Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
SolidWorks Benelux
RTC Building
Jan Ligthartstraat 1
1800 GH Alkmaar, Netherlands
Tel: +31 (0)72 514 3550
© 1995-2005, SolidWorks Corporation COMMERCIAL COMPUTER
300 Baker Avenue
SOFTWARE - PROPRIETARY
Concord, Massachusetts 01742 USA
All Rights Reserved U.S. Government Restricted Rights. Use, duplica-
tion, or disclosure by the government is subject to
U.S. Patents 5,815,154; 6,219,049; 6,219,055 restrictions as set forth in FAR 52.227-19 (Com-
SolidWorks Corporation is a Dassault Systemes S.A. mercial Computer Software - Restricted Rights),
(Nasdaq:DASTY) company. DFARS 227.7202 (Commercial Computer Soft-
ware and Commercial Computer Software Docu-
The information and the software discussed in this mentation), and in the license agreement, as ap-
document are subject to change without notice and plicable.
should not be considered commitments by Solid-
Works Corporation. Contractor/Manufacturer:
SolidWorks Corporation, 300 Baker Avenue,
No material may be reproduced or transmitted in any Concord, Massachusetts 01742 USA
form or by any means, electronic or mechanical, for
any purpose without the express written permission Portions of this software are copyrighted by and
of SolidWorks Corporation. are the property of Electronic Data Systems Cor-
poration or its subsidiaries, copyright© 2005
The software discussed in this document is furnished
under a license and may be used or copied only in Portions of this software © 1999, 2002-2005
accordance with the terms of this license. All war- ComponentOne
ranties given by SolidWorks Corporation as to the Portions of this software © 1990-2005 D-Cubed
software and documentation are set forth in the Limited.
SolidWorks Corporation License and Subscription
Service Agreement, and nothing stated in, or implied Portions of this product are distributed under li-
by, this document or its contents shall be considered cense from DC Micro Development, Copyright ©
or deemed a modification or amendment of such 1994-2002 DC Micro Development, Inc. All
warranties. rights reserved
SolidWorks® is a registered trademark of Solid- Portions © eHelp Corporation. All rights re-
Works Corporation. served.
SolidWorks 2005 is a product name of SolidWorks Portions of this software © 1998-2005 Geometric
Corporation. Software Solutions Co. Limited.
FeatureManager® is a jointly owned registered Portions of this software © 1986-2005 mental im-
trademark of SolidWorks Corporation. ages GmbH & Co. KG
Feature Palette™, PhotoWorks™, and Portions of this software © 1996 Microsoft Cor-
PDMWorks™ are trademarks of SolidWorks Corpo- poration. All Rights Reserved.
ration. Portions of this software © 2001, SIMULOG.
ACIS® is a registered trademark of Spatial Corpora- Portions of this software © 1995-2005 Spatial
tion. Corporation.
FeatureWorks® is a registered trademark of Geo- Portions of this software © 2005, Structural Re-
metric Software Solutions Co. Limited. search & Analysis Corp.
GLOBEtrotter® and FLEXlm® are registered Portions of this software © 1997-2005 Tech Soft
trademarks of Globetrotter Software, Inc. America.
Other brand or product names are trademarks or reg- Portions of this software © 1999-2005 Viewpoint
istered trademarks of their respective holders. Corporation.
Portions of this software © 1994-2005, Visual
Kinematics, Inc.
All Rights Reserved
Voorwoord 2
Voorwoord
SolidWorks is vandaag de dag een van de meest gebruikte 3D-CAD programma’s. Hoewel SolidWorks erg ge-
bruiksvriendelijk is, is moet je natuurlijk wel even doorkrijgen hoe het programma werkt. Daarvoor is deze tutorial
bedoeld.
In de loop van deze tutorial maak je kennis met de belangrijkste functies van SolidWorks. Dat doen we aan de
hand van een eenvoudig voorbeeld: een speelgoed treintje. Je leert hoe je de losse onderdelen moet modelleren,
hoe je deze daarna samenvoegt, hoe je een technische tekening maakt, en tot slot hoe je een mooie presentatie
van het model kunt maken. Na het doorlopen van deze tutorial weet je dus genoeg van SolidWorks om elk (niet al
te ingewikkeld) product te modelleren en te tekenen.
SolidWorks is een enorm uitgebreid programma. Er zijn daarom veel functies die in deze tutorial niet aan de orde
zullen komen. En van de functies die we wel bespreken, zullen veel opties en instellingen niet behandeld worden.
Wil je informatie over de geavanceerdere functies van SolidWorks, dan kun je het beste een boek over SolidWorks
gebruiken, of de help-functie (in het Engels) raadplegen. Maar ook door zelf dingen uit te proberen kom je meestal
een heel eind. In het laatste hoofdstuk van deze tutorial worden enkele andere boeken en tutorials genoemd.
Soms is het echter belangrijk dat je iets meer begrijpt van wat er precies gebeurt, of hoe SolidWorks precies werkt.
In zo’n geval kun je ook de achtergrondinformatie lezen. Deze achtergrondinformatie is duidelijk herkenbaar aan
de grijze achtergrond. Als je alle achtergrondinformatie bestudeert, leer je SolidWorks echt goed kennen.
Juni 2007
Arnoud Breedveld.
Voorwoord 3
Inhoud
Voorwoord .................................................................................................... 3
Inhoud.......................................................................................................... 4
2D en 3D ...................................................................................................... 5
Oefening 1: Het eerste model ......................................................................... 6
Oefening 2: Wijzigen van het model .............................................................. 25
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! ................................................................. 33
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features ..................................................... 40
Oefening 5: Relaties in sketches.................................................................... 56
Oefening 6: Roteren en patronen .................................................................. 67
Oefening 7: Samenstelling ............................................................................ 89
Oefening 8: Het maken van een technische tekening .................................... 110
Oefening 9: Het maken van een rendering ................................................... 134
Oefening 10: Zelf modelleren ...................................................................... 151
Hoe nu verder?.......................................................................................... 158
Inhoud 4
2D en 3D
In het voorwoord is het al gezegd: SolidWorks is een 3D-CAD programma. Wat houdt dat nou precies in?
Om dat uit te leggen, beginnen we bij het begin. Als je een product tekent, met potlood op een vel papier, dan be-
paal je zelf wat je precies tekent: de voorkant, de zijkant, of misschien maak je een perspectieftekening. Dit noe-
men we een 2D-tekening, ofwel een tweedimensionale tekening. Met de eerste CAD-programma’s kon je alleen dit
soort tekeningen maken, alleen dan niet met een potlood maar met een computer.
Een 2D-tekening
Een 3D-CAD programma, zoals SolidWorks werkt anders. Hierin maak je niet een platte tekening, maar maak je
echt een ruimtelijk model. Je kunt dit model op het computerscherm draaien zoals je wilt, en dus ook van elke
kant, en in elk detail bekijken. Je maakt dan niet meer echt een “tekening”, en je bent dan ook niet aan het “teke-
nen”. We spreken daarom liever van een model, en je bent aan het modelleren.
Overigens kun je met een 3D-CAD programma natuurlijk ook 2D-tekeningen maken, maar je tekent die dan niet
lijntje voor lijntje, zoals bij een 2D-CAD programma. In een 3D-CAD programma maak je eerst het 3D-model, en
daar kun je de tekeningen “automatisch” van afleiden. In oefening 8 van deze tutorial zullen we zien hoe dat
werkt.
Maar laten we nu beginnen met het maken van het eerste 3D-model!
2D en 3D 5
Oefening 1: Het eerste model
In deze eerste oefening maak je kennis met SolidWorks. We starten met het modelleren van de trein.
Daarbij leer je hoe je het programma moet bedienen, en maak je kennis met een paar basisprincipes. Je
leert vormen extruderen en afronden.
Achtergrond: soorten be- SolidWorks kent drie soorten bestanden, waar je uit moet kiezen op het
standen moment dat je een nieuw bestand wilt openen:
1. Part: een onderdeel
2. Assembly: een product dat bestaat uit een aantal onderdelen (Parts)
3. Drawing: een technische tekening van een Part of een Assembly.
Om een Assembly of een Drawing te maken, moet je altijd eerst een Part
hebben!
4 Klik nu in de FeatureMana-
ger (links op het scherm)
op “Top Plane”. Je ziet dat
het vlak nu geselecteerd is
in het werkveld. Op dit vlak
gaan we nu een eenvoudi-
ge tekening (een sketch)
maken.
5 Klik in de CommandMana-
ger op de knop Sketch.
Nu verschijnen in de
CommandManager de
commando’s om een
sketch te maken.
6 Klik nu in de CommandMa-
nager op Rectangle, om
een rechthoek te tekenen.
Achtergrond: Klikken en Zoals in alle Windows-programma’s, is er ook in SolidWorks een verschil tus-
Slepen sen klikken en slepen.
Met klikken wordt bedoeld: de muisknop indrukken en meteen weer losla-
ten.
Met slepen wordt bedoeld: de muisknop indrukken en ingedrukt houden,
dan de muis verplaatsen en vervolgens de muisknop loslaten.
