Vous êtes sur la page 1sur 81

c   V

ô V
V
V

V
V

] 
 
V

V V

V
V
V
6 V
1.V De Coaté en Ileasí Blz. 7
2.V De Eerste Oorlog en het Festival Blz. 18
3.V Glinsterende Drakenschubben en Onverwachte Brieven Blz. 27
4.V Raadsels, Raadsels én Raadsels Blz. 35
5.V Duistere Vlammen en een Warm Welkom Blz. 44
6.V Goudenroos en Zwarte Roos Blz. 53
7.V Schampert en Piepskiek Blz. 61
8.V Het Feestmaal Blz. 71

V V

V
V
V
º V

µDe wereld is veranderd«


Ik zie het in het water. Ik voel het in de aarde. Ik ruik het in de lucht.
Veel dat eens was, is nu verdwenen. En sommige dingen die niet
vergeten mochten worden, zijn verloren. Want niemand leeft nu nog,
die het zich herinnert.
Het noorden en het zuiden worden gescheiden door een muur van
rook, vuur en metaal. Het heeft vele levens, huizen en de natuur
verwoest. En weldra zal de hele wereld opgaan in vlammen en giftige
rookwalmen. Tenzij de juiste beslissingen door de juiste personen
worden gemaakt.
De wereld veranderdǦ

Jaar 44 van de Tweede Era


µMijnheer, ze zijn doorgebroken! Mijn heer!¶ Koning Falgard zat
zo stil als een steen, en staarde wezenloos uit het raam in de grote zaal
van zijn kasteel. Het keek uit op het eens zo mooie marktplein, maar
wat nu bedekt werd door lijken en bloed. Hij was nu al drie lange
dagen aan het strijden om zijn land te beschermen. De aardmannen, of
orcs, bleven maar komen. Het was alsof ze uit gaten uit de grond
schoten, er volgde steeds weer een stroom van de monsters. Het ging
hun niet eens om winnen, maar om het plezier van het slachten van de
mensen. Koning Falgard wist dat het hopeloos was. Zijn mannen
raakten op, dit was de laatste slag. Het is hopeloos.
µMijnheer!¶ Herhaalde de soldaat nog een keer, maar nog steeds
bleef zijn oude koning uit het raam staren.  Een harde dreun
tegen de grote deuren weergalmde door de hele zaal. Als laatste hoop
probeerden de soldaten de deuren dicht te houden door er tegen aan te
duwen en de balken die ertegen aan stonden extra te ondersteunen.
 Nog een knal. Door de kracht van de ram, een grote houten

V
V
V
paal die de orcs naar achteren trokken en dan zo hard mogelijk tegen
de deuren lieten slaan, deinsden veel soldaten een paar stappen naar
achteren. Ze herstelden zich direct en duwden met al hun macht weer
terug tegen de deuren.
µHoe heeft het zo ver kunnen komen?¶ Fluisterde de koning
tegen zichzelf, nog steeds voor zich uit starend. De soldaat keek
verbaast op.
µNooit in de geschiedenis heeft iemand door deze muren
gebroken. Nooit heeft iemand het onneembare kasteel veroverd.
Nooit« Tot deze dag, en dan nog wel door die afschuwelijke,
moordende monsters! Hoe heeft het zo ver kunnen komenǦ De
soldaat wist niets te zeggen, want hij wist dat het de harde waarheid
was. Het was allemaal voorbij. Binnenkort zullen de orcs doorbreken
en het kasteel betreden. De vrouwen en kinderen zullen worden
afgeslacht, de zalen van de IJzeren Burcht zullen vol stromen met die
afschuwelijke wezens, alles is verloren.
En dat was precies wat er gebeurde. Iedereen werd uitgemoord,
en de eens zo schitterende zalen raakten besmeurd met onschuldig
bloed en lijken van weerloze slachtoffers. Toen de koning werd
vermoord, gaven de soldaten het ook op. Drie dagen lang hadden ze
gestreden, drie dagen lang uitputting en drie dagen lang steeds meer
doden. Drie dagen lang, alles voor niets. Het was voorbij nu. De orcs
gingen alle zalen bij langs, ieder mens op hun pad dodend, tot er
niemand meer in leven was. De overwinningskreten en brullen vulden
het kasteel. Hun schelle hoorn vulde het hele land van de koning,
zodat ook de andere dorpen wisten dat het voorbij was en dat het
binnenkort ook hun beurt was.

µTe lang hebben deze boeren u lastig gevallen. Te lang hebben


ze op uw land gelopen. Te lang waren ze vrij om te doen wat ze
willen!¶ Klonk een zware mannenstem. Hij stond alleen in een grote

V
V
V
donkere zaal en keek in een rood kristal, in de vorm van een grote
ijspegel. Hij had zijn armen gespreid en grijnsde breed.
µMaar niet voor lang meer. Candull, mijnheer, staat op het punt
te vallen.¶

V
V
V
À V
V V6  V
V
Jaar 2553 van de Tweede Era

A an de rand van het onderbewuste ligt een andere wereld, het


land van Galraedià, waar glinsterende mythes werkelijkheid
schaduwen.

De Coaté is een klein gebiedje dat ver in het oosten, maar niet
helemaal tot aan de zee ligt. De mensen daar leven vredig en rustig. Ze
leven afgezonderd van de rest van Galraedià, niet dat ze dat erg vinden.
Want het is juist om die reden dat ze al eeuwen lang geen problemen
hebben gehad. Nooit hebben ze oorlogen meegemaakt, laat staan
meegevochten. Zij kennen de rest van de wereld niet, en de rest van de
wereld hun niet. Het nadeel van het afgezonderde leven is dat ze
nauwelijks of geen nieuws van de buitenwereld binnenkrijgen. En als
er een wereldwijde oorlog uitbreekt, worden zij niet beschermd. Maar
ook dat maakt hun niets uit. De grootste oorlog was 2500 jaar geleden,
en zelfs die oorlog bereikte de Coaté niet.
Verandering komt langzaam in de Coaté, als die ooit komt. De
mensen worden niet als de meest wijze beschouwd. Er wordt gezegd
dat hun grootste passie eten is, maar ook pijptabak en een volle pint
ale. En goede vruchtbare aarde, want allemaal delen ze een grote
passie voor alles dat groeit.
Er is geen koning of heer, alleen een groepje inwoners, die eerlijk zijn
verkozen tot de Raad van Coaté. Als zij iets besluiten laten ze de
inwoners erover stemmen, waardoor ze zeker weten dat het merendeel
tevreden is. Niet dat ze vaak bij elkaar hoeven te komen en te
stemmen, sinds er niets belangrijks of gevaarlijks gebeurd.
Maar niet voor lang meer, want weldra zal zelfs de schaduw over de
Coaté heen trekken. Tenzij sommige personen hun lot volgen, zelfs als
ze dat niet willen. Binnenkort zal het noodlot van de wereld in de

V
V
V
handen van de Coats liggen.

In het westen van Galraedià, in het woud van Ileasí, knielde een
knappe jonge elf neer voor zijn koningin.
µVrouwe Asyata, u wenste me te spreken.¶ Alle elfen zijn
prachtig, slank, lenig en vol geheimen die onbekend zijn voor alle
andere volken. Maar vrouwe Asyata was zelfs voor elfen maatstaven
prachtig. Haar lange, golvende, gouden lokken waren in twee lange
vlechten gevlochten. Haar ogen waren helder groen, als de bladeren
van de bomen in een mooie zomerse dag. Haar bleke huid was mooi
egaal en gaf haar een jonge uitstraling, hoewel ze misschien al wel
honderden of duizenden jaren oud is. Haar lange, witte, zijden jurk
viel erg op tussen de bomen en de kleding van de andere elfen. Het
deed haar lichtgevende effect versterken, want zij was niet alleen de
koningin van de elfen van het woud, maar ook de Lady van het Licht.
Buitenstaanders geloven dat ze een heks is, die je betovert als je in
haar ogen kijkt. Dat was ook precies de bedoeling van Asyata, zodat
haar land vredig bleef en dat haar volk met rust gelaten werd.
Het woud is hun leven, hun pracht. Het woud Ileasí is een van de twee
rijken van de elfen. De elfen van Eamulé, het verborgen dal, zijn
anders dan de elfen van Ileasí. Niet qua uiterlijk, hoewel de woudelfen
wel gespierder zijn, maar hun leefstijl en vaardigheden. De woudelfen
leven letterlijk in het woud, geen enkele boom gekapt of zelfs
beschadigd. Er wordt gezegd dat ze kunnen praten met de bomen, en
hun toestemming gevraagd hebben om hun huizen in de bomen te
bouwen. Maar dat is een gerucht, sinds ze niet over magie beschikken.
Zij zijn heel bekwaamd in het boogschieten, hun boog betekent naast
het woud alles voor hen. Ze zijn allemaal uniek. Ze worden gemaakt
uit het hout van de Levensboom en op een speciale manier bewerkt
met planten en bloemen van het woud. Daarmee maken ze hun bogen
uniek, door verschillende plantencombinaties. Die combinaties
worden meestal binnen families doorgegeven, of de boog zelf word

V
V
V
doorgegeven. Maar altijd worden ze iets aangepast. Hun boog is hun
ziel. De woudelfen dragen geen prachtige kleding, want dat is
onhandig in het woud en voor het klimmen en springen. Dat doen ze
vrij vaak, en worden daarom vaak als wildemannen en vrouwen
gezien. Ze zijn actiever en houden meer van avontuur dan de elfen van
Eamulé. Zij leven het liefst in rust en vrede. Zij kunnen wél magie
gebruiken, hoewel ze geen machtige spreuken kunnen gebruiken, dat
kunnen alleen de tovenaars. Ze hebben grotere en mooiere huizen
gebouwd, die allemaal zijn verbonden als één groot gebouw met open
gangen naar een paar kleinere gebouwen. De dalelfen dragen wel
prachtige jurken en kledij, want zij hoeven niet te klimmen en te
springen. Ze zijn immers verborgen in het verborgen dal. Wel zijn ze
bekwaamd in het omgaan met dubbele messen, ook wel korte
zwaarden genoemd, hoewel deze lichter en iets korter zijn. Ze moeten
toch iets hebben om zichzelf te beschermen, met alleen hun magie
redden ze het niet. Maar met hun magie kunnen ze wel prachtige en
machtige zwaarden, messen, bogen en harnassen maken. De meeste
legendarische wapens zijn gemaakt door de elfen van Eamulé. Er
wordt gezegd dat als je hun vind, en hun vertrouwen wint, ze je een
machtige gift schenken. Het probleem is alleen dat ze bijna
onvindbaar zijn. Beide elfensoorten zijn prachtig en machtig in hun
eigen manier, en beide zijn gezegend met het verlengde leven.
Sommige, meestal belangrijke en royale elfen zijn zelfs onsterfelijk.
Hoe dat kan, is voor alle buitenstaanders een raadsel.
De knielende elf stond weer op.
µHet gaat om je broer«¶ Asyata¶s stem was prachtig en zacht,
hoewel het nu een scherpe ondertoon van verdriet had. Haar prachtige
gezicht, waarmee ze o zo stralend mee kon glimlachen, stond nu
ernstig. Haar ogen waren gevuld met verdriet. In haar slanke handen
lagen twee helften van een gebroken boog. De mannelijke elf zag dat
en zijn ogen vulden zich ook met verdriet. De koningin stond op van
haar aardse troon, dat bedekt was met klimplanten en witte bloemen.

V
V
V
Het stond in een open zaal, de Zaal van Licht, dat hoog in de grootste
boom, de Levensboom was gebouwd. De Stralende Trap gaat als een
spiraal omhoog om de Levensboom tot aan de zaal. Vreemde, blauwe
kristallen in de muren van de zaal en de bogen van de trap verlichten
de weg.
Lady Asyata gaf de gebroken boog aan hem en legde een hand op zijn
schouder.
µHet spijt me, Leomèr. Een steek van innerlijke pijn verscheurt
het hart van ons beiden, hoewel het voor jou het pijnlijkst is.¶ Leomèr
keek naar de boog in zijn handen, uit zijn ogen vielen een paar
druppels. Zijn broer was vermoord« Hij had altijd gedacht dat zijn
broer te snel was om vermoord te worden. Maar blijkbaar kenden de
moordenaars geen grenzen. Asyata deed een paar stappen naar
achteren, haar blote voeten die nog net onder de lange jurk uit staken
maakten bijna geen geluid op het zachte
bosgrond. Ze ademde een keer diep in en uit om de tranen te verjagen.
µAlweer is er een van onze mede-elfen, onze soortgenoten, onze
vrienden gesneuveld. Het gaat nu echt te ver!¶ Haar stem was nog
steeds zacht, maar wel krachtig en vol woede. Leomèr¶s verdriet
maakte nu ook plaats voor woede. Hij klemde zijn vingers stevig om
de gebroken boog en keek met vurige ogen op. De woudelfen hadden
zich allemaal verzameld om Leomèr en vrouwe Asyata, ook allemaal
verdrietig en kwaad om hun verloren dierbaren. In de afgelopen twee
maanden waren 17 elfen vermoord, iets wat de mensen niet zo zal
deren. Maar alle elfen, ook die van Eamulé, delen onderling een
krachtige bond met elkaar. Een raadsel voor de buitenstaanders, want
het is hetzelfde verbond als die van een liefhebbende en gelukkige
familie, of het verbond tussen twee geliefden die in elkaar de ware
hebben gevonden en gelukkig samen zullen zijn tot aan de dood.
µTe lang heeft het zwakke ras ons lastig gevallen, met als enige
doel het woud te vernietigen. Onze geheimen te stelen, om ons daarna
te vermoorden of te gebruiken als slaven voor hun pathetische

V
 V
V
oorlogen!¶ Riep Asyata. Haar soortgenoten knikten instemmend.
µTe lang hebben de mensen ons, én het woud pijn gedaan! Mijn
lieve Natyri, mijn volk, mijn vrienden. Nu is de tijd om actie te
ondernemen. Nu is de tijd om het woud achter ons te laten, misschien
wel voor altijd. We zullen die moordenaars vinden, en hun harten met
onze pijlen doorklieven!¶ Iedereen juichte en joelde van opwinding,
eindelijk konden ze hun wraak nemen. Ze verspreidden zich weer door
het woud om zich klaar te maken voor de strijd.
µHet is tijd om de schaduwen van de bomen te verlaten.¶ Zei
Asyata zachtjes tegen zichzelf, weer met de verdrietige ondertoon. Het
was een groot risico om de veiligheid van haar eigen land te verlaten,
en te strijden tegen de sterfelijke. Ze had nog geen idee wie haar
vijand was, alleen door de goedkope en slappe pijlen wist ze dat het
om mensen ging. Zelfs orcs hebben nog betere pijlen, had ze gedacht
toen ze het met bloed besmeurde voorwerp bekeek. Na een tijdje
onderzoek kwam ze erachter dat de moordenaars uit kasteel Neotÿ
kwamen, het dichtstbijzijnde mensenstad. De kasteelheer had altijd al
een vreselijke hekel aan elfen gehad, sinds hij heel erg van draken
hield en gelooft dat de elfen werkelijk de jagers waren. ³Het zijn
wildemannen, die er duidelijk niet tegen kunnen dat er nog een ras
bestaat die gezegend met het verlengde leven is!´ Riep hij altijd als er
iemand over elfen begon.
De Lady van het Licht trok haar witte jurk uit, en ruilde het voor
een zelfgemaakte zilveren harnas in, als het zo genoemd kon worden.
Want het bestond uit twee delen, een deel voor haar borst dat gemaakt
was van leer en was bewerkt met zilver, en een korte tweedelige rok
dat ook gemaakt was van leer. Ook droeg ze smalle zilveren riemen en
met zilver bewerkte leren handschoenen, die van haar polsen tot aan
haar ellebogen liepen en die op de rug van haar hand in een punt uit
liepen. De punt liep tot haar middelvinger en zat vast aan de ringen
daaromheen. Op haar voorhoofd hing een leren diadeem, ook met
zilver bewerkt, dat in een punt tussen haar wenkbrauwen uitliep. Om

V
V
V
haar rechterbovenbeen deed ze een leren riem waar ze een mes in stak.
Haar korte zwaarden stak ze aan beide kanten in de zilveren riemen
om haar heupen. Op haar rug droeg ze haar pijl en boog, dat op zijn
plek werd gehouden door ook een leren riem. Die liep van haar
rechterschouder om haar linkerzij. Haar gouden lokken deed ze in een
hoge vlecht, dat tot haar onderrug kwam.
De andere elfen droegen ongeveer hetzelfde, maar dan zonder het
zilver en het mes om hun benen. Ook droegen zij geen lange
handschoenen, maar leren banden of helemaal niets. Hun korte
zwaarden waren gemaakt van lichtmetaal en hun bogen van de
Levensboom, hoewel ze allemaal uniek waren door verschillende
plantencombinaties. De mannelijke elfen droegen geen bovenstuk,
waardoor hun slanke en gespierde bovenlichaam helemaal bloot was.
Asyata¶s wapens waren, net zoals haar harnas, unieker dan die van
haar soortgenoten. Haar zwaarden waren gemaakt van echt zilver,
geschonken door haar verwanten uit het verboden dal. Haar boog was
gemaakt van het hout van de Boom der Zielen, geschonken door het
woud zelf. Haar pijlen hadden veren van de feniksen, geschonken
omdat ze er alles aan deed om ze te laten overleven, maar het was net
niet gelukt. Een droevige periode uit hun tijd. En nu zal er weer een
droevige periode komen, want elke elfensoort had een hekel aan
oorlogen. Het waren zinloze bloedvergietingen en slachtingen.
Iedereen was klaar voor de strijd. In vol elfentempo, dat veel sneller
als die van de mens was, lieten ze het woud achter zich. Aan de rand
hield Asyata halt en ging ze voor haar volk staan.
µWe zijn allemaal blij om wraak te nemen, maar ook kapot van
het verdriet omdat we onze huizen, onze bomen, ons land moeten
achterlaten. Om misschien nooit weer terug te kerenǦ Velen sloegen
hun ogen neer en voelden inderdaad die steek in hun hart.
µHeb geen medelij, want het blijkt maar weer dat je die niet terug
zou krijgen. Ze zijn koelbloedige moordenaars, zonder enig respect!
Velen van jullie zullen de bomen van ons woud nooit meer zien,

V
 V
V
misschien vergaan wij allemaal wel. Maar onze woede, onze wraak en
ons verdriet wegens de moord op onze dierbaren, zal ons leiden! Onze
vaardigheden, onze geheime technieken en onze innerlijke bond geeft
ons hoop. En zal tot de overwinning leiden!¶ Iedereen raakte weer
enthousiast.
µWij zullen onze vermoorde dierbaren wreken! Lye shall send
sen a¶ ron amarth!¶ Riep Asyata bemoedigend, een echte leidster.
Normaal rustig en kalm, als een goed voorbeeld voor haar volk, en in
dit soort gevallen nog steeds kalm. Maar wel strijdlustig en bekwaamt.
µAmarth!¶ Herhaalden de elfen van Ileasí. Ze juichten weer en
vervolgden hun weg naar het kasteel van Neotÿ, de moordenaar. Naar
hun ondergang of hun overwinning.
µGurtha a¶ i¶ edanea!¶ Riep Asyata terwijl ze op het kasteel
afstormden.
µEdanea!¶ Herhaalden de elfen weer en de eerste pijlen begonnen
door de lucht te vliegen en het eerste bloed begon te vloeien.

