’91, 3G – ’00)
NL: GSM netwerk 1993
Mobile gaming (1994: Snake op de Nokia)
Mobiel internet en smartphones (>2000)
Iphone(2007) Android (2008) + smartphone apps

Netwerk – Apparaat – Gebruik


Complex:
Ontwikkeling infrastructuur(netwerk)
Capaciteit connectie en netwerk bepaalt mogelijk gebruik
‘mobiele telefoon’: bedoelen we apparaat of gebruik?
Hybriditeit huidige mobiele telefoon: meer dan “telefoon”
Gebruik dus ook divers, niet “universeel”: gebruik niet overal hetzelfde

Into the mobile future (Ericsson)

Hybriditeit en conergentie
Hybriditeit te zien als gevolg van digitalisering (alles in 1 code/medium) en convergentie (samenkomen platformen)
Één apparaat voor meerdere media
Één platform voor meerdere gebruiken

Mix van technologieën, media, stijlen, genres, etc. geen “essentie”: de gelaagheid is karakteristiek.

Werkt op meerdere niveau’s door in onze cultuur (remixing, intermedialiteit, bricolage, etc.)

Mobiliteit en locatie-specificiteit
Hybriditeit apparaat: mobiliteit + binding locatie
Interface: diversiteit aan relaties met locatie/ruimte hierdoor: hybride ruimte

Virtuele ruimte (van bubble (Bull) naar floating (Gergen) bi-locatie (telefonie, online)
Augmented space: locatie-specifieke informatie lagen (v.b. layar)

Mobile social networks (“i am here”/”checking in”)

Locative media
Mobiliteit + locatiebepaling (GPS, wifi, RFID, camera etc.)Diverse genres: pervasive gaming; interactive tours, urban
screens, media ‘op locatie’.

Tussen kunst en commercietussen cultureel engagement en spektakel/spel


Kritiek en reflectie op (stads) ruimte, maar ook ingebed in commerciële infrastructuur

Participatie in de publieke ruimte.

Bias

 Wat is de bias van mobiele media? Wat is de bias van locative media?
 Van space-bound media(krant/radio/tv)naar time-bound(secondary) orality van internet en mobiele
telefonienaar locatieve media als time/space-bound
Participatie en community
Gergen’s floating worlds:
Door transport en media – scheiding werelden en social cirkels
Mobiele telefonie: herstel verbindingen (onafhankeljik van locatie), nieuwe gemeenschappen, maar wel individueel en
gefragmenteerd.
Identiteit gebaseerd op relaties en netwerken:“i am linked, therefore i am”
Sociale gevolgen media: spanningen tussen fragmentatie en verbinding.

Connectiviteit en “empowerment”
Howard Rheingold – smart mobs: the next social revolution (2002)

“The people who make up smart mobs cooperate in ways never before possible because they carry devices that possess both
communication and computing capabilities. Their mobile devices connect them with other information devices in the
environment as well as with other people’s telephones. […]
Media cartels and government agencies are seeking to reimpose the regime of the broadcast era in wich the customers of
technology will be deprived of the power to create and left only with the power to consume […]
Are the populations of tomorrow going to be users, like the PC owners and website creators who turned technology to
widespread innovation? Or will they be consumers, constrained from innovation and locked into the technology and
business models of the most powerful entrenched interests?

Reimpose = herstel door


Deprived = beroofd
Constrained = gedwongen
Entrenched = ingeworteld

Vous aimerez peut-être aussi