In SolidWorks kun je beide technieken vaak door elkaar gebruiken. Bijvoor-
beeld bij het rechthoekje dat je bij de vorige stap getekend hebt. Je kon dit
doen door op elk hoekpunt te klikken, of door van het ene naar het andere
hoekpunt te slepen.
Achtergrond: het beëin- Wanneer je in een sketch een element tekent, zoals bijvoorbeeld het recht-
digen van een commando hoekje in de vorige stap, dan blijft SolidWorks in dat commando. Met andere
in een sketch woorden. Klik je nu opnieuw ergens, dat begint SolidWorks onmiddellijk op-
nieuw een rechthoek te tekenen, en dat zal meestal niet de bedoeling zijn.
Om een commando af te breken, kun je het beste één van de volgende drie
methoden gebruiken:
1. Ga gewoon door met werken, klik het commando aan dat je nu nodig
hebt, het vorige commando wordt automatisch afgebroken.
2. Druk op het toetsenbord op <esc> (Escape).
Achtergrond: het weg- Heb je teveel getekend, of dingen die helemaal niet kloppen, dan moet je
gooien van elementen in die weggooien. Dat doe je als volgt:
Achtergrond: mateneen- In deze tutorial gaan we er vanuit dat je in millimeters werkt. Dat is bij het
heden modelleren van producten verreweg het meest gangbaar. Normaalgesproken
kiest SolidWorks dan ook automatisch voor mm. Het kan echter zijn dat bij
de installatie van SolidWorks voor andere eenheden gekozen is, bijvoorbeeld
meters. In dat geval moet je even opletten: tik in dat geval achter de maat
altijd mm in, dus in het voorbeeld hierboven niet ‘120’, maar ‘120mm’
11 Plaats nu op dezelfde
manier ook een maat voor
de hoogte van de recht-
hoek: klik eerst op de lijn,
klik daarna naast de sketch
om de maat te plaatsen.
Achtergrond: de Sketch Je hebt nu een sketch gemaakt. Een sketch is een platte lijntekening, die je
straks kunt gebruiken om een 3D object mee te maken. Merk op dat het in
Oefening 1: Het eerste model 10
een sketch niet mogelijk is om meteen nauwkeurig te tekenen: eerst teken
je wat je ongeveer wilt hebben, daarna voeg je maten toe om exact te
maken wat je wilt hebben.
De sketch is de basis van alles wat je maakt in SolidWorks. Het tekenen van
deze rechthoek was eenvoudig, maar je zult later merken dat het maken van
een goede sketch vaak erg lastig is. We komen in deze tutorial nog vaak te-
rug op het maken van sketches.
14 Klik in de PropertyManager
op OK (het groene vinkje).
Achtergrond: het feature Je hebt nu je eerste feature gemaakt: een blokje! Elk element dat je maakt
in SolidWorks heet een feature. Een blokje, een gat, een afronding: je
noemt dit allemaal features. In de FeatureManager zie je je eerste feature
terug met de naam Extrude1.
Laten we nog even kijken wat je nu precies gedaan hebt:
1. Je hebt een sketch gemaakt (de tekening met de rechthoek)
2. Deze sketch heb je gebruikt om een feature te maken. Je hebt de sketch
16 Nu moet je de juiste
elementen selecteren die
afgerond moeten worden.
Selecteer het bovenste vlak
van het blok, en de vier
verticale ribben. Je model
ziet er dan uit als in de illu-
stratie hiernaast.
Achtergrond: het Bij het maken van een feature moet je vaak elementen selecteren. Als dat
selecteren van elementen het geval is, zie je in de PropertyManager een roze vlak. Daarin kun je ele-
(bij het maken van een menten toevoegen of verwijderen.
feature)
Het selecteren van de juiste elementen is niet altijd eenvoudig. Om te
beginnen moet je je realiseren dat je van een model verschillende soorten
elementen kunt selecteren:
• een Face is een vlak van een model
• een Edge is de rand van een Face
• een Vertex is het eindpunt van een Edge
Achtergrond: opbouw We gaan nu een tweede blokje bovenop het model maken. Dit doen we op
van het model precies dezelfde manier als het eerste blokje, alleen maken we nu de sketch
op het bovenste vlak (face) van het al bestaande blokje.
Merk op dat je in SolidWorks op elk plat vlak een sketch kunt maken, en
deze kunt gebruiken voor bijvoorbeeld een extrusie of om een gat mee te
maken.
19 Klik in de CommandMana-
ger eerst op de knop
Sketch om de sketch-
commando’s zichtbaar te
maken, en vervolgens op
Achtergrond: automati- Wanneer je in een sketch bijvoorbeeld een lijn tekent, en je klikt voor het
sche relaties 1 begin- of eindpunt precies op een vertex of een edge, dan neemt Solid-
Works aan dat je wilt dat het punt ook echt op dat element komt te liggen.
Het begin- of eindpunt van die lijn ligt dan vast, en dat kun je daarna niet
meer (zomaar) verplaatsen.
Tijdens het tekenen zie je dat als hele kleine gele symbooltjes bij de muis,
na het tekenen worden dit blauwe symbooltjes in de sketch. Dit zijn relaties,
hier komen we later op terug.
Belangrijk: Het is natuurlijk handig dat als je op een vertex klikt, het punt
meteen vast ligt, maar soms wil je dat juist niet. In zo’n geval moet je dus
juist niét op een bestaand element klikken. Let dus altijd goed op of je wel
of niet op een element klikt.
23 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Features, zo-
dat je de juiste comman-
do’s te zien krijgt, en daar-
na op Extruded Boss/Base.
Geef in de PropertyMana-
ger een hoogte op van 50
voor de extrusie.
24 Klik op OK.
Achtergrond: roteren en Naarmate je model complexer wordt, wordt het ook steeds belangrijker om
zoomen in- en uit te kunnen zoomen, en om je model te roteren. Eigenlijk heb je
daar in SolidWorks alleen het scroll-wieltje van je muis voor nodig.
• In- en uitzoomen doe je door het scrollwieltje te verdraaien. De plaats
van de muis bepaalt op welk punt van het model je in- of uitzoomt.
• Je model roteren doe je door het scrollwieltje in de drukken, en ver-
volgens de muis te bewegen.
Je zal even moeten oefenen om op deze manier het model op de gewenste
manier in beeld te krijgen. Mocht het helemaal niet lukken, dan kun je het
model op de volgende manier weer in de uitgangspositie zetten: Klik in de
View-toolbar op Standard Views.
27 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.
Met deze functie draait het
geselecteerde vlak naar je
toe. Je kijkt nu recht op de
sketch, zodat je goed kunt
zien wat je tekent. De
sketch die we nu gaan ma-
ken is iets ingewikkelder
dan de twee hiervoor.
28 Klik in de CommandMana-
ger op Sketch om de juiste
knoppen zichtbaar te ma-
ken, en vervolgens op Cen-
terline.
Om het Centerline-
commando af te breken
druk je op het toetsenbord
op <esc>. Ook kun je sim-
pelweg een ander com-
mando selecteren.
31 Klik nu in de CommandMa-
nager op Line.
Klik nu achtereenvolgens
op de volgende punten:
1. Klik op het onderste
eindpunt van de cen-
terline
2. Klik ongeveer 15mm
naar links
3. Klik ongeveer 15mm
naar boven
Achtergrond: automati- Merk op dat SolidWorks automatisch horizontaal en verticaal ‘snapt’ wanneer
sche relaties 2 je lijnen tekent. Je hoeft daarvoor niets speciaals te doen. Onthoud verder
dat je ook nu weer niet nauwkeurig tekent. Je klikt op afstanden van onge-
veer 15mm, de exacte maten geef je straks op. De afstand wordt tijdens het
tekenen bij de cursor weergegeven.
Je kunt beide technieken ook door elkaar heen gebruiken, dus bijvoorbeeld:
eerst met een kader een aantal elementen selecteren, daarna de <ctrl>-
toets indrukken, en andere elementen erbij selecteren
Wil je opnieuw beginnen met je selectie, Klik ergens in het werkveld (maar
niét op een element). Er is nu niets meer geselecteerd.
35 Klik in de CommandMana-
ger op Mirror Entities.
Achtergrond: automati- Merk op dat door het spiegelen een groot aantal relaties automatisch aan de
sche relaties 3 sketch toegevoegd worden. Deze zorgen ervoor dat de elementen die je ge-
spiegeld hebt altijd symmetrisch blijven ten opzichte van de hartlijn, ook als
je daarna de sketch verandert.
Achtergrond: bematen Een maat plaats je met de functie Smart Dimensions, zoals je al een paar
keer gezien hebt. Met dit commando kun je de maat van een element
opgeven, bijvoorbeeld de lengte van een lijn, of de radius van een cirkel-
boog. Je doet dan het volgende:
1. Je klikt op het element
2. Je klikt ergens (niet op een element) om de maat te plaatsen.
Je kunt echter ook de afstand tussen twee elementen opgeven, bijvoor-
beeld tussen twee evenwijdige lijnen, of tussen een lijn en een eindpunt van
een ander element. Je doet dan het volgende:
1. Je klikt op het eerste element
2. Je klikt op het tweede element
3. Je klikt ergens (niet op een element) om de maat te plaatsen.
Op dezelfde manier kun je ook de hoek tussen twee niet-evenwijdige lijnen
opgeven.
