Vous êtes sur la page 1sur 159

SolidWorks® tutorial voor VMBO en MBO

SolidWorks Corporation Outside the U.S.: +1-978-371-5011


300 Baker Avenue Fax: +1-978-371-7303
Concord, Massachusetts 01742 USA Email: info@solidworks.com
Phone +1-800-693-9000 Web: http://www.solidworks.com/education

SolidWorks Benelux
RTC Building
Jan Ligthartstraat 1
1800 GH Alkmaar, Netherlands
Tel: +31 (0)72 514 3550
© 1995-2005, SolidWorks Corporation COMMERCIAL COMPUTER
300 Baker Avenue
SOFTWARE - PROPRIETARY
Concord, Massachusetts 01742 USA
All Rights Reserved U.S. Government Restricted Rights. Use, duplica-
tion, or disclosure by the government is subject to
U.S. Patents 5,815,154; 6,219,049; 6,219,055 restrictions as set forth in FAR 52.227-19 (Com-
SolidWorks Corporation is a Dassault Systemes S.A. mercial Computer Software - Restricted Rights),
(Nasdaq:DASTY) company. DFARS 227.7202 (Commercial Computer Soft-
ware and Commercial Computer Software Docu-
The information and the software discussed in this mentation), and in the license agreement, as ap-
document are subject to change without notice and plicable.
should not be considered commitments by Solid-
Works Corporation. Contractor/Manufacturer:
SolidWorks Corporation, 300 Baker Avenue,
No material may be reproduced or transmitted in any Concord, Massachusetts 01742 USA
form or by any means, electronic or mechanical, for
any purpose without the express written permission Portions of this software are copyrighted by and
of SolidWorks Corporation. are the property of Electronic Data Systems Cor-
poration or its subsidiaries, copyright© 2005
The software discussed in this document is furnished
under a license and may be used or copied only in Portions of this software © 1999, 2002-2005
accordance with the terms of this license. All war- ComponentOne
ranties given by SolidWorks Corporation as to the Portions of this software © 1990-2005 D-Cubed
software and documentation are set forth in the Limited.
SolidWorks Corporation License and Subscription
Service Agreement, and nothing stated in, or implied Portions of this product are distributed under li-
by, this document or its contents shall be considered cense from DC Micro Development, Copyright ©
or deemed a modification or amendment of such 1994-2002 DC Micro Development, Inc. All
warranties. rights reserved
SolidWorks® is a registered trademark of Solid- Portions © eHelp Corporation. All rights re-
Works Corporation. served.
SolidWorks 2005 is a product name of SolidWorks Portions of this software © 1998-2005 Geometric
Corporation. Software Solutions Co. Limited.
FeatureManager® is a jointly owned registered Portions of this software © 1986-2005 mental im-
trademark of SolidWorks Corporation. ages GmbH & Co. KG
Feature Palette™, PhotoWorks™, and Portions of this software © 1996 Microsoft Cor-
PDMWorks™ are trademarks of SolidWorks Corpo- poration. All Rights Reserved.
ration. Portions of this software © 2001, SIMULOG.
ACIS® is a registered trademark of Spatial Corpora- Portions of this software © 1995-2005 Spatial
tion. Corporation.
FeatureWorks® is a registered trademark of Geo- Portions of this software © 2005, Structural Re-
metric Software Solutions Co. Limited. search & Analysis Corp.
GLOBEtrotter® and FLEXlm® are registered Portions of this software © 1997-2005 Tech Soft
trademarks of Globetrotter Software, Inc. America.
Other brand or product names are trademarks or reg- Portions of this software © 1999-2005 Viewpoint
istered trademarks of their respective holders. Corporation.
Portions of this software © 1994-2005, Visual
Kinematics, Inc.
All Rights Reserved

Voorwoord 2
Voorwoord
SolidWorks is vandaag de dag een van de meest gebruikte 3D-CAD programma’s. Hoewel SolidWorks erg ge-
bruiksvriendelijk is, is moet je natuurlijk wel even doorkrijgen hoe het programma werkt. Daarvoor is deze tutorial
bedoeld.

In de loop van deze tutorial maak je kennis met de belangrijkste functies van SolidWorks. Dat doen we aan de
hand van een eenvoudig voorbeeld: een speelgoed treintje. Je leert hoe je de losse onderdelen moet modelleren,
hoe je deze daarna samenvoegt, hoe je een technische tekening maakt, en tot slot hoe je een mooie presentatie
van het model kunt maken. Na het doorlopen van deze tutorial weet je dus genoeg van SolidWorks om elk (niet al
te ingewikkeld) product te modelleren en te tekenen.