Heel Coaté verzamelde zich in Egifos, het dorp van de vlammen,


voor het Drakenfestival. Een jaarlijks feest ter ere van de eens zo
machtige wezens van de lucht en het vuur.
µKom op Yaress, het begint zo!¶ Yaress, een jongen van 16 jaar
oefende met zijn zwaard tegen een boom. Zijn moeder stond in de
deuropening van hun kleine boerderij. Yaress grijnsde en gooide zijn
zwaard weg. Hij rende naar zijn moeder en samen liepen ze naar het
dorp, een paar mijl verderop. Ze gingen met de stroming mensen mee,
allemaal op weg naar het grote plein. De huizen waren versierd met
rode lappen stof en slingers. Vlaggen met vlammen of een draak erop
hingen haan de balkons en palen. Iedereen droeg een rode mantel en
de kinderen droegen drakenvleugels en staarten. Ze verzamelden zich
om het houten podium in het midden van het plein. Allemaal keken ze
vol plezier en bewondering naar het toneelstuk van de val van de
laatste draak. Daarna volgde een prachtige vuurshow en als afsluiting

V
V
V
werd er tot laat in de avond gedanst op vrolijke muziek. Tot aan
middernacht. Iedereen stopte met dansen en ging weer om het podium
staan, maar hielden er wel afstand van.
µEn dan nu, ter ere van de eens zo beeldschone en machtige
wezens de draken, het vreugdevuur! Vuur staat symbool voor de
draken, want zij hebben macht over dit schitterende element. Breng de
vlammen naar voren!¶ Riep het dorpsheer. De mensen klapten en
juichten enthousiast, terwijl alle kinderen hun kleine brandende
fakkels op het podium gooiden. Direct haastten ze zich weer terug
naar hun vaders en moeders, voordat het podium helemaal werd
opgeslokt door de vlammen. Het vuur verlichtte het hele plein. Er hing
een dikke rookwolk boven. Nadat iedereen zwijgend en genietend
naar de vlammen had gekeken, barstte ze in luid geklap en gejuich uit.
Het muziek begon weer en iedereen begon weer te dansen, te drinken
en te eten. Overal werd gelachen en plezier gemaakt.
µYaress!¶ Een meisje van zijn leeftijd, met bruine halflange
krullen, die vrolijk op en neer dansten terwijl ze naar hem liep,
zwaaide uitbundig.
µMadia!¶ Groette Yaress enthousiast terug. Ze omhelsden elkaar
kort.
µWat doe jij nou hier? Ik dacht dat je samen met Alyss naar het
zuiden was getrokken.¶ Madia lachte.
µDat was ook zo. Maar ik wil dit natuurlijk voor geen goud
missen! Je zus besloot verder te trekken.¶ Plotseling klonk haar stem
afwezig en zelfs droevig. Yaress keek haar vragend aan. Madia keek
weg terwijl ze antwoordde.
µZe deed de laatste week nogal«vreemd. Ze zei steeds dat er
iets vreselijks zou gebeuren. Ze  het, diep van binnen.¶ Legde
Madia uit, duidelijk in de war.
µIk heb haar geprobeerd over te halen om met me mee terug te
gaan, sinds er toch iets vreselijks ging gebeuren. Maar ze weigerde te
luisteren, totaal onmogelijk. We hadden onze bestemming bereikt, we

V
V
V
waren zo ver gekomen als we wilden, maar ze wou per se verder. Ze
zei dat ze móet helpen.¶ Yaress knikte, hoewel hij het ook niet begreep.
µHmm« Heeft ze ook gezegd waar ze heen ging?¶ Ze schudde
haar hoofd.
µRichting het westen, maar waar precies wou ze niet vertellen.
Iets over mijn eigen bestwil en veiligheid.¶ Ze zuchtte uit bezorgdheid.
Troostend legde Yaress zijn hand op haar schouder.
µGeen zorgen. Je kent mijn zus, ze zal zich wel redden.¶ Zei hij
zo geruststellend mogelijk, maar er klonk enige twijfeling in zijn stem.
Want hoe sterk, atletisch of goede zwaardvechter ze ook was, er was
kans dat ze midden in een oorlog terecht zou komen. Er gaan
geruchten gaande dat er in het westen een oorlog gaande is, tussen de
mensen en elfen. Maar natuurlijk zijn het alleen maar geruchten, en
trouwens, de mensen en de elfen leven toch in vrede met elkaar?
Dacht Yaress. Hij wou niets te maken hebben met oorlogen, sinds hij
geboren is in de Coaté. Maar nu hij gehoord heeft dat zijn zus naar het
westen vertrok, en dat er volgens haar iets vreselijks ging gebeuren,
maakte hij zich toch zorgen om die oorlog. Of die nou gaande was of
niet, zijn zus was in ieder geval in gevaar. Want hoe verder ze naar het
westen ging, hoe dichter ze bij het Ileasí woud kwam. Thuisland van
de wilde elfen, en de elfheks. O Alyss, waarom ben je niet gewoon
teruggekomen, dacht Yaress bezorgt.
De nacht was voorbij en iedereen ging naar huis. De volgende dag
bracht iedereen slapend of in stilte door. Om hun medeleven en
berouw te betonen aan de uitgestorven, gevleugelde reptielen. Maar
Yaress bleef niet alleen in stilte voor de draken, maar ook voor zijn
zus. Hij sliep tot laat in de middag, en bleef tot laat in de avond bidden
voor zijn lieve maar naïeve zus. Want deze dag was ook bedoeld voor
het bidden. Ze geloofden immers in de drakengoden en bidden tot hen.
En zo bad ook Yaress tot Dragos, de eerste en machtigste draak. Voor
vele eeuwen lang, de draken hebben net zoals de elfen verlengde
levens, heerste Dragos vredig over de draken. Totdat hij als eerste

V
V
V
draak werd vermoord, met hem begon de drakenjacht. Maar dat was
vele duizenden jaren geleden, en voor een lange tijd wist niemand wie
de daders waren. Pas later werd bekend dat de elfen het hadden
gedaan. Hoewel zij beweerden dat ze al die tijd in vrede met de draken
hebben geleefd en hun hebben geholpen, kon het niet anders. Alleen
de elfen konden krachtig genoeg zijn voor zulke daden, en juist omdat
ze zo nauw samen stonden met de draken, wisten zij hun geheimen
beter dan elk ander ras. De mensen konden niet weten hoe de draken
gedood moesten worden, en waren daarvoor toch veel te zwak. Het
waren zeker weten de elfen.
Verschrikt deed Yaress zijn ogen open. Hoe kon hij dat over zijn
hoofd zien? Natuurlijk leven de elfen niet meer in vrede met de
mensen na zulk verraad! Dat krijg je als je zo afgezonderd van de rest
van de wereld leeft, dacht hij geïrriteerd. De oorlog! Die zal dan vast
ook echt aan de gang zijn« Alyss!
Snel stond hij op en deed hij de voordeur open. Hij wou naar buiten
gaan, maar werd tegengehouden door Madia. Ze legde snel een hand
op zijn mond toen hij iets wou zeggen, pas na middernacht mochten
ze weer spreken en de stilte verbreken. Snel trok hij Madia naar
binnen en zette hij haar neer op een stoel. Hij haalde papier en inkt op
en begon te schrijven. Yaress was haastig om zijn verhaal aan Madia
te laten weten, waardoor hij gespannen en slordig schreef. Met
fronsende wenkbrauwen keek ze toe, terwijl Yaress schreef. Hij liet
toen hij klaar was zijn eerste deel van zijn verhaal zien. Het was het
gedeelte over de draken en hoe de elfen op hun jaagden. Madia gaf het
papier weer terug en haalde vragend haar schouders op. Dit kon niet
het dringende zijn, iedereen kent dat verhaal. Yaress was alweer aan
het schrijven, dit keer wat netter. Het tweede stuk ging over Alyss die
naar het westen ging, en dat hoe verder ze ging, hoe dichter ze bij het
Ileasí woud kwam. Ook had hij over het gerucht van de oorlog
geschreven. Nu begreep Madia het wel, en haar ogen werden groot
van schrik. Nu was het haar beurt om te schrijven. Ze draaide het

V
V
V
papier om en begon haar gedachten erop te zetten.

è   
   
   

  

      
  

  




           


 


Yaress keek haar vragend aan toen hij klaar was met lezen. Madia
begon weer verder te schrijven.

  
    
  
   
 
       !   


!   
  !   
     

       
  !! "
Madia keek hem bezorgt aan, maar hij schudde zijn hoofd. Ook hij
had geen antwoorden. Het enige wat ze nu konden doen, was
afwachten in spanning en angst, totdat ze weer nieuws krijgen of
Alyss zelf terugkeert.

V
V
V
À V V V V V V
V

D e strijd in Neotÿ was nu al vijf uur aan de gang. De mensen


noch de elfen waren aan de winnende hand, maar het begon al
te schemeren en dat konden de elfen goed in hun voordeel
gebruiken. Met hun scherp- en verziende ogen konden ze ook goed in
het donker kijken, in tegen stelling tot de mens. Ze zijn erg in de
minderheid, maar niet minder sterk. Door hun extrascherpe zintuigen
kunnen ze veel beter vechten en zich verdedigen.
Snel verschool kasteelheer Neovo zich achter een muur toen er weer
opnieuw een pijlenregen kwam, waarvan bijna alle pijlen hun doelwit
raakten.
µMaleïda Sigui! Die verdomde puntoren ook!¶ Riep hij kwaad na
een paar orders te hebben gegeven. µGod mag weten wat hun reden is
voor deze plotselinge aanval.¶ Hij had geen idee waarom ze aanvielen.
Hij mocht de elfen dan wel haten, maar hij heeft ze nooit kwaad
gedaan. Hij heeft er zelfs voor gezorgd dat geen van zijn mensen het
woud inkwam, maar dan wel om te zorgen dat ze nooit die vreselijke
wezens te zien krijgen. Toch had hij het woud beschermd.
µMijnheer! Ze zijn te sterk! Onze nummers nemen te snel af! En
het word ook al donker. We kunnen ons beter overgeven.¶ Riep een
soldaat terwijl hij naar Neovo toe rende. Nog kwader als eerst stond
de kasteelheer op. Hij wou de soldaat uitschelden voor zijn dwaasheid,
maar na wat hij zag bleek het geen dwaasheid te zijn. Hij draaide een
kwartslag om het beter te kunnen zien. Beneden de muur waar hij op
stond lag het plein, maar het was bedekt met de lijken van zíjn
mannen. Er lagen maar een paar elfen tussen. Met grote verschrikte
ogen keek hij toe hij een groepje mannen in een paar seconden werd
weggevaagd door maar twee elfen. Zijn soldaat had gelijk, de
nummers dalen te snel, en binnen een uur zullen al zijn mannen
gedood zijn. In bijna een kwartdag waren er nog maar een tiental elfen

V
V
V
gedood, en tientállen van zijn mannen. Neovo was kwaad, hij haatte
het natuurlijk om te verliezen, maar hij haatte het nóg meer om al zijn
mannen te verliezen. Hij had geen keus, hij moest de witte vlag er wel
bij pakken. Samen met twee andere ruiters reed Neovo op zijn witte
paard het plein op, met de witte vlag omhoog reikend. Iedereen stopte
met vechten toen hij voorbij reed. Zijn soldaten lieten hun wapens
vallen en lieten zich op hun knieën voor de elfen zakken. Nog nooit
had Neovo het opgegeven, niet eens eraan gedacht, maar toch waren
de overgebleven mannen opgelucht dat het voorbij was.
µVrouwe Asyata! Ze geven zich over! Ze geven het op!¶ Riep
Leomèr terwijl hij naar haar toe rende, gevolgd door twee vrouwelijke
elfen.
µHet is voorbij.¶ Asyata knikte en legde haar hand op Leomèr¶s
schouder.
µHet is inderdaad voorbij. Eindelijk hebben we onze wraak
kunnen nemen.¶ Ze glimlachte lichtjes. Ze was natuurlijk blij dat alles
over was, voor nu. Haar soortgenoten hadden lang en zwaar gestreden.
Elke keer als er eentje stierf, voelde zij dat. Zij was tenslotte de boom
en de anderen waren haar bladeren. Elke keer als een elf stierf, viel er
een blad van de boom. Soms brak er een hele tak af. Ook de andere
elfen voelden het, allemaal staan ze in verbinding, maar voor Asyata
was het een stuk erger. Konden zíj maar voelen hoe het is, dacht ze
terwijl ze een paar meter van Neovo halt hield. Ze hield haar boog nog
steeds stevig vast, want het was nog niet hélemaal voorbij. De elfen
die de gevangenen niet bewaakten kwamen achter haar aan. Ze
hielden hun wapens ook nog steeds stevig vast. Ook zij dachten, net
als hun leidster, dat het misschien ook wel een valstrik van de mensen
was.
Neovo stapte van zijn witte ros af en gaf de witte vlag aan een van zijn
escortes. Hij deed zijn helm af en gaf die ook weg. Erg op zijn hoede
liep hij naar de elf. Ze stonden nu vlak voor elkaar en keken elkaar
recht in de ogen. Neovo slikte een keer voordat hij begon te spreken.

V
V
V
µLang heb ik gestreden. Mijn mannen zijn nog maar met weinig
en allemaal uitgeput. Ik zal eerlijk tegenover u zijn, als u mijn vragen
eerlijk beantwoord.¶ Neovo was blij dat hij het er eindelijk uit had. Hij
was banger voor de elf als hij zelf verwacht had. Hij had nooit
geweten dat ook vrouwen zo bekwaamt en strijdlustig konden zijn,
hoewel het geen normale vrouwen zijn.
Asyata knikte als antwoord, en wachtte geduldig af. Neovo haalde
diep adem en begon weer te spreken.
µIk ben onder de indruk van u en uw soortgenoten. U was erg in
de minderheid, maar binnen een paar uur was ík in de minderheid. Als
ik nog een uur had doorgevochten zouden al mijn mannen gedood zijn.
Ik heb nooit geweten dat er zoveel manieren waren om een pijl en
boog te gebruiken.¶ Asyata fronste haar wenkbrauwen, maar
glimlachte wel flauwtjes. Hij moest eens weten wat we in ons woud
allemaal kunnen doen, dacht ze.
Neovo twijfelde even voordat hij verder ging. Hij had geen idee hoe
de elfen zouden reageren. Misschien zouden ze wel weer aanvallen, of
juist lachen.
µIk heb eerlijk gesproken, en verwacht nu een eerlijk antwoord
op mijn vraag: Waarom viel u ons aan?¶ Hij probeerde zelfverzekerd
te klinken, maar de onzekerheid en angst waren toch te horen. Asyata
kneep haar ogen tot spleetjes en deed een paar stappen naar achteren.
Ze bleef vlak voor de andere elfen staan en gebaarde iemand naar
voren te komen. Twee vrouwelijke elfen kwamen naar voren en liepen
naar Neovo toe. Gespannen wachtte hij af. Beide elfen hielden een in
doeken gewikkeld voorwerp vast. Ze bleven vlak voor Neovo staan en
haalden de doeken eraf. Niet begrijpend keek de kasteelheer naar de
twee helften van een gebroken boog. De prachtige gezichten van de
twee elfenvrouwen stonden emotieloos, maar in hun ogen zag hij
diepe droefenis. Nu pas kreeg hij door wat er gaande was. Hun bogen
betekenen alles voor hen, net als hun soortgenoten. Ze denken dat
ik« Neovo schudde zijn hoofd. De twee elfen gingen weer terug naar

V
V
V
de groep en Asyata kwam op hun plaats staan.
µIn de afgelopen twee maanden zijn zeventien van onze mede-
elfen vermoord, door mensen.¶ Begon Asyata op een serieuze maar
droevige toon.
µDoor jóuw mensen.¶ Neovo schudde nog steeds zijn hoofd.
µIk weet niet waar u het over hebt. Het is inderdaad waar dat ik,
voor deze strijd, een ongelooflijke hekel aan jullie had. Maar ik zou u
en uw dierbaren nooit iets aandoen. Ik heb mijn volk zelfs verboden
om uw woud te betreden!¶ Ontkende hij. Asyata schudde zachtjes haar
hoofd.
µEn wat is dit dan?¶ Ze gooide iets neer voor zijn voeten. µWilt u
beweren dat ik het mis heb? U bent nog dommer als u eruitziet als u
denkt dat ik dit niet eerst grondig heb uitgezocht! Een van uw
moordenaars droeg dat, overduidelijk bewijs dat u hem en de andere
gestuurd hebt.¶ Zei ze streng terwijl Neovo het voorwerp oppakte en
bekeek. Zijn ogen werden groot van schrik toen hij zag wat er op het
mes stond gegraveerd. ³Rei Neovoscular la tercera´ las het. Het was in
het Ydna, de taal van de provincie Ydnaï. Ydnaï ligt tussen het Ileasí
woud en de Coaté. In de gemeenschappelijke taal staat er ³Koning
Neovoscular de derde´. Zijn wapen stond er zelfs in gegraveerd. Hij
wist niets te zeggen. Het is overduidelijk een valstrik. Als ik
moordenaars zou sturen zou ik ze anoniem sturen, dacht Neovo. Hij
herhaalde zijn gedachten aan Asyata. Ze keek hem wantrouwig aan en
dacht even na over zijn woorden.
µEn wie zouden dan volgens u de échte moordenaars zijn?¶ Daar
wist hij geen antwoord op. Asyata begon te grijnzen.
µIk laat het hier niet bij zitten! Ook al heb je niet die
moordenaars gestuurd, wat je overduidelijk wél hebt gedaan, we
hebben toch wraak genomen. Jullie zielige ras heeft ons van iets
beschuldigd, de ergste beschuldiging in onze geschiedenis, terwijl wij
compleet onschuldig zijn. De machtige draken waren onze trouwste
vrienden.¶ Asyata¶s stem klonk opeens droevig.

V
V
V
µVoor vele jaren lang hebben we onze kennis en plezier gedeeld
met elkaar. Wij zouden ze nooit verraden« In tegenstelling tot de
mens!¶ Nu klonk haar stem woedend. Ze wees beschuldigend naar
Neovo, die haar verbaast aankeek.
µWij elfen leven drie keer zo lang als jullie, en ons geheugen is
vijf keer zo beter. Dus reken maar dat wij nog precies weten wat en
hoe het gebeurd is!¶ Vele elfen knikten en sloegen hun ogen neer bij
die droevige herinnering.
µJe hebt vast wel van de o zo geweldige prins Kaleb gehoord.¶
Neovo knikte en zei met fronsende wenkbrauwen:
µPrins Kaleb is ±was de kroonprins van Candull en de zoon van
Koning Falgard, de laatste koning van Candull. Maar Candull is nu
verloren en weggevaagd en prins Kaleb is verdwenen.¶ Asyata knikte
ongeduldig.
µEn hij is degene die begonnen is met het drakenjagen.¶ Zei ze
direct nadat Neovo uitgesproken was. Zijn ogen werden groot van
schrik, maar dat veranderde snel in een wantrouwige blik. Hij sloeg
zijn armen over elkaar.
µEn hoe wil je dat bewijzen?¶ Asyata lachte.
µIs het ooit bewezen dat wíj het hebben gedaan? Nee! Wij
werden direct beschuldigd met een paar belachelijke redenen als een
zwak excuus! Maar ja, ik kan het wél bewijzen. Zoals ik al zei, ons
geheugen onthoud elke gebeurtenis van ons leven.¶ Plotseling
spreidde ze haar armen en sloot ze haar ogen.
µCome yassen amin. Come yassen amin, aran Neovoscular i¶
nelde!¶ Riep ze steeds luider. De andere elfen spreidden ook hun
armen en sloten hun ogen.
µCome yassen lye!¶ Mompelden ze in koor steeds harder, terwijl
Asyata verder ging.
µAmin will take lle a¶ i¶ wanwie. A¶ i¶ wanwie! Come sii¶ yassen
amin. A¶ ±i¶ ±quenta!¶ Het laatste woord riep ze het luidst en daarbij
opende ze plots haar ogen. Haar groene irissen gloeiden en het leek

V
V
V
net alsof er twee groene lichtbollen aan haar open handen zaten, ook
die gloeiden. Het werd steeds feller en feller. De andere elfen riepen
ook steeds harder en stopten tegelijk met hun koningin. Ook zij
hadden hun ogen plots weer geopend. De mensen verborgen hun
gezichten in hun armen en hielden hun handen voor hun ogen tegen
het steeds feller wordende, groene licht. Ook Neovo zakte iets door
zijn knieën en deed zijn armen beschermend voor zijn gezicht. De
elfen leek het totaal niet te deren en ze bleven met wijd opengesperde
ogen en gespreide armen staan. Plotseling was het licht in een flits zó
fel dat Neovo verblind werd.
Alles werd van zwart naar wit, en uiteindelijk weer naar zwart. Hij
vreesde dat de elfenkoningin hem vervloekt had en dat hij voor de rest
van zijn leven blind zou zijn, samen met zijn overgebleven mannen.
Hij jammerde het uit, niet alleen van de angst, maar ook van de pijn.
Zijn ogen bleven maar branden, waardoor zijn hele hoofd begon te
bonken. Hij greep met zijn handen zijn hoofd beet en zakte helemaal
op zijn knieën. Hij bleef maar jammeren en zijn hoofd heen en weer
schudden, hopend dat de pijn weg zou gaan. Totdat de duisternis weer
verdween en hij het licht weer zag. Alles werd weer wit, maar er
verschenen heel langzaam en heel vaag ook andere kleuren. Hij zag
heel veel groen om hem heen, en bruin. Voor hem een stralende
gouden kleur. Dat moest wel een engel zijn die hem zou redden van
het lot als een blindeman. Hij reikte zijn armen ernaar uit, zijn pijn
alweer helemaal vergeten, en greep naar de schitterende zilveren en
gouden kleuren. Op eens werd hij met een ruk omhoog getrokken en
zijn zicht was weer helder. Hij stond in een woud met grote bomen en
lang gras. Voor hem stond geen engel, hoewel ze wel zo knap was,
maar vrouwe Asyata. Ze keek hem bezorgt aan, maar glimlachte toen
de mooiste glimlach die Neovo ooit had gezien. Hij had nooit geweten
dat elfen zulke prachtige wezens zijn, en dat Asyata de schoonste was.
Haar golvende, gouden lokken kwamen tot over haar onderrug. Haar
heldere, groene ogen keken hem geamuseerd aan. Haar zachte,

V
V
V
lichtroze lippen glimlachten. Haar bleke, egale huid leek bijna te
glinsteren. Haar slanke, gracieuze lichaam paste perfect in de lange
wit met zilveren jurk. Maar wat Neovo het meest speciale vond, was
dat haar lichaam leek te gloeien als de maan en haar haren leken te
schitteren als de zon.
Hij staarde haar met open mond aan, waardoor Asyata moest lachen.
Door haar heldere lach, die klonk als de klingelende klokken op een
warme zomerse dag, moest Neovo ook zachtjes lachen.
µHet spijt me, ik had geen idee dat het zulk effect op mensen zou
hebben. Dat moest vast vreselijk voor je zijn geweest.¶
Verontschuldigde Asyata.
µGeen zorgen, de stralende zon hier voor mij maakt alles meteen
weer goed.¶ Beschaamt sloeg Neovo zijn ogen neer. Dat wou hij niet
hardop zeggen. Maar gelukkig moest Asyata weer lachen, waardoor
haar ogen spleetjes werden en haar lange oren lichtjes bewogen.
µWaar zijn we? Wat is er gebeurd?¶ Neovo keek nog een keer
rond.
µIk kan je niet uitleggen wat er précies is gebeurd, dat is
verboden, maar ik kan je wel vertellen dat ik ervoor gezorgd heb dat
we naar het verleden zijn geflitst. Je bent nu dus in het verleden, het
jaar 23 van de Tweede Era. Midyear de 13e , om precies te zijn, drie
dagen voor prins Kaleb¶s verjaardag. En dat is onze bestemming. Volg
mij maar.¶ Neovo knikte en liep achter Asyata aan. Hij vond haar
veranderd. Hij zag haar eerst als een strijder zonder doel, oftewel een
wildevrouw. Maar nu leek ze een totaal ander persoon. Ze bewoog
zich zó gracieus, het leek bijna of ze zweefde. Ze was nu geen wilde
elf meer, maar een sierlijke en beeldschone vrouwe.
Ze liepen een lange tijd door het woud, totdat ze bij een
gigantische boom aankwamen. Aan de takken hingen witte, dikke
soort slierten die een blauwe gloed afgaven. Het deed de hele plek
oplichten. Neovo wou een sliert aanraken, maar Asyata greep snel zijn
hand beet en trok hem weg.

V
V
V
µN¶uma!¶ Zei ze bestraffend. Neovo was zo betoverd door de
lichtgevende slierten dat hij het nog een keer probeerde. Weer trok
Asyata zijn hand weg.
µN¶uma, daro i!¶ De betovering werd verbroken en Neovo keek
Asyata verward aan. Ze mompelde iets en pakte toen voorzichtig een
sliert beet. Ze trok het lichtjes naar zich toe en leek het bijna te aaien.
µDit is Orne en¶ Galad, de Boom van Licht.¶ Ze keek met een
vreemde blik naar de sliert in haar handen, het leek wel verlangend.
Na een paar seconden keek ze weer naar Neovo, die nog steeds
verwart keek.
µWe bevinden ons in het Luin Taurë, het blauwe woud. Ons
eerste woud, en het had ook onze laatste moeten zijn. Dit was ons
thuis voor vele eeuwen lang, totdat Kaleb kwam.¶ Nu keek ze
bedroefd naar de sliert en de boom. Voorzichtig liet ze de sliert los en
draaide ze zich om naar Neovo.
µMaar dat komt later wel. Eerst moeten we naar het Candull rijk,
naar de IJzeren burcht.¶ Zei ze weer vrolijker en ze trok Neovo mee
het woud uit.

µYaress! Waar ga je heen?¶ Riep Madia terwijl ze naar hem toe


rende. Hij liep haastig naar de stallen. Hij aaide een bruin paard over
zijn hoofd en pakte toen een zadel en hoofdstel, waarmee hij het paard
opzadelde.
µWat doe je? Dat is Ton¶s paard! Ben je gek geworden?!¶ Yaress
negeerde Madia en besteeg het paard. Eindelijk keek hij haar aan.
µZeg tegen mijn moeder dat het me spijt en dat ik van haar hou,
maar niet hier kan blijven. Ik móet Alyss halen, voordat het te laat is!¶
Madia schudde haar hoofd en ging vlak naast Yaress en het paard
staan. Ze pakte zijn arm en keek hem met smekende ogen aan.
µLaat me met je meegaan. Ik weet nog waar ik haar voor het
laatst heb gezien.¶ Yaress schudde nee.
µAlsjeblieft, blijf dan hier! Ga niet weg! Niet alleen«¶ Ze sloeg

V
V
V
haar ogen neer en liet hem los. Ze deed een paar stappen naar achteren.
Het had geen zin om Yaress proberen hier te houden, hij kon niet op
andere gedachten gebracht worden. Dat wist Madia en dus moest ze
hem wel laten gaan.
µHet spijt me, Madia, ik heb geen keus. Ik laat Alyss niet
zichzelf de dood in jagen, dat mag niet gebeuren! Vaarwel.¶ En hij
stormde de stallen uit. Ton wou net naar binnen gaan, toen hij nog
maar net opzij kon springen voor zijn eigen paard. Schreeuwend en
vloekend rende hij een stukje achter Yaress aan, maar hij was al oud
en kwam niet ver. Madia rende ook achter hem aan en kwam naast
Ton tot stilstand. Haar ogen waren gevuld met tranen. Ze sloot haar
ogen en bad dat hem niets zou overkomen. Nog steeds vloekend en
mopperend liep Ton weg en liet hij Madia alleen. Nog nooit voelde ze
zich zo alleen én bezorgt. Haar beste vriendin en haar grote liefde
lieten haar beiden alleen achter.

V
V
V
c  VÀ   V V
   V   V
V

N eovo en Asyata stopten aan de rand van het woud. Voor hen
lagen grote groene velden en helemaal in de verte een groot
kasteel.
µAlae! Zie daar Castell de ferro, het ijzerharde kasteel, in zijn
volle glorie!¶ Zei Asyata plechtig. Neovo keek met grote ogen naar het
uitzicht. Nog nooit heeft hij de IJzeren burcht gezien, sinds die 2500
jaar geleden verwoest werd, samen met heel Candull. Nu word het
land bezet gehouden door de orcs en de duistere heer Kessler van
Doom. Al het natuur, al het groen is verdwenen. Er is nu alleen nog
maar vuur, ijzer, rook en metaal. Het nieuwe land heet nu Stählerz,
maar velen noemen het nog Candull. Kessler zegt dat de hele wereld
zo zou moeten zijn, meer industrie en minder nutteloze bomen. ³Het
enige waar bomen en planten goed voor zijn, is vuur!´ riep hij altijd.
Asyata spreidde haar armen weer en sloot haar ogen.
µNoldo Lhûg tolo hi!¶ Riep ze een paar keer. Ze deed haar ogen
weer open en liet haar armen weer zakken. Neovo wachtte gespannen
af wat er nu weer ging gebeuren, maar er gebeurde helemaal niets.
Alles was stil, op een paar vogeltjes en de zachte wind na. Asyata
wachtte heel geduldig af, terwijl Neovo niet zo geduldig was. Hij wou
iets zeggen, maar ze stak haar hand op en deed hem zwijgen. Ze legde
een vinger op haar lippen, als gebaar dat hij stil moest zijn. Ze keek
weer omhoog naar de lucht. Plotseling begon ze te glimlachen,
waarom wist Neovo niet. Totdat hij een vreemd geluid hoorde. Het
klonk als vleugelgeklap, maar dan heel zwaar. Opeens klonk er een
harde brul die eindigde met een grom, waardoor Neovo verschrikt
naar achteren sprong. Een zwarte schaduw vloog voor de zon. Hij kon
niet goed zien wat het was, maar hij had een angstig vermoeden. De
schaduw daalde neer op de grond en kwam soepel op zijn vier poten
V
V
V
terecht. Hij gromde nog een keer en deed zijn kop ver omhoog en zijn
borst vooruit, een majestueuze houding. Neovo deed nog een paar
stappen naar achteren toen hij zag dat zijn vermoeden juist waren.
Voor hem stond een gigantische draak. Zijn scherpe klauwen
schraapten zachtjes over de grond. Zijn vuurrode ogen keken trots de
wereld in. Zijn lange staart zwiepte langzaam heen en weer. Zijn
reusachtige vleugels strekte hij helemaal uit en vouwde hij toen weer
in elkaar. Zijn donkergroene schubben glinsterden in de zon. Uit zijn
borstkas klonk elke keer als hij uitademde een zacht gebrom. Zijn
ademhaling was heel rustig en langzaam, in tegenstelling tot die van
Neovo. Zijn hart ging als een gek tekeer en hij wou het bijna
uitschreeuwen van angst, totdat hij Asyata zag. Het leek alsof ze
gewoon voor iemand van haar eigen soort stond, alleen glimlachte ze
nu breed en fonkelden haar ogen van geluk en blijdschap. Ze maakte
een diepe buiging, waarop de draak antwoordde door ook te buigen.
Hij zakte door zijn voorpoten, hield zijn kop omlaag en zijn vleugels
naar voren.
µGîl síla na lû govaded.¶ Dat deed Neovo al helemaal
opschrikken. De draak kon praten! Zijn stem was laag en zacht
grommend. Hij sprak langzaam en articuleerde duidelijk.
µTancave, im gelir ceni ad lín.¶ Begroette Asyata hem met een
plechtige toon. Het was duidelijk dat ze veel respect had voor het
grote reptiel.
µYa îs tanya? Ri¶ mani îs tanya? Ta îs òbvioüsly il an edhel.¶
Vroeg de draak. Neovo had geen idee wat hij zei, maar wel dat het
over hem ging. Asyata keek hem kort aan en vertelde toen een heel
verhaal, in die vreemde taal, aan de draak. Hij lachte, tenminste daar
leek het op, en liep toen naar Neovo toe. Verstijfd van angst bleef hij
staan.
µGegroet Neovoscular van Neotÿ. Mijn naam is Kybar, waker
van het woud.¶ Begroette de draak vriendelijk. De angst verdween,

V
V
V
maar Neovo was nog niet helemaal op zijn gemak. Hij boog twijfelend
en zei:
µHet is een eer om zo¶n prachtig wezen eindelijk in het echt te
zien.¶ Kybar begon weer te lachen. Beschaamt ging Neovo weer
rechtop staan.
µKybar, ik wil u om een gunst vragen.¶ Asyata kwam naast
Neovo staan. Kybar schudden zijn grote kop heen en weer.
µNee, ik weet al wat je wilt. De mens is naïef en bevooroordeeld.
Maar vooral blind. Ze kunnen niet eens de waarheid zien. Te nobel
zijn ze, om zichzelf als de schuldige aan te wijzen. Dus pakken ze de
elfen maar, puur uit jaloezie. En dat was juist datgene wat ons tot de
ondergang leidde, jaloezie.¶ Neovo volgde het even niet meer. De
elfen hadden dus gelijk? Wij zijn de daders? Hij kon het niet geloven,
hij wilde het niet geloven.
µWacht, hoe kunt u weten dat de draken uitgestorven raken. We
zijn toch terug in de tijd gereisd?¶ Het was Asyata die hem
antwoordde.
µWe zijn inderdaad terug in de tijd gereisd. Kybar is de
secondedraak. Alle draken hebben één of soms meerdere krachten.
Kybar kan tijdreizen, een onderdeel van de tijdmagie. Hij was, is nu
nog, mijn trouwste vriend en beschermer. De draken kunnen, als ze
willen, een elf of misschien zelfs een mens uitkiezen om te
beschermen. Dat deden ze meestal als ze heel goed bevriend waren
met een elf, sinds ze geen band hadden met de mens. Wat ook wel
eens voorkwam was dat een elf een drakenei vond. Drakenmoeders
laten hun ei nooit alleen. Alleen dood kan hun scheiden. Dus als een
elf een ei vond, hield die hem en voedde die de draak op, alleen zou
die het niet kunnen redden. Dan ontstaat er een nog sterkere band
tussen de elf en de draak. De elf wordt dan een drakenrijder en de
draak word zijn of haar beschermer. Kybar¶s moeder was de tijddraak.
Normaal zou Kybar ook een tijddraak zijn, maar zijn moeder heeft
alleen maar de kracht om tijd te reizen kunnen leren. Ze werd verwond

V
V
V
in de drakenjacht, Kybar had de mensen gedood. Ik deed probeerde
elke medicijn die ik kende op haar uit, elke behandeling, ik heb zelfs
een dalelf erbij gehaald die al haar spreuken op haar probeerde. Maar
niets hielp. Ondanks dat, was Kybar me vreselijk dankbaar dat ik
zoveel moeite deed. Hij was nog jong en had eigenlijk nog vele jaren
bij zijn moeder moeten blijven, dus werd hij mijn beschermer. En
omdat ik hem verder opvoedde werd ik zijn drakenrijder.¶ Vertelde
Asyata. Ze glimlachte bij de herinneringen, en Kybar leek ook te
glimlachen.
µKybar heeft zijn krachten doorgegeven aan mij toen hij stierf. Ik
probeerde hem te redden, maar het was te laatǦ Ze keek droevig
naar de groene draak. Hij liet zijn kop zakken en drukte die zachtjes
tegen Asyata aan, die hem een keertje aaide.
µWe kunnen nu niet meer terug naar het heden, sinds Kybar
eigenlijk zijn krachten nu nog heeft en die nog niet aan mij heeft
gegeven. We moeten dus de tijd normaal doorbrengen tot dat moment.
Kom op!¶ Zei Asyata, terwijl Kybar door zijn poten zakte en zijn
vleugels naar achteren deed. Asyata klom soepel op zijn rug en
gebaarde Neovo ook te komen. Hij werd direct uit zijn gedachten over
Asyata¶s verhaal getrokken door angst en spanning. Hoewel hij dit
had aan zien komen, bonkte zijn hart als een vuist tegen zijn ribben
terwijl hij naar de draak toe liep.
µPak mijn hand maar.¶ Zei Asyata toen ze zag dat Neovo druk
aan het kijken was hoe hij op de draak moest klimmen. Hij deed wat
ze zei en pakte haar uitgereikte hand. Ze trok met een beetje moeite op
Kybar¶s rug.
µHoud je goed aan mij vast!¶ Neovo twijfelde, maar toen Kybar
omhoog sprong sloeg hij zonder erbij na te denken zijn armen om
Asyata¶s middel. Met een paar slagen van zijn vleugels was Kybar
alweer een paar meter de lucht in. En met nog een slag gingen ze als
een speer vooruit hoger de lucht in.
Neovo kreeg tranen in zijn ogen van de harde wind die om hem heen

V
 V
V
suisde. Hij hoorde alleen nog maar de wind en zware vleugelslagen
van Kybar. Alles om hem heen vervaagde in allemaal vlekken in
verschillende kleuren, maar vooral blauw. Al zijn spieren waren
aangespannen van de adrenaline. Hij schreeuwde het uit van angst,
maar ook van opwinding. Als Asyata van glas was, had hij haar zeker
in stukken gedrukt. Maar zijn stevige greep om haar heen leek haar
niet te deren. Kybar verminderde zijn vaart nu hij op goede hoogte
was en gleed rustig door de lucht. Zijn vleugels waren gespreid en
gingen maar een paar keer langzaam op en neer zodat ze niet stil
bleven hangen in de lucht. Zijn lange staart, die hij gebruikt voor het
sturen, hield hij stil en hij ontspande zijn vier poten. Hij bromde even
tevreden en deed zijn kop weer iets omhoog.
Hoewel Neovo het opstijgen helemaal niets vond, was dit geweldig.
Het uitzicht was prachtig, hij kon nu zoveel tegelijk zien. De zon
verwarmde zijn lichaam en er was nu veel minder wind. Zijn lichaam
ontspande zich en hij genoot nu van de vlucht. Voorzichtig liet hij
Asyata los en spreidde hij zijn armen. Hij sloot zijn ogen en lachte van
plezier.
Asyata had dit vaak genoeg meegemaakt dus het opstijgen was allang
niet eng meer. Maar toch kon ze er nooit aan wennen, vooral niet als
ze op goede hoogte waren en Kybar aan het glijden was. De glijvlucht
was haar favoriete gedeelte van vliegen. Het was heel rustgevend en je
kon heel erg goed genieten van het uitzicht. En dat was één van de
dingen die je echt één laten voelen met je draak. Ze had dit zo erg
gemist. Ze moest ook lachen. Deels omdat Neovo het zo geweldig
leek te vinden, deels omdat ze dit prettige gevoel al zo lang niet meer
gehad had.
µHoelang moeten we vliegen?¶ Vroeg Neovo toen hij zijn armen
weer liet zakken en zijn ogen opende.
µTwee uur en zeventien minuten precies.¶ Antwoordde Kybar.
µMooi zo, dit hou ik nog wel een paar uur vol.¶ Zei Neovo
sarcastisch. Ze moesten alle drie lachen. Kybar sloeg een keer met zijn

V
V
V
vleugels, harder dit keer, waardoor hun vaart iets werd versneld.
Neovo keek vol plezier om zich heen naar het uitzicht, terwijl Asyata
haar ogen sloot en van het gemiste gevoel genoot.

Yaress was nu al drie dagen aan het rijden richting het zuiden.
Hij was bijna in Ridge, een klein dorpje waar Madia en Alyss heen
waren gegaan. Madia¶s moeder zei dat ze daar een familielid had
wonen, haar oom. Ze wou hem dolgraag ontmoeten, en hij haar ook,
dus besloot ze erheen te reizen. Maar ze mocht niet alleen, en Alyss
was haar beste vriendin. Ze wou graag mee, het was altijd al haar
droom om te reizen en de wereld te verkennen. Iets wat de andere
Coats totaal niet begrepen. ³De rest van de wereld? Wat heb je daar
nou aan als de Coaté onze hele wereld is?´ riepen de ze altijd als
Alyss over haar dromen praatte.
µHalt! Je naam en bedoelingen.¶ Commandeerde een wachter
Yaress toen hij werd tegengehouden bij de poort van Ridge. Een
houten muur liep om Ridge heen waar twee openingen in zitten, een in
het noorden en een in het zuiden.
µMijn naam is Yaress Goldhart en ik ben op zoek naar mijn zus,
Alyss Goldhart.¶ Zei Yaress toen hij was afgestegen van Ton¶s paard.
Ridge heeft een bloederig verleden. Dat kwam omdat het, net zoals de
Coaté, niet beschermd word bij oorlogen. Ze hebben nooit
rechtstreeks oorlogen meegemaakt, maar de soldaten, goed én kwaad,
plunderden Ridge altijd voor eten en drinken en zelfs vrouwen. Dus
hebben ze besloten zelf hun dorp te gaan verdedigen, en daarom
hadden ze een omheining gebouwd en een paar mannen getraind voor
wachters. Sinds die tijd, en dat was 120 jaar geleden, zijn ze zo
beschermend.
De wachter onderzocht Yaress¶ spullen, maar vond niets belangrijks.
Dus mocht hij weer verder. Hij stopte bij de eerste herberg die hij zag
om daar naar zijn zus te vragen, want het meeste volk gaat naar de
herberg.