40 Klik in de CommandMana-
ger op Extruded
Boss/Base.
Achtergrond: intelligentie Bij de extrusie die je zojuist gemaakt hebt, heb je niet de lengte opgegeven,
in het model zoals je dat bij de eerste twee vormen wel gedaan hebt. In plaats daarvan
heb je gezegd dat de vorm tot een bepaalde Vertex (een punt) moet lopen.
Het model wordt hierdoor “intelligent”: ook al ga je straks de lengte van het
onderste deel wijzigen, het bovenste deel zal altijd tot aan het geselecteerde
punt blijven lopen.
42 Klik in de CommandMana-
ger op Fillet
Geef in de PropertyMana-
ger als radius 15mm op, en
zorg dat de opties Full Pre-
view en Tangent Propaga-
tion aangevinkt zijn. De
optie Tangent Propagation
zorgt ervoor dat niet alleen
de lijn of cirkelboog die je
selecteert afgerond wordt,
maar ook alle aansluitende
lijnen of cirkelbogen.
Selecteer nu een edge aan
de voorkant van de vorm
die je zojuist geëxtrudeerd
hebt.
44 Klik nu in de Standard
Toolbar op Save, en sla je
model op. Geef het als
naam huis-
locomotief.sldprt. Het laat-
ste deel van de naam
(.sldprt) zet SolidWorks er
zelf achter.
Samenvatting Tot zover deze eerste oefening. Laten we nog even op een rijtje zetten wat
je geleerd hebt:
• Je hebt de belangrijkste menu’s leren kennen, en gezien hoe je Solid-
Works moet bedienen;
• Je hebt geleerd wat een sketch is en wat een feature is;
• Je hebt geleerd een eenvoudige sketch te maken;
• Je hebt kennis gemaakt met eenvoudige relaties in een sketch
• Je hebt de features Extrude Boss en Fillet gebruikt;
• Je hebt gezien hoe je kan in- en uitzoomen en kan roteren.
Je bent nu al aardig vertrouwd met SolidWorks, de belangrijkste handelin-
gen heb je gezien.
In de volgende oefening gaan we bekijken hoe je het model kunt wijzigen.
Een van de belangrijkste voordelen van SolidWorks is dat je alles wat je gemodelleerd hebt, later kunt wij-
zigen. Het kan zijn dat je alleen een maat wilt wijzigen, maar net zo makkelijk kun je ook een hele sketch
veranderen. Het is daarom bijna nooit nodig om een onderdeel weg te gooien en opnieuw te maken. We
laten in dit hoofdstuk een paar voorbeelden zien.
Achtergrond: wijzigen Wat je nu gedaan hebt is de makkelijkste en snelste manier om maten in het
van het model model aan te passen. Wil je ingewikkeldere dingen veranderen, dan moet je
een andere manier gebruiken.
Belangrijk daarbij is dat je weet dat alle stappen die gedaan hebt, in het
model terug te vinden zijn, én gewijzigd kunnen worden. We hebben al eer-
der gezien dat elk element dat je maakt in een lijst in de FeatureManager
staat. Maar ook de sketches die je gemaakt hebt om zo’n feature mee te
Wil je nu een sketch of een feature wijzigen, klik er dan met de rechter
muisknop op, en kies Edit Sketch of Edit Feature. Hieronder zullen we zien
hoe dat werkt.
6 Klik in de FeatureManager
met de rechter muisknop
op Extrude2, en kies in het
pop-up menu Edit Sketch.
11 Klik in de CommandMana-
ger op Rectangle.
13 Klik in de CommandMana-
ger op Smart Dimension.
14 Klik in de CommandMana-
ger op Exit Sketch.
Achtergrond: wijzigen Wanneer je een sketch, die je eerder gemaakt hebt opnieuw opent (met Edit
van een sketch Sketch), worden alle sketches en features die je daarna gemaakt hebt tijde-
lijk onzichtbaar. In de FeatureManager zie je dat deze grijs weergegeven
worden. Je gaat dus als het ware terug in de tijd. Je kunt nu alles in die
sketch veranderen wat je wilt.
15 Klik in de FeatureManager
met de rechter muisknop
op Extrude3, en kies in het
pop-up menu Edit Feature.
17 Verander in de Property-
Manager de instelling Up
To Vertex in Offset from
Surface
tureManager bij
In de illustratie hiernaast is
het vlak dat je moet selec-
teren gemarkeerd met een
pijl.
19 Vul in de PropertyManager
bij de afstand 7.5 in.
20 Klik nu in de PropertyMa-
nager op OK
Achtergrond: wijzigen In de voorgaande stappen heb je een feature gewijzigd. Net als bij het wij-
van een feature zigen van een sketch, ga je als het ware terug in de tijd. Alles wat je gedaan
hebt nà het maken van dit feature verdwijnt tijdelijk. Je kunt alle instellingen
van het feature wijzigen.
Ook bij het wijzigen van een feature geldt een waarschuwing: als je grote
veranderingen in een feature aanbrengt, kan het zijn dat de rest van je mo-
del niet meer klopt. Dit zal minder snel gebeuren dan bij het wijzigen van
21 Klik nu in de Standard
Toolbar op Save, en sla je
model op.
Samenvatting In deze tweede oefening heb je drie manieren gezien waarop je een model
kunt wijzigen:
• Dubbelklik op een onderdeel. De maten die je eerder opgegeven hebt
verschijnen, en deze kun je wijzigen
• Wijzig een sketch
• Wijzig een feature
In de volgende oefening gaan we bekijken wat er aan de hand kan zijn als
er iets niet lukt.
2 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Sketch, en
daarna op Smart Dimensi-
on.
6 Klik op Cancel.
Achtergrond: bematen in Wanneer een maat in het model in het grijs weergegeven wordt, gaat er iets
het model fout. Grijze maten zijn hulpmaten: je kunt de waarde ervan niet wijzigen.
Grijze maten ontstaan, zoals in het voorbeeld hierboven, wanneer je een
maat niet in een sketch plaatst, maar rechtstreeks in het model.
Conclusie: plaats maten altijd in een sketch!!
Wat had je moeten doen om de breedte van het blokje aan te passen?
- Dubbelklik op het blokje.
- De maat 30 (die al in het model aanwezig was) verschijnt: dubbelklik op
deze maat
- Voer de juiste waarde in in het menuutje dat verschijnt.
Deze procedure is in oefening 2 stap 2-5 behandeld.
9 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Sketch, en
daarna op Smart Dimensi-
on
De sketch en de maten
verdwijnen nu weer. Je
had de sketch namelijk niet
geopend!
Achtergrond: Openen Dubbelklikken op een sketch is niet de manier om die te openen, hoewel
van een sketch dat misschien wel zo lijkt te zijn. De enige manier om een sketch te openen,
is er met de rechter muisknop op klikken, en Edit Sketch te kiezen. Dit kun
je in de FeatureManager doen of rechtstreeks in het model.
Om zeker te weten of er een sketch geopend is, kijk je naar de rechterbo-
venhoek van het grafische gebied. Zie je daar een ‘ezelsoor’ met twee knop-
pen, dan is er een sketch geopend.
Bedenk verder dat je, om een sketch te kunnen openen, eerst de sketch die
eventueel nog geopend is moet sluiten. In het voorbeeld hierna wordt dit
verder uitgelegd.
12 Klik in de CommandMana-
ger op Circle, en teken
een cirkel op het geselec-
teerde vlak.
Achtergrond: sketch slui- Ik het voorbeeld hierboven heb je gezien dat het niet mogelijk is om een
ten nieuwe sketch te openen zolang er nog een sketch geopend is. Daarom:
sluit altijd eerst de sketch die geopend is, door in de CommandManager op
Exit Sketch te klikken, en start daarna en nieuwe sketch.
Achtergrond: over defi- Wanneer je in een sketch tekent, zijn de lijnen eerst altijd blauw. Dat geeft
ned aan dat deze niet vastliggen, de sketch is under defined: niet volledig gede-
finieerd. Op zich is dat niet zo erg, alleen weet je nooit zeker of de sketch
helemaal klopt.
Ga je maten en relaties toevoegen, dan worden langzaam maar zeker alle
elementen in de sketch zwart: de sketch is nu fully defined: volledig gedefi-
nieerd. Dit is waar je normaal gesproken naar streeft.
Voeg je echter nog meer maten of relaties toe, dan wordt de sketch over
defined: overgedefinieerd. Hier kan SolidWorks niet mee overweg, omdat de
maten en relaties nu in strijd met elkaar (kunnen) zijn.