SolidWorks is een enorm uitgebreid programma. Er zijn daarom veel functies die in deze tutorial niet aan de orde
zullen komen. En van de functies die we wel bespreken, zullen veel opties en instellingen niet behandeld worden.
Wil je informatie over de geavanceerdere functies van SolidWorks, dan kun je het beste een boek over SolidWorks
gebruiken, of de help-functie (in het Engels) raadplegen. Maar ook door zelf dingen uit te proberen kom je meestal
een heel eind. In het laatste hoofdstuk van deze tutorial worden enkele andere boeken en tutorials genoemd.

Gebruik van de tutorial


In deze tutorial wordt elke stap die je moet zetten duidelijk beschreven. De illustraties bij elke stap helpen om te
begrijpen wat je precies moet doen. Op die manier kun zonder veel problemen alle oefeningen maken.

Soms is het echter belangrijk dat je iets meer begrijpt van wat er precies gebeurt, of hoe SolidWorks precies werkt.
In zo’n geval kun je ook de achtergrondinformatie lezen. Deze achtergrondinformatie is duidelijk herkenbaar aan
de grijze achtergrond. Als je alle achtergrondinformatie bestudeert, leer je SolidWorks echt goed kennen.

Veel succes met deze tutorial en heel veel tekenplezier!

Juni 2007
Arnoud Breedveld.

Voorwoord 3
Inhoud
Voorwoord .................................................................................................... 3
Inhoud.......................................................................................................... 4
2D en 3D ...................................................................................................... 5
Oefening 1: Het eerste model ......................................................................... 6
Oefening 2: Wijzigen van het model .............................................................. 25
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! ................................................................. 33
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features ..................................................... 40
Oefening 5: Relaties in sketches.................................................................... 56
Oefening 6: Roteren en patronen .................................................................. 67
Oefening 7: Samenstelling ............................................................................ 89
Oefening 8: Het maken van een technische tekening .................................... 110
Oefening 9: Het maken van een rendering ................................................... 134
Oefening 10: Zelf modelleren ...................................................................... 151
Hoe nu verder?.......................................................................................... 158

Inhoud 4
2D en 3D
In het voorwoord is het al gezegd: SolidWorks is een 3D-CAD programma. Wat houdt dat nou precies in?
Om dat uit te leggen, beginnen we bij het begin. Als je een product tekent, met potlood op een vel papier, dan be-
paal je zelf wat je precies tekent: de voorkant, de zijkant, of misschien maak je een perspectieftekening. Dit noe-
men we een 2D-tekening, ofwel een tweedimensionale tekening. Met de eerste CAD-programma’s kon je alleen dit
soort tekeningen maken, alleen dan niet met een potlood maar met een computer.

Een 2D-tekening

Een 3D-CAD programma, zoals SolidWorks werkt anders. Hierin maak je niet een platte tekening, maar maak je
echt een ruimtelijk model. Je kunt dit model op het computerscherm draaien zoals je wilt, en dus ook van elke
kant, en in elk detail bekijken. Je maakt dan niet meer echt een “tekening”, en je bent dan ook niet aan het “teke-
nen”. We spreken daarom liever van een model, en je bent aan het modelleren.

Een 3D-model kun je van elke kant bekijken.

Overigens kun je met een 3D-CAD programma natuurlijk ook 2D-tekeningen maken, maar je tekent die dan niet
lijntje voor lijntje, zoals bij een 2D-CAD programma. In een 3D-CAD programma maak je eerst het 3D-model, en
daar kun je de tekeningen “automatisch” van afleiden. In oefening 8 van deze tutorial zullen we zien hoe dat
werkt.

Maar laten we nu beginnen met het maken van het eerste 3D-model!

2D en 3D 5
Oefening 1: Het eerste model
In deze eerste oefening maak je kennis met SolidWorks. We starten met het modelleren van de trein.
Daarbij leer je hoe je het programma moet bedienen, en maak je kennis met een paar basisprincipes. Je
leert vormen extruderen en afronden.

1 Start SolidWorks. Dit doe


je door SolidWorks op te
zoeken in het Start-menu
van Windows. Misschien
staat er ook op het bu-
reaublad wel een snelkop-
peling waar je dubbel op
kunt klikken. Nadat Solid-
Works helemaal opgestart
is, zie je een scherm zoals
hiernaast. Afhankelijk van
de versie waar je mee
werkt, en de instellingen
die je gebruikt, kan het
startscherm er anders uit-
zien.

Oefening 1: Het eerste model 6


2 Er is nu nog geen bestand
geopend. Om dat te doen
klik je links bovenin op het
eerste knopje: New.

Nu verschijnt het menu


hiernaast:

Achtergrond: soorten be- SolidWorks kent drie soorten bestanden, waar je uit moet kiezen op het
standen moment dat je een nieuw bestand wilt openen:
1. Part: een onderdeel
2. Assembly: een product dat bestaat uit een aantal onderdelen (Parts)
3. Drawing: een technische tekening van een Part of een Assembly.
Om een Assembly of een Drawing te maken, moet je altijd eerst een Part
hebben!