V
 V
V
µWilt u wat drinken of wat te eten? Of kan ik u een warm bed
aanbieden?¶ Vroeg de serveerster vriendelijk. Yaress schudde zijn
hoofd en bedankte haar hartelijk. Hij liep naar de bar en wachtte totdat
hij de aandacht van de herbergier had. De herbergier bekeek hem
onderzoekend en glimlachte toen vriendelijk.
µKan ik u helpen?¶ Vroeg hij.
µKomt de naam Alyss Goldhart u misschien bekent voor? Dat is
mijn zus en ze was hier heen gereisd met een vriendin, Madia Pahol.¶
De herbergier wist eerst niet waar hij het over had, maar bij de naam
Madia knikte hij.
µO ja, de twee jonge meiden! Het enige wat ik weet is dat Madia
eerder weg ging en dat de andere nog een nacht bleef.¶ Yaress
glimlachte tevreden. Hij zit dus op het goede spoor.
µWeet u toevallig ook waar Alyss heen is gegaan, nadat ze
vertrok?¶ De herbergier dacht weer even na en knikte toen weer.
µIk hoorde de twee meiden ruzie maken in hun kamer. Eentje zei
dat ze echt verder moest en dat ze geen keus had, of zoiets. De andere
werd boos en begreep er niets van. Die volgende ochtend vertrok ze.
Dat is alles wat ik weet, sorry.¶ Yaress knikte en bedankte de
herbergier. Hij besloot toch maar wat te drinken en ging in een rustig
hoekje van de herberg zitten. Hij dacht na over de woorden van de
herbergier. Eigenlijk kon hij er niets mee, het was ongeveer hetzelfde
als wat Madia had verteld. Maar er moest toch iets zijn? Een hint, een
aanwijzing, íets«
Na twee uur had Yaress nog steeds geen idee waar Alyss precies heen
is gegaan. Het westen is zo groot, er zijn zo veel mogelijkheden. Hij
besloot maar gewoon verder te gaan naar het dichtstbijzijnde plaatsje
richting het westen. Hij keek omhoog naar de lucht toen hij buiten was.
Het begon al te schemeren, veel tijd had hij niet meer om het dorp uit
te komen. Hij wou verder de straat uit lopen, toen hij werd
tegengehouden door de serveerster van de herberg.
µWacht!¶ Riep ze terwijl ze naar hem toe rende. Ze gaf hem een

V
V
V
envelop.
µVan de herbergier. Hij zei dat dit nog in haar kamer lag toen ze
al vertrokken was naar het westen.¶ Yaress bedankte haar, en ze rende
weer terug de herberg in. Verbaast keek Yaress naar de envelop in zijn
hand. Er zat geen zegel op, maar wel een symbool die hij meteen
herkende. Een s in nog een s gehaakt met een cirkel eromheen. Dat
hadden hij en Alyss bedacht als hun geheime teken, toen ze nog klein
waren. Hun namen eindigen allebei op een dubbele s, dus dat was toen
het meest voor de hand liggende.
Yaress moest zachtjes in zichzelf lachen om die herinnering. Nog een
halfuurtje en het zou donker zijn, dus moest hij weer verder. Hij wist
dat de poorten bij het donker sluiten, zodat er niemand meer in én uit
kan. Hij besteeg Ton¶s paard, die voor bij de stallen stond, en verliet
het dorp. Hij rolde zijn bedrol uit onder een grote boom en ging onder
de dunne deken liggen. Het duurde een tijdje voordat hij in slaap viel.
De envelop hield hem wakker, en de bezorgdheid om zijn zus
natuurlijk.

V
V
V
ë  Vë  V
Vë  V
V
· 



 
   




  



    
  


  
 


  
 

 


 

 
  
  

  

! 
 
 
"
  
     
  

"
 


!     
    

  #
 
   
$%  &


 

' 
 




    
 

 


&   () ( 
( !
  (



'

" 

  

 

 
 
 

 
  
* 

$+
!   (


 
 
   
(


     

+ (,-

E en traan gleed over Yaress¶ wang, maar toch glimlachte hij.


Echt iets voor Alyss om zoiets te bedenken, dacht hij. Hij las de
brief nog een keer en keek toen verschrikt op.
µMadia!¶ Riep hij zacht. Haar was ik helemaal vergeten! Dacht
V
V
V
hij verschrikt. Eerst had Alyss haar achtergelaten, en dan laat ik haar
ook nog stikken.
µStomkop dat je bent!¶ Riep hij tegen zichzelf terwijl hij zijn
gezicht in zijn handen drukte. Hij wou het goedmaken, maar hij kon
op dit moment niets doen. Hij was nu te ver om weer terug te gaan, en
hij kon ook geen brief sturen. Door de afzondering kwam er nooit een
gezant in de Coaté. Daar had hij, net zoals de anderen, geen
problemen mee. Tot aan nu.
Yaress pakte het andere papier uit de envelop. Zoals hij al verwacht
had stond er een raadsel op die ze vroeger bedacht hadden. Alyss is
heel slim, als ze meer geld hadden had ze zeker een geleerde of
dichter kunnen worden, en dat maakte haar raadsels zo leuk. Voor
Yaress waren ze meestal een uitdaging, maar op die manier leerde hij
wel veel van zijn grote zus. Maar het was zo lang geleden, en het was
toen gewoon een spelletje. Dus echt goed heeft hij de antwoorden niet
onthouden.
Er stond geschreven:


 

 
  ( 

" -

    


&
  
·

 
  

 
 

'
(

 

 
(

( 


&
  
)
 


  

'
"    
.
 
 

&
   
 
 




V
V
V
Dit was een makkelijke. Yaress wist hem meteen, een appel. Met dit
raadsel begon het spelletje. Het was de eerste en werd vaak herhaald.
Maar Yaress wist dat dit te makkelijk was. Hoewel hij met het
antwoord niet veel kon. Een appel. Welke plaats of gebied heeft iets te
maken met een appel? Hij dacht even na en ging allerlei gebieden in
het westen bij langs. Maar hij kon niets bedenken wat met appels te
maken had. Dus besloot hij maar naar Marne te rijden, de grootste stad
van Ydnaï. Veel verder naar het westen wou hij liever niet, want
Marne lag dicht bij het Ileasí woud. Alleen Neotÿ lag er nog tussen.
Yaress besteeg Ton¶s paard, die hij voortaan Hassúl noemde, en reed
naar het westen.

Na precies twee uur en zeventien minuten landde Kybar in een


groot grasveld vlak bij Castell de Ferro, de ijzeren burcht. Hoewel
Neovo het vliegen geweldig vond, was hij toch wel blij om zijn voeten
weer op de grond te zetten. Hij kon niet meer bewegen toen hij het
kasteel zag. Er gaan vele verhalen rond over hoe mooi het was, maar
die vielen allemaal in het niets nu hij het kasteel met eigen ogen zag.
De witte muren rezen hoog in de lucht en de torens nog hoger. Het
kasteel zelf was tegen de berg opgebouwd, waardoor er niet van
achteren aangevallen kon worden.
De muren waren zo ongelooflijk goed en sterk gebouwd, dat niemand
er ooit door is gebroken. Behalve dan 2500 jaar geleden. Niemand
weet hoe de orcs nou precies zijn doorgebroken. Ze zeggen dat de
adviseur van de koning eigenlijk voor Kessler van Doom werkte, maar
er wordt beweerd dat de adviseur 24 uur per dag in de gaten werd
gehouden juist om die reden dat hij de koning niet kon verraden.
Anderen zeggen dat er binnen de muren een samenzwering tegen de
koning was en dat die ervoor zorgde dat het volk in opstand kwam,
maar in de boeken staat vaak geschreven dat het volk ongelooflijk
gelukkig en tevreden was en dat de Ferro in die tijd de beste welvaart
had.

V
V
V
Weer anderen zeggen dat prins Kaleb zijn eigen vader verraadde voor
de troon, en dus samenwerkte met de duistere heer, maar Kessler wou
zelf de macht dus verraadde hij prins Kaleb. Daarom verdween hij, hij
was gevlucht. Alleen stond in het boek dat Kaleb zelf geschreven had
dat hij geen betere vader kon wensen, en de troon behoorde al toe aan
hem als zijn vader, die al oud was, stierf.
Maar wat de waarheid ook mag zijn, één ding is zeker. Allemaal komt
het op hetzelfde neer: het kwam van binnenuit.
Asyata moest lachen om Neovo¶s reactie. Hij hoorde het niet
eens. Het enige wat hij zag was het kasteel, de rest was niets. Zijn
aandacht werd ervan af getrokken toen Asyata haar hand op zijn
schouder legde en hem een klein duwtje gaf.
µMooi hè?¶ Vroeg ze geamuseerd. Neovo draaide zich direct om.
µMooi?! Prachtig zul je bedoelen! Te prachtig voor woorden.¶ Ze
moest weer lachen, samen met Kybar.
µIk kan helaas niet verder dan dit. Anders breng ik het verloop
van de tijd in de war. We zijn hier niet om geschiedenis te veranderen,
maar om die te herleven.¶ Zei Kybar. Asyata knikte.
µCalo anor na ven.¶ Zei ze terwijl ze boog. Ook Kybar boog weer.
µNo in elenath hîlar nan hâd gîn.¶ Zei Kybar en hij vloog weg.
Neovo keek hem verbaast na.
µWaar gaat hij heen?¶ Vroeg hij lichtelijk in paniek. Asyata
glimlachte geruststellend naar hem.
µGeen zorgen. We komen hem later weer tegen.¶ Neovo knikte
en liep achter Asyata aan naar de grote poort van Castell de Ferro.
Daar werden ze tegengehouden door de poortwachters.
µKangnek! Anuny yev gortsarar.¶ Zei de een van de wachters
streng. Neovo keek Asyata vragend aan voor een vertaling. Candullian,
de oude taal, was eerst altijd de gemeenschappelijke taal. Maar ook
die viel samen met Candull.
µHij wil onze naam en bedoelingen weten.¶ Legde Asyata uit. De
wachter fronste zijn wenkbrauwen bij het horen van de vreemde taal.

V
V
V
Die bestond toen nog niet. Asyata zag dat en vertelde snel iets in het
Candullian aan de wachter. Die knikte een paar keer bedenkelijk en
sloeg toen zijn armen over elkaar. Hij vroeg iets aan Asyata, die
daarop antwoordde met een heel verhaal. Neovo raakte ongeduldig.
Hij haatte het als hij iets niet kon verstaan, terwijl hij wist dat het ook
over hem ging. Uiteindelijk was Asyata klaar met haar verhaal en de
wachter knikte weer, maar het leek er nog steeds niet op dat hij haar
geloofde. Ze legde haar hand op zijn schouder en keek hem
glimlachend in zijn ogen. Daardoor stapte de wachter eindelijk opzij
en gebaarde hij de poorten te openen.
µHoe deed je dat?¶ Vroeg Neovo terwijl ze door de grote poorten
liepen. Asyata glimlachte geheimzinnig maar antwoordde niet. Neovo
zuchtte geërgerd, waardoor ze moest lachen. Neovo vergat al snel zijn
ergernis toen hij de huizen om zich heen zag. Ze rezen hoog en waren
smal. De muren waren van steen en ze stonden allemaal tegen elkaar
aan. De straten waren druk met mensen, dieren en kisten. De mensen
droegen simpele kleding en zagen er niet zo rijk uit. Ook de huizen
waren minder indrukwekkend als hij had gedacht.
De stad bestond uit allemaal ³verdiepingen´. Een lange trap ging
midden door de stad vanaf de poort naar het kasteel. De stad had
ongeveer de vorm van een driehoek van voren, dus hoe hoger hoe
kleiner de lagen werden. Ook werd alles en iedereen steeds rijker per
verdieping. Eenmaal op de 8e, de laatste verdieping, hielden Neovo en
Asyata halt.
Dit was de rijkste en kleinste verdieping. De 9 e verdieping was de top
en bestond dus niet uit een straat die als een boog loopt, maar een hele
grote plein met de burcht tegen en in de berg gebouwd. Het begon
onderhand alweer te schemeren. Het duurt te voet twee uur om aan de
top te komen. Ze stopten bij een dure herberg om te overnachten.
Asyata had nog net genoeg goudstukken van die tijd om te betalen.
Alleen konden ze niets eten of drinken. Asyata overlegde met de
herbergier. Ze legde haar hand zijn schouder en keek hem glimlachend

V
V
V
in de ogen.
µEn, hoe vind je het?¶ Vroeg Asyata toen ze een rustig tafeltje in
de hoek hadden gevonden. Neovo nam een slok ale en dacht even na.
µIk zat net te denken, hoe ze dit ooit hebben kunnen veroveren.
Als je hier rondloopt, en die dikke muren met de torens en de huizen
die de muren nog eens extra verstevigen ziet, valt dat niet te geloven.
Het moet wel van binnenuit gebeurd zijn. Kunnen we niet lang genoeg
blijven om de invasie te herleven?¶ Asyata lachte zachtjes.
µDus je wilt 20 jaar wachten?¶
µKun je de tijd niet vooruit laten gaan?¶
µNee, ik kan alleen heen en terug, en er zijn natuurlijk limieten.
Ik kan, afhankelijk van hoever ik in de tijd terug ga, maar een
bepaalde tijd in het verleden blijven. Ook kan ik dit niet vaak doen. Je
wilt niet weten hoeveel moeite me dit kost. Als ik te lang weg blijf
raakt alles door de war. Ik word stukje voor stukje naar het heden
getrokken, heel lastig om uit te leggen hoe dat voelt. Steeds zie ik
flitsen voor me van allerlei tijden door elkaar, het begint op een
gegeven moment zo ongelooflijk pijn te doen in mijn hoofd waardoor
ik flauwval, wat niet mag gebeuren want dan kom ik niet meer terug.¶
Neovo knikte en fronste toen zijn wenkbrauwen.
µHet klinkt alsof je het al een keer hebt meegemaakt?¶ Asyata
knikte en sloeg haar ogen neer.
µIk ging ongeveer 10 jaar verder terug in de tijd dan als wij nu
zijn, zodat ik die prachtige periode uit mijn leven met mijn mede-elfen
kon herbeleven. Ik was zo gelukkig dat ik vergat dat ik eigenlijk terug
in de tijd was gegaan, dat krijg je nou eenmaal als je zo oud bent als
ik.¶ Ze grinnikte kort, waardoor Neovo opnieuw fronste. Asyata
negeerde zijn vragende blik en ging verder.
µIk was drie weken in het verleden toen de flitsende beelden in
mijn hoofd begonnen. Met een ingewikkelde formule kan ik wel
berekenen hoelang ik weg kan blijven, maar dat wist ik toen nog niet.
Het bleek dat ik eigenlijk maar 19 dagen en 4 uur kon wegblijven. Het

V
 V
V
begon op een gegeven moment zo ongelooflijk pijn te doen, het
voelde alsof mijn hoofd elk moment uit elkaar kon knappen, en
uiteindelijk viel ik flauw van de pijn. Als Kybar me niet had
gevonden« Als hij een minuut later was gekomen was ik nu niet
meer in leven.¶ Asyata glimlachte droevig. Neovo snapte de band
tussen haar en Kybar nu beter. Zij had zijn leven gered, en hij de hare.
Asyata stond op nadat ze de laatste slok wegslikte. Neovo volgde haar
naar hun kamer.
µIk heb voor twee aparte kamers gezorgd, dus over privacy
hoeven we ons geen zorgen te maken.¶ Ze was er blijkbaar blij mee,
maar Neovo was toch een beetje teleurgesteld. Snel schudde hij zijn
gedachten van hem af.
µMorgen gaan we naar het kasteel om een bijzonder banket bij te
wonen. O ja, voordat ik het vergeet. Als we in de burcht zijn kun je
deze het beste omdoen. Tenzij je de hele tijd Candullian wilt horen en
er niets van verstaan.¶ Ze gaf hem een ketting met een donkerblauw
steentje eraan.
µMára mesta.¶ Nog voordat Neovo iets kon zeggen verdween
Asyata in haar kamer. Neovo zuchtte. Hij bekeek het amulet. De
blauwe steen gaf een vreemde gloed af. Hij deed hem in zijn zak en
besloot maar zo veel mogelijk rust te krijgen.

Yaress was onderweg naar Marne, toen hij een verlaten hutje een
paar meter van het pad af zag staan. Vreemd, had hij gedacht, er
liggen toch geen huizen tussen Ridge en Marne? Nieuwsgierigheid
deed hem doen afstijgen van Hassúl. Op zijn hoede liep hij naar het
hutje toe. De ramen waren gebroken en de deur ingetrapt. Het hout
was op vele plekken al verrot en binnen lag allemaal rommel. Vooral
hout van wat ooit meubelstukken waren, glas van de ramen en stof.
Heel veel stof en spinnenwebben. Als hij stil was hoorde hij zachtjes
het getrippel en gepiep van ratten.
Het was dus zeker dat hier voor een lange tijd niemand is geweest.

V
V
V
Plotseling klonken er een paar hardere bonken, die zeker niet van de
ratten waren. Verschrikt bleef Yaress staan. Weer die bonken. Het
kwam van boven, dus liep Yaress voorzichtig de oude trap op. Het
kraakte verschrikkelijk en het leek alsof het bij elke stap in elkaar kon
zakken. Toen hij boven was hoorde hij weer die bonken, maar dan iets
harder.
µHallo?¶ Riep hij zachtjes. Zijn stem beefde een beetje. Zacht
gekreun en nog meer bonken klonken uit de kamer naast de trap.
Yaress verstijfde van angst. Hij trilde lichtjes terwijl hij de kamer
inliep. De kamer was leeg, op de gebroken houten planken en het stof
na dan. Ook stond er achter in de kamer een grote kast die wel
helemaal heel was. Yaress liep er erg op zijn hoede heen. De bonken
klonken weer, en de kast bewoog lichtjes. Yaress schrok even, maar
bleef verder naar de kast toe lopen. Voorzichtig reikte hij zijn hand
naar de kastdeur uit. Heel langzaam opende hij het. Hij had de deur
nog maar halverwege open, toen het plotseling helemaal open vloog.
Verschrikt sprong Yaress naar achteren, bang dat er een of ander
monster uit zou komen. Maar het was geen monster. Het was een
meisje. Ze leek van zijn leeftijd te zijn. Ze had haar knieën
opgetrokken en haar armen eromheen geslagen. Langzaam keek ze op
naar Yaress. Ze had een prachtig gezicht, maar dat zat nu onder het
vuil. Haar honingblonde, golvende haren vielen tot net iets over haar
schouders. Maar ook dat zat onder het vuil. Haar lichtblauwe ogen
stonden droevig en levenloos. Haar ademhaling was onregelmatig en
haperde. Maar wat Yaress het meest opviel was haar rug. Die zat
onder het opgedroogd bloed en er zaten twee kleine bultjes op. Yaress
wist niet wat hij zag, maar vooral niet wat hij moest doen. Hij wou
naar het meisje toelopen, maar ze schudde haar hoofd.
µKom niet dichterbij.¶ Zei ze zachtjes. Het koste haar moeite om
te praten.
µMaar ik wil je helpen. Wat is er met je gebeurd?¶ Vroeg Yaress.
Het meisje zweeg, dus liep Yaress dichter naar haar toe. Maar weer

V
 V
V
schudde ze haar hoofd en zei ze zachtjes:
µNee, niet doen. Je«moet me hier achterlaten. Het is«al goed.¶
Yaress voelde vreselijke medelij met haar en kon haar niet achterlaten.
Hij liep verder naar haar toe en knielde voor haar neer. Hij legde haar
arm om zijn schouder en tilde haar in zijn armen. Ze was heel licht, te
licht. Ze zei allemaal dingen die Yaress niet kon verstaan, maar het
klonk protesterend. Hij liep met haar de trap af en richting de deur, die
hij open had laten staan. Maar toen hij er bijna was vloog die opeens
dicht. Yaress kreeg hem ook niet meer open. Plotseling klonk er een
gemene lach. Het meisje sloot bang haar ogen en verborg haar gezicht
in Yaress¶ borst.
µIk wist het! Eindelijk!¶ Klonk een lage mannenstem achter hem.
Verschrikt draaide Yaress zich om. Voor hem stond een man in een
zwarte habijt en met een vreemde zilveren amulet om. De kap had hij
ver over zijn hoofd getrokken, waardoor zijn gezicht in duisternis
gehuld werd. Maar Yaress kon wel zien dat hij gemeen grijnsde.

V
V
V
À V V V V V V
V

D e man liep langzaam, breed grijnzend naar voren. Yaress deed


automatisch een paar passen naar achteren en drukte zich
tegen de deur aan. De man hield zijn hand op en zei iets in een
vreemde taal. Na een flits had hij plotseling een prachtig zwaard in
zijn hand. Het gaf een vreemde gloed af. Yaress¶ ogen werden groot
van schrik en angst. Hij had vaak geoefend, maar alleen nog maar
tegen een boom aan met een verroest zwaard. Dit was het echte werk,
wist hij, waar hij nog lang niet klaar voor was.
µMaak je maar geen zorgen. Ik ben hier niet om je pijn te doen.¶
Zei de man vriendelijk op een enge manier. Hij keek even naar het
meisje voordat hij verder begon te spreken.
µJe hebt haar gevonden, en haar bevrijd. Alleen de uitverkorene
kon de betovering op de kast verbreken.¶ Yaress was even door de war.
De betovering? Het was toch maar een simpele kast? Dacht hij. De
man begon plotseling te lachen, alsof hij Yaress¶ gedachten had
gehoord.
µJe hebt het zelf niet eens door, of wel?¶ Lachte hij. Yaress had
er genoeg van. Hij legde het meisje voorzichtig neer in de hoek. Ze
keek hem verward aan. Hij pakte een houten plank dat door het
midden was gebroken. Hij had het eerder al zien liggen, het was geen
zwaard, maar dan had hij tenminste iets om zichzelf mee te
verdedigen. De man stopte met lachen toen hij zag wat Yaress aan het
doen was, maar begon toen weer te lachen. Yaress trok zich er niets
van aan.
µWie bent u? Wat wilt u van me?¶ Vroeg hij luid. Hij ging in de
houding staan waaruit hij direct kon aanvallen als het nodig was. De
man fronste.
µJe komt zeker uit de Coaté, anders had je allang van me gehoord.
Mijn naam is Tharn, hoofdmagiër van de heer Kessler van Doom.¶

V
V
V
Yaress liet nog net niet de houten plank vallen bij het horen van die
naam. Het was inderdaad waar dat hij nooit van Tharn had gehoord,
maar natuurlijk wel van Kessler van Doom, de Duistere Heer zoals
iedereen hem noemde vanwege de angst voor hem. Hij kon het niet
geloven dat zijn hoofdmagiër hier echt voor hem stond.
µIk heb een lange tijd op je gewacht. Drie jaar en anderhalve
maand om precies te zijn. Je bent nu wel al zestien, toch?¶ Yaress
herstelde zich weer van de schrik en knikte behoedzaam.
µMooi, nog twee jaar en je bent een echte man. Er moet nog veel
gebeuren. Het is mijn taak om je te begeleiden naar Stählerz, het land
van de toekomst.¶ Ook die naam kwam Yaress bekend voor. Maar wat
moest hij in Candull?
µWat zal ik daar moeten doen dan?¶ Vroeg hij achterdochtig. Hij
wist dat het nooit iets goeds kon zijn.
µZoals ik al zei, jij bent de uitverkorene. Je zult opgeleid worden
tot de machtigste krijger van deze tijd, misschien wel voor áltijd.¶
µDe uitverkorene? Voor wat?¶ Tharn begon weer te lachen.
µDus je hebt zelfs niet van de voorspelling gehoord? De profetie
gaat over een jongen in het oosten, die de wereld zal veranderen. Ten
goede of ten slechte, hij zal tegen zichzelf moeten strijden. De
uitkomst zal het lot van de wereld bepalen.¶ Yaress schudde zijn hoofd.
µEr zijn zoveel jongens in het oosten, ik kan het niet zijn!¶ Hij
wóu het niet zijn. Het enige wat hij wilde was zijn zus vinden en terug
naar huis gaan.
µO maar jij bent het zeker weten. Zoals ik eerder al zei, ik heb de
kast betoverd samen met het feeënmeisje. Zij was de enige die de
uitverkorene kon aanwijzen. Maar omdat ze niet wou meewerken,
moest ik het wel op deze manier doen.¶ Tharn keek even kort naar het
meisje dat boos maar ook bang terugkeek. Yaress fronste zijn
wenkbrauwen.
µFeeënmeisje? Als ze een fee zou zijn, waar zijn haar vleugels
dan?¶ Tharn begon te grijnzen.

V
V
V
µMoet ik die vraag echt nog beantwoorden?¶ Yaress sloeg direct
zijn ogen neer toen hij het doorhad. Die bulten op haar rug, al dat
bloed« Vol afschuw schudde Yaress zijn hoofd weer.
µIk wil hier helemaal niets mee te maken hebben! En denk maar
niet dat ik ooit van plan zou zijn om met jou mee te gaan naar dat
helse land!¶ Tharn begon nog breder te grijnzen.
µIk heb gehoord dat je opzoek bent naar je zus, Alyss.¶ Zei hij, al
wetend hoe Yaress zou reageren. Verschrikt keek hij op. Hoe kan hij
dat weten? Dacht hij. Hij vertrouwde Tharn helemaal niet, maar hij
wist wel iets over zijn zus.
µWaar is ze!¶ Riep hij boos. Tharn zweeg grijnzend. Yaress
raakte nu gefrustreerd, waardoor hij zijn zelfcontrole even verloor. Hij
verstrakte zijn greep om de houten plank en rende op Tharn af. Hij
hield de plank voor zich uit, en toen hij zag dat Tharn rustig bleef
staan wist hij bijna zeker dat hij hem zou raken. Maar Tharn had zijn
zwaard nog en richtte die op Yaress terwijl hij wat mompelde.
Plotseling verscheen er een rode stroom licht tussen Tharn en Yaress.
De houten plank vatte vlam toen de stroom licht weer verdween.
Verschrikt liet Yaress de plank vallen. Het vuur vrat de hele plank op,
maar verspreidde zich toen ook over de houten vloer. Dat zag zelfs
Tharn niet aankomen. Hij sprong snel achteruit voor de grote
vlammen die hem en Yaress scheidde.
Dit was zijn kans. Yaress tilde snel het meisje weer op, die bang naar
de vlammen keek, en trapte tegen de deur aan. Maar nog steeds ging
die niet open. Snel trapte hij de deur links van hem in en rende de
kamer binnen. Dit was waarschijnlijk eerst altijd de eetkamer geweest.
Een grote tafel in het midden van de kamer zat onder het stof en was
door het midden gebroken. Eromheen stonden kapotte, gebroken
stoelen. Ook stond er een oude vitrinekast waarvan het glas al
gebroken was. Yaress keek vlug rond op zoek naar een uitweg.
Plotseling had hij een idee. Hij legde het meisje neer op de tafel en
pakte een half stuk van een stoel. Zo hard als hij kon gooide hij het

V
V
V
richting de enige raam. Maar het glas bleef nog heel. De vlammen
hadden zich door de hele hal verspreid en gingen nu de kamers binnen,
ook die waar Yaress was. Haastig pakte hij nog een stoel, en gooide
die met al zijn kracht tegen het raam. Het glas begon te breken,
waardoor hij weer nieuwe moed kreeg. Uit de hal hoorde hij een harde
kreet. Niet van de pijn, maar meer van frustratie. Waarschijnlijk was
het Tharn. Yaress wist nu dat hij een tovenaar is, dus dat hij zich vast
kan beschermen tegen het vuur. Hij moet opschieten!
Snel pakte hij een afgebroken tafelpoot en sloeg daarmee het raam
verder in. Glas verspreide zich door de kamer. De vlammen kwamen
nu gevaarlijk dichtbij. De eerste helft van de kamer was al in vlammen
opgegaan. Voordat Yaress het meisje pakte zag hij iets staan tussen de
gebroken flessen en potten in de oude kast. Twee flessen waren nog
heel, waarvan er eentje was gevuld met een kleurloze vloeistof. Hij
moest grijnzen om zijn eigen plan. Weer klonk er een schreeuw van
Tharn. Snel pakte Yaress het meisje tilde haar door het raam naar
buiten. Daarna haastte hij zich weer naar binnen en rook hij aan de
fles, het was inderdaad wat hij dacht dat het was. Een kwart van de
inhoud verspreide hij door de kamer. Hij liet een spoor achter zich aan
tot aan het raam, en sprong toen snel naar buiten. Binnen een paar
seconden had de hele kamer vlam gevat. Samen met het meisje rende
hij weg van het huis. Het meisje legde hij op een veilige afstand tegen
een boom, voordat hij voor het huis ging staan en de fles er naartoe
gooide. Het sloeg kapot tegen de deur, en direct vatte ook die vlam.
Het duurde niet lang of het hele huisje ging op in de vlammen.
Tharn¶s kreten klonken voortdurend, en dit keer was het wel van de
pijn. Zo veel hitte zag hij vast niet aankomen, dacht Yaress. Hij lachte
tevreden en keerde het brandende huisje en de duistere magiër de rug
toe, hopelijk voor altijd.

Neovo werd gewekt door geklop op de deur. Hij had meteen door wie
het was.

V
V
V
µJa!¶ Riep hij slaperig.
µWe moeten ons voorbereiden, anders komen we nog te laat!¶
Klonk Asyata¶s stem vanaf de andere kant van de deur. Nog half
slapend kleedde Neovo zich om en pakte hij zijn spullen bij elkaar.
Asyata wachtte op hem in beneden in de herberg. Er stond al een
ontbijt klaar. Daardoor werd Neovo al iets opgewekter, hij had best
wel honger. Gretig begon hij zich te goed te doen aan het verse brood.
Plotseling pakte Asyata het eten af. Kwaad keek Neovo op.
µJe moet niet te veel eten. Vandaag moeten we naar een speciaal
feestmaal, weet je nog? Daar kun je een volle maag niet bij gebruiken.¶
Lachte ze. Neovo wou protesteren, maar zag in dat ze gelijk had.
Teleurgesteld knikte hij. De rest van de ochtend brachten ze in de stad
door. Asyata liet Neovo de meest leuke plekken zien. Met elke minuut
die verstreek kreeg Neovo steeds meer honger, en begon hij het idee
van het banket steeds leuker te vinden.
µWow.¶ Was het enige wat Neovo kon uitbrengen toen ze voor
de burcht stonden. Ze stonden op het plein voor de burcht. Een
gigantische boom stond in het midden met stenen banken en royale
wachters eromheen.
µDat is Ark¶ayakan Tsarr, de Koninklijke Boom. Het is
verbonden met de Vsem-bloedlijn. Als de koning sterft, sterft de boom
ook. Het gaat weer bloeien als de nieuwe koning gekroond is. Maar
alleen als het van de Vsem-bloedlijn is.¶ Legde Asyata uit terwijl ze
langs de boom liepen. Neovo vond het maar vreemd dat een boom
verbonden kon zijn met een mens. Hij vroeg zich af waarom hij niet
zo¶n boom heeft.
µAsyata!¶ Neovo werd uit zijn gedachten getrokken. Een jongen
van rond de zeventien jaar kwam op hun afgerend. Hij glimlachte
breed terwijl hij in Asyata¶s armen vloog. Ze moest lachen om zijn
enthousiasme.
µBarev dzez, Valet.¶ Groette Asyata enthousiast terug.

V
V
V
µDzez petk¶e in Navak dardzyal, duk ch¶yek? Vroeg de jongen
lachend. Asyata knikte en begon weer een heel verhaal in het
Candullian. Neovo kuchte om de aandacht te krijgen. Het werkte.
Asyata keek verontschuldigend om naar hem. Ze beantwoorde de
vragende blik van de jongen en richtte zich toen weer op Neovo.
µDit is Valet, een vriend van het verleden. Hij helpt me altijd het
kasteel binnen te komen.¶ Neovo stak zijn hand uit naar Valet.
µAangenaam kennis te maken.¶ Zei hij vriendelijk. Valet schudde
twijfelend zijn hand maar zei niets terug.
µHij kent de Moderne Taal nog niet.¶ Asyata lachte terwijl ze een
arm om Valet heen sloeg en samen met hem verder liep. Ze waren
druk aan het praten en lachen. Neovo liep er zwijgend achteraan.
De poort van de burcht werd voor hen opengedaan. Een groepje
soldaten kwam naar buiten. Ze keken het drietal onderzoekend aan.
Eentje commandeerde iets.
µWe moeten onze wapens afgeven.¶ Vertaalde Asyata. Neovo
deed zijn zwaard af en gaf het aan de wachter. Ook haalde hij een paar
verstopte messen tevoorschijn. De wachter knikte tevreden en
gebaarde hun mee te lopen. Valet zei iets en omhelsde Asyata. Hij liep
weer weg. Neovo keek bewonderend om zich heen toen ze binnen
waren. Ze stonden in een grote, lange zaal. Een rood tapijt was als pad
tussen de ingang en de verhoging, waarop de majestueuze troon stond.
Ernaast stonden grote zuilen met daarachter veel kleine tafels en
stoelen. De mensen keken hun verbaast en nieuwsgierig aan toen ze
voorbij liepen. Neovo deed onopvallend de amulet om die hij van
Asyata had gekregen.
De wachters bogen voor de verhoging en gingen aan de kant staan.
Neovo keek met grote ogen van schrik naar de koning die op zijn
troon zat. Koning Falgard zag er heel oud en ziek uit. Zijn grijze haren
hingen in lange slierten langs zijn gezicht. Zijn gezicht was erg
gerimpeld en hij had donkere wallen onder zijn ogen. De kleren leek
hij al maanden aan te hebben. Hij keek droevig uit zijn ogen. Naast de

V
V
V
koning zat een jonge vrouw. Ze had kort, zwart haar dat in steile
pieken verschillende kanten op stond. Haar ogen hadden een
donkerblauwe kleur. Ze had een lange zwarte jurk aan met
weituitlopende mouwen.
De vrouw fluisterde iets tegen de koning, die langzaam opkeek. Zijn
ogen werden spleetjes, en zijn droevige blik veranderde in een
wantrouwige blik.
µInch¶u yek aystegh?¶ Vroeg de Koning langzaam op een
dreigende toon. Neovo voelde dat zijn amulet warm begon te worden.
G   
Hoorde Neovo in zijn hoofd. Het werkt, dacht
hij opgelucht.
Asyata stootte Neovo even aan en ze bogen voor de koning. Neovo
keek op en zag dat de vrouw weer wat fluisterde. Ze gingen weer
rechtop staan. Asyata was duidelijk op haar hoede.
µVoghjunum yem k¶yez, ark¶ayin Candull.¶ Zei Asyata terwijl ze
haar hoofd nog een keer boog.      
Galmde door Neovo¶s hoofd. De koning ging iets rechter op zitten.
µCh¶yek bari galust aystegh!¶  
  Zei de
koning dreigend. Hij tilde zijn hand moeizaam op.
µMeknelu, shoghal kakhardel!¶   
 
Neovo schrok bij die woorden. Ook Asyata keek op. De vrouw stond
op.
µNaev banavor, im ter.¶    
 De koning
zuchtte en zakte weer onderuit. Asyata en de vrouw keken elkaar strak
in de ogen. Het was duidelijk dat ze elkaar al kennen.
µJij bent hier inderdaad niet welkom. Maar wie is de mens de je
hebt meegenomen?¶De vrouw keek grijnzend naar Neovo. Hij wist
niets te zeggen. Iets in de ogen van de vrouw deed Neovo de stuipen
op zijn lijf jagen. Maar het gaf hem ook een vertrouwd en fijn gevoel.
Misschien was dat de reden wel dat hij er bang van werd. Een beetje
angstig keek hij weg. Asyata had al door wat de vrouw van plan was
met hem. Dat liet ze niet gebeuren.

V
 V
V
µCecilia, ik zal het niet doen als ik jou was!¶ Dreigde Asyata.
Cecilia begon te lachen. Het geluid van haar lach deed Neovo
huiveren. Het klonk vrolijk en kinderlijk. Maar ook sluw en duister.
Het klonk vooral vertrouwd. Cecilia liep, nee het leek wel zweven wat
ze deed, de verhoging af.
µAch Asyata, waarom niet? Laat me toch een keer plezier hebben.
Je wilt niet weten hoe saai deze tijd is. Ik kijk altijd uit naar je bezoek.
Hoelang is het geleden? 5 Jaar?¶
µ6 en een half jaar, om precies te zijn. En het is je eigen schuld
dat je hier vast zit, Cee.¶ Verschrikt keek ze op. Asyata grijnsde, al
wetend hoe ze zou reageren bij het horen van die naam. Cecilia¶s ogen
werden spleetjes.
µDat is niet waar, en dat weet je! Niet te geloven dat je nog
steeds denkt dat ik dit zelf over me heb opgeroepen. Na al die jaren, je
bent niets wijzer geworden. Nog steeds zo onwetend!¶
µNatuurlijk denk ik dat nog steeds! Na alles wat je me aangedaan
hebt, mijn vertrouwen in jou is allang verdwenen. Dat heb je wel
zeker weten over jezelf opgeroepen.¶ Cecilia zuchtte en draaide
Asyata de rug toe. Geen goed teken, wist Neovo. Dat was een teken
van zwakheid, of verslagen zijn. Zoals gewoonlijk had hij geen idee
waar dit over ging. Cecilia liep de verhoging weer op en begon luider
te spreken.
µIk weet waarom je hier bent, verblindende heks.¶ Weer die
woorden, dacht Neovo. µDe waarheid is altijd al belangrijk voor je
geweest. Typisch elfen. Altijd zo gracieus, beeldschoon, machtig en
krachtig, mysterieus. En het allerbelangrijkste: zo eerlijk. Zelfs niet
liegen voor eigen bestwil. Nee, in plaats daarvan zeggen jullie niets!¶
Hoewel Neovo het niet wou toegeven, toch had Cecilia gelijk. Asyata
legt niet vaak iets uit en houd vast vele geheimen achter.
µAh, ik zie dat je ook veel dingen voor hem achterhoud.¶ Ze keek
naar Neovo en grijnsde. Asyata had haar ogen neergeslagen, maar liet
zich niet afleiden.

V
V
V
µGoed dat je al weet waarvoor we hier zijn. Dat betekend dus
ook dat je weet dat je ons niet in de weg moet lopen? Want je weet dat
je toch niets kunt beginnen tegen mij.¶ Cecilia begon weer te lachen.
µEr is veel veranderd na je laatste bezoek. Veel meer dan je
denkt.¶ Zei ze geheimzinnig.
µBenrad, breng onze gasten naar hun kamers. Ze moeten zich
klaarmaken voor een groot feestmaal.¶ Ze knipte met haar vingers en
liep lachend weg.
V V

V
 V
V
c  V V Vë V
V

Y aress gaf zijn drinkfles aan het feeënmeisje, maar ze weigerde


het nog steeds om aan te nemen. Hij zuchtte en nam zelf een
slok.
µGa je me nou de hele weg negeren?¶ Hij keek op naar het meisje,
dat op Hassúl zat en recht voor zich uit keek. Yaress zuchtte weer.
Hassúl gooide zijn kop omhoog en hinnikte, alsof hij lachte. Yaress
trok even aan de teugels en klopt op zijn hals.
µJij negeert me tenminste niet.¶ Zei hij terwijl hij Hassúl aaide.
Ze liepen zwijgend een tijdje door. Yaress genoot van het landschap.
Ze liepen over een pad over een berg. Het uitzicht was prachtig. Na
een tijdje was zelfs het Ileasí woud in zicht. Dat betekende dat ze op
de goede weg waren. Marne lag aan de andere kant van de Muntanya
Solitària, wat de eenzame berg betekend.
µHé, ik heb je wel gered hè. Dus vertel me op zijn minst je naam.
Alsjeblieft.¶ Yaress smeekte het bijna, maar het meisje keek nog
steeds strak voor zich uit.
µZal ik anders beginnen met mijn naam?¶ Geen reactie. Yaress
zuchtte en begon maar te vertellen over zichzelf. Hoewel hij meer
tegen zichzelf aan het praten was.
Hij vertelde over zijn huis en de Coaté. Hoe erg hij het eigenlijk mist,
maar dat hij zijn zus nog meer mist. Hij vroeg of zij misschien wist
waar Alyss was, nadat hij haar had omschreven. Even leek het meisje
te reageren, maar ze bedacht zich en zei niets. Dus vertelde Yaress
maar verder. Over zijn moeder die altijd zo goed voor hem en zijn zus
heeft gezorgd. Zijn vader die was overleden op het slagveld, en dat dat
de reden is waarom Yaress altijd oefende met het zwaard. ³Ik wil net
zo dapper als mijn vader zijn!´ Riep de kleine Yaress altijd terwijl hij
met zijn zwaard tegen de boom aan sloeg. Ook vertelde hij over de
mensen van de Coaté, en hoe anders het daar is vergeleken met de rest

V
V
V
van de wereld.
Hij zag het weer voor zich. Het lange, groene gras. De grote velden
met schapen, paarden en koeien erin. De tuinen die groter waren dan
de huisjes zelf. Hoe de zon scheen in de heldere lucht, terwijl de Coats
druk in hun tuin bezig waren. Of terwijl ze in de schommelstoel voor
hun huis pijptabak aan het roken waren. Hun kinderen die lachend en
gillend rondrenden door de tuin en het dorp. Moeder was bezig met
het klaarmaken van de zoveelste maaltijd van de dag. Vader was in de
tuin bezig de groente en fruit te plukken die rijp waren.
Yaress glimlachte bij de herinneringen. Het meisje reageerde dit keer
wel door hem even aan te kijken. Ze leek medelijden te hebben, maar
ze draaide snel haar hoofd weer weg. Zelfs na die lange
levensverhalen zegt ze niets, dacht Yaress boos.
µAch, laat ook maar. Ik sta tegen een muur te praten.¶ Hij
schopte geïrriteerd tegen een steentje. Plotseling zei het meisje na een
paar minuten wat.
µMijn naam is Goudenroos, dochter van Madeliefje, de zon der
feeën. Niet dat het hier iets uitmaakt.¶ Zei ze zachtjes. Yaress keek
verbaast op.
µLeuk je te ontmoeten, Goudenroos.¶ Zei hij glimlachend. Het
werd weer een tijdje stil, maar Yaress was allang blij dat hij haar naam
nu weet.
De zon ging al onder toen ze aan de andere kant van de berg waren.
Gelukkig hoefden ze niet helemaal over de top, maar konden ze
erlangs. Ze stopten bij een beschut plekje tussen een paar bomen.
Yaress bond Hassúl vast en hielp Goudenroos van het paard af.
µHier, je moet echt wat drinken. Anders red je het niet.¶ Dit keer
pakte ze de drinkfles wel aan en ze begon gretig te drinken. Yaress
was ondertussen wat hout aan het zoeken en maakte een kampvuur.
Het was een heldere avond, dus hoefde hij geen tenten op te zetten en
rolde hij alleen maar de bedrollen uit. Ook verwisselde hij het verband
dat om Goudenroos¶ rug was gewikkeld.

V
V
V
µDank je.¶ Zei ze zacht terwijl Yaress bezig was. Hij keek op,
maar ging ondertussen weer verder.
µDank je dat je me gered hebt. Het spijt me dat ik ondankbaar
overkwam. Ik was gewoon boos, nee, ongerust over jou. Omdat je lot
nu vast staat, doordat je me gered hebt. Maar toch ben ik je heel
dankbaar. Het was een hel in die kast.¶
µMijn lot staat niet vast. Ik geloof niet in het lot. Een mens
bepaalt zijn eigen leven. Alles wat je bereikt in je leven, en ook alle
dieptepunten, is te danken aan jezelf. En niet omdat het je lot was.
Ik«Ik ga voor geen enkele reden met Tharn mee naar dat vervloekte
Stählerz.¶ Yaress was klaar met het verband en ging nog maar wat
extra hout zoeken. Hij wou bezig blijven, om zijn gedachten af te
leiden. Tharn had gezegd te weten waar Alyss is, hoewel hij dat vast
loog als valstrik. Yaress zuchtte. Hij begon steeds meer te betwijfelen
of het wel zo¶n goed idee was om de Coaté te verlaten.
Toen het helemaal donker was, lag Yaress al in bed en zat Goudroos
met een deken om tegen de boom. Yaress had zijn ogen al gesloten.
µYaress?¶ Vroeg Goudenroos voorzichtig.
µHmm?¶ Reageerde hij zonder zijn ogen te openen.
Het was even stil. Goudenroos twijfelde.
µWat is er?¶ Yaress ging lichtelijk geïrriteerd overeind zitten.
Maar zodra hij zag dat Goudenroos duidelijk moeite had met wat ze
wou zeggen, verdween de irritatie weer.
µIs er iets mis?¶
µNee. Nou, ja, eigenlijk wel« Het is Tharn. Hij«hij is nog niet
verslagen.¶ Ze was duidelijk bang voor Yaress¶ reactie. Maar tot haar
grote verbazing moest hij zachtjes grinniken.
µNatuurlijk niet. Het zou toch niet kloppen als de hoofdmagiër,
van de Duistere Heer, zó gemakkelijk verslagen zou worden?¶ Hij
zuchtte en zijn grijns verdween.
µNiet dat ik daar erg blij mee ben. Ik weet nu al dat hij alles
eraan zal doen om mij mee te krijgen naar Stählerz.¶ Yaress zag het al

V
V
V
voor zich. Met alles, bedoelde hij ook echt álles. Het begint met
overdreven lief doen, en valse beloftes maken. Als dat niet helpt gaat
het over op dreigementen en zelfs geweld. Als het moet zal Tharn
Yaress bewusteloos meeslepen naar dat helse land. En als zelfs dat
niet helpt, begint de verwoesting. Yaress zag de vlammen al, die al het
groen van de Coaté opslokken, en het verandert in niets meer dan een
hoopje as. De Coats die afgeslacht worden, of misschien wel tot
eeuwige slaven gemaakt worden. En de enige manier om het te laten
stoppen, is om zich over te geven. Wat hij ook wel zou doen, als hij
zijn moeder en Madia in een zee van bloed voor zijn voeten ziet
liggen« Maar hij zal het nooit zover laten komen. Nooit.
µYaress? Gaat het wel?¶ Goudenroos was bezorgd naast hem
gaan zitten. Nu pas had Yaress door dat hij zijn handen tot vuisten had
gebald en dat hij gespannen overeind zat. Ook waren zijn ogen
vochtig. Hij stond snel op om een beetje te kalmeren.
µMaar toch ben ik wel opgelucht. Hij zei dat hij informatie over
Alyss heeft, waarschijnlijk is dat gelogen. Maar wat als hij de
waarheid vertelt? Wat als hij inderdaad meer weet over Alyss? Ik zal
er hoe dan ook achter komen. Ik zál Alyss vinden, wat het ook kost!¶
Hij keek op naar de sterrenhemel, en hoopte met heel zijn hart dat ze
niet gewond is, of erger.

µEn wat doen we nu?¶ Vroeg Neovo zuchtend. Ze waren naar


hun kamer gebracht, hoog in een toren. Daar verbleven ze nu al een
paar uur. Neovo had al een paar keer geprobeerd om met Asyata te
communiceren, maar ze reageerde kortaf, of helemaal niet. Met een
diepe zucht liet Neovo zich op bed vallen. Hij was geïrriteerd, maar
nog meer ongerust. Het was duidelijk dat Asyata het erg moeilijk had.
Hoewel Neovo tientallen vragen had, besloot hij Asyata maar met rust
te laten. Hij sloot zijn ogen en probeerde wat rust te krijgen. Maar
zodra hij zijn ogen dicht deed, zag hij in een flits Cecilia voor zich.
Verschrikt schoot hij overeind. Wie is ze? Waarom voel ik me zo elke

V
V
V
keer als ik haar zie? Dacht Neovo verward.
µNeovo?¶ Asyata was bezorgt naar hem toe gelopen. µWe moeten
ons klaarmaken voor het feestmaal.¶ Neovo knikte instemmend.
In een kist in de kamer lag de kleding voor het feest. Het was typische
kleding wat in die tijd de laatste mode was en alleen voor de rijken.
µIk neem aan dat je als koning gepaste tafelmanieren kent?¶
Vroeg Asyata die haar hand uitstak naar Neovo.
µMaar natuurlijk. Voor de huidige tijd dan. Ik weet niet of ze
eerst andere normen en waarden hadden?¶ Hij pakte twijfelend haar
hand, maar wist toen wat ze ermee bedoelde, en gaf een kus op de rug
van haar hand.
µNiets belangrijks nee, met uitzondering van de traditionele dans.¶
Zei Asyata terwijl ze een reverence tegenover Neovo maakte.
µUiteraard.¶ En ze begonnen te dansen. Ze draaiden en zwierden
in het rond. Asyata legde ondertussen uit wat anders wat en wat
hetzelfde bleef. Neovo genoot ervan. Hij had in zijn eigen kasteel
bijna nooit de gelegenheid om te dansen. Hij is tenslotte de koning, en
die hoort niet op de dansvloer te zijn. Als prins mocht hij dat nog wel.
Ook Asyata had plezier, hoewel ze zich wel ergerde aan de houterige
en trage manier waarop mensen dansen. Maar ze wist dat het iets was
wat niet verholpen kon worden. Zelfs de sierlijkste en lenigste mens is
nog stijf in de ogen van een elf. Na een uur dansen raakte Neovo
uitgeput.
µVooruit dan maar. Vijf minuten pauze. Mensen«¶ Zuchtte
Asyata. Neovo ging onderuitgezakt op de stoel zitten.
µIk hoop dat deze uitputting niet voor niets is. Dat banket moet
wel héél belangrijk zijn.¶ Klaagde hij. Asyata fronste haar
wenkbrauwen.
µNatuurlijk is het belangrijk! Kaleb¶s verjaardag wordt door het
hele land gevierd. Alleen op Midyear de 16e is al het eten en drinken
gratis. Ieder dorp en stad houden een groot feestmaal, een jaarlijkse
bijeenkomst met veel eten en vooral veel drank. Maar dit jaar wordt

V
V
V
anders. Kaleb wordt achttien, officieel volwassen en oud genoeg om
zijn vader te vervangen. Jammer genoeg voor hem is zijn vader nog
kerngezond. Maar Kaleb¶s egoïsme en arrogantie groeit ieder jaar
groter en groter. Net als het duister in zijn hart en zijn constante drang
naar meer macht wat hem verblind.¶ Asyata¶s ogen waren vol met haat.
Haar slanke vingers waren gespannen. Bezorgt legde Neovo zijn hand
op haar schouder om haar te kalmeren. Snel stond ze op en glimlachte
ze geruststellend.
µMaak je geen zorgen. Eerst gaan we genieten van een groot
feestmaal!¶ Lachte ze.
µIk«Ik geloof je.¶ Zei Neovo plotseling zacht met neergeslagen
ogen.
µWat?¶
µIk geloof je. Het kan gewoon niet dat de elfen de draken hebben
gedood. Het is logischer dat de mens- wij hiervoor verantwoordelijk
zijnǦ Asyata moest weer lachen.
µZo, een paar dagen in het verleden doet inderdaad wonderen. En
we hebben onze eindbestemming nog niet eens bereikt!¶ Neovo was
duidelijk niet in de stemming om mee te lachen. Nog steeds had hij
zijn ogen neergeslagen.
µMooi dat het duidelijk is. Kunnen we dan nu weer terug?¶
Mompelde hij bijna onverstaanbaar.
µTerug? Naar het heden? Sorry, maar dat gaat niet. We moeten
eerst wachten totdat Kybar mij zijn krachten weer geeft. Heb je zo¶n
heimwee dan?¶
µNee, er zijn gewoon«bepaalde dingen die me dwars zitten. Ik
denk dat het beter is als we terug gaan. Maar als dat niet kanǦ Hij
maakte de zin niet af. Asyata wou net wat zeggen toen er op de deur
geklopt werd. Ze was direct al op haar hoede, want ze wist wie het
was.
Cecilia kwam de kamer binnen met die vreemde glimlach van haar op
haar gezicht.

V
V
V
µEn, hoe bevalt de kamer jullie?¶ Vroeg ze lachend. Zoals
verwacht kreeg ze geen antwoord terug. Ze zuchtte vermoeid.
µHmm, jullie zijn ook zó serieus altijd. Of komt dat misschien
door mij? Ik kom binnen en de hele aura in de kamer word bedorven.¶
Ze tuitte beledigt haar lippen en liet zich in een stoel zakken. Neovo
ontweek haar blik, maar toch kreeg hij dat vreemde gevoel weer
vanbinnen. Cecilia lachte geamuseerd om hem, wat dat vreemde
gevoel alleen maar meer versterkte.
µHoelang ben je nog van plan om de lucht in deze kamer te
vervuilen met je aanwezigheid? Kom ter zake en vertrek dan weer!¶
Siste Asyata nijdig. Neovo was die vijandigheid helemaal niet gewend
van haar. Ook Cecilia keek verbaast op, maar zuchtte toen geërgerd.
Haar vrolijke stemming was totaal weer verdwenen.
µBest, wat jij wilt. Het feestmaal begint over vijftien minuten.
Genoeg tijd dus om jezelf op te tutten en mooi te maken. Hoewel je
daarmee eeuwig bezig kan zijn, sinds je toch nooit mooi word.¶ Ze
stond grijnzend op en wachtte vol smart op Asyata¶s reactie. Asyata
wou er al wat tegenin brengen, maar Neovo pakte haar arm beet om
haar tegen te houden. Hij schudde zijn hoofd.
µZe wílt dat je reageert, dat maakt het voor haar zo leuk. Gewoon
negeren, dat is het allerbeste.¶ Asyata knikte. Met tegenzin moest ze
toegeven dat hij gelijk had. Cecilia¶s lach galmde weer door de kamer.
µSlimme jongen! Als het om twee normale meiden ging had je
gelijk gehad. Maar dat is nu niet het geval. Het geeft me al genoeg
genot dat ze hier is. Ik heb jaren met smart op deze dag gewacht! En
nu is die eindelijk gekomen.¶ Haar stem werd duister en in haar ogen
fonkelde innige haat.
µMijn lange wachten word eindelijk beloond. Het jarenlange
intensieve training en voorbereiding kunnen eindelijk in praktijk
gebracht worden. O wat heb ik uitgekeken naar deze dag. Deze éne
dagǦ Asyata wist precies wat ze bedoelde. Haar ogen zeiden genoeg.
³Kom maar op! Ook ík heb naar deze dag uitgekeken.´ Cecilia draaide

V
V
V
zich gracieus om en weer met haar normale, ³vriendelijke´ stem zei
ze:
µEn kom niet te laat! Straks is al het lekkere eten al weg.¶
Lachend verliet ze de kamer. Het was opeens doodstil in de kamer.
Totdat Neovo die stilte zuchtend verbrak.
µAh, eindelijk is ze weg. Ik weet niet waarom, maar ze geeft me
altijd een angstaanjagend vreemd gevoel.¶ Zei hij luchtig. Vanuit zijn
ooghoeken keek hij voorzichtig even naar Asyata. Waren haar ogen
vochtig van tranen? Nog voordat hij er even over kon nadenken
herstelde ze zich al. Ze sloot kort haar ogen en glimlachte , hoewel het
niet overtuigend overkwam.
µNou kom op! Je wilt toch niet het overheerlijke eten missen, of
wel soms!¶ Ze gaf nog even een laatste blik in de spiegel. Waarom?
Dacht ze terwijl ze met bedroefde ogen naar haar spiegelbeeld keek.
Ze schudde kort haar hoofd om haar gedachten af te leiden en
priegelde wat aan haar haren.
Neovo was ook opgestaan om zijn kleren netjes te strijken. Hij keek
vol medelijden naar Asyata. Ze glimlachte wel alsof ze gelukkig was,
maar haar ogen zeiden anders. Waarom? Dacht Neovo. Wat is er toch
allemaal aan de hand? Vertel me toch alsjeblieft iets! Ik wil iets doen,
ik wil helpen. Maar dat gaat niet als ik niet weet wat het probleem is.
Hij liep achter haar aan de kamer uit. Vanbuiten lacht ze, maar
vanbinnen verkeert ze in diepe pijn en droefenis«

V
 V
V
Œ V Vº   V
V

Y
aress en Goudenroos waren aan de voet van de Muntanya
Solitària. Voor hun lag de rechte weg naar Marne, dat dwars
door een bos ging.
µDus je wilt naar Marne?¶ Vroeg Goudenroos verbaast. Yaress
fronste zijn wenkbrauwen.
µJa, had ik dat nog niet gezegd?¶ Goudenroos zuchtte.
µJe zei dat je ríchtingMarne ging, maar niet naar de stad zélf.¶
µZit daar verschil in dan?¶ Ze wou er al iets tegenin brengen,
maar Yaress was haar voor.
µWat maakt het eigenlijk uit?¶ Vroeg hij geïrriteerd. Goudenroos
sloeg haar ogen neer en mompelde iets onverstaanbaars. Even leek ze
in tweestrijd te zijn, maar uiteindelijk keek ze op en glimlachte.
µNiets! Kom, laten we gaan.¶ Zie liep verder, maar viel
plotseling op haar knieën. Yaress haastte zich naar haar toe.
µGoudenroos! Wat is er? Ben je gewond?¶ Vroeg hij bezorgt
terwijl hij haar ondersteunde en hielp met opstaan. Goudenroos
wankelde even, maar glimlachte toen weer.
µHet is al goed. Ik struikelde alleen maar. Maak je maar geen
zorgen!¶ Het leek niet op struikelen, maar Yaress liet het maar met
rust. Ze vervolgden hun weg naar Marne weer.
Het rechte pad naar Marne was lang. Langer dan ze gedacht hadden.
Ze hadden nu al een paar uur gelopen en besloten even te stoppen.
Yaress wou net de spullen van Hassúl afhalen toen hij een vreemd
geluid hoorde. Waren dat stemmen wat hij hoorde? Goudenroos was
uitgeput tegen een boom aan gaan zitten.
µIs er wat?¶ Vroeg ze, maar Yaress reageerde niet. Hij
concentreerde zich op het geluid. Toen had hij door wat het was. Snel
stuurde hij Hassúl van het pad in het bos. Goudenroos stond op en
herhaalde haar vraag nog een keer, dit keer bezorgder. Yaress

V
V
V
gebaarde haar stil te zijn en trok haar mee de bosjes in. Tussen de
takken door zag hij twee mannen lopen. Ze zagen er onverzorgd uit en
in hun leren kleding zaten wat scheuren. Eentje was breed en groot.
De ander was klein en dun. Wat een duo, dacht Yaress geamuseerd.
Maar hij bleef op zijn hoede, want beiden droegen een strijdknots aan
hun zijde.
µNiet te geloven dat we er niet in mochten! Die verdomde
Marnesen ook. Die stad is corrupt, zeg ik je, corrupt!¶ Mopperde de
grootste. Zijn stem paste precies bij zijn uiterlijk, zwaar en bulderend.
µWat je zegt, geen wonder dat de andere steden de handel met
die stad verbroken hebben. En het is nog wel hun hoofdstad!¶ Zei de
kleine hoofdschuddend. De ander bromde instemmend.
Yaress had geïnteresseerd naar het gesprek geluisterd, maar besloot
dat het nu wel genoeg was. Hij klikte met zijn tong, en Hassúl kwam
zachtjes naar hem toe. Yaress haalde een touw uit de zadeltas en bond
die vast aan de halster van het paard. Het andere uiteinde bond hij
losjes om Goudenroos¶ handen. Ze wou protesteren, maar Yaress
gebaarde haar weer stil te zijn.
µWacht hier en wees stil. Als ik fluit komt Hassúl naar me toe,
doe alsof je zwak bent en strompel mee. Tenzij je echt mee gesleurd
wilt worden.¶ Fluisterde hij tegen Goudenroos. Ze fronste en wou wat
zeggen, maar bedacht zich net op tijd. Yaress pakte zijn zwaard die hij
meegenomen had achter de bosjes en rende schreeuwend naar de
mannen. Hij zwaaide wild met zijn zwaard boven zijn hoofd.
µBlijf staan!¶ Bulderde hij. De twee mannen grepen meteen naar
hun wapens en gingen klaarstaan.
µJe geld of je leven!¶ Yaress richtte zijn zwaard op de mannen en
keek expres niet al te snugger. De mannen keken elkaar verbaast aan
en begonnen hard te lachen.
µGeef jou geld maar!¶ Lachten ze terwijl ze hun wapens terug
stopten. Yaress keek ook eerst verbaast, maar begon toen mee te
lachen.

V
 V
V
µHé vriend!¶ Bulderde de grootste terwijl hij op Yaress schouder
sloeg. De kleine gaf een tik tegen zijn arm en begon nog harder te
lachen. Yaress legde zijn handen op hun schouders.
µNooit gedacht om medeplunderaars tegen te komen!¶ De twee
mannen stemden er luid mee in.
Ze hadden een kampvuur gemaakt een paar meter van het pad af. Ze
aten en drinken terwijl ze luid met elkaar aan het praten en lachen
waren.
Ze hadden zichzelf aan elkaar voorgesteld. De grote heette Piepskiek
en de kleine Schampert. Yaress schoot bijna in de lach van die namen,
maar bedacht zich net op tijd dat dat soort namen normaal waren voor
bandieten. Dus moest hij ter plekke een bijpassende naam voor
zichzelf verzinnen. Uiteindelijk werd het Leeghelm.
µIk moet zeggen, Leeghelm, je hebt wel lef. Jij was in je eentje,
en wij met ons tweeën.¶ Bewonderde Schampert.
µTwee en een half!¶ Verbeterde Piepskiek hem lachend. Yaress
lachte mee. Wat een vrolijk volk zijn die bandieten, dacht hij.
µAch, ik dacht die hebben vast een grote buit bij zich, sinds ze
vast van Marne komen!¶ Zei hij, proberend zo goed mogelijk als hun
te praten. Schampert dronk een grote slok bier voordat hij reageerde.
µDat was onze bedoeling ook, een dikke buit bij Marne te halen.
Maar we kwamen der niet in! De vervloekte bewakers zeiden dat de
stad afgesloten was voor buitenstaanders. Wat een onzin! Wie sluit
nou een hoofdstad af!¶
µZo dom zijn wij zelfs niet.¶ Zei Piepskiek nog steeds grijnzend.
µDus ik kom der niet in?¶ Yaress gebaarde boos met zijn handen.
µDer moet toch een manier zijn om der in te komen? Der is altijd een
weg naar binnen!¶ De twee mannen keken verbaast op, alsof zij daar
nog niet aan gedacht hadden. Plotseling bedacht Schampert zich iets.
µHad Gifgeur het daar laatst niet over?¶ Vroeg hij aan Piepskiek.
Hij dacht even na en knikte toen. Schampert gebaarde Yaress dichter
bij te komen. Zachtjes en onheilspellend legde hij het uit.

V
V
V
µGifgeur had gehoord dat der een ³geheime´ manier naar binnen
is. Hij had het over riolen die onder de héle stad lopen. Dat water moet
toch ergens naar buiten? Der is vast ergens een rivier of een meertje
dat verbonden is met die riolen. Niet de meest frisse manier, maar dat
maakt ons toch niks uit!¶ Ze lachten weer. Yaress dacht even na over
wat Schampert had verteld, het klonk wel logisch en het was vast wel
te doen.
µWaar is jouw buit eigenlijk? Ik zie dat je niks bij je draagt, waar
heb je alles verstopt?¶ Vroeg Schampert nieuwsgierig. Yaress werd uit
zijn gedachten getrokken. Gelukkig had hij zich hier al op voorbereid.
Hij stond op en spreidde zijn armen.
µJullie zullen je ogen niet geloven als jullie m¶n buit zien!¶ Zei
hij trots en hij floot een keer. De mannen wachtten vol spanning en
nieuwsgierigheid af. Er klonken paardenhoeven. De mannen sprongen
op. Hassúl kwam aangelopen. Erachteraan aan een touw kwam
Goudenroos aan gestrompeld. De mannen geloofden inderdaad hun
ogen niet.
µIk was haar van plan te verkopen in de stad. Ik wou nog aan
jullie vragen aan wie ik dat het beste kan doen. Maar sinds ik der toch
niet in kom.¶ Hij trok Goudenroos hard naar zich toe.
µSorry.¶ Fluisterde hij zonder zijn mond te bewegen. Ze knikte
onopvallend.
µNou, nou, Leeghelm, je zit vol verassingen! Waar heb je dat
vandaan gehaald?¶ Schampert liep naar Goudenroos toe en pakte haar
ruw beet bij haar kin. Hij bekeek haar gezicht, dat onder het vuil zat,
en grijnsde breed.
µZe was verdwaald in het bos, samen met haar mooie beestje. En
ik dacht, ik breng haar wel even naar de stad!¶ Yaress lachte gemeen.
µZo hoort het vriend!¶ Piepskiek sloeg Yaress weer op zijn
schouder en lachte mee.
µHet zou inderdaad zonde zijn geweest om haar te laten lopen,
zo¶n mooie exemplaar. Ik wou dat ik haar gevonden had, je kunt veel

V
V
V
duiten verdienen met haar! Maar ik zal onze eed niet verbreken en zal
een broeder niet verraden. Je hebt geluk vriend!¶ Ook Schampert sloeg
Yaress op zijn schouder, hoewel hij het veel zachter deed.
µWat je zegt! Maar zoals ik eerder al zei, en nu het blijkt dat er
toch een route de stad in is, weten jullie aan wie ik het beste haar kan
verkopen? Dit is de eerste keer dat ik deze delen van ¶t land bezoek,
en zeker niet de laatste keer!¶ Piepskiek ging weer zitten.
µDan kun je het beste naar Oude Willem gaan!¶ Yaress fronste en
ging ook weer zitten.
µOude Willem?¶ Vroeg hij met een domme blik. Schampert liep
eindelijk weg bij Gouden roos.
µJa, zijn echte naam is Will-Dan Verhoor. Hij staat bekent als de
beste bandiet van Ydnaï. Wat logisch is, sinds hij de stad heeft weten
te bedriegen. Hij woont in de hogere klasse van de stad, onder de
naam Ramon Daneï. De ³wijze beschermer´ wordt hij ook wel
genoemd. Toen er een conflict was in Marne, toen hij nog jong was,
tussen de hogere klasse en de lagere klasse had hij met ³wijze
woorden´ het opgelost. Dat is wat de mensen geloven. Maar de
waarheid is anders.¶ Schamperts toon werd duister.
µDe dag voordat Willem in de stad kwam had hij een man
beroofd. Het was een oude man in een gewaad met een lange
wandelstok. Een makkelijk doel dus. Helaas had hij niet zoveel bij
zich. Een paar goudstukken en een dagboek. Later bleek dat boek heel
erg goed van pas te komen. Er stond namelijk in geschreven dat de
man een visioen had gehad over de stad, over het conflict. Hij had
gezien hoe een wijze man niet met geweld, maar met woorden het
oploste. Hij had zelfs de woorden opgeschreven!
Willem geloofde er eerst niets van en verklaarde het als klinkklare
onzin. Totdat hij in de stad kwam en er inderdaad een conflict kwam.
Hij zag in dat dit de ideale kans was om de stad te bedriegen en meer
buit binnen te halen dan ooit tevoren. Hij waagde zijn kansen en
zorgde voor een bijeenkomst van de stad. Hij sprak de ³wijze woorden´

V
V
V
en loste daarmee het probleem op. De mensen waren hem eeuwig
dankbaar en zagen hem als een wijze man die geluk bracht. Ze boden
hem een groot huis aan in de hogere klasse en gratis voedsel en water.
Zelfs tot de dag van vandaag houd hij de mensen voor de gek door
zich voor te doen als een gelukbrenger. Reizigers van het hele land
komen speciaal naar hem toe om wijze woorden voor hun reis. Maar
niemand weet dat hij hun eigenlijk in een val lokt. Ze komen bij hem
binnen, hij brengt ze naar de kelder en neemt al hun bezittingen in
beslag. Ze worden vastgebonden en opgesloten in de kelder. Niemand
heeft het door, want niemand mist die reizigers. En zo is hij dus
ongelooflijk rijk geworden, en blijft hij dat ook.¶
µIs het niet geniaal!¶ Riep Piepskiek bewonderend. Yaress knikte,
zijn gedachten waren nog bij het verhaal. Schampert lachte.
µHij is er helemaal stil van geworden!¶ Yaress herstelde zich snel
en lachte mee.
µMaar hij is dus de man om je meisie aan te verkopen. Hij zal het
erg waarderen, hij kan altijd nieuwe slaafjes gebruiken om zijn huis
schoon te houden.¶ Schampert grijnsde gemeen.
De avond begon te vallen en de twee mannen moesten weer verder. Ze
bedankten elkaar en namen op hun eigen manier afscheid, door een
harde klap op de schouder.
Yaress maakte Goudenroos los en gaf haar wat eten en drinken. Zijn
schouder deed onderhand pijn door die harde klappen van Piepskiek.
µSorry daarvoor. Maar ik kon geen andere reden bedenken
waarom een bandiet met een meisje reist.¶ Goudenroos schudde haar
hoofd.
µNee, het maakt niet uit. Je plan was geweldig, het werkte
perfect, ze hadden niets door! Je bent geknipt voor de rol als bandiet,
³Leeghelm´.¶ Ze glimlachte en begon te eten. Ze praatten nog even
verder over het rare bandietenduo en de situatie in Marne, waarna ze
uiteindelijk gingen slapen.

V
V
V
Neovo en Asyata liepen zwijgend door de gangen van het kasteel.
Ze werden opgewacht door een groepje van vijf mensen, nee het
waren elfen! Allemaal waren ze in prachtig versierde kleding gehuld.
De twee vrouwen hadden prachtig haar, net zoals Asyata, hoewel dat
van haar licht leek te geven. Eentje had het opgestoken in een
ingewikkelde, maar elegante knoet. De ander had haar haren los, dat
golvend over haar rug hing. De drie mannen hadden ook langer haar
dan de meeste mensen. De langste had stijl, zwart haar dat tot op zijn
schouders liep. De andere twee hadden zilver haar dat zelfs tot hun
onderrug viel. Neovo vond het maar vreemd, dat lange haar bij
mannen. Maar het maakte het drietal niet minder mannelijk.
De langste man begon breed te glimlachen toen hij Asyata en Neovo
aan zag komen lopen. Asyata tikte Neovo even onopvallend aan.
µJe amulet werkt ook voor onze taal.¶ Fluisterde ze tegen hem,
waarop Neovo snel het amulet om deed en die verstopte onder zijn
kleding. Het leek alsof de elfen lachten, waarschijnlijk zien en horen
ze beter als de mens, dacht Neovo een beetje jaloers.
µElen síla lumenn¶ omentielvo, Bereth en¶ i¶ Galad.¶ Zei de lange
elf plechtig terwijl hij zijn armen spreidde en een apart gebaar maakte.
Neovo voelde hoe het amulet op zijn borst begon te gloeien. J

 
         
 
Hoorde
hij in zijn hoofd. Ook Asyata spreidde haar armen en maakte hetzelfde
gebaar.
µLe hannon a tholel, Ernil en¶ i¶ Imlad.¶     
  
 Neovo veranderde direct zijn houding bij het horen
van die woorden. Blijkbaar had hij een hoog iemand uit de wereld van
de elfen voor zich. Hij herinnerde zich dat Asyata eigenlijk ook heel
belangrijk is, de µkoningin van het licht¶ zoals ze zojuist werd
genoemd.
De prins keek even onderzoekend naar Neovo en vroeg toen aan
Asyata wie hij was.
µDit is Koning Neovoscular de derde uit Neotÿ.¶ Neovo wist niet

V
V
V
goed hoe hij moest reageren, dus besloot hij maar kort zijn hoofd te
buigen en zo vriendelijk mogelijk te glimlachen. Wat niet makkelijk
was, sinds de prins hem wantrouwig aankeek.
µEn dit is Prins Arthion uit Eamulé, scherm van het Verborgen
Dal.¶ Arthion keek trots op Neovo neer toen hij voorgesteld werd.
Neovo wou wat zeggen, maar twijfelde omdat hij geen woord Elfs
sprak. Asyata zag zijn twijfeling en kon het niet laten om zachtjes te
lachen. Ze ging verder met de andere elfen voor te stellen.
µDit zijn Sadron en Maeron, de twee loyaalste wachters van
Arthion en goede vrienden van hem.¶ Zei ze terwijl ze naast de andere
twee mannelijke elfen ging staan. Nu ze naast elkaar stonden zag
Neovo pas hoe identiek ze eigenlijk aan elkaar waren.
µEn dat zijn Anariel-¶ Ze gebaarde naar de elf met het golvende
losse haar, die alleen maar knikte zonder enig emotie te tonen.
µen Vanya.¶ De elf met het opgestoken haar glimlachte met de
mooiste glimlach die Neovo ooit had gezien, naast die van Asyata dan.
Neovo kon het niet laten om zelf mee te glimlachen. De prins zag dat
en keek met een vreemd dreigende blik kort naar hem, zo
angstaanjagend dat hij meteen stopte met glimlachen. Ook Asyata had
het door en leidde Arthion snel af zodat de vrolijke stemming niet
bedorven werd. Het amulet werd plotseling ijskoud, waardoor Neovo
er even lichtjes van in elkaar kromp. Hij greep automatisch naar zijn
borst. Maar zo snel als de kou kwam, verdween het ook weer. Hoewel
de amulet niet weer warm werd. Neovo begreep wat het was toen hij
zag dat Asyata Arthion apart nam en op gedempte toon met hem sprak.
Neovo voelde zich een beetje ongemakkelijk tussen de elfen zonder
Asyata erbij. Vanya glimlachte nog steeds naar hem. Haar ogen keken
hem speels aan. Anariel vertoonde nog steeds geen emotie. Haar
gezicht en lichaam stonden neutraal. Sadron en Maeron hielden hun
prins nauwlettend in de gaten, maar ze waren niet gespannen. Asyata
was wel vertrouwd, maar ze moesten altijd op hun hoede zijn.
Opeens keken de elfen op en werden hun gezichten lichtelijk

V
V
V
gespannen. Neovo begreep eerst niet waarom, maar zag toen dat
Cecilia eraan kwam lopen. Ook hij werd gespannen. Lachend
huppelde ze voorbij. Ze keek de elfen één voor één aan, haar blik was
uitdagend. Maar de elfen bleven kalm staan en ze vertoonden allemaal
geen emotie. Neovo keek om naar Asyata, hopend dat ze weer naast
hem kwam staan en Cecilia weg zou jagen, maar ze leek niets door te
hebben en was nog steeds druk in gesprek met Arthion.
Cecilia huppelde ondertussen vrolijk verder, totdat ze bij Neovo was.
Hij kreeg alweer dat vreemde gevoel. De amulet werd weer warm. Dit
was het beste moment om het te vragen, nu er toch zoveel elfen zijn
om hem te beschermen als iets mis gaat«
µWie ben jij wérkelijk?¶ Hij vroeg het zo snel mogelijk, zodat hij
er sneller vanaf zou zijn. Cee keek even verbaast op bij deze nieuwe
verandering, maar begon toen te lachen.
µMoet jíj dat nou echt vragen aan míj?¶ Plotseling stopte haar
lach. Ze keek Neovo recht in de ogen.
µIk ben de droom van je nachtmerrie. Ik ben de maan van de dag.
Ik ben de vlammen in het water. Ik ben warmte in de kouǦ Ze keek
langs Neovo en grijnsde lichtjes. Neovo keek achterom om haar blik
te volgen. Asyata was vlak achter hem gaan staan, zonder dat hij het
door had. Ze had een vreemde blik. Het leek op verdrietig en boos
gemixt. Langzaam ging ze voor hem staan, recht tegenover Cecilia. Ze
keek haar recht in de ogen.
µIk ben het licht in het duister. Ik ben de zon van de nacht. Ik ben
het water in het vuur. Ik ben de koelte in de hitteǦ Zei Asyata bijna
toonloos, aansluitend op Cecilia. Cee deed nog een stap naar voren,
waardoor ze bijna op geen centimeter afstand van Asyata stond. Ze
bleven elkaar recht in de ogen kijken. Hun gezichten vertoonden geen
emotie, op hun ogen na dan, die vurig elkaar aankeken. Neovo zag dit
al misgaan en wou ingrijpen, maar hij werd bij zijn arm gepakt door
Arthion. Hij schudde zachtjes zijn hoofd. Neovo knikte dat hij het
begreep en bleef gespannen toekijken.

V
V
V
µManadwen«¶ Fluisterde Asyata op een dreigende toon.
µCaladwen«¶ Fluisterde Cecilia op dezelfde toon.
Ze zeiden nog iets zo zacht tegen elkaar dat Neovo het niet kon
verstaan, maar waarschijnlijk de elfen wel want ze keken verschrikt op.
Behalve Anariel natuurlijk, die alleen haar hoofd iets schuin deed.
Plotseling liepen ze van elkaar weg, en keken niet meer op of om naar
de ander.

V
 V
V
Ñ V V
V

A
syata en Neovo liepen weer zwijgend door de gangen. Neovo
besloot er maar niet over te beginnen, want hij zag dat Asyata
het er erg moeilijk mee had ondanks dat ze het probeerde te
verbergen. Hij dacht na over het groepje elfen. Steeds weer zag hij het
glimlachende gezicht van Vanya voor zich. Ze maakte hem blij en
deed hem denken aan een jong meisje, die ook altijd vrolijk zijn en
lachen in welke situatie ze zich ook verkeren. Anariel vond hij maar
vreemd. Ze vertoonde nooit emotie, alsof iemand dat van haar
gestolen heeft. Zelfs haar ogen straalden niets uit, behalve leegte.
Sadron en Maeron bewonderde hij. Ze zijn altijd zo loyaal en trouw
aan hun prins. Neovo wist zeker dat niemand de prins iets kon
aandoen zolang Sadron en Maeron nog in leven waren. Ze leken
alleen wel verdacht veel op elkaar. Ze móeten wel broers zijn, dacht
Neovo. Over Arthion probeerde hij zo min mogelijk te denken. Hij
vond hem een beetje intimiderend, maar besloot dat maar niet te laten
merken aan Arthion zelf. Hij is immers een belangrijke prins in de
wereld van de elfen.
µGeef me je amulet eens, dan zal ik even wat kleine
aanpassingen aanbrengen.¶ Neovo werd uit zijn gedachten gehaald
door Asyata. Snel gaf hij haar de amulet. Ze legde haar handen
erbovenop, sloot haar ogen en fluisterde onverstaanbare woorden. Er
scheen even wat licht onder haar handen. Neovo bekeek de amulet
even toen hij het terug kreeg. De steen was nog steeds blauw, maar er
zat wat donkerrood doorheen.
µZolang je de amulet om hebt versta je niet alleen Candullian en
Elfs, maar je kunt het ook spreken. Alleen Candullian dan, maar geen
zorgen, Arthion en de anderen kunnen ook vloeiend Candullian
spreken en verstaan.¶ Legde Asyata uit. Neovo knikte en deed de
amulet om. Zodra die zijn huid weer raakte begon het weer te gloeien.

V
V
V
µWaarom geen Elfs dan?¶ Vroeg hij stiekem teleurgesteld.
Asyata liep verder, zonder zijn vraag te beantwoorden.
µAch, laat ook maar.¶ Zuchtte hij tegen zichzelf, en hij liep
achter haar aan. Ze stopten voor een grote deur met twee wachters
eromheen en eentje ervoor.
µUw uitnodigingen, alstublieft.¶ Zei hij, waarschijnlijk voor de
zoveelste keer. Asyata twijfelde even, ze wachtte ergens op. Blijkbaar
was het op Valet, de jongen die hij eerder had ontmoet buiten de
burcht. Dit keer vloog hij niet in Asyata¶s armen, maar kwam hij
netjes aangelopen. Asyata knikte tevreden toen ze hem zag aankomen.
µDe uitnodigingen.¶ Beval ze met een deftig accent. Valet gaf
een beetje onhandig een opgerold perkament aan Asyata, die hem niet
eens aankeek. Ze gaf ze door aan de wachter. Hij las ze aandachtig
door, knikte goedkeurend en gaf ze weer terug. De deur werd
opengedaan en Asyata en Neovo liepen naar binnen, Valet strompelde
er achteraan.
De zaal was gigantisch. Grote zuilen stonden aan de zijkanten van de
zaal. Alles was prachtig versierd en op de tafels stonden velen glazen
en flessen wijn. De ongelooflijk lange tafels stonden in een U-vorm
voor de zuilen. Helemaal aan de achterste tafel, die dwars stond op de
andere twee, zaten overduidelijk de hogere heren en de belangrijkste
dames van het hof. In het midden zat de koning van Candull, Koning
Falgard de vijfde. Aan zijn linkerzijde zat de kroonprins van Candull,
Prins Kaleb. Aan zijn andere zijde zat de koningin van Candull,
Koningin Luara. Ze keek met een streng gezicht toe terwijl de gasten
de zaal in stroomden en hun eigen plek aan de tafel innamen. Het
groepje elfen zat al aan de rechtertafel, helemaal naar achteren wat
betekende dat ze als belangrijk werden beschouwd.
Neovo kon zijn ogen niet geloven toen hij het Koninklijke drietal zag
zitten. Nooit geweten dat hij ze ooit nog in het echt zou zien.
µNeovo!¶ Waarschuwde Asyata hem onopvallend. Nu pas had hij
door dat hij aan het staren was. Hij moest zich net zoals Asyata

V
 V
V
gedragen als de andere gasten. Snel sloeg hij zijn ogen neer en sloeg
hij zijn arm om die van Asyata. Ze knikte goedkeurend, en ze liepen
zij aan zij naar de andere elfen. Tussen Arthion en Vanya waren
precies nog twee plaatsen vrij. Neovo schoof de stoel voor Asyata
naar achteren en ging toen zelf zitten. Vanya leek er erg blij mee te
zijn dat hij naast haar kwam zitten. Ze keek hem vol verwachting aan.
µLeuk je weer te zien.¶ Zei hij, hopend dat de amulet werkt. Ze
lachte vrolijk terwijl ze een beetje verlegen knikte.
Na een tijdje was de hele zaal volgelopen en zat iedereen aan de tafels.
De koning stond op, waardoor iedereen gelijk zweeg. Hij spreidde
plechtig zijn armen en keek glimlachend de zaal rond.
µIk heet u allen van harte welkom in de hoofdstad van dit
prachtig land. Overal is een tijd van feest aangebroken, namelijk om
het achttienjarige leven van Prins Kaleb te vieren!¶ Iedereen begon
luid te klappen, terwijl Kaleb trots opstond.
µOok de elfen, Prins Arthion uit het Verborgen Dal, Vrouwe
Asyata uit het Blauwe Woud en hun gevolg, zijn natuurlijk altijd
welkom.¶ Iedereen klapte weer. Neovo keek verbaast op, maar
bedacht zich toen dat de elfen en de mensen in deze tijd natuurlijk nog
in vrede leefden. De elfen glimlachten en knikten dankbaar.
µEn dan nu het woord aan mijn volwassen zoon, hij heeft een
belangrijke mededeling.¶ De koning ging zitten en Kaleb maakte zich
klaar om te spreken.
µIk dank u allen zeer voor uw komst! Hopelijk duurt het nog
velen jaren, maar na mijn vader word ik de nieuwe koning. Dus wil ik
alvorens mijzelf voorbereiden voor die grote taak. Daarom heb ik,
samen met de Raad, een nieuw amusement opgesteld! Het is niet veel,
maar tevens genoeg, om u allen gelukkig en tevreden te stellen in dit
prachtige land.¶ Iedereen begon luid te klappen en te juichen. De prins
was duidelijk trots op zijn vlekkeloze toespraak. Breed glimlachend
ging hij weer zitten op zijn troon. Neovo had al door wat die ³nieuwe
amusement´ was, het drakenjagen. Asyata gedroeg zich net als de

V
V
V
andere elfen, alsof ze nog van niets wist. De glazen werden gevuld
met wijn en de koning stond weer op. Hij hief zijn gevulde glas, dat
als enige goud versierd en groter was, waarna de rest van de zaal ook
opstond met opgeheven glazen.
µOp Prins Kaleb, moge hij nog velen jaren gezond en wel leven!¶
µOp Prins Kaleb!¶ Riep iedereen in koor en ze namen een slok
wijn. Zodra iedereen weer zat begon de muziek en de 1ste gang van het
feestmaal werd opgediend. Het bestond uit groene soep, oftewel
spinazie-preisoep, gebonden met gemalen amandelen. Met natuurlijk
brood, wijn en water. Iedereen zat luid met elkaar te praten en te
lachen. De elfen waren heel kalm in vergelijking met de andere
mensen. Ze zaten rechtop en aten kleine hapjes. Praten deden ze
zachtjes met elkaar, maar dat betekende niet dat ze geen plezier
hadden. Neovo vond dat ze opvallend interessante gesprekken hadden,
en luisterde zwijgend toe.
De 2de gang werd opgediend. Het brood, wijn en water bleef staan.
Maar de rest werd vervangen met solaet van lactouwe, veldslasalade,
en ghecloven nonnen, gevulde eieren. De eerste twee gangen waren
geen grote gerechten, en vulden niet echt.
µEn, hoe bevalt het je tot nu toe?¶ Vroeg Asyata die geamuseerd
toekeek terwijl Neovo zich gretig tegoed deed aan het eten. Hij keek
even op en mompelde iets, voordat hij weer verder at.
µOnthoud wel dat we zo de dansvloer opmoeten hè. En het
lekkerste eten komt daarna nog!¶ Lachte ze. Neovo hield direct op met
eten, hij was het dansen even helemaal vergeten. Plotseling voelde dat
hij bekeken werd. Automatisch keek hij richting Kaleb, die hem
inderdaad nauwlettend in de gaten hield. Zelfs toen Neovo hem
doorhad keek hij niet weg, waardoor Neovo zelf maar wegkeek. Het
was tenslotte onbeleefd om de hogere aan te staren. Een belletje gaf
het begin van de volgende gang aan.
Het was tijd voor het entrement. Diegenen die wilden dansen gingen
de dansvloer op, in paren uiteraard. De anderen mochten blijven zitten

V
V
V
en kregen nieuw eten opgediend. Bruyn taerten, kaastaarten, werden
op de tafels gezet. Mensen stroomden de dansvloer op en maakten
zich klaar voor de traditionele dans. Neovo stond op en reikte zijn
hand uit naar Asyata.
µMag ik deze dans van u?¶ Vroeg hij beleefd. Ze knikte en legde
haar hand in de zijne. Hij leidde haar naar de dansvloer en ze gingen
naast de andere paren staan. Arthion kwam naast hen staan, samen
met Anariel. Dat verbaasde Neovo, hij had gedacht dat hij iets met
Vanya zou hebben omdat hij zich toen zo beschermend gedroeg. Maar
Vanya zat nog aan de lange tafel, met Sadron en Maeron naast haar.
Zelfs op de dansvloer vertoonde Anariel geen emotie, niet dat het
Arthion leek te deren.
De dames maakten een reverence tegenover de heren, terwijl zij een
buiging tegenover de dames maakten voordat de dans begon. De
muzikanten begonnen met een nieuwe compositie en iedereen begon
te dansen. Het dansen met een dame is een eer, de mannen werden
aangeleerd om het zo te zien. Tijdens het dansen moeten ze een prettig
gezicht opzetten en niet te veel concentreren op de juiste stappen,
waardoor ze vergeten om via hun expressie het genot om met een
dame te dansen, te uiten. Van een heer wordt verwacht om vaak te
dansen, vooral als er meer dames als heren aanwezig zijn. Neovo vond
het jammer dat hij maar één keer mocht dansen met Asyata. De heren
mochten immers geen ³muurbloempjes´ laten zitten. Maar hij genoot
wel van de dans. Ze moesten stil dansen. Er is niets goeds aan om een
weg door een dans te hossen, met het risico van anderen te irriteren
door de passen van een dans te stampen. Neovo was zich perfect
bewust van de anderen rondom hem terwijl hij danste. Het werd
namelijk als erg grof aangezien om tegen anderen aan te stoten en het
toont een gebrek aan beleefdheid en zelfcontrole. Neovo en Asyata
zwierden in het rond, maar maakten geen wilde gebaren en beperkten
het grootste deel van hun bewegingen tot onder hun heupen, net zoals
de andere dansparen. Arthion en Anariel dansten ongelooflijk sierlijk.

V
V
V
Het leek alsof ze geboren dansers waren.
Neovo vond het fijn om Asyata in zijn armen te houden. Het gaf een
vertrouwd gevoel. Ook Asyata genoot erg van de dans. Ze vergat haar
eerdere ergernis toen ze oefenden en merkte nu helemaal niet op dat
mensen stijf dansen.
Aan het einde van de eerste dans bedankte Neovo Asyata natuurlijk,
maar zij antwoordde alleen maar met een glimlach en een kort knikje
van haar hoofd, wat voldoende was als antwoord op de dankbetuiging
van hem. De dame naar en van de dansvloer begeleiden was een
simpele beleefdheid. Neovo begeleidde Asyata terug naar haar plaats
aan de tafel. Hij wou zelf ook al gaan zitten, maar Asyata stootte hem
onopvallend aan. Ze knikte met haar hoofd richting Vanya, die voor
zich uitstaarde met een geforceerde glimlach op haar gezicht. Neovo
moest zich eerst bedenken of hij de eer wel had om met haar te dansen,
maar het was Asyata die hem ertoe wees. Dus reikte hij zijn hand dit
keer voor haar uit.
µMag ik deze dans van u?¶ Vroeg hij weer beleefd. Vanya keek
verbaast op, en knikte toen ook met een speelse glimlach. Nieuwe
dansparen kwamen op de dansvloer. Neovo zag dat Arthion Asyata
ten dans vroeg. Het was duidelijk dat ze goede vrienden van elkaar
waren en vaker voor hun plezier hadden gedanst. Ze fluisterden iets
met elkaar, zo onopvallend dat alleen Neovo het opmerkte omdat hij
al naar hun keek. Ze moesten beiden lachen terwijl ze ook de
dansvloer opgingen. Weer speelden de muzikanten een andere
compositie, en de tweede dans begon.
Vanya had erg veel plezier in het dansen. Ze glimlachte breed terwijl
ze sierlijk ronddraaide aan Neovo¶s armen. Deze dans was heel anders
voor Neovo, maar niet minder leuk. Het deed hem denken aan toen hij
nog jonger was. Hij danste dan vaak met andere meisjes om goed te
leren dansen, wat bij zijn strenge opvoeding als prins hoorde. Het
meisje lachte dan ook altijd vol plezier, terwijl Neovo zijn uiterste best
deed om een als een nette heer te dansen. Neovo keek naar Vanya¶s

V
V
V
lachende gezicht terwijl ze dansten. Hij vroeg zich af hoe oud ze zou
zijn. Ze gaf hem steeds het gevoel alsof ze ongeveer 11 jaar is. Nee,
dat kan niet! Dacht hij terwijl hij zachtjes zijn hoofd schudden. Zo ziet
ze er totaal niet uit, en Neovo concentreerde zich weer op het dansen.
De tweede dans was ook afgelopen. Blijkbaar was het in deze tijd
gebruikelijk hier om twee dansen te houden, want alle mensen gingen
weer aan de tafels zitten. Bij ons worden er altijd drie gehouden, dacht
Neovo. Hij leidde Vanya terug naar haar plaats en schoof haar stoel
voor haar aan. Hij was best uitgeput geraakt van het dansen, en was
toch wel blij om weer te mogen zitten.
De 3e en meest uitgebreide gang werd opgediend. Het bestond uit civé
de veel oftewel kalfspeper, vijgenpeper wat figen pfeffer werd
genoemd, en diverse soorten brood. Vooral de kalfspeper vond Neovo
lekker, omdat dat het enige gerecht van vlees is. De vijgenpeper was
speciaal voor de elfen. De dalelfen en de woudelfen eten beiden geen
vlees Neovo keek verbaast toe hoe de elfen het vlees oversloegen.
Niet dat hij het erg vond, des te meer had hij zelf. Hoewel hij wel een
beetje jaloers was op de koning en zijn gevolg, die smulden van het
zwijn dat speciaal voor hen werd opgediend. Velen praatten nog na
over de twee dansen. Er was niemand die iets negatiefs erover te
melden had. Iedereen vond het geweldig.
Uiteindelijk werd de 4e en laatste gang opgediend. Hypocras,
kruidenwijn, met wafels en gedroogde vruchten werden op de tafels
gezet. Er werd wat extra fruit voor de elfen neergelegd, omdat ze
meerdere gerechten hadden overgeslagen vanwege het vlees. Ze waren
daar erg dankbaar voor en genoten van het verse fruit.
Het was al na middernacht toen het feestmaal ten einde liep. Na een
luid applaus verliet iedereen langzaam en zeker de zaal. Op hun weg
terug naar hun kamer bedacht Neovo zich iets. Hij had Cecilia
helemaal niet gezien. Zij zou toch ook komen? Dacht hij verward.
Maar hij was toch opgelucht. Als zij er was geweest, was het feest
vast anders gelopen.

V
V
V
µHoezo we komen er niet in?¶ Yaress en Goudenroos stonden
voor de poort van Marne. Een lange rij stond achter hun, allemaal
wilden ze naar binnen. Maar allemaal werden ze glashard
weggestuurd door de wachters. Hetgeen nu met Yaress en Goudenroos
gebeurt.
µMaar ik kom een familielid bezoeken! Is dat soms verboden?¶
Vroeg hij geïrriteerd.
µHet is verboden voor iedereen om de stad in en uit te gaan.¶ De
wachter sprak zonder enige emotie of mededogen te tonen. Hem
ompraten gaat zeker niet lukken, dacht Yaress. Dan maar de riolen in!
µWat een onzin! Wie sluit der nou een hoofdstad af?¶ Citeerde
hij Schampert.
µWe hebben geen keus. Het is een zaak van leven en dood.¶ Met
die woorden eindigde de wachter het gesprek. Gefrustreerd liepen
Yaress en Goudenroos weg. Eenmaal weer uit het zicht kwam zijn
goede humeur plots weer terug.
µPrecies zoals ik had gedacht. ³Een zaak van leven en dood´.
Wie verzint er zoiets?¶ Lachte hij. Goudenroos was duidelijk niet in de
stemming om mee te lachen. Ze was opvallend stil de laatste tijd,
bedacht Yaress zich. Hij besloot het maar voorlopig met rust te laten.
Ze gingen een ronde maken om de stad, een lange ronde. Marne is
immers een grote en belangrijke stad. Ze hadden pas een kwart achter
de rug, maar besloten even te rusten.
µGoudenroos?¶ Vroeg hij voorzichtig nadat ze hun kamp hadden
opgezet, een halve kilometer van de stadsmuren vandaan. Ze keek
verbaast op.
µWat is er aan de hand in Marne?¶ Ze haalde haar schouders op.
µIk weet dat jij er meer vanaf weet, Goudenroos. Dacht je dat ik
dat soms niet doorhad?¶ Ze keek weer op, een lichtelijk geschrokken
dit keer. Na een paar seconden nadenken begon ze zachtjes te
antwoorden.

V
V
V
µDe situatie in Marne baart ons al een tijdje zorgen. We volgen
het al dagen, maar het word alleen maar slechter.¶ Yaress fronste.
µWij? Bedoel je de feeën?¶ Ze knikte.
µOmdat wij kunnen vliegen worden we vaak gehuurd als
boodschappers of verkenners. Vaak alleen maar door adel, omdat we
een nogal hoge prijs vragen.¶ Ze grinnikte even. µOok worden we
soms gehuurd als spionnen of dieven, heel af en toe huurmoordenaars.
We mogen altijd zelf bepalen of we het aannemen of niet, niemand
bepaalt dat voor ons. Er zijn maar een paar, meestal verbannen feeën,
die kiezen voor een baantje als moordenaar of dief.¶ Het was duidelijk
dat Goudenroos een afkeer tegen die feeën had.
µEn jullie werden gehuurd door iemand uit Marne?¶
µJa, vier van ons werden gehuurd als een soort wachters. Ze
moesten Marne in de gaten houden, van een afstandje. Ze moesten
zweren neutraal te blijven, wat er ook zal gebeuren. Een dag later
verdween de man die hun gehuurd had, maar omdat hij het contract
niet verbroken had moesten de feeën blijven en hun taak doen. Drie
dagen nadat de man was verdwenen ging het in Marne mis. Er
ontstond een conflict tussen de hoge en de lage klasse. Dat verhaal
ken je al.¶ Yaress knikte. Het verhaal van Oude Willem.
µOmdat er opeens zoveel pilgrimmen en reizigers naar Marne
kwamen om de ³wijze man´ te bezoeken, moesten de Marnesen
harder werken om hun gasten te verzorgen. Herbergen raakten overvol.
De voorraad eten en drinken nam in hoog tempo af. Bakkers en
boeren moesten nog langere dagen maken dan ze al deden. Ook de
handel moest vergroot worden. Andere steden moesten steeds meer
proviand afstaan en het sneller vervoeren naar Marne, waardoor ook
hun inwoners harder en langer moesten werken. De andere steden
begonnen geïrriteerd te raken en begonnen zich langzamerhand tegen
Marne te keren. De graaf van Marne was ten einde raad toen ze
dreigden de handel te verbreken, wat ze uiteindelijk ook deden.
Voedsel was schaars en de welvaart laag. De boeren moesten bijna al

V
V
V
het eten inleveren, zij waren het armst. En omdat de handel verbroken
was, konden de boeren op een gegeven moment geen nieuwe dingen
planten. De oogst mislukte. Het voedsel was bijna op. Het water was
vuil en vol ziektes. Een epidemie brak uit waardoor de helft van de
inwoners van Marne stierf. Mensen vochten om de laatste stukken
brood en waren zo wanhopig dat ze maar hun eigen urine dronken,
sinds dat toch schoner was als het water.¶ Yaress trok een vies gezicht.
Hij kon het zich niet voorstellen. Daar moet je wel heel wanhopig
voor zijn. Goudenroos knikte alsof ze zijn gedachten gehoord had.
µAl met al, de situatie was dramatisch daar. Je zou denken dat
het niet erger kan. Maar dat kon het dus wel. Dit is het gedeelte wat de
mensen buiten Marne nog niet weten. Omdat het zo ongelooflijk
slecht ging, zagen anderen hun kans om Marne binnen te vallen.¶
µBandieten?¶ Vroeg Yaress hoewel hij het niet voor kon stellen
dat zij een stad konden binnenvallen, denkend aan Schampert en
Piepskiek. Goudenroos schudde zachtjes haar hoofd.
µGeen bandieten of dieven. Geen sluip- of huurmoordenaars.
Geen andere stad of dorp. Geen elfen«of mensen.¶ Verbaast keek
Yaress op. Als het geen elven of mensen waren, wat dan wel?
µToch niet de feeën?¶ Hij hoopte van niet. Gelukkig schudde
Goudenroos weer haar hoofd.
µDan zijn het orcs?¶ Gokte hij. Ook niet goed.
µDeze«monsters zijn veel erger dan orcs.¶ Zei ze zachtjes.
Yaress keek verschrikt op. Erger dan orcs? Dan kan bijna niet«
µZe zijn wel voor een deel orc. Ze zijn gekweekt tot nog
vreselijker monsters. Yaress, wat weet je van orcs?¶ Hij dacht even na.
µOrcs houden van het donker, daglicht maakt hun zwakker. Ze
vinden dingen slachten, voornamelijk mensen, ongelooflijk leuk. Vaak
maken ze er een spelletje van. Ze zijn vreselijk dom en ze zijn
geslachtloos. Orcs worden gekweekt, diep in donkere grotten, volgens
mij alleen maar door Kessler van« Ik bedoel de Duistere Heer.¶
Verbeterde hij zichzelf snel. Goudenroos knikte, gevolgd door een

V
 V
V
zucht.
µJa, zij zijn al erg genoeg. Nu heeft de Duistere Heer ook nog
een manier gevonden om die monsters te ³verbeteren´. Faulig-Guhl
noemt hij ze. Kruising tussen orcs en elfen, nee de elfen deden het niet
vrijwillig. De Faulig-Guhl zijn voor hem inderdaad een verbetering,
maar voor ons een grote verslechtering. Ze hebben alle eigenschappen
van orcs, behalve de slechte. Ze worden dus niet verzwakt door
zonlicht, kunnen langere afstanden lopen, zijn sterker en slimmer. Hun
huid is dikker en bijna zo sterk als een goede leren kuras, waarover
ook nog hun metalen harnas over komt. Het schijnt zo te zijn dat er
zelfs een paar zijn die meer elf dan orc zijn. Wat betekent dat ze
ongelooflijk goede reflexen, waardoor ze een stuk beter vechten. Ik
heb gehoord dat ze, als ze gedood zijn, gewoon weer opstaan en
verder vechten. Völlig-Guhl heten ze, één daarvan kan een menselijk
leger met gemak afslachten.¶ Yaress¶ ogen waren groot van schrik. Dit
kon allemaal niet waar zijn. Als Kessler van Doom echt deze monsters
heeft gemaakt, zal hij onoverwinnelijk zijn.
µEn die Faulig-Guhl zijn Marne binnengevallen?¶ Hij vermoedde
al wat het antwoord was. Goudenroos knikte met neergeslagen ogen.

V
V
V

Vous aimerez peut-être aussi