Als je een maat toevoegt die de sketch over defined maakt, dan geeft So-
lidWorks de waarschuwing die je in stap 15 gezien hebt. Door de optie Make
this dimension driven te kiezen maak je van de maat een hulpmaat, en is er
verder niets aan de hand. Zou je de tweede optie (Leave this dimension dri-
ving) kiezen, dan blijft de sketch overgedefineerd en dus rood.
Ook door het toevoegen van relaties kan de sketch overgedefinieerd wor-
den. Hiervoor waarschuwt SolidWorks wel, maar je moet het daarna wel zelf
oplossen.
Is je sketch eenmaal overgedefinieerd (en dus roodgekleurd) dan kun je dat
het beste oplossen door een of meerdere maten of relaties weg te gooien.
Het is vaak vrij lastig om uit te vinden welke maat of relatie teveel is. Uit-
proberen is dan de enige mogelijkheid.
Samenvatting In deze oefening heb je heb je aan aantal problemen gezien waar je tegen-
aan kunt lopen als je net met SolidWorks begint te werken. Het zal je waar-
schijnlijk opgevallen zijn dat de meeste problemen te maken hebben met de
volgende twee vragen:
• “Zit ik in een sketch?” (is het ‘Ezelsoor’ zichtbaar?)
• “Zo ja: zit ik in de juiste sketch?” (klik voor de zekerheid naast het mo-
del. Is nu de juiste sketch zichtbaar?)
Lukt er iets niet, zorg er dan altijd om te beginnen voor dat er géén sketch
open is (klik in de CommandManager op Exit Sketch). Probeer daarna op-
nieuw te bereiken wat je wilt doen.
In de volgende oefening gaan we een aantal nieuwe features gebruiken.
5 Vul nu in de PropertyMa-
nager als wanddikte 2 in
6 Klik op OK.
8 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.
Achtergrond: een nieuwe Tot nu toe hebben we steeds een nieuwe sketch gestart door een vlak te se-
sketch openen lecteren, en vervolgens te gaan tekenen, bijvoorbeeld een rechthoek. Solid-
Works opent dan automatisch een nieuwe sketch.
Soms moet je een nieuwe sketch echter expliciet openen, zoals we dat in
stap 9 gedaan hebben.
In dit voorbeeld is dat nodig omdat het commando dat we nu gaan gebrui-
ken (Offset) alleen beschikbaar is als er al een sketch geopend is.
11 Klik in de CommandMana-
ger op Offset Entities. Het
kan zijn dat je deze knop
niet meteen ziet. Klik in dat
geval op de twee kleine
pijltjes aan het einde van
de CommandManager. Er
komen dan extra knoppen
tevoorschijn.
13 Klik op OK.
Achtergrond: Offset Merk op dat elementen die je met het Offset-commando kopieert meteen
helemaal gedefinieerd zijn (zwart in de sketch). Het commando zet zelf één
maat in de sketch: de afstand van de offset.
17 Klik nu in de CommandMa-
nager op Trim Entities.
22 De sketch is klaar. Om er
nu gaten van te maken klik
je in de CommandManager
eerst op Features om de
juiste knoppen te tonen, en
vervolgens op Extruded
Cut.
23 Kies in de PropertyManager
voor bij Direction1 de optie
Up To Next.
27 Klik in de CommandMana-
ger op Sketch om de juiste
knoppen te zien, en ver-
volgens op Sketch om een
nieuwe sketch te openen.
29 Klik nu in de CommandMa-
nager op Convert Entities.
De geselecteerde sketch
wordt nu op de nieuwe
sketch geprojecteerd.
Achtergrond: Convert En- Convert Entities is een belangrijke functie bij het maken van sketches. Je
tities kunt er allerlei bestaande elementen uit je model mee hergebruiken in een
sketch. Als het element niet op hetzelfde vlak ligt als de sketch die je maakt,
wordt het er op geprojecteerd.
Je kunt vrijwel elk element gebruiken: sketches, of onderdelen van sketches,
edges en faces.
Een groot voordeel is dat elementen die je met Convert Entities in een
sketch maakt meteen volledig gedefinieerd zijn. Je hebt dus verder geen
maten nodig. Verandert het originele element, dan verandert het geprojec-
teerde element automatisch mee.
Kies in de FeatureManager
weer voor de optie Up to
Next.
Selecteer vervolgens de
drie edges zoals hiernaast
te zien is.
37 Klik nu in de CommandMa-
nager op Convert Entities.
De drie edges worden nu
overgenomen in de sketch.
De sketch is nu meteen
ook klaar.
38 Klik in de CommandMana-
ger op Extruded Boss/Base
40 Stel in de PropertyManager
bij het gebied Direction1
een afstand 5mm in.
Zorg wel dat de extrusie de
juiste kant uit gaat, zoals
hiernaast te zien is. Is dat
niet het geval, klik dan op
42 Klik nu in de PropertyMa-
nager het vinkje voor het
gebied Direction 2 aan. Nu
gaat de extrusie vanaf de
sketch niet één, maar twee
kanten op.
Selecteer de optie Offset
from surface, en klik het
vlak aan dat hiernaast te
zien is.
3 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.
De middelpunten van de
twee cirkels worden nu op
een horizontale lijn gelegd.
7 Klik in de PropertyManager
op het knopje voor Equal
9 Klik nu in de CommandMa-
nager op Extruded Cut.
Kies in de PropertyManager
bij Direction 1 voor de op-
tie Through All: door het
hele model heen.
10 Klik op OK
12 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.
16 Maak in de PropertyMana-
ger nu de volgende instel-
lingen:
• Bij From kies je de op-
tie Offset, en een af-
stand van 25.
• Bij Direction 1 kies je
Blind en een afstand
van 8mm.
Achtergrond: de optie Een extrusie (en de meeste andere features) worden standaard gemaakt
From vanaf de sketch. Daarom kies je het vlak waarop je de sketch maakt zorg-
vuldig uit. In het voorbeeld hierboven is er echter geen geschikt vlak om de
sketch op te maken.
De extrusie wordt nu niet meteen vanaf de sketch gemaakt, maar vanaf een
afstand vanaf die sketch.
Een alternatief zou in dit geval het gebruik van een hulpvlak (Construction
Plane) kunnen zijn. Dat is echter veel omslachtiger.
20 Selecteer de cirkel en de
edge van het vlak waarop
de sketch gemaakt is.
Gebruik, zoals altijd, de
<Ctrl>-toets om beide ele-
menten te selecteren.
Zorg dat je uitsluitend deze
twee elementen geselec-
teerd hebt.
21 Klik in de PropertyManager
op het knopje bij Concen-
tric.
Achtergrond: relaties bui- In het eenvoudige voorbeeld hierboven zie je dat relaties niet alleen binnen
ten de sketch een sketch mogelijk zijn, maar ook naar elementen die geen onderdeel van
de sketch uitmaken, zoals in dit voorbeeld de edge van de cilinder.
23 Klik in de CommandMana-
ger op Extruded Cut.
24 Klik op OK
Samenvatting In deze oefening hebben we gezien hoe je zelf relaties aan een sketch kunt
Klik op OK.
3 Klik in de CommandMana-
ger op Sketch om de
Sketch-functies te tonen en
vervolgens op Centerline.
4 Klik nu op Rectangle.
Achtergrond: geldige of Als je naar de sketch kijkt, dan zie je dat de cirkelboog die je zojuist gete-
ongeldige sketch kend hebt, met een dunnere lijn weergegeven wordt. Hieraan kun je zien
dat de sketch (op dit moment) niet klopt.
Een sketch moet altijd uit een aantal opeenvolgende elementen bestaan.
Dat wil zeggen: aan het einde van elk lijnstuk of elke cirkelboog begint één
volgende lijn of cirkelboog. In de sketch die we hierboven gemaakt hebben,
is dat niet het geval. In de rechter bovenhoek komen namelijk drie elemen-
ten bij elkaar: twee lijnstukken (van de rechthoek) en een cirkelboog.
SolidWorks kan hier niet goed mee overweg, en laat dat zien door (in dit ge-
val) de cirkelboog in een dunnere lijn weer te geven. Deze sketch is dus on-
geldig.
Kies in de PropertyManager
de optie Trim to closest
8 Klik nu in de CommandMa-
nager op Features en ver-
volgens op Revolved
Boss/Base.
Achtergrond: Roteren Wanneer je sketch één centerline bevat, neemt SolidWorks automatisch aan
dat je rondom die lijn wilt roteren.
Bevat je sketch geen, of juist meer dan één centerline, dan moet je zelf (in
het roze vlak in de PropertyManager) de lijn selecteren waar je omheen wilt
roteren. Dat kan elke lijn zijn, en hoeft dus niet persé een centerline te zijn.
11 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en vervol-
gens Normal to om recht
tegen de onderkant van
het model aan te kijken.
14 Klik nu in de CommandMa-
nager op Features en ver-
volgens op Extruded Cut.
17 Klik nu op Features, en
vervolgens op Extruded
Boss/Base
Kies in de PropertyManager
bij Direction1 voor de optie
Up to Next.
De schoorsteen is nu klaar.
Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
schoorsteen.sldprt
Klik op OK.
Achtergrond: meerdere In SolidWorks kun je meerdere bestanden tegelijk geopend hebben. In het
bestanden openen pull-down menu onder Window vind je alle geopende bestanden, en kun je
makkelijk wisselen tussen deze bestanden.
In het voorbeeld in deze tutorial is het dus niet nodig om eerst geopende
bestanden te sluiten voordat je een nieuw (of bestaand) part opent.
Eigenlijk alleen wanneer je bestanden erg groot en zwaar worden, is het van
belang dat je een beetje oplet dat er niet teveel tegelijk open staat. Je com-
puter kan dan namelijk wat trager worden.
Er zijn in de FeatureMana-
ger nu twee sketches te
zien.
27 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Features, en
daarna op Swept
Boss/Base.
30 Klik op OK.
Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
as.sldprt
Achtergrond: opbouw Een paar tips bij het maken van een wat ingewikkeldere sketch, zoals in het
van een sketch voorbeeld hierboven:
- Teken de sketch (op het oog) zo goed mogelijk op de juiste maat. Let
daarvoor steeds op de maat die tijdens het tekenen bij de cursor weer-
gegeven wordt. Teken je de sketch véél te groot of véél te klein, dan
kunnen later, bij het invoeren van de juiste maten, problemen ontstaan.
- Teken niet eerst de hele sketch, en ga daarna pas bematen. Je hebt dan
een grote kans dat bij het opgeven van de juiste maken de sketch hele-
maal ‘misvormd’ raakt.
- Teken daarom eerst een paar elementen, en geef die de juiste maat.
Teken daarna verder.
- Afrondingen voeg je pas op het allerlaatste moment toe, als de sketch
klaar en fully defined is. Nadat afrondingen in een sketch geplaatst zijn,
wordt het lastiger om fouten in de sketch nog te herstellen.
- Vraag je altijd af of het handiger is om een afronding in een sketch aan
te brengen, of om dezelfde afronding later als een apart feature in het
model aan te brengen. Vaak is het laatste handiger, omdat daarmee de
sketch eenvoudiger blijft, en problemen in de sketch daardoor makkelij-
ker op te lossen zijn.
Klik op OK.
Klik in de PropertyManager
in het vlak Features to Pat-
tern, zodat het roze wordt.
Nu zie je de gewenste as in
het model en kun je deze
selecteren.
53 Klik op OK.
Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
wiel.sldprt
Achtergrond: patterns In het voorbeeld hierboven hebben we een Circular Pattern gebruikt: hier-
mee worden features rondom een as gekopieerd. SolidWorks kent nog een
paar andere soorten patronen. De belangrijkste is het Linear Pattern. Hier-
mee worden features op een rechthoekig raster geplaatst. De werking hier-
van lijkt sterk op wat we hiervoor met een Circular Pattern gedaan hebben.
59 Klik nu in de CommandMa-
nager op Features en ver-
volgens op Extruded Boss.
60 Klik op OK.
Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
link.sldprt
Samenvatting In deze oefening heb je een aantal eenvoudige onderdelen gemaakt, waarbij
je kennis hebt gemaakt met een aantal belangrijke features:
- Omwentelingsvormen
- Sweeps
- Patronen
Daarmee heb je de belangrijkste features van SolidWorks gezien, en kun je
Klik op OK.
Oefening 7: Samenstelling 89
2 Er verschijnt nu een leeg
scherm, en in de Proper-
tyManager wordt het
commando Insert Compo-
nent automatische gestart.
Je ziet dan het scherm zo-
als dat hiernaast te zien is.
Gebeurt dat niet, klik dan
in de CommandManager op
Insert Component.
3 Klik nu in de PropertyMa-
nager op de knop Browse
Achtergrond: invoegen Bij stap 2 laat SolidWorks in de PropertyManager zien welke bestanden nog
van onderdelen geopend zijn. Waren je parts nog geopend, bijvoorbeeld omdat je na de vo-
rige oefening meteen verder gegaan bent, dan hoef je dus niet op Browse te
klikken. Je kunt het onderdeel dan meteen in de PropertyManager aanklik-
ken, en doorgaan met de volgende stap.
Oefening 7: Samenstelling 90
4 Beweeg de cursor nu door
het grafische gebied, je
ziet dat de as in het geel
wordt weergegeven en aan
de cursor hangt.
Oefening 7: Samenstelling 91
7 Omdat er twee wielen aan
een as zitten, moeten we
hetzelfde wiel nog een keer
binnenhalen. Herhaal
daarom nog een keer de
stappen hierboven.
Achtergrond: parts in de Merk op dat in de FeatureManager nu een lijst staat met de parts die je bin-
assembly nengehaald hebt. Is hier iets mis gegaan, heb je bijvoorbeeld een verkeerd
part binnengehaald, klik het dan in de FeatureManager aan, en druk op het
toetsenbord op <delete>.
Onderdelen in een assembly plaats je in eerste instantie willekeurig. Hierna
zullen we zien hoe je ze nauwkeurig kunt plaatsen.
Met de knoppen Move Component en Rotate Component in de Command-
Manager kun je een onderdeel verplaatsen en roteren. Klik eerst de gewens-
te knop aan, en versleep daarna het onderdeel dat je wilt verplaat-
sen/roteren.
8 Klik in de CommandMana-
ger op Rotate Component.
Oefening 7: Samenstelling 92
9 Klik nu in de CommandMa-
nager op Mate.
In de PropertyManager kun
je nu, bij Mate selections,
onderdelen uit het model
selecteren.
Dit moet zeer zorgvuldig
gebeuren. Maak je een
fout, verwijder het geselec-
teerde element dan door
het in het roze vlak aan te
klikken, en op het toetsen-
bord op <delete> te druk-
ken.
10 Druk op de middelste
muisknop (scroll-wieltje)
en houd deze ingedrukt.
Roteer het beeld zodanig
dat je het linker uiteinde
van de as goed kunt zien.
Selecteer nu de edge van
het uiteinde van de as (de
edge is de rand van het
ronde vlakje, dus niet het
ronde vlak zelf!).
Oefening 7: Samenstelling 93
11 Druk weer op de middelste
muisknop (scrolwieltje) en
roteer het beeld zodanig
dat je ín de naaf van het
linker wiel kijkt.
Klik hier de verdiept lig-
gende edge aan (zie illu-
stratie).
Achtergrond: Mates Mates gebruik je in een assembly om twee onderdelen precies op de juiste
plaats te leggen. Mates lijken erg op relaties die je in sketches gebruikt. Ook
daar kun je twee elementen selecteren waar je vervolgens iets mee doet.
De mate die je nu gebruikt hebt heet Coincident (Samenvallend). Je hebt
deze echter niet aan hoeven te klikken. Meestal kiest SolidWorks zelf de juis-
te mate, afhankelijk van de twee elementen die je geselecteerd hebt.
Om een mate aan te maken selecteer je altijd twee elementen, die bij twee
verschillende onderdelen horen. Je kunt dus niet bijvoorbeeld twee edges
van hetzelfde part selecteren. Om de juiste onderdelen te selecteren zal je
vaak het model tussentijds moeten roteren.
Achtergrond: mates: het Het belangrijkste bij het maken van mates is dat je de juiste onderdelen se-
lukt niet! lecteert. Tijdens het maken van de mate zie je steeds wat er gebeurt. Klik
pas op OK wanneer je zeker weet dat je de juiste elementen geselecteerd
hebt.
Oefening 7: Samenstelling 94
Heb je een verkeerd element geselecteerd, dan kun je dat in de Property-
Manager verwijderen (zie ook stap 9).
Heb je een mate aangemaakt, die achteraf toch niet blijkt te kloppen? In de
FeatureManager kun je deze terugvinden, in het mapje Mates.
Door met de rechter muisknop op een mate in dit mapje te klikken, kun je
deze wijzigen (met Edit Feature) of verwijderen.
Achtergrond: de richting Bij stap 8 hebben we de onderdelen ongeveer in de juiste positie gezet. Dit
van onderdelen. is een belangrijke stap. Bij het maken van een mate zoekt SolidWorks name-
lijk naar de ‘makkelijkste’ oplossing. Dat betekent dat wanneer het wiel ver-
keerdom had gestaan, het ook verkeerdom op de as zou zijn geplaatst. Dat
daarbij materiaal van de twee onderdelen door elkaar zou lopen, ziet Solid-
Works niet Het is daarom verstandig om onderdelen eerst handmatig onge-
veer op de juiste plaats te zetten.
Mocht een onderdeel toch verkeerdom ‘gemate’ worden, dan vind je in de
PropertyManager twee knopjes: Align en Anti-align. Hiermee kun je de rich-
ting van een onderdeel achteraf nog veranderen.
Oefening 7: Samenstelling 95
15 Selecteer nu de binnenste
edge in het andere wiel.
Ook nu weer zie je dat het
wiel zich verplaatst.
17 Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam: as-
compleet.sldasm
Achtergrond: opbouw We hebben nu een assembly gemaakt die bestaat uit de as en twee wielen.
van een assembly Misschien vraag je je af waarom we dat gedaan hebben, en we niet begon-
nen zijn met de behuizing van de trein.
De reden daarvoor is dat we deze as met wielen vaak gaan gebruiken. In de
locomotief komt deze combinatie al twee keer voor, maar ook in de wagons
wordt die gebruikt. Door er nu eerst een assembly van te maken (we spre-
ken dan van een sub-assembly) kunnen we de complete as vanaf nu als één
onderdeel behandelen.
18 Nu gaan we de assembly
van de hele trein maken.
Open een nieuw bestand,
door in de Standard-
toolbar op New te klikken.
Oefening 7: Samenstelling 96
Kies als soort bestand een
Assembly.
Klik op OK.
Oefening 7: Samenstelling 97
21 Klik op Insert Component
Achtergrond: Bestanden Als het bestand as-compleet.sldasm nog geopend was, zie je het meteen in
selecteren. de PropertyManager staan, en kun je het selecteren.
Had je het bestand al gesloten, klik dan op Browse (zie ook stap 20). Waar-
schijnlijk zie je nu in het menu dat verschijnt alleen de parts die je gemaakt
hebt, maar niet de assembly met de as en wielen. Om de assembly zichtbaar
te maken, moet je in het menu de optie Files of type veranderen. Staat deze
ingesteld op Part, wijzig die dan in Assembly of in All Files.
22 Klik op Mate.
Oefening 7: Samenstelling 98
23 De as wordt nu gedraaid,
en schuift in het gat.
Het kan echter zijn dat je
eerst in de PropertyMana-
ger nog op het knopje
Concentric moet klikken.
24 Om de as juist te plaatsen
is een tweede mate nood-
zakelijk.
Klik in de CommandMana-
ger op Mate
Oefening 7: Samenstelling 99
26 Roteer het model nu (mid-
delste muis-
knop/scrollwieltje) zodat je
tegen de binnenkant van
het wiel aankijkt. Selecteer
het vlak zoals in de illustra-
tie hiernaast te zien is.
29 Nu moet de achterste as in
de assembly toegevoegd
worden. Volg daarvoor
nogmaals de stappen 21
tot 28, maar nu dus voor
de achterste gaten in de
behuizing.
32 Klik nu in de CommandMa-
nager op Mate
Achtergrond: aanmaken Merk op dat het, zoals wel vaker in SolidWorks, niet uitmaakt of je eerst het
van mates Mate-commando geeft, en daarna de elementen selecteert, of dit, zoals
hierboven, in omgekeerde volgorde doet.
Achtergrond: verslepen Om een onderdeel in een assembly te verplaatsen kun je, zoals we eerder
van onderdelen gezien hebben, het commando Move Component gebruiken. Maar eigenlijk
heb je dit commando vrijwel nooit nodig. Meestal kun je een onderdeel ook
verslepen zonder eerst op Move Component te klikken. Dat kan zelfs terwijl
het Mate-commando actief is, zoals in dit voorbeeld.
Versleep je het onderdeel met de rechter muisknop, dan heeft dat hetzelfde
effect als wanneer je Rotate Component gebruikt.
Roteer de locomotief in
een normale positie. Klik
op: klik in de View-tooolbar
op Standard View en daar-
na op Trimetric.
Achtergrond: mechanis- Wanneer je in een sketch relaties aanmaakt, is het doel de sketch volledig te
men in SolidWorks bepalen, zodat de onderdelen niet meer kunnen bewegen.
Het doel van mates in een assembly is anders. Hierbij gaat het er niet om
een onderdeel helemaal vast te leggen. Je wilt alleen de begrenzingen van
de mogelijke beweging aangeven. Met elke mate die je toevoegt, zal een
onderdeel minder kunnen bewegen, totdat alleen de beweging overblijft die
het onderdeel ook in het echt kan maken.
Zoals je in het voorbeeld hierboven gezien hebt, kun je op die manier heel
eenvoudig redelijk complexe bewegende mechanismen maken. De beweging
die je in het model ziet is zo een goede test voor de beweging die het pro-
duct in het echt kan maken.
Versleep nu een element, in dit voorbeeld het wiel. Zodra er nu twee onder-
delen botsen, lichten deze groen op, en klinkt er een piep. Je weet dan pre-
cies bij welke onderdelen een probleem zit.
Dubbelklik nu op de maat
70, en verander die in 65
Klik op OK.
Achtergrond: wijzigen In het voorbeeld hiervoor heb je gezien dat wanneer je een onderdeel ver-
van onderdelen andert, deze veranderingen automatisch in de assembly worden overgeno-
men. Je hoeft daarvoor dus niets te doen.
In de illustratie bij stap 45 is je misschien opgevallen dat je kunt kiezen tus-
sen Open Part en Edit Part. Open part hebben we gezien: het bestand wordt
geopend, en je kunt dit bewerken zoals je gewend bent.
Edit part is een andere functie. Ook hiermee wordt het bestand geopend,
maar de assembly blijft zichtbaar. Dit kan soms handig zijn, bijvoorbeeld als
je relaties naar andere onderdelen in de assembly wilt maken. Dit is een ge-
avanceerde mogelijkheid van SolidWorks, die in deze tutorial niet behandeld
wordt.
Heb je toch de Edit Part gekozen, dan zie je dat het onderdeel blauw wordt,
en de rest van de assembly transparant-grijs. Om weer terug te komen in de
assembly, klik je in de CommandManager op Edit Component.
Achtergrond: beheer van Je hebt gezien dat wanneer een onderdeel van een assembly gewijzigd
bestanden wordt, deze wijziging automatisch doorgevoerd wordt in de assembly. Kort-
om: er is een link tussen beide bestanden. Dat betekent dat de assembly
precies moet weten waar de onderdelen staan. Ga je nu in de Windows-
verkenner een onderdeel verplaatsen, of een andere naam geven, dan gaat
het mis. De assembly weet dan niet meer waar dat onderdeel gebleven is,
en zal foutmeldingen geven, die niet altijd eenvoudig op te lossen zijn.
Daarom: als je echt een onderdeel wilt verplaatsen naar een andere folder,
of een andere naam wilt geven, doe dit dan niet in Windows-verkenner maar
in SolidWorks. Gebruik het commando Save As, en geef een andere naam of
locatie op. De relaties met de andere onderdelen zullen dan behouden blij-
ven.
Samenvatting In deze oefening heb je geleerd om een assembly te maken: je voegt meer-
dere onderdelen samen, en je zorgt met mates dat deze precies op de juiste
plaats terecht komen.
Verder heb je gezien hoe je bewegingen in producten kunt vastleggen.
Klik op OK.
4 Klik in de PropertyManager
op Browse, en zoek het
eerste onderdeel op dat je
gemaakt hebt: huis-
locomotief.sldprt.
Zodra je dit gedaan hebt,
kun je in de tekening
meteen het eerste aanzicht
plaatsen.
Zorg dat de instellingen in
de PropertyManager het-
zelfde zijn als in de illustra-
tie hiernaast.
Klik nu ergens in de teke-
ning om het aanzicht te
plaatsen.
7 Klik nu op OK om het
commando Projected View
af te sluiten.
Achtergrond: Het lukt Bij het maken van technische tekeningen ben je, meer dan bij andere on-
niet! derwerpen in SolidWorks, afhankelijk van de instellingen van het program-
ma. Om die reden kan het zijn dat dingen niet lukken, of er anders uitzien
dan hiervoor beschreven is. We noemen enkele veel voorkomende proble-
men.
1. Volgens de standaardinstellingen start SolidWorks automatisch het
commando Model View om het eerste aanzicht te plaatsen (stap 2). Ge-
beurt dat niet, start het commando dan handmatig door in de Com-
mandManager eerst op Drawings te klikken om de juiste knoppen te to-
nen, en daarna op Model View.
3. Wanneer het niet lukt om het eerste aanzicht te plaatsen, let dan op het
volgende: het kader om de tekening heen, dat je bij stap 2 te zien krijgt,
moet grijs zijn. Is dit kader blauw, doe dan het volgende:
a. Breek het commando Model View af door in de PropertyManager op
op het rode kruisje te klikken.
Achtergrond: koppeling Het is belangrijk dat je weet dat de tekening en het model aan elkaar ge-
tekening en model koppeld zijn, net zoals parts aan een assembly gekoppeld zijn. Verander je
het model, dan verandert de tekening automatisch mee!
Het is dus geen probleem om al tekeningen te maken als je model nog niet
helemaal klaar is.
11 Klik in de CommandMana-
ger op Section View.
Achtergrond: doorsneden Wanneer je een doorsnede maakt, moet de doorsnede aan beide zijden bij-
ten de tekening uitsteken, vandaar de stappen 11 en 12, die misschien wat
omslachtig lijken.
Wanneer je precies op het middelpunt van de buitenste lijn van het aanzicht
zou klikken, heeft dat twee (ongewenste) gevolgen:
1. De pijlen die de doorsnede aangeven komen door het aanzicht heen te
staan, en zijn later niet (of alleen heel moeilijk) te verplaatsen.
2. SolidWorks zal denken dat je niet een hele, maar een gedeeltelijke door-
snede wilt maken. Daarvoor verschijnt dan de onderstaande medede-
ling:
Als je deze mededeling zien, maar wel een volledige, ‘normale’ doorsne-
de wilt maken, klik dan op No.
Achtergrond: tekenen in Het tekenen in een technische tekening (zoals de doorsnedelijn hiervoor)
een technische tekening gaat eigenlijk precies hetzelfde als het tekenen in een sketch. Je hebt hier-
voor gezien dat je ook gebruik maakt van relaties. Deze relaties kun je, net
als in een sketch achteraf eventueel wijzigen, verwijderen of toevoegen.
Je zal bij het maken van een tekening in SolidWorks meestal niet veel zelf
tekenen. Aanzichten, doorsneden en dergelijke worden immers automatisch
gegenereerd. Bedenk dat wanneer je wel iets zelf moet tekenen dit precies
hetzelfde gaat als in een sketch, met dezelfde commando’s en opties..
Wanneer je een element binnen een aanzicht tekent, zoals de doorsnedelijn
hierboven, dan hoort dat onderdeel bij dat aanzicht. Verplaats je later het
aanzicht, dan gaat het onderdeel dat je getekend hebt automatisch mee.
Achtergrond: Tangent In de aanzichten, zoals je die tot stap 17 zag, waren de overgangen tussen
Edges platte en gebogen vlakken (bijvoorbeeld waar een fillet (afronding) gemaakt
was) met een dikke lijn aangegeven. Dit heet in SolidWorks de Tangent Ed-
ges.
Normaalgesproken worden deze overgangen in technische tekeningen niet
weergegeven, vandaar dat we de Tangent Edges in stap 17 onzichtbaar
hebben gemaakt.
Of in jouw tekening de Tangent Edges ook zichtbaar waren, is afhankelijk
van de instellingen van SolidWorks.
19 In de doorsnede moet nu
een hartlijn door het gat
van de schoorsteen gete-
kend worden.
Zorg dat er geen aanzicht
of doorsnede geselecteerd
is (herkenbaar aan een
groen kader om het aan-
zicht heen).
Zoom in op dit gedeelte
van de tekening.
20 Klik in de CommandMana-
ger op Annotations om de
juiste knoppen zichtbaar te
maken, en daarna op Cen-
terline. Daarvoor moet je
mogelijk het verlengde
menu openen.
21 De centerline wordt
meteen geplaatst.
Achtergrond: centerlines Het plaatsen van centerlines in de tekening is, zoals je ziet, eenvoudig. Er is
echter één ding waar je op moet letten: is er een aanzicht of doorsnede ge-
selecteerd op het moment dat je op het commando Centerline klikt, dan
worden automatisch in alle ronde vormen centerlines geplaatst. Dat zijn er
waarschijnlijk veel te veel, zodat je veel lijnen weg zal moeten gooien.
Het weggooien van overtollige centerlines doe je eenvoudig door de center-
line aan te klikken, en vervolgens op het toetsenbord op <delete> te druk-
ken.
Merk verder op dat het commando Centerline dat je onder Annotations vindt
een heel ander commando is dan de Centerline die je bij een sketch ge-
bruikt.
Achtergrond: tekenen op Het instellen van de juiste schaal werkt in SolidWorks voor alle aanzichten,
schaal doorsneden en details hetzelfde.
In de eerste plaats heb je een schaal ingesteld in de eigenschappen van het
tekenvel. Dit heb je gedaan bij stap 7 en 8.
Wanneer je nu een aanzicht (of doorsnede of detail) aanklikt, zie je in de
PropertyManager een menu Scale. Hierin kun je een keuze maken uit drie
opties:
25 Nu gaan we de gegevens
in het tekeninghoofd invul-
len.
Klik met de rechter muis-
knop ergens op een leeg
gedeelte van het tekenvel.
Kies Edit Sheet Format.
De tekening zelf verdwijnt
nu, en het tekenkader
wordt blauw in plaats van
grijs.
Achtergrond: instellingen Zoals we al eerder gezegd hebben, ben je bij het maken van technische te-
keningen erg afhankelijk van de instellingen van SolidWorks. Werk je op
school, dan kan het zijn dat de instellingen helemaal aangepast zijn aan de
Nederlandse standaarden. Werk je echter thuis met de Student Kit van So-
lidWorks, dan is dat niet het geval, en zal je zelf een aantal aanpassingen in
de (Amerikaanse) instellingen moeten maken. Hieronder volgt een lijst met
de (belangrijkste) aanpassingen voor de tekeningen die we in deze tutorial
maken. Maak je uitgebreidere tekeningen, waarin je meer mogelijkheden
van SolidWorks gebruikt, dan zal je ook meer instellingen moeten wijzigen.
Klik in de Standard-toolbar op Options
2. Klik in de linker lijst op Detailling > Arrows. Zorg dat de maten in het
bovenste gedeelte overeenkomen met de illustratie hieronder.
Wijzig in de PropertyMana-
ger de volgende instellin-
gen:
1. Selecteer bij Source: En-
tire model
2. Vink de optie Import
items into all views aan
3. Zorg dat bij Dimensions
het eerste knopje (Mar-
ked for drawings) inge-
drukt is.
30 Klik op OK
Achtergrond: bematen 1 Bij stap 29 hebben we maten in de tekening geplaatst. Deze maten heeft
SolidWorks niet zelf bedacht. Het zijn namelijk de maten die je zelf gebruikt
hebt bij het 3D-modelleren van het part: bij het maken van sketches en bij
het definiëren van features. Deze maten worden dus eigenlijk vanuit het 3D-
model in de 2D-tekening geïmporteerd.
SolidWorks plaatst in elk aanzicht en in elke doorsnede alle maten die daarin
aangegeven kúnnen worden. Het is daardoor heel waarschijnlijk dat je een
bepaalde maat in meerdere aanzichten tegen komt. SolidWorks weet ten-
slotte niet in wel aanzicht een maat het beste geplaatst kan worden. Omdat
dubbele bematingen in technische tekeningen niet toegestaan zijn, zal je
veel van deze maten weer moeten verwijderen, wat we bij stap 30 gedaan
hebben.
Deze manier van bematen is heel snel. Je hoeft alleen maar te kijken welke
maten dubbel zijn, en dus verwijderd moeten worden. Verder moet je de
maten een beetje verschuiven zodat de tekening er netjes uitziet. Er is ech-
ter een grote MAAR: het importeren van maten heeft alleen zin als je je mo-
del goed opgebouwd hebt, en alle sketches fully defined hebt gemaakt. Is
dat niet het geval, dan zullen de geïmporteerde maten onbruikbaar zijn voor
de technische tekening.
In dat geval zit er niets anders op dan de tekening handmatig te bematen:
je gebruikt daarvoor het commando Smart Dimensions, dat je ook in sket-
ches gebruikt hebt. Daarmee kun je elke gewenste maat in de tekening
plaatsen.
Achtergrond: bematen 2 Wanneer je maten importeert, zoals we hiervoor gedaan hebben, zijn dit
sturende maten (driving dimensions). Dat wil zeggen: verander je de waarde
van een maat (door er dubbel op te klikken), dan verander je ook het mo-
del! Dit is een krachtige mogelijkheid, maar ben er wel bewust van wat een
wijziging voor gevolgen kan hebben.
Verander je een maat, dan kan er door een of meerdere aanzichten in de
Dit geeft aan dat het model niet up to date is. Klik in de Standard-toolbar op
Rebuild om het model te actualiseren.
32 We gaan nu de samenstel-
lingstekening maken.
Onderaan het tekenvel zie
je nu één tab (Sheet1). Klik
hier met de rechter muis-
knop op, en kies Add
Sheet…
Achtergrond: meerdere Je kunt in SolidWorks natuurlijk elke tekening in een apart bestand plaatsen,
tekeningen maar soms is het handiger om meerdere tekeningen in één bestand te
plaatsen, zoals we hier gedaan hebben. Je hebt dan een beter overzicht, en
mocht je de instellingen van de tekeningen gewijzigd hebben, dan gelden
die ook meteen voor de nieuwe tekening.
34 Klik in de CommandMana-
ger op Drawings en vervol-
gens op Model View.
Klik in de PropertyManager
op Browse en selecteer
trein.SLDASM.
Achtergrond: doorsneden Wanneer je een doorsnede van een samenstelling maakt, krijg je enkele ex-
van samenstellingen tra opties, die je in het menu bij stap 39 ziet.
De optie Auto hatching zorgt ervoor dat aangrenzende onderdelen in ver-
schillende richtingen gearceerd worden, zoals dat hoort in technische teke-
ningen.
Met de optie Exclude components, kun je ervoor zorgen dat bepaald onder-
delen van de samenstelling niét doorgesneden worden. In technische teke-
ningen gebeurt dit bijvoorbeeld met bouten, assen, kogels e.d.
41 Nu plaatsen we de stuk-
nummers in de tekening.
Klik in de CommandMana-
ger eerst op Annotations,
en daarna op Balloon.
Achtergrond: stuknum- Het plaatsen van stuknummers is erg eenvoudig zoals we hiervoor gezien
mers hebben. Een paar opmerkingen hierbij:
• Klik je binnen de contour van een onderdeel, dan verschijnt er een stip
aan het uiteinde van de lijn, klik je óp de contourlijn, dan verschijnt er
een pijlpunt.
• Elk onderdeel krijgt automatisch een nummer. Dit kun je niet verande-
ren.
• Behalve het commando Balloon heb je ook nog het commando AutoBal-
loon. Hiermee plaatst SolidWorks de stuknummers automatisch. Je hebt
daarbij echter minder controle op hoe de nummers precies geplaatst
worden.
44 In de PropertyManager kun
je nu talloze zaken instel-
len.
We gebruiken nu alleen de
standaardinstellingen, dus
klik op OK.
Achtergrond: stuklijst De stuklijst is automatisch aan de tekening en het model gekoppeld. Dat wil
zeggen: verander je het model, dan verandert de stuklijst automatisch mee.
Wil je de stuklijst handmatig aanpassen, dan kan dat ook. Dubbelklik op een
cel. De onderstaande waarschuwing verschijnt dan:
46 Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
trein.slddrw
Samenvatting In deze oefening heb je gezien hoe je van een 3D-model een 2D-technische
tekening kunt maken.
Tekeningen kunnen veel complexer zijn dan we hier gezien hebben, met
veel meer verschillende aanduidingen. Denk bijvoorbeeld aan toleranties en
passingen, oppervlaktebewerkingen, lasaanduidingen, geometrische toleran-
ties, enzovoort. Deze onderwerpen vallen echter buiten deze tutorial.
Ook zijn er nog veel meer instellingen die je kunt gebruiken om de tekening
er precies zo uit te laten zien als je zelf wilt. Alleen de belangrijkste hiervan
hebben we genoemd.
Je zou nu de tekeningen van alle onderdelen van de trein kunnen maken.
Achtergrond: lightweight Wanneer je een bestaande assembly opent, kan het zijn dat de onderdelen
lightweight geopend worden. Je ziet het onderdeel dan wel, maar het wordt
niet geopend. SolidWorks weet op dat moment dan ook niet hoe zo’n onder-
deel precies in elkaar zit.
SolidWorks gebruikt deze techniek om geheugenruimte te besparen en snel-
ler te kunnen werken. Of de onderdelen lightweight geopend worden is af-
hankelijk van de instellingen van SolidWorks.
Wil je een onderdeel wijzigen, dan kan dat niet zolang dat onderdeel light-
weight is. Je moet het dan eerst resolved maken: het onderdeel wordt dan
helemaal geopend. Vaak gaat dat automatisch en merk je er niets van, maar
soms, zoals in het geval hierboven, moet je dat handmatig doen.
5 Is PhotoWorks eenmaal
geactiveerd, zorg dan dat
de toolbar van PhotoWorks
zichtbaar is.
Misschien staat deze al er-
gens op het scherm. Zo
niet, klik dan met de rech-
ter muisknop op de Stan-
dard-toolbar, en vink in de
lijst met toolbars die ver-
schijnt de optie Pho-
toWorks aan.
Controleer of de instellin-
gen overeenkomen met de
instellingen hiernaast.
Je ziet nu de rendering
volgens de standaard-
instellingen van Pho-
toWorks.
Achtergrond: standaard- PhotoWorks kent talloze standaardinstellingen. Dat geldt zowel voor mate-
instellingen rialen, lichtbronnen als scenes (achtergronden). De handigste manier van
werken is meestal om standaardinstellingen te kiezen die het dichtst liggen
bij wat je wilt bereiken, en die vervolgens te wijzigen zodat de rendering er
precies uitziet zoals je hem wilt hebben. In deze oefening werken we ook op
die manier.
9 Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Scene.
Er verschijnen nu twee
vensters:
1. Scene editor: hier
maak je de instellingen
2. Preview: hier zie je
meteen het effect van
de wijzigingen die je
aanbrengt.
Nu kom je in de Material
Editor. Hier kun je materia-
len selecteren en eventueel
aanpassen.
Wij houden nu hetzelfde
materiaal, maar passen wel
de instellingen aan, omdat
we de ondergrond iets re-
flecterend willen maken.
Achtergrond: Material In de Material Editor stel je materialen in. Je kunt uit vele standaard mate-
Editor rialen kiezen in de eerste tab, de Manager. Wil je materiaaleigenschappen
aanpassen, dan gebruik je de tweede tab, Illumination. Je vindt daar tien ei-
genschappen die je kunt wijzigen. Het zelf instellen van materiaaleigen-
schappen is niet eenvoudig omdat veel eigenschappen met elkaar samen-
hangen. Zeker in het begin zul je daarom vooral de standaardmaterialen uit
de manager gebruiken.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op render om het
hele resultaat te zien.
16 Nu gaan we de kleuren en
materialen van de locomo-
tief instellen.
Selecteer in de FeatureMa-
nager het onderdeel Huis-
locomotief.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Material
Achtergrond: materiaal- Hierboven hebben we gezien dat je per part, of per feature materiaaleigen-
instellingen schappen toe kunt kennen. Je kunt echter ook één vlak in het model selec-
teren, en daaraan materiaaleigenschappen toekennen.
Wil je later een materiaal wijzigen, of een materiaalinstelling verwijderen,
doe dan het volgende:
Naast de FeatureManager en de PropertyManager is bij het activeren van
PhotoWorks een extra tab verschenen: de RenderManager.
22 Selecteer nu in de Featu-
reManager de vier wielen.
Houd de <ctrl>-toets op
het toetsenbord ingedrukt
om meerdere elementen
tegelijk te selecteren.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Material
28 Wijzig in de PropertyMana-
ger de Brightness in 0.4
Klik op OK
29 Dubbelklik op Spot 4, en
maat daar dezelfde wijzi-
ging.
Achtergrond: belichtings- SolidWorks werkt met belichtingsschema’s, waarin vastligt welke lichtbron-
schema’s nen er zijn, en waar die staan. Bij het kiezen van een scene wordt automa-
tisch het bijbehorende belichtingsschema geopend. Je kunt echter ook een
ander belichtingsschema openen.
Ga daarvoor in de Scene Editor naar de vierde tab: ‘Lighting’.
Klik op de knop Select Lighting Scheme
De rendering wordt nu in
een bestand weggeschre-
ven.
Samenvatting In deze oefening heb je gezien hoe je een rendering maakt. Je hebt daarbij
de drie onderdelen van een rendering gezien:
1. De scene
2. De materialen
3. De belichting
Het maken van een rendering betekent vooral heel veel proberen, en goed
naar het resultaat kijken!
3. Extrudeer de vorm.
4. Modelleer het cilinder-
tje.
Toch is in deze tutorial maar een gedeelte behandeld van wat er met SolidWorks allemaal kan. Om een paar voor-
beelden te noemen:
- SolidWorks kan erg goed met plaatijzer zetten en daar weer uitslagen van maken.
- Kunststof producten maken, en daarvan weer spuitgietmatrijzen maken,
- Complexe dubbelgekromde vormen maken met behulp van surfaces,
- Varianten van een bepaald onderdeel maken.
En zo kunnen we nog even doorgaan. Het belangrijkste wat je nu moet doen om een echte SolidWorks-expert te
worden, is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. SolidWorks is een behoorlijk toegankelijk programma. In de
PropertyManager zal je regelmatig opties gezien hebben die niet behandeld zijn. Door dit soort opties uit te probe-
ren kom je er langzaam maar zeker achter wat er allemaal kan. Kom je er niet uit, dan gebruik je de Help-functie,
die (weliswaar in het Engels) zeer volledig is, en veel voorbeelden geeft.
Onthoud: SolidWorks leer je kennen door problemen op te lossen, niet door problemen uit de weg te gaan!
Wil je verder komen met SolidWorks, dan zijn er natuurlijk ook nog andere leermiddelen beschikbaar. Het meest
voor de hand ligt de online tutorial. Deze vind je in de pull-down menu’s van SolidWorks, onder Help > Online tuto-
rial. Deze tutorials zijn in het Engels, maar geven wel een snelle kennismaking met verschillende onderwerpen uit
SolidWorks.
Tot slot is er een Nederlandstalig boek op de markt: ‘Productmodelleren met SolidWorks’, van A. Breedveld. Dit
boek behandelt alle onderwerpen van SolidWorks. Beginnende gebruikers van SolidWorks kunnen het boek als tu-
torial gebruiken, terwijl gevorderde gebruikers het als een naslagwerk kunnen gebruiken. ‘Productmodelleren met
SolidWorks’ is uitgegeven door Academic Service, is verkrijgbaar via de boekhandel. ISBN-nummer:
9789039524787.