3 Klik in het menu op Part,


en daarna op OK. Solid-
Works start nu verder op,
en het scherm hiernaast
verschijnt.

Achtergrond: schermin- Op het scherm staan nu een paar belangrijke menu’s:


deling
• Pulldown menu’s: Dit zijn de standaard-menu’s die je uit elk Win-
dows-programma kent. Vrijwel alle commando’s van SolidWorks zijn

Oefening 1: Het eerste model 7


hierin terug te vinden.
• Standard-menubalk en View-menubalk: Deze twee menubalken
zijn meestal zichtbaar, er staan enkele veelgebruikte commando’s in.
• CommandManager: In deze menubalk is erg belangrijk. Je vindt hier
de commando’s die je het meeste nodig hebt tijdens het modelleren. In
de CommandManager kunnen verschillende knoppen verschijnen. Soms
gaat dat automatisch, maar je kunt ook zelf bepalen welke knoppen je
ziet, door op de meest linkse knoppen, Sketch of Features te klikken.
• FeatureManager en PropertyManager. In dit gedeelte kun je zien
hoe je model in elkaar zit, en kun je eigenschappen instellen. Terwijl je
werkt, zal er steeds iets anders te zien zijn in dit gebied.
Het is belangrijk dat je deze namen kent. In deze tutorial wordt vaak naar
deze menu’s verwezen.

4 Klik nu in de FeatureMana-
ger (links op het scherm)
op “Top Plane”. Je ziet dat
het vlak nu geselecteerd is
in het werkveld. Op dit vlak
gaan we nu een eenvoudi-
ge tekening (een sketch)
maken.

5 Klik in de CommandMana-
ger op de knop Sketch.

Nu verschijnen in de
CommandManager de
commando’s om een
sketch te maken.

6 Klik nu in de CommandMa-
nager op Rectangle, om
een rechthoek te tekenen.

Je ziet nu dat het vlak dat


je geselecteerd had (het
“Top Plane”) naar je toe
draait, zodat je goed kunt
zien wat je gaat tekenen.

Oefening 1: Het eerste model 8


7 Voor het eerste punt van
de rechthoek klik je precies
op het nulpunt (origin), dat
je herkent als twee rode
pijltjes. De cursor ziet er
(vlak voordat je klikt) uit
zoals je hiernaast ziet.

8 Beweeg nu de muis weg


van het nulpunt, je ziet dat
de rechthoek getekend
wordt. Bij de muis wordt
de afmeting van het recht-
hoekje aangegeven. Klik nu
ergens op een willekeurige
plek om het tweede punt
van de rechthoek op te ge-
ven. De rechthoek wordt
nu echt getekend.

Achtergrond: Klikken en Zoals in alle Windows-programma’s, is er ook in SolidWorks een verschil tus-
Slepen sen klikken en slepen.
Met klikken wordt bedoeld: de muisknop indrukken en meteen weer losla-
ten.
Met slepen wordt bedoeld: de muisknop indrukken en ingedrukt houden,
dan de muis verplaatsen en vervolgens de muisknop loslaten.
In SolidWorks kun je beide technieken vaak door elkaar gebruiken. Bijvoor-
beeld bij het rechthoekje dat je bij de vorige stap getekend hebt. Je kon dit
doen door op elk hoekpunt te klikken, of door van het ene naar het andere
hoekpunt te slepen.

Achtergrond: het beëin- Wanneer je in een sketch een element tekent, zoals bijvoorbeeld het recht-
digen van een commando hoekje in de vorige stap, dan blijft SolidWorks in dat commando. Met andere
in een sketch woorden. Klik je nu opnieuw ergens, dat begint SolidWorks onmiddellijk op-
nieuw een rechthoek te tekenen, en dat zal meestal niet de bedoeling zijn.
Om een commando af te breken, kun je het beste één van de volgende drie
methoden gebruiken:
1. Ga gewoon door met werken, klik het commando aan dat je nu nodig
hebt, het vorige commando wordt automatisch afgebroken.
2. Druk op het toetsenbord op <esc> (Escape).

3. Klik in de Standard-toolbar op Select .

Achtergrond: het weg- Heb je teveel getekend, of dingen die helemaal niet kloppen, dan moet je
gooien van elementen in die weggooien. Dat doe je als volgt:

Oefening 1: Het eerste model 9


een sketch 1. Breek eerst het actieve commando af, door op het toetsenbord op
<esc> te drukken.
2. Klik op het element dat je wilt weggooien. Dit wordt dan groen van
kleur, wat aangeeft dat het geselecteerd is.
3. Druk op het toetsenbord op <Delete>.
Wil je meerdere elementen tegelijk selecteren, om ze in één keer weg te
gooien: houdt dan op het toetsenbord de <Ctrl>-toets (Control) ingedrukt
terwijl je de elementen aanklikt.
Wil je heel veel elementen tegelijk selecteren: klik dan ergens (niét op een
element) en sleep een kader om de elementen heen die je wilt selecteren.

9 We gaan nu de maat van


de rechthoek nauwkeurig
opgeven. Klik nu in de
CommandManager op
Smart Dimensions.

Klik de horizontale lijn van


de rechthoek aan. Beweeg
de muis nu naar boven, en
klik nog een keer om de
maat te plaatsen. Nu ver-
schijnt een klein menuutje,
waarin je de waarde van
de maat kunt aanpassen.

10 Vul als maat voor de lengte


120 in, en klik op OK.

Achtergrond: mateneen- In deze tutorial gaan we er vanuit dat je in millimeters werkt. Dat is bij het
heden modelleren van producten verreweg het meest gangbaar. Normaalgesproken
kiest SolidWorks dan ook automatisch voor mm. Het kan echter zijn dat bij
de installatie van SolidWorks voor andere eenheden gekozen is, bijvoorbeeld
meters. In dat geval moet je even opletten: tik in dat geval achter de maat
altijd mm in, dus in het voorbeeld hierboven niet ‘120’, maar ‘120mm’

11 Plaats nu op dezelfde
manier ook een maat voor
de hoogte van de recht-
hoek: klik eerst op de lijn,
klik daarna naast de sketch
om de maat te plaatsen.

Maak de lengte van deze


lijn 60.

Achtergrond: de Sketch Je hebt nu een sketch gemaakt. Een sketch is een platte lijntekening, die je
straks kunt gebruiken om een 3D object mee te maken. Merk op dat het in
Oefening 1: Het eerste model 10
een sketch niet mogelijk is om meteen nauwkeurig te tekenen: eerst teken
je wat je ongeveer wilt hebben, daarna voeg je maten toe om exact te
maken wat je wilt hebben.
De sketch is de basis van alles wat je maakt in SolidWorks. Het tekenen van
deze rechthoek was eenvoudig, maar je zult later merken dat het maken van
een goede sketch vaak erg lastig is. We komen in deze tutorial nog vaak te-
rug op het maken van sketches.

12 Van de sketch gaan we nu


een 3D object maken. Klik
daarvoor in de Command-
Manager eerst op Features
(om de juiste knoppen te
voorschijn te halen) en
daarna op Extruded
Boss/Base.

Het beeld wordt weer


automatisch geroteerd, en
je ziet nu het driedimensi-
onale blok verschijnen.

13 Nu moet je de hoogte van


het blok bepalen. Dit doe
je in de PropertyManager,
aan de linkerkant van het
scherm. Vul achter het

knopje depth een


hoogte in van 20, en

14 Klik in de PropertyManager
op OK (het groene vinkje).

Achtergrond: het feature Je hebt nu je eerste feature gemaakt: een blokje! Elk element dat je maakt
in SolidWorks heet een feature. Een blokje, een gat, een afronding: je
noemt dit allemaal features. In de FeatureManager zie je je eerste feature
terug met de naam Extrude1.
Laten we nog even kijken wat je nu precies gedaan hebt:
1. Je hebt een sketch gemaakt (de tekening met de rechthoek)
2. Deze sketch heb je gebruikt om een feature te maken. Je hebt de sketch

Oefening 1: Het eerste model 11


daarvoor “geëxtrudeerd” (verlengd).
In SolidWorks is dit vrijwel altijd de werkwijze. Je begint met het maken van
een sketch, deze sketch gebruik je daarna om een feature te maken.

15 We gaan nu verder met


het model. Eerst gaan we
een afronding maken. Klik
daarvoor in de Command-
Manager op Fillet.

Links in het scherm, in de


PropertyManager, kun je
nu een aantal instellingen
maken voor de afronding:
• Vul voor de radius
5mm in.
• Selecteer de optie Full
Preview. Je ziet dan in
het model precies wat
je doet.

16 Nu moet je de juiste
elementen selecteren die
afgerond moeten worden.
Selecteer het bovenste vlak
van het blok, en de vier
verticale ribben. Je model
ziet er dan uit als in de illu-
stratie hiernaast.

Achtergrond: het Bij het maken van een feature moet je vaak elementen selecteren. Als dat
selecteren van elementen het geval is, zie je in de PropertyManager een roze vlak. Daarin kun je ele-
(bij het maken van een menten toevoegen of verwijderen.
feature)
Het selecteren van de juiste elementen is niet altijd eenvoudig. Om te
beginnen moet je je realiseren dat je van een model verschillende soorten
elementen kunt selecteren:
• een Face is een vlak van een model
• een Edge is de rand van een Face
• een Vertex is het eindpunt van een Edge

Oefening 1: Het eerste model 12


Wanneer je de muis over je model beweegt, verandert die steeds van vorm,
afhankelijk van het element waar die zich boven bevindt. Zo zie je wat je
gaat selecteren als je op dat moment klikt.

Een element dat je selecteert door er op te klikken wordt in het model


groen, en verschijnt ook in het roze vlak in de PropertyManager. Selecteer je
een verkeerd element, dan kun je dat op twee manieren ongedaan maken:
1. Klik nog een keer op dat element in het model.
2. Klik het element aan in het roze vlak in de PropertyManager, en druk op
het toetsenbord op <delete>.

17 Heb je de juiste elementen


geselecteerd, klik dan op
OK. De afrondingen wor-
den nu gemaakt, en je ziet
een tweede feature in de
FeatureManager verschij-
nen.

Achtergrond: opbouw We gaan nu een tweede blokje bovenop het model maken. Dit doen we op
van het model precies dezelfde manier als het eerste blokje, alleen maken we nu de sketch
op het bovenste vlak (face) van het al bestaande blokje.

Merk op dat je in SolidWorks op elk plat vlak een sketch kunt maken, en
deze kunt gebruiken voor bijvoorbeeld een extrusie of om een gat mee te
maken.

18 Selecteer het bovenvlak


van het blokje, door er op
te klikken.

19 Klik in de CommandMana-
ger eerst op de knop
Sketch om de sketch-
commando’s zichtbaar te
maken, en vervolgens op

Oefening 1: Het eerste model 13


Rectangle.

20 Klik voor het eerste punt


precies op de vertex (hoek-
punt) van vlak.

21 Klik voor het tweede punt


ergens op de edge (zij-
kant) van het vlak.

Achtergrond: automati- Wanneer je in een sketch bijvoorbeeld een lijn tekent, en je klikt voor het
sche relaties 1 begin- of eindpunt precies op een vertex of een edge, dan neemt Solid-
Works aan dat je wilt dat het punt ook echt op dat element komt te liggen.
Het begin- of eindpunt van die lijn ligt dan vast, en dat kun je daarna niet
meer (zomaar) verplaatsen.
Tijdens het tekenen zie je dat als hele kleine gele symbooltjes bij de muis,
na het tekenen worden dit blauwe symbooltjes in de sketch. Dit zijn relaties,
hier komen we later op terug.
Belangrijk: Het is natuurlijk handig dat als je op een vertex klikt, het punt
meteen vast ligt, maar soms wil je dat juist niet. In zo’n geval moet je dus
juist niét op een bestaand element klikken. Let dus altijd goed op of je wel
of niet op een element klikt.

Oefening 1: Het eerste model 14


22 Voeg nu één maat toe: de
breedte van 30. Doe dit
met Smart Dimension

De lengte van de recht-


hoek is al bepaald doordat
je de twee hoekpunten op
andere elementen ge-
plaatst hebt.

De lengte hoef (en mag) je


dus niet nog een keer te
bematen.

23 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Features, zo-
dat je de juiste comman-
do’s te zien krijgt, en daar-
na op Extruded Boss/Base.

Geef in de PropertyMana-
ger een hoogte op van 50
voor de extrusie.

24 Klik op OK.

Oefening 1: Het eerste model 15


25 Gebruik het Fillet-feature
om de bovenkant van het
blok af te ronden zoals
hiernaast te zien is.

Selecteer de twee edges


van het blok, geef als radi-
us 10mm op.

Je kunt de edges één voor


één selecteren, ze ver-
schijnen dan in het roze
vlak in de PropertyMana-
ger.

Achtergrond: roteren en Naarmate je model complexer wordt, wordt het ook steeds belangrijker om
zoomen in- en uit te kunnen zoomen, en om je model te roteren. Eigenlijk heb je
daar in SolidWorks alleen het scroll-wieltje van je muis voor nodig.
• In- en uitzoomen doe je door het scrollwieltje te verdraaien. De plaats
van de muis bepaalt op welk punt van het model je in- of uitzoomt.
• Je model roteren doe je door het scrollwieltje in de drukken, en ver-
volgens de muis te bewegen.
Je zal even moeten oefenen om op deze manier het model op de gewenste
manier in beeld te krijgen. Mocht het helemaal niet lukken, dan kun je het
model op de volgende manier weer in de uitgangspositie zetten: Klik in de
View-toolbar op Standard Views.

Er verschijnt nu een uitklapmenu waaruit je de gewenste positie kunt kiezen,


bijvoorbeeld Trimetric voor de normale positie.

Oefening 1: Het eerste model 16


26 Selecteer nu het voorvlak
van het blok dat we als
laatste gemaakt hebben.
We gaan nu op dit vlak een
sketch maken voor de laat-
ste extrusie van deze oefe-
ning.

27 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.
Met deze functie draait het
geselecteerde vlak naar je
toe. Je kijkt nu recht op de
sketch, zodat je goed kunt
zien wat je tekent. De
sketch die we nu gaan ma-
ken is iets ingewikkelder
dan de twee hiervoor.

28 Klik in de CommandMana-
ger op Sketch om de juiste
knoppen zichtbaar te ma-
ken, en vervolgens op Cen-
terline.

29 Plaats de muis boven het


midden van de bovenste
edge. Het middelpunt van
de edge verschijnt nu, zo-
dat je erop kunt klikken.

Let er bij deze en de


volgende stap steeds op
dat de cursor er precies zo
uitziet als in de illustraties
hiernaast.

Alleen wanneer de gele

Oefening 1: Het eerste model 17


symbooltjes zichtbaar zijn
op het moment dat je klikt,
weet je zeker dat de lijn
goed getekend wordt.

30 Klik nu op het middelpunt


van de onderste edge.

Om het Centerline-
commando af te breken
druk je op het toetsenbord
op <esc>. Ook kun je sim-
pelweg een ander com-
mando selecteren.

31 Klik nu in de CommandMa-
nager op Line.

Klik nu achtereenvolgens
op de volgende punten:
1. Klik op het onderste
eindpunt van de cen-
terline
2. Klik ongeveer 15mm
naar links
3. Klik ongeveer 15mm
naar boven

Achtergrond: automati- Merk op dat SolidWorks automatisch horizontaal en verticaal ‘snapt’ wanneer
sche relaties 2 je lijnen tekent. Je hoeft daarvoor niets speciaals te doen. Onthoud verder
dat je ook nu weer niet nauwkeurig tekent. Je klikt op afstanden van onge-
veer 15mm, de exacte maten geef je straks op. De afstand wordt tijdens het
tekenen bij de cursor weergegeven.

Oefening 1: Het eerste model 18


32 Klik nu in de CommandMa-
nager op Tangent Arc

Klik op het laatste eindpunt


van de lijnen die je gete-
kend hebt.

Beweeg de cursor vanuit


dit punt naar boven. Je ziet
dat er nu een cirkelboog
getekend wordt. Gaat de
boog de verkeerde richting
uit, plaats de cursor dan
opnieuw op het eindpunt
van de lijn (zonder te klik-
ken!) en dan weer opnieuw
omhoog.

33 Plaats het eindpunt van de


cirkelboog ergens op de
hartlijn.

Breek het Tangent Arc-


commando af door op het
toetsenbord op de <esc>-
toets te drukken.

34 Selecteer alle elementen


die je zojuist getekend
hebt (ook de centerline)
door er een kader omheen
te slepen.

Oefening 1: Het eerste model 19


Achtergrond: selecteren Wil je meerdere elementen selecteren, om daarmee iets te doen (bijvoor-
van meerdere elementen in beeld spiegelen, of weggooien), dan heb je daarvoor twee technieken die je
een sketch kunt gebruiken.
1. Druk op het toetsenbord de <ctrl>-toets in, en houd deze ingedrukt. Klik
vervolgens één voor één alle elementen aan die je wilt selecteren.
2. Gebruik een kader. Klik ergens in het werkveld (maar niét op een ele-
ment) en sleep nu een kader om de elementen heen die je wilt selecte-
ren. Alle elementen binnen het kader worden nu geselecteerd.

Je kunt beide technieken ook door elkaar heen gebruiken, dus bijvoorbeeld:
eerst met een kader een aantal elementen selecteren, daarna de <ctrl>-
toets indrukken, en andere elementen erbij selecteren

Selecteer je een verkeerd element? Klik er dan (met de <ctrl>-toets


ingedrukt) nog een keer op.

Geselecteerde elementen worden groen, en zijn dus makkelijk te herkennen.

Wil je opnieuw beginnen met je selectie, Klik ergens in het werkveld (maar
niét op een element). Er is nu niets meer geselecteerd.

35 Klik in de CommandMana-
ger op Mirror Entities.

Misschien kun je deze knop


niet meteen vinden. Deze
zit dan in het ‘verlengde’
menu (het deel dat niet op
je beeldscherm past): klik
op de twee kleine pijltjes
helemaal rechts in de
CommandManager om dit
menu zichtbaar te maken.

Achtergrond: automati- Merk op dat door het spiegelen een groot aantal relaties automatisch aan de
sche relaties 3 sketch toegevoegd worden. Deze zorgen ervoor dat de elementen die je ge-
spiegeld hebt altijd symmetrisch blijven ten opzichte van de hartlijn, ook als
je daarna de sketch verandert.

Oefening 1: Het eerste model 20


36 Voeg nu met Smart Dimen-
sions eerst de horizontale
maat 30 toe.

Klik daarvoor eerst op de


lijn, daarna onder de lijn
om de maat te plaatsen.
Het bekende menuutje
verschijnt, en je kunt de
waarde 30 invoeren.

37 Voeg nu, ook met Smart


Dimensions, de radiusbe-
mating 15 toe.

Klik daarvoor eerst op de


cirkelboog, daarna naast
de cirkelboog om de maat
te plaatsen.

38 Klik voor de laatste maat


weer op Smart Dimensions.

Klik eerst op de onderste


horizontale lijn van de
sketch.
Klik (terwijl de maat al aan
de cursor hangt) op het
bovenste punt van de cir-
kel

Oefening 1: Het eerste model 21


39 Klik nu naast de sketch om
de maat te plaatsen.

Achtergrond: bematen Een maat plaats je met de functie Smart Dimensions, zoals je al een paar
keer gezien hebt. Met dit commando kun je de maat van een element
opgeven, bijvoorbeeld de lengte van een lijn, of de radius van een cirkel-
boog. Je doet dan het volgende:
1. Je klikt op het element
2. Je klikt ergens (niet op een element) om de maat te plaatsen.
Je kunt echter ook de afstand tussen twee elementen opgeven, bijvoor-
beeld tussen twee evenwijdige lijnen, of tussen een lijn en een eindpunt van
een ander element. Je doet dan het volgende:
1. Je klikt op het eerste element
2. Je klikt op het tweede element
3. Je klikt ergens (niet op een element) om de maat te plaatsen.
Op dezelfde manier kun je ook de hoek tussen twee niet-evenwijdige lijnen
opgeven.

40 Klik in de CommandMana-
ger op Extruded
Boss/Base.

Roteer het model (druk het


scroll-wieltje op de muis in)
zodat je goed kunt zien
wat er gebeurt.

Oefening 1: Het eerste model 22


41 Kies in de PropertyManager
bij Direction1 de optie Up
To Vertex, en klik in het
model het hoekpunt aan,
zoals dat in de illustratie
hiernaast, helemaal aan de
rechter kant, is aangege-
ven.
Klik op OK.

Achtergrond: intelligentie Bij de extrusie die je zojuist gemaakt hebt, heb je niet de lengte opgegeven,
in het model zoals je dat bij de eerste twee vormen wel gedaan hebt. In plaats daarvan
heb je gezegd dat de vorm tot een bepaalde Vertex (een punt) moet lopen.
Het model wordt hierdoor “intelligent”: ook al ga je straks de lengte van het
onderste deel wijzigen, het bovenste deel zal altijd tot aan het geselecteerde
punt blijven lopen.

42 Klik in de CommandMana-
ger op Fillet

Geef in de PropertyMana-
ger als radius 15mm op, en
zorg dat de opties Full Pre-
view en Tangent Propaga-
tion aangevinkt zijn. De
optie Tangent Propagation
zorgt ervoor dat niet alleen
de lijn of cirkelboog die je
selecteert afgerond wordt,
maar ook alle aansluitende
lijnen of cirkelbogen.
Selecteer nu een edge aan
de voorkant van de vorm
die je zojuist geëxtrudeerd
hebt.

Oefening 1: Het eerste model 23


43 Klik op OK.

44 Klik nu in de Standard
Toolbar op Save, en sla je
model op. Geef het als
naam huis-
locomotief.sldprt. Het laat-
ste deel van de naam
(.sldprt) zet SolidWorks er
zelf achter.

Samenvatting Tot zover deze eerste oefening. Laten we nog even op een rijtje zetten wat
je geleerd hebt:
• Je hebt de belangrijkste menu’s leren kennen, en gezien hoe je Solid-
Works moet bedienen;
• Je hebt geleerd wat een sketch is en wat een feature is;
• Je hebt geleerd een eenvoudige sketch te maken;
• Je hebt kennis gemaakt met eenvoudige relaties in een sketch
• Je hebt de features Extrude Boss en Fillet gebruikt;
• Je hebt gezien hoe je kan in- en uitzoomen en kan roteren.
Je bent nu al aardig vertrouwd met SolidWorks, de belangrijkste handelin-
gen heb je gezien.
In de volgende oefening gaan we bekijken hoe je het model kunt wijzigen.

Oefening 1: Het eerste model 24


Oefening 2: Wijzigen van het model

Een van de belangrijkste voordelen van SolidWorks is dat je alles wat je gemodelleerd hebt, later kunt wij-
zigen. Het kan zijn dat je alleen een maat wilt wijzigen, maar net zo makkelijk kun je ook een hele sketch
veranderen. Het is daarom bijna nooit nodig om een onderdeel weg te gooien en opnieuw te maken. We
laten in dit hoofdstuk een paar voorbeelden zien.

1 Open eerst het bestand uit


de vorige oefening: huis-
locomotief.sldprt. Klik in de
Standard-toolbar op Open,
en zoek het bestand op.
We gaan de lengte van de
trein nu aanpassen.

2 Dubbelklik op een vlak van


het onderste deel van de
trein. Je ziet nu alle maten
van dat onderdeel ver-
schijnen.

Oefening 2: Wijzigen van het model 25


3 Dubbelklik nu op 120, de
lengte die je wilt verande-
ren. Het menuutje om de
maat te veranderen ver-
schijnt nu.

Voer de waarde 100 in.

Let op: je moet echt op het


getal van de maat dubbel-
klikken, en niet bijvoor-
beeld op een pijlpunt van
de maat.

4 Klik in het menu niet op


het groene vinkje, maar op
Rebuild. Het model past
zich nu aan.

5 Klik nu op OK (het groene


vinkje) om het menuutje te
sluiten.

Tip: ben je vergeten om op


het Rebuild-knopje te klik-
ken (stap 4), dan veran-
dert het model niet. In de
Standard-toolbar vind je
echter precies hetzelfde
knopje. Daar kun je ook
achteraf nog op klikken om
de wijzigingen in het model
door te voeren.

Achtergrond: wijzigen Wat je nu gedaan hebt is de makkelijkste en snelste manier om maten in het
van het model model aan te passen. Wil je ingewikkeldere dingen veranderen, dan moet je
een andere manier gebruiken.

Belangrijk daarbij is dat je weet dat alle stappen die gedaan hebt, in het
model terug te vinden zijn, én gewijzigd kunnen worden. We hebben al eer-
der gezien dat elk element dat je maakt in een lijst in de FeatureManager
staat. Maar ook de sketches die je gemaakt hebt om zo’n feature mee te

Oefening 2: Wijzigen van het model 26


maken kun je terugvinden. Klik daarvoor in de FeatureManager op een plus-
je voor het feature: je ziet dan de sketch ook in de lijst verschijnen. Klik je
een onderdeel in de lijst aan, dan zie je dat in het model oplichten.

Wil je nu een sketch of een feature wijzigen, klik er dan met de rechter
muisknop op, en kies Edit Sketch of Edit Feature. Hieronder zullen we zien
hoe dat werkt.

6 Klik in de FeatureManager
met de rechter muisknop
op Extrude2, en kies in het
pop-up menu Edit Sketch.

7 De sketch die je eerder


gemaakt hebt wordt nu
opnieuw geopend, en deze
kun je nu wijzigen zoals je
wilt.
Wij willen de rechthoek
smaller maken. Daarvoor
gooien we deze eerst weg,
vervolgens tekenen we een
nieuwe rechthoek.

Oefening 2: Wijzigen van het model 27


8 Sleep een kader om de
sketch heen: klik eerst
linksboven de sketch, en
sleep (met de muisknop
ingedrukt) vervolgens naar
rechtsonder.

9 Laat de muisknop nu los.


Als het goed is, is de hele
sketch nu groen en dus
geselecteerd.

10 Duk nu op het toetsenbord


op <Delete>. Het recht-
hoek, met alle maten en
relaties wordt nu verwij-
derd.

11 Klik in de CommandMana-
ger op Rectangle.

Klik voor het eerste punt


van de rechthoek ergens
op de achterste lijn van het
bovenvlak, maar niet pre-
cies op het hoekpunt..

Oefening 2: Wijzigen van het model 28


12 Klik voor het tweede punt
ongeveer zoals hiernaast te
zien is. Klik in elk geval niet
op een ander element.

13 Klik in de CommandMana-
ger op Smart Dimension.

Bemaat de sketch zoals


hiernaast te zien is.

Lukt het bematen niet, kijk


dan nog even in oefening
1, bij stap 33.

Misschien moet je tussen-


tijds het model roteren, of
een beetje inzoomen, om
de maten toe te kunnen
voegen.

14 Klik in de CommandMana-
ger op Exit Sketch.

Het hele model verschijnt


weer, op basis van de aan-
gepaste sketch.

Achtergrond: wijzigen Wanneer je een sketch, die je eerder gemaakt hebt opnieuw opent (met Edit
van een sketch Sketch), worden alle sketches en features die je daarna gemaakt hebt tijde-
lijk onzichtbaar. In de FeatureManager zie je dat deze grijs weergegeven
worden. Je gaat dus als het ware terug in de tijd. Je kunt nu alles in die
sketch veranderen wat je wilt.

Oefening 2: Wijzigen van het model 29


Sluit je daarna de sketch weer, dan wordt het hele model opnieuw doorge-
rekend. Je hoeft na het wijzigen van een sketch dus niet opnieuw een fea-
ture aan te maken. Dat feature was er tenslotte al, en blijft gewoon bestaan,
nu alleen op basis van de gewijzigde sketch.
Let wel op met wijzigingen in een sketch: als je grote veranderingen in een
sketch aanbrengt, kan het zijn dat de rest van je model niet meer klopt. Je
krijgt dan foutmeldingen, die vaak moeilijk op te lossen zijn. Hier komen we
later op terug.

15 Klik in de FeatureManager
met de rechter muisknop
op Extrude3, en kies in het
pop-up menu Edit Feature.

16 Nu kun je de definitie van


het feature aanpassen, dus
bijvoorbeeld hoe lang de
extrusie is.

17 Verander in de Property-
Manager de instