Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Inhoudsopgave Pagina
Inleiding Probleemstelling 2
Subvragen
Hypothese
Leerwaarde 28
Bronvermelding 29
-2-
Inleiding
In pabo 3 zijn we het 1e studiesemester bezig met een project dat ‘kansen en kleuren’ heet. Het
project ‘kansen en kleuren’ richt zich enerzijds op de problematiek van de stad waarbij het
intercultureel onderwijs een belangrijke rol speelt (kleuren) anderzijds richt het project zich
op de problematiek van “weer samen naar school” en “onderwijs op maat” (kansen).
Het onderzoek dat verricht moet worden heeft alleen betrekking op het projectdeel ‘kleur’.
Het onderzoek stelt ons studenten in de gelegenheid om een bepaald facet van de
problematiek rond het werken in multiculturele situaties op een grote stadsschool nader te
bestuderen. Wij hebben hier een bepaald facet van uitgekozen. Ons onderwerp gaat over hoe
de betrokkenheid is van de niet-westerse allochtone ouders bij de school van hun
schoolgaande kind.
Onze keuze voor dit onderwerp komt voort uit het gegeven dat wij vaak negatieve geluiden
vanuit de media horen over deze betrokkenheid van de ouders. Op onze stagescholen hebben
wij dit probleem ook gezien en vonden dit daarom een goede reden om dit onderwerp nader te
onderzoeken.
Subvragen:
• Is het verschil in betrokkenheid tussen niet- westerse ouders en autochtone ouders
terug te voeren naar verschil in cultuur?
Hypothese:
Wij verwachten dat de betrokkenheid van de niet-westerse allochtone ouders minder zal zijn
in vergelijking met autochtone ouders, waarschijnlijk door de verschillen in culturele
achtergrond.
-3-
Beschrijving Basisscholen
Schoolbevolking:
Deze school heeft kinderen op school die niet mee kunnen komen in het reguliere onderwijs.
Hun niveau loopt vaak 1 of 2 jaar achter, dit is vooral te merken in de hogere groepen. De
leerlingen zijn afkomstig uit verschillende dorpen uit de omgeving Alphen aan den Rijn en de
stad zelf. Hierdoor is er een grote diversiteit aan kinderen. Op mijn school zitten niet heel veel
allochtonen kinderen. Ongeveer tussen de 0-3 per klas. Wat wel een feit is op mijn school is
dat veel kinderen een thuismilieu hebben dat slecht tot zeer slecht is, ouders die zelf al een
lage sociaal-economische positie hebben. Dit geldt niet voor alle kinderen maar wel voor de
meesten.
Eerste indruk:
Mijn eerste indruk van SBO ‘Op Maat’ was dat ik het een te grote massale school vond.
Leerkrachten liepen elkaar voorbij en ouders zijn niet tot weinig betrokken bij de school. Dit
komt vooral omdat veel kinderen niet dicht bij de school wonen en dus met de taxi gebracht
worden. De school heeft 23 groepen en werken in clusters dat allemaal erg ingewikkeld was
omdat te begrijpen in mijn eerste week. Op dit moment 4 weken later heb ik nog steeds niet
alle leerkrachten gezien op de school om even een voorbeeld te geven hoe groot en
ongezellige sfeer er is. Er is geen gezellig groot team op school maar er zijn 5 clusters die wel
goed met elkaar omgaan. Hieraan moest ik even wennen.
De school heeft wel alle faciliteiten die je je maar kunt wensen. Zoals bijvoorbeeld:
Toneel/dans zaal, kooklokaal, handvaardigheidlokaal en zelfs 2 eigen zwembaden.
-4-
Schoolbevolking:
De etnische groepen die op mijn stageschool aanwezig zijn:
- Nederlands;
- Pools;
- Kroaats;
- Surinaams;
- Italiaans;
- Spaans;
- Engels;
- Grieks;
- Marokkaans;
- Turks.
Eerste indruk:
Op deze school zijn de niet-westerse ouders niet betrokken bij de leerlingen. Vaak gaan ze
gelijk door naar de BSO en ’s morgens komen de kinderen uit mijn klas alleen binnen. Vaak
zie je autochtone kinderen met vader en/of moeder binnen komen. Tussen de middag zijn er
veel Islamitische moeders die het overblijven regelen, daar zit geen moeder van een van de
kinderen uit mijn klas tussen. Ze spreken ook gebrekkig Nederlands, wat het moeilijk maakt
voor de kinderen in mijn klas om met ze te spreken. Dat is geen professionele TSO.
-5-
Schoolbevolking:
De etnische groepen die op mijn stageschool aanwezig zijn:
- Pools;
- Joegoslavisch;
- Surinaams;
- Braziliaans;
- Deens;
- Engels;
- Marokkaans;
- Turks.
Eerste indruk
Op de school de Klimop kijk ik op het eerste gezicht positief tegen de betrokkenheid van de
niet- westerse allochtone ouders aan. Dit baseer ik op het gegeven dat de overblijfmoeders op
school voornamelijk bestaan uit moeders met een Islamitisch geloof. De school is blij met de
inzet van deze moeders maar is minder blij met het niveau van de tussen schoolse opvang
omdat er vaak problemen met de kinderen zijn tijdens het eten tussen de middag. Het is geen
professioneel personeel dus er gaat nog wel eens wat fout.
Als ik kijk in mijn klas, daar zijn weinig ouders niet- westerse allochtonen. De niet- westerse
allochtone moeder in de klas is zeer betrokken bij de school. Zij is zowel overblijfmoeder als
klassenmoeder en helpt met allerlei activiteiten bijvoorbeeld een groepje begeleiden met een
excursie.
-6-
Visie:
De Tweemaster in Leiden. De Tweemaster is een Rooms Katholieke basisschool.
Het is een grote school met veel combinatieklassen. De school is een gemengde school. Meer
autochtone kinderen dan allochtone kinderen.
Ons uitgangspunt is dat De Tweemaster meer is dan leren alleen. Wij geloven dat elk kind het
beste leerresultaat kan bereiken, wanneer het zich op zijn/haar gemak, geborgen en veilig
voelt. Daarom staat voor ons een goede sfeer op De Tweemaster centraal. Vanuit dit gegeven
willen we komen tot een optimale leersituatie, waarbij elk kind datgene kan bereiken, waartoe
het in staat is.
De Tweemaster is een katholieke school. De school staat echter open voor kinderen uit
gezinnen met welke levensovertuiging dan ook.
De katholieke identiteit wordt op de eerste plaats uitgedragen door het geven van
catecheseprojecten. Deze projecten worden door de districtscatecheet geïntroduceerd en ook
weer geëvalueerd. De catechese die gegeven wordt, gaat altijd uit van de Bijbel. We proberen
van hieruit zoveel mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld va het kind. Ook in de
catecheselessen, moet een kind kunnen begrijpen waarover het gaat.
Ook het vieren van de christelijke feesten als Kerstmis en Pasen in de kerk vinden we een
aspect dat bijdraagt aan de katholieke signatuur van De Tweemaster. In beide vieringen zijn
de kinderen het meest aan het woord doordat zij bijvoorbeeld het kerstspel spelen of de
zelfgemaakte gebedjes uitspreken. De Tweemaster heeft een uitstekend contact met kerkelijke
centrum De Regenboog, een oecumenische kerkgemeenschap.
Schoolbevolking:
- Surinaams
- Turks
- Marokkaans
- Pools
- Antilliaans
Eerste indruk:
Ons onderzoek betreft de betrokkenheid van de niet-westerse allochtone ouders bij hun
schoolgaande kind. We zullen allen ons onderzoek bekijken aan de hand van de gegevens van
de school. Ik heb daarvoor eerst is gekeken binnen mijn klas, hoeveel allochtone kinderen met
allochtone ouders zijn er? Ik heb in totaal 5 allochtone kinderen in mijn klas.
Een Marokkaanse jongen met Marokkaanse ouders, een Afrikaans meisje met Nederlandse
ouders (geadopteerd), een Surinaams meisje met Surinaamse ouders, een Marokkaanse jongen
met Marokkaanse ouders, een Surinaams meisje met Surinaamse ouders.
Mijn eerste indruk van de school met betrekking tot ons onderzoek, is dat er meer autochtone
kinderen dan allochtone kinderen op de school zitten. En dat er relatief weinig allochtone
kinderen op deze school zitten. Ik ben wel van mening dat de betrokkenheid van de ouders in
het algemeen hele hoog ligt. Als ik alleen al kijk naar mijn eigen stageklas, zie ik veel
gezichten van ouders voorbij komen. Als ik kijk naar de allochtone kinderen uit mijn eigen
klas, denk ik dat de betrokkenheid gemiddeld is. Natuurlijk is dit slecht te vergelijken, want
de verhouding ligt heel anders in vergelijking met de autochtone kinderen en ouders. Ik zie
vaak terug, dat de allochtone niet westerse ouder heel betrokken is bij het onderwijs van hun
kind, je ziet vooral de moeders terug bij het overblijven van de kinderen.
-8-
Kern A
Theorie
“Als ouders zich bij het onderwijs betrokken voelen, leren hun kinderen effectiever.”
(Intercultureel onderwijs in de praktijk, 2007)
Het is daarom ook van belang dat een leerkracht de ouders bij het onderwijs van hun kind
betrekt. Er zijn hiervoor verschillende manieren om de ouders meer betrokken te maken bij
het onderwijs van hun kind. De ouders moeten gestimuleerd worden om de schoolactiviteiten
met hun kinderen te bespreken en zij moeten ook suggesties krijgen om op hun beurt hun
kinderen thuis te helpen. Hierbij moeten de ouders wel over een minimum aantal
vaardigheden beschikken bijvoorbeeld voldoende kennis van de Nederlandse taal.
De verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen ligt bij hun ouders. Ouders moeten
er voor zorgen dat het kind niets tekort komt, zowel fysiek als mentaal. Dit is niet alleen te
verzorgen door goed eten, kleren en een warm thuis. Ook is het belangrijk dat het kind straks
op eigen benen kan staan. Het moet later voor zichzelf en anderen kunnen zorgen,
verantwoordelijkheid kunnen dragen en zin geven aan het leven.
Ouders staan hier niet alleen voor, de school is er namelijk ook nog. Daar leren kinderen zich
kennis en vaardigheden eigen te maken. Stapsgewijs wordt gewerkt aan zelfstandig werken,
denken, beoordelen en beslissen. Onderwijs en opvoeding gaan dus hand in hand. Juist
hierom moeten ouders niet afscheid nemen bij de schooldeur en de school eigenlijk nooit
binnenkomen. De ouders hebben de plicht om hun kind te volgen. Ouders moeten kritisch zijn
op de school, het liefst op een positieve wijze. Dit kan alleen als de school hierin meegaat. De
school moet openstaan voor wensen van ouders, natuurlijk wel reële wensen die
gerechtvaardigd zijn. Een goede school zal graag profiteren van vruchtbare ideeën die bij
ouders leven. Waar het om gaat is dus vertrouwen. Want alleen in een vertrouwelijke sfeer
kunnen beide ‘kampen’ tot een zo goed mogelijk einddoel komen. Er zijn nogal wat gebieden
waarop de school en de ouders elkaar nodig hebben; denk bijvoorbeeld aan beroepskeuze,
godsdienstige vorming en het sociale milieu. Zonder een goede samenwerking tussen ouders
en school liggen hier vaak de kernen van misverstanden, onbegrip en veel leed. De kinderen
kunnen hier uiteindelijk de dupe van zijn.
Als de samenwerking er eenmaal is zul je zien dat de volgende punten sterk verbeteren, er
komt:
- meer informatie en begrip over en weer; het gezin wordt meer maatschappij-,
onderwijs- en opvoedingsbewust en de school weet meer van het milieu en kan daarop
aansluiten
- voor ouders de mogelijkheid meer gebruik te maken van hun recht tot controle op het
onderwijs
- door samenwerking van ouders en leerkrachten binnen de school een voorbeeld van de
democratie waarin het kind opgroeit. Samen komt men tot de oplossing.
Je kunt de betrokkenheid van ouders in twee categorieën indelen; namelijk als doel of als
activiteit. Een paar voorbeelden;
-9-
Als doel:
Onderwijskundig geformuleerd:
Het doel is een beter functioneren van het onderwijs, door ouders in te schakelen bij allerlei
activiteiten op school. Men zou ouders kunnen zien als helpers van de school.
Pedagogisch geformuleerd:
Het doel is te komen tot een betere ontplooiing van het kind, door het opvoedingshandelen
van de leerkracht en de ouders beter op elkaar af te stemmen.
Als activiteit:
- verlenen van hand- en spandiensten
- meebeslissen en meedenken over opzet en organisatie van het onderwijs
- leerkrachten kunnen samen met ouders helpen bij huiswerk, waar beide partijen van
profiteren.
Het is moeilijk om een goede relatie op te bouwen. Hoe komt het dat dat zo moeilijk is?
Leerkrachten vinden het bedreigend om ouders bij het onderwijs te betrekken. Ze zijn bang
dat het vertrouwen in eigen kunnen daalt en ze vinden het extra werk. Ook kan het zo zijn dat
de leerkrachten geen echt team zijn. Er staat niets helder op papier. Er zijn geen duidelijke
doelen of uitgangspunten geformuleerd. De school neemt te veel de eigen organisatorische
wensen en belangen als uitgangspunt en kiest te weinig voor het belang van de leerling of
voor het ondersteunen van het gezin in de schoolloopbaan van het kind. Scholen schuiven
graag de problemen af op de ouders, terwijl de ouders op hun beurt de school de schuld weer
geven.
Als je naar het onderwijs kijkt in het algemeen, dan kun je concluderen dat het onderwijs
onvoldoende rekening houdt met de belevingswereld van allochtone leerlingen, de wensen en
verlangens van allochtone ouders en de standpunten van allochtone groepen en organisaties.
Hierdoor ontstaat een slechte relatie.
Toch kunnen we er iets aan doen. Een goede relatie opbouwen kost tijd en energie, maar het is
mogelijk. Wij spitsen ons hier toe op de allochtone ouders, omdat dat de groep is waar wij de
grootste problemen bij verwachten.
Vaak is het moeilijk om contact te leggen, zowel voor de ouders als voor de school.
Leerkrachten vinden de ouders vaak helemaal niet geïnteresseerd in school en zijn daar
teleurgesteld over. De ouders gaan vaak niet naar schoolbijeenkomsten, ook dat merkt de
leraar. Vaak trekt hij hieruit verkeerde conclusies. Dit komt door het gebrek aan kennis van de
culturele achtergronden.
- De taal die bij de bijeenkomsten gebruikt wordt, moet minder moeilijk zijn. Een ander
idee is om aparte bijeenkomsten te houden voor de ouders. Zo is er alle aandacht voor
die ene specifieke groep. Een goede tip is om deze bijeenkomst te laten leiden door
een ouder die al wat langer in het land is en wat progressiever is ingesteld. Naast
bijeenkomsten zijn er natuurlijk ook momenten waarin er persoonlijke gesprekken
plaatsvinden. De leerkracht moet niet schromen om een tolk in te schakelen,
belangrijk is dat dit een onafhankelijke tolk is, anders komt de informatie niet helder
door. Wat veel leerkrachten niet weten is dat een tolk gratis is. Ook is er nog het
medium van de tolkentelefoon. Die kan op school aangeschaft worden.
- Om de ouders naar school te krijgen kan de school de ouders de rapporten op laten
halen in plaats van ze mee te geven aan de leerlingen. Dan is er gelijk de gelegenheid
voor een gesprek. Een gesprek over school en het kind.
- Ook kan er veel georganiseerd worden voor de mannen, maar ook voor de vrouwen.
Vaak kruipen de vrouwen dan wat meer uit hun schulp. Als ze meer onder de mensen
komen begrijpen ze ook de taal beter, wat winst is voor beide partijen.
- Het onderwijssysteem moet duidelijk zijn voor de ouders, gerichte informatie aan deze
ouders is een pré; vertaal gewoon het voorlichtingsmateriaal.
- Ook bestaat de “Marokkaanse Adviesraad voor het Onderwijs” deze raad geeft
cursussen aan ouders en schoolteams. Nog een dergelijke organisatie luistert naar de
naam ‘capabel’. De ouders of de school kunnen elkaar in kennis stellen van het
bestaan van deze instanties.
- Last but not least is het belangrijk dat de leerkrachten kennis hebben van de culturele
achtergronden van bijvoorbeeld Marokkaanse ouders. Ouders merken dat er moeite
gedaan wordt om ze te leren begrijpen en dat doet de ouders goed, het motiveert ze om
hetzelfde ook te doen.
Er zijn projecten als bijvoorbeeld OPSTAP waar gestimuleerd wordt ook allochtone ouders
met de kinderen te laten lezen. Het voorlezen aan hun kinderen vereist kennis van de
Nederlandse taal dat dan ook bij moet dragen aan de integratie. Al deze projecten hebben nog
niet zo veel geholpen omdat in sommige wijken de ouders en dan voornamelijk de moeder
van etnische minderheden in een isolement leven. Zij durven zich amper binnen de
schoolmuren te vertonen.
Dit alles draagt natuurlijk niet bij aan de betrokkenheid van de ouders bij de school terwijl dit
juist zo ontzettend belangrijk is. Er is met betrekking tot het onderwerp “betrokkenheid” een
platform opgericht genaamd: Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Dit platform
gaat actief opzoek naar allochtone ouders die zich in willen zetten voor de schoolloopbaan
van hun kind. Het platform probeert ervoor te zorgen dat de allochtone ouders beter
vertegenwoordigd zijn in besturen van de scholen. Allochtone ouders wensen meer
geïnformeerd te worden en voelen zich vaak niet begrepen wat hun verwachtingen betreft.
Ook vraagt men zich af of er voldoende rekening wordt gehouden met de (culturele)
verschillen tussen de ouders.
Het is niet te ontkennen dat er wel degelijk bij de betrokkenheid ook cultuur- verschillen
meespelen. Dit komt vooral voort uit het verschil in opvoedingsstijlen tussen de autochtone en
niet-westerse allochtone ouders.
Bij de Turkse en Marokkaanse ouders is het leren van discipline en verantwoordelijk een taak
voor de ouders en minder voor de basisschool. De Turkse en Marokkaanse ouders verwachten
- 11 -
van de school dat hun kinderen kennis opdoen en beroepsvaardigheden leren. Zij stellen dat
zij als ouders opvoeden en de school de kinderen kennis bij brengt. De ouders van Turkse en
Marokkaanse afkomst hebben dan ook moeite met het spelende karkater van de kinderen in de
eerste twee leerjaren en vinden dat de school te weinig eisen aan de leerlingen stelt en te veel
ruimte laat voor de initiatieven van de leerlingen. In de ogen van deze ouders is er te weinig
discipline terwijl dit voor hen de basis is van hun opvoeding.
De Surinaamse en Antilliaanse ouders die ook tot de niet- westerse allochtonen behoren
liggen meer op een lijn met de autochtone ouders: dat de school als een opvoedingsinstituut
wordt gezien. Wel worden zij als meer kritisch gezien, omdat zij graag wat meer op de hoogte
gehouden willen worden van de voortgang van hun kinderen met name wat betreft de
discipline.
PAOO is een platform dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
gesteund wordt in de vorm van een project dat loopt van 2006 - 2009. Het platform wil ervoor
zorgen dat de allochtone ouders blijvend meer betrokken en zichtbaar zijn bij de
schoolloopbaan van hun kind. Allochtone ouders zijn vaak ondervertegenwoordigt in
organisaties in het onderwijs. Dit leidt in de praktijk tot verwarring en miscommunicaties
tussen school en ouders. Het PAOO wil hier op twee niveaus aan gaan werken: landelijk en
lokaal.
Cultuur verschillen
In het kopje “waarom is betrokkenheid zo belangrijk” is al besproken welke verschillen er
zijn op opvoedkundig gebied. Tevens is er beschreven hoe verschillend de ouders denken over
de rol van de school en de rol die zij zelf innemen als ouders.
Migrantenfamilies staan voor standaarddilemma’s. Op het werk, in winkels, openbare
gebouwen en op school, gaan migranten met autochtonen om en worden zij
hergeprogrammeerd volgens de plaatselijke waarden. Thuis proberen zij de waarden en de
relatiepatronen uit het land van herkomst in stand te houden. Zij leven eigenlijk tussen twee
werelden in, en pendelen hier tussen heen en weer.
Het effect van het leven tussen deze twee werelden in is niet voor alle familieleden hetzelfde.
We beschrijven de effecten voor de gezinsleden vader, moeder, zoon en dochter.
Vader:
Binnenshuis probeert de vader zijn traditionele gezag te handhaven. Op het werk heeft de
vader vaak een lage status, migranten nemen vaak de banen over die anderen niet willen
hebben. De familie is hiervan op de hoogte en de vader lijdt gezichtsverlies tegenover zijn
familie. Als hij ook nog werkloos wordt, is het gezichtsverlies nog groter. Daarnaast heeft hij
meestal problemen met de taal en voelt zich daardoor dom. Bij het invullen van formulieren
moet hij de hulp van zijn kinderen of van welzijnswerkers inroepen. Daarnaast wordt hij vaak
gediscrimineerd door politie, werkgevers en buren.
Moeder:
In sommige culturen een gevangene, in haar eigen huis opgesloten als de vader naar zijn werk
vertrekt. In dit geval heeft de moeder geen enkel contact met de omringende omgeving en
leert daardoor de taal slecht en blijft dus volledig afhankelijk van haar man.
- 12 -
De moeder kan ook werken. Wanneer zij de kostwinner is dan is dat een grote klap in het
gezicht van de vader. Tevens ontmoet zij andere mannen wat in hun cultuur als een zonde
wordt gezien. Haar man kan haar zelfs van ontrouw verdenken.
Zoon:
De zonen gaan naar de plaatselijke school. Zij zouden eigenlijk aandacht moeten krijgen om
een goede overgang te maken van de ene samenleving naar de andere. Dit is vaak niet het
geval, zij krijgen vaak minder aandacht in verhouding tot de autochtone leerlingen. Ze
brengen hun tijd door in de vijandige vrijheid van de straat maar ook in hun warme familie.
Sommigen komen er goed doorheen en profiteren van de betere opleidingsmogelijkheden en
komen terecht in geschoolde en intellectuele beroepen. Anderen breken hun schoolopleiding
af en ontvluchten het ouderlijk gezag samen met andere migrantenjongens en belanden in
bendes en komen in de nieuwe onderklassen van het gastland terecht.
Dochter:
Dochters gaan naar school waar ze geconfronteerd worden met de gelijkheid tussen de seksen
die ongekend is in de samenleving die zij kennen. De vaders en broers beschermen de
eerbaarheid van de meisjes en beschouwen de invloeden van de school als een bedreiging. De
meisjes mogen niet op schoolreisje waar ze de nacht moeten doorbrengen. Ook mogen ze
geen afspraakjes hebben met jongens. Ze worden snel van school gehaald en uitgehuwelijkt
aan een landgenoot. In veel islamitische culturen zijn endogaam, huwelijken tussen neven en
nichten zijn toegestaan waardoor het uithuwelijken nog gemakkelijker kan gaan.
Marokkaans onderwijs
Wij hebben nu veel gesproken over de aanpassingsmoeilijkheden van de niet-westerse
allochtone ouders. Met name de Turkse en Marokkaanse ouders hebben moeite om zich in
Nederland aan te passen. Een blik in de keuken van het Turkse en Marokkaanse onderwijs kan
verheldering bieden.
In Marokko bestaat er een onderscheid tussen het sterk met Islam verbonden, traditionele
onderwijs en het door de Fransen ingevoerde moderne onderwijs. Het traditionele onderwijs
begint voor kinderen van vier tot zes jaar met de koranschool. Deze school is verbonden aan
de moskee. Waar ook lessen gegeven worden. De leerkracht is een man die op de hoogte is
van de inhoud van de koran, een imam. Op de koranschool leren de kinderen de beginselen
van het lezen en schrijven van het klassiek Arabisch en rekenen. Het uit het hoofd kennen van
een aantal hoofdstukken uit de koran is erg belangrijk. Voor veel van de van het platteland
afkomstige Marokkanen die naar Nederland kwamen, is een a twee jaar Koranschool de enige
vorm van onderwijs die zij genoten hebben.
Vanaf 1912 werd naast het traditionele onderwijs op Frans-Marokkaanse scholen modern
onderwijs gegeven. Het onderwijs vond plaats in het Frans, behalve de vakken Arabisch en
islam, die in het Arabisch gegeven werden. Nog steeds draagt het onderwijs in Marokko een
Frans stempel. Dit betekent voor de Marokkanen dat de invloed van de Franse politiek niet
geheel verdwenen is. Het arabiseren van het onderwijs neemt in het huidige onderwijsbeleid
dan ook een belangrijke plaats in.
In 1963 is de leerplicht ingevoerd voor leerlingen van 7 tot 13 jaar. In 1956 zijn de
onderwijsvoorzieningen in Marokko langzaam verbeterd en uitgebreid. Door de leerplicht
steeg het aantal kinderen dat naar school ging sterk. Hier is wel een verschil tussen het
platteland en de steden. In de steden steeg het leerlingenaantal op scholen. Op het platteland
bleef deze stijging achter, daar zijn nog steeds kinderen die niet naar school gaan. De eerste
oorzaak voor het geringe schoolbezoek is het gebrek aan scholen op het platteland en het
onderwijs sluit nauwelijks aan op het dagelijks leven. Het is namelijk heel stadsgericht, dat is
- 13 -
voor de Marokkanen van het platteland niet interessant genoeg. De taal in het moderne
onderwijs is een probleem, omdat de plattelandskinderen thuis Berbers praten en dus
problemen hebben op de school, omdat daar Frans en/of Arabisch wordt gesproken. Ouders
sturen daarom hun kinderen niet graag naar school. Meisjes gaan naarmate ze ouder worden
minder naar school, omdat ze anders de eer van de familie in gevaar kan brengen. In de
hogere klassen van de school neemt het aantal meisjes af. Op het platteland is het
schoolverzuim van de meisjes nog groter, omdat hier nog meer de klassieke islam wordt
uitgeoefend dan in de stad.
Turks onderwijs
Sinds 1913 kent Turkije algemene leerplicht voor jongens en meisjes van zeven tot dertien
jaar. In tegenstelling tot het Marokkaanse onderwijs bestaan er kleuterscholen (alleen in de
grote steden). De kinderen gaan vanaf hun zevende jaar naar de basisschool en genieten vijf
jaar onderwijs, wat af wordt gesloten met een examen. De methodes die gebruikt worden op
Turkse basisscholen zijn modern, maar de scholen lijden onder financiële tekorten van de
overheid. Dit geldtekort zorgt voor overvolle klaslokalen, slechte schoolgebouwen en een
tekort aan leermiddelen. Net als in Marokko is het verzuim op het platteland groter als in de
steden. Ook hier is weer het verschil in het dagelijks leven te merken tussen stad en
platteland. Het nut van onderwijs op het platteland is vaak niet duidelijk, het sluit niet aan op
het dagelijkse leven aldaar.
Kern B
Praktijk
Vragenlijst en interview
Enquête
Om de enquête voor het onderwijzend personeel en ouders samen te stellen hebben we ons
eerst afgevraagd wat voor informatie eruit moet komen. Dit hebben we gedaan door
puntsgewijs korte vragen op te stellen waaruit later definitieve enquêtevragen uit voort
kunnen komen.
De enquêtes die worden uitgereikt aan de ouders en onderwijzend personeel zullen voorzien
worden van een brief met uitleg waar het voor bedoeld is. De brieven zijn toegevoegd aan dit
document.
Onderwijzend personeel
Wat willen we graag te weten komen van het onderwijzend personeel?
- Hoelang ze al werkzaam zijn in het onderwijs. Wij denken dat iemand met meer
ervaring hier namelijk een betere kijk op zal hebben en een beter beeld kan schetsen.
- Wat is de samenstelling van de klas is. Is deze wit, grijs of zwart.
- Hoe verloopt het contact met de niet- westerse allochtone ouders?
- Hoe heeft de leerkracht het goede of slechte contact tot stand gebracht.
- Bij slecht contact; weet de leerkracht welke middelen gehanteerd kunnen worden om
als nog tot een goed contact te komen met als gevolg betrokkenheid van de ouders?
- Vindt de leerkracht betrokkenheid van de ouders belangrijk, of is de rust aan het
bureau, zodra de schoolbel gaat, juist prettig?
- Wat verstaat de leerkracht onder betrokkenheid?
Aan de hand van bovenstaande vragen zijn er vragen opgesteld. Bij het opstellen van de
vragen hebben we gebruik gemaakt van Skill sheet D9 “hoe voer je een enquête uit?” en skill
sheet D10 “ Hoe stel je een vragenlijst samen?”. Bij het maken van een vragenlijst is het
belangrijk geen lange vragenlijst te maken, dat de gehanteerde begrippen duidelijk zijn en dat
er bij een enquête wordt begonnen met een probleemstelling.
- Kunt u iets zeggen over de samenstelling van u klas wat betreft culturele achtergrond?
Wat is hier in meerdere mate aanwezig?
- Hoe verloopt het contact met de ouders van uw leerlingen?
- Hoe verloopt het contact tussen de ouders in uw klas?
- Zijn er ouders waarmee het contact moeizaam verloopt, zo ja hoe komt dit?
- Wat verstaat u onder betrokkenheid?
- Hoe betrokken zijn de ouders bij de school van hun schoolgaande kind?
- Is hier verschil in op te merken tussen niet-westerse allochtone ouders en autochtone
ouders?
- 15 -
Ouders
Het doel van het onderzoek is om er achter te komen in welke mate niet- westerse allochtone
ouders betrokken zijn bij de school van hun schoolgaande kind(eren). Wij zijn van mening
geen onderscheid te mogen maken in de enquête tussen allochtone en autochtone ouders. Dit
is in onze ogen discriminatie. Daarom hebben we er bewust voor gekozen in de enquête geen
onderscheid te maken tussen de allochtonen en autochtone ouders. Om toch de gewenste
onderzoekgegevens weten te bemachtigen hebben we in onze enquête wel naar gegevens
gevraagd die voor ons duidelijk maken van wat voor afkomst de ouders zijn. Zodat we een
uiteindelijk een verschil kunnen maken tussen de mate van betrokkenheid van de allochtone
en autochtone ouders.
Om vragen te formuleren voor de ouders zijn we hetzelfde te werk gegaan als bij de enquête
vragen voor het onderwijzend personeel. Wat willen we te weten komen?
- We willen weten hoelang ze al in Nederland zijn. Komen ze net aan, of wonen ze hier
al erg lang, dat kan verschillende antwoorden op de vragen over betrokkenheid
opleveren.
- We willen weten of ze hier wel of niet geboren zijn. Als je hier geboren bent, krijg je
vanaf je geboorte gelijk prikkels van onze samenleving mee. Voor mensen die hier niet
geboren zijn is dat een stuk moeilijker.
- We willen weten van welke generatie ze zijn. Welke generatie is het beste
geïntegreerd? En in het kader van ons onderzoek bedoelen we met integratie of ze
betrokken zijn bij het onderwijs van hun kind.
- Hoe kijken ze tegen de leerkracht aan? Misschien is het beeld wat autochtone ouders
van een leerkracht hebben wel heel anders dan het beeld van een niet-westerse
allochtone ouders.
- Hebben ze ook kinderen op een islamitische basisschool? Misschien zitten hier wel
verschillen tussen.
- Waarom wel/niet?
- Weten ze dat er ouderbijeenkomsten zijn op school? Zo ja, waarom gaan ze er dan
wel/niet heen?
- Waarom komen sommige niet-westerse allochtone ouders niet zo vaak naar school?
Zij weten misschien het antwoord al.
Geachte meneer/mevrouw,
In pabo 3 zijn wij het eerste studiesemester bezig met een project dat “kansen en kleuren”
heet. Het project “kansen en kleuren” richt zich enerzijds op de problematiek van de stad
waarbij het intercultureel onderwijs een belangrijke rol speelt, anderzijds richt het project zich
op de problematiek van “weer samen naar school” en “onderwijs op maat”.
Het onderzoek dat wij nu uitvoeren heeft alleen betrekking op het projectdeel “kleur”. Het
onderzoek stelt ons studenten in de gelegenheid om een bepaald facet van de problematiek
rond het werken in multiculturele situaties op een grote stadsschool diepgaander te
bestuderen. Wij hebben hier een bepaald facet van uitgekozen. Ons onderwerp behandelt hoe
het is gesteld met de betrokkenheid van de niet-westerse allochtone ouders op uw school.
Onze keuze voor dit onderwerp komt voort uit het gegeven dat wij vaak negatieve geluiden
via de media horen over deze betrokkenheid van de ouders.
In het kader van ons onderzoek naar betrokkenheid van ouders bij het basisonderwijs, zouden
wij, studenten van het derde leerjaar van de pabo, u graag uit willen nodigen om deel te
nemen aan onze enquête. Deze enquête vindt u in de bijlage van deze brief.
Wij willen u bij voorbaat danken voor uw tijd en deelname aan dit onderzoek.
Ouders
Beste ouders/verzorgers,
Wij zijn vier studenten uit het derde leerjaar van de pabo. Wij voeren een onderzoek uit dat
gaat over de betrokkenheid van ouders en/of verzorgers bij het onderwijs van hun kind. Wij
hebben een enquête opgesteld met allerlei vragen omtrent het onderwerp betrokkenheid. Uw
gegevens en antwoorden zullen met de grootste zorgvuldigheid worden behandeld.
Wij vragen uw medewerking om 5 vragen te beantwoorden. U bent hier niet langer dan tien
minuten mee bezig.
De enquête vindt u in de bijlage van deze brief en kan ingeleverd worden in het postvak van
de groepsleerkracht. Normaliter vragen wij u om brieven in te leveren op het bureau of aan de
docent zelf, maar om de privacy te vergroten vragen wij u om deze uitzondering.
Wij hopen u voldoende te hebben geïnformeerd en danken u alvast voor uw tijd en deelname
aan dit onderzoek.
PS: mocht u nog vragen of opmerkingen hebben? Dan kunt u contact met ons opnemen via de
e-mail: annickavs87@gmail.com
- 18 -
Enquêtes
Groep:
1) Kunt u iets zeggen over de samenstelling van uw klas wat betreft culturele
achtergrond? Wat is hier in meerdere mate aanwezig?
4) Zijn er ouders waarmee het contact moeizaam verloopt, zo ja hoe komt dit?
6) Hoe betrokken zijn de ouders bij de school van hun schoolgaande kind?
Goed Redelijk
Voldoende Matig
Goed Redelijk
Voldoende Matig
3) Hoe betrokken bent u bij de school waar uw kind(eren) naar school gaat? Kruis aan
wat op u van toepassing is.
Onderzoek resultaten
25
20
aantallen
15 autochtone ouders
10
niet- westerse
allochtone ouders
5
0
goed redelijk voldoende matig
antwoorden
Toelichting tabel:
Wat opvalt in deze tabel is dat het aantal autochtone ouders dat een goede relatie heeft met de
leerkracht zeer sterk verschilt met het aantal niet-westerse allochtone ouders. Er is echter een
snijpunt te zien tussen de redelijke en voldoende relatie. Dat komt, omdat de autochtone
ouders vaak druk zijn met de eigen baan, en de allochtone ouders vaak druk zijn met het
managen van het gezin. Met als gevolg dat de band met de leerkracht redelijk tot voldoende
is.
- 21 -
niet- westerse
autochtone ouders allochtone ouders
goed 16 0
redelijk 7 0
voldoende 7 4
matig 4 11
18
16
14 autochtone
aantallen
12 ouders
10
8 niet- westerse
6 allochtone
4 ouders
2
0
e
k
g
d
d
ij
i
oe
at
el
oe
m
g
d
re
ld
vo
antwoorden
Toelichting tabel:
De rode lijn bevestigt dat de niet-westerse allochtone ouders een matige relatie hebben met de
andere ouders. Terwijl de autochtone ouders een goede relatie hebben met elkaar.
- 22 -
niet- westerse
autochtone ouders allochtone ouders
goed 12 0
redelijk 3 0
voldoende 13 8
matig 5 7
14
12
10 autochtone
aantallen
ouders
8
6 niet- westerse
allochtone
4 ouders
0
de
k
ig
ed
lij
at
n
go
de
oe
m
re
ld
vo
antwoorden
Toelichting tabel:
Er is sprake van een conjunctuurgolf in de blauwe lijn. Dit is te verklaren doordat de ouders
vaak beide werken (een dalende lijn) of dat moeder nog voor het gezin zorgt en veel tijd heeft
voor de school (stijgende lijn). De rode lijn laat ons zien dat de ouders voldoende scoren op
deze vraag. Dit is te verklaren doordat de niet-westerse allochtone moeders vaak als
overblijfmoeders werkzaam zijn.
- 23 -
niet- westerse
autochtone ouders allochtone ouders
heel erg belangrijk 24 0
redelijk belangrijk 9 2
matig belangrijk 0 13
30
25
aantallen
20
15
10 autochtone
5 ouders
0
niet- westerse
jk
k
jk
rij
allochtone
ri
ri
ng
ng
ng
ouders
la
la
la
be
be
be
ig
ijk
g
er
at
el
m
el
d
re
he
antwoorden
Toelichting tabel:
De blauwe lijn laat zien dat de autochtone ouders het heel belangrijk vinden om betrokken te
zijn bij de school waar hun kinderen onderwijs genieten. De rode lijn laat zien dat de niet-
westerse allochtone ouders het juist matig belangrijk vinden. Een verklaring hiervoor vindt u
in de conclusie.
- 24 -
Niet- westerse
Autochtone ouders allochtone ouders
ja structureel 11 12
nee niet structureel 17 0
structureel niet 5 3
18
16
14 autochtone ouders
12
aantallen
10 niet- westerse
8 allochtone ouders
6
4
2
0
ja structureel nee niet structureel
structureel niet
antwoorden
Toelichting tabel:
Ja structureel: beide groepen ouders zijn op gezette tijden in de week aanwezig gedurende een
langere periode. Bijvoorbeeld overblijven, bibliotheekmoeders of oversteekmoeders.
Nee niet structureel: bijvoorbeeld bij een schoolreisje of hulp bij het bakken van patat als er
een feest is op school. Structureel niet: de ouders zijn nooit actief binnen de organisaties van
de school.
Bij het punt ‘nee niet structureel’ is het grootste verschil te ontdekken tussen de onderzochte
groepen. Ook dit is te verklaren, zie de koppeling theorie en praktijk.
We hebben alle vier afzonderlijk de directeur van onze basisschool geïnterviewd. Om het
onderzoek “leesbaar” te houden hebben wij besloten om de meningen van de vier directeuren
samen te voegen in een verslag.
Onderwijzend personeel
Onder betrokkenheid verstaat het onderwijzend personeel dat de ouders voor school gezellig
een praatje komen maken, interesse tonen in de activiteiten die op school verricht worden
maar ook het cognitieve proces stimuleren van de kinderen thuis als bijvoorbeeld lezen met de
kinderen.
- 25 -
Het onderwijzend personeel is zeer positief over de contacten tussen ouders en leerkracht en
ouders onderling. De ouders waarmee het contact minder verloopt komt in eerste plaats door
de tweeverdieners, deze ouders hebben het te druk en kunnen hierdoor minder op de school
van hun kind aanwezig zijn. Het onderwijzend personeel laat weten over de betrokkenheid
van de niet-westerse allochtone ouders dat zij meer afstand hebben richting de school. Ze
hebben over het algemeen minder zicht op wat er op de school gebeurd. Ook spelen in deze
betrokkenheid taalproblemen mee, de taal vormt een barrière in de communicatie. Op school
merken de leerkrachten dat de niet-westerse allochtone ouders wel meer betrokken zijn als ze
zich kunnen aansluiten bij andere niet-westerse allochtone ouders. De drempel is hierdoor
lager om op school te komen.
- 26 -
De niet-westerse allochtone ouders zijn druk met het managen van hun eigen gezin en mogen
zich volgens hun eigen cultuur niet bemoeien met de leerkracht. De autochtone ouders zijn
zeer betrokken, vooral de moeders, maar hier treedt verschil op, omdat sommige gezinnen uit
tweeverdieners bestaan, en er daardoor weinig tijd is om een goede relatie op te bouwen met
de leerkracht.
Uit het onderzoek bleek dat de autochtone ouders met elkaar een geode relatie hebben. Dit is
te verklaren door het feit dat taal en cultuur naadloos op elkaar aansluiten. Dat
vergemakkelijkt het contact maken. De relatie tussen de niet-westerse allochtone ouders en
autochtone ouders is zwak tot matig dit is mogelijk te verklaring doordat cultuur en taal niet
op elkaar aansluiten. De taal is vaak een barrière in de communicatie tussen de ouders. Zie
voor nadere toelichting theorie kern A.
Ons beeld was dat niet-westerse allochtone ouders matig tot niet betrokken zouden zij bij de
school van hun kinderen. Uit ons onderzoek blijkt echter dat niet- westerse allochtone ouders
voldoende tot redelijk betrokken zijn bij de school van hun kind. Dit komt door het feit dat
niet- westerse allochtone ouders op onze stagescholen werkzaam zijn als overblijfmoeder en
daardoor dus betrokken zijn bij de school van kinderen.
Bij de autochtone ouders zien wij een sterk schommelende lijn in onze grafiek dit is te
verklaren door het feit dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen het
“klassieke”gezin (man werkt, vrouw zorgt voor het huishouden) en de twee- verdieners. Een
stijgende lijn is te zien bij “het klassieke”gezin omdat moeder de tijd heeft te helpen bij het
activiteiten op school. De dalende lijn is te verklaren door het feit dat de twee- verdieners
beide werken en dus geen tijd hebben deel te nemen aan activiteiten op school.
Conclusie:
Na een uitgebreid onderzoek uitgevoerd te hebben en ons verdiept te hebben in verschillende
literatuur over het onderwerp, zijn wij nu op het punt aanbeland dat wij een conclusie kunnen
trekken. Maar eerst nog een woord vooraf.
In ons onderzoek is het meerdere deel van de niet- westerse allochtone ouders weinig
betrokken bij hun schoolgaande kind. In de praktijk hebben we dit gelukkig ook nog anders
gezien waarbij de niet- westerse allochtone ouders juist wel zeer betrokken zijn bij hun
schoolgaande kind. Het is jammer dat deze ouders wegvallen in ons onderzoek omdat het
merendeel een zeer geringe betrokkenheid toont die voornamelijk is te verklaren vanuit hun
cultuur.
In onze conclusie moeten we dus helaas onze hypothese bevestigen. De niet- westerse
allochtone ouder is zeker minder betrokken bij hun schoolgaande kind. Het culturele aspect
belemmert de ouders in hun betrokkenheid binnen de school.
We zien echter wel een trend ontstaan; de niet- westerse allochtone ouders proberen zich
steeds meer in te zetten terwijl de autochtone ouders die tweeverdieners zijn steeds minder
betrokken raken bij de school wegens tijdgebrek.
- 28 -
Leerwaarde
Samenwerking:
De samenwerking verliep prima. We hebben duidelijk de taken onderling verdeeld. Dit werkt
prettig zodat iedereen goed weet waar hij of zij aan toe is. Daarnaast hebben we ook deadlines
gesteld zodat iedereen op tijd zijn werk af had.
- 29 -
Bronvermelding
Literatuur
• Bruin, K. van der Heijde, H. (2007) Intercultureel onderwijs in de praktijk, Bussum.
Coutinho.
• Hogeboom, B. (1994) De schouders eronder, Hoevelaken. CPS.
• Hofstede, G. (2004) Allemaal andersdenkende. Amsterdam. Olympus.
• Lebbink, T. (1982) Praxis 28 ouders praten ook mee, Den Bosch. Malmberg.
• Verpaalen, A. (1997) In contact met Marokkaanse en Turkse ouders, Tilburg. Zwijsen.
• Vogels, R. (2002) Ouders bij de les, betrokkenheid van de ouders bij de school van
hun kind, Den Haag. Sociaal en Cultureel Planbureau.
Internet
www.paoodeelsite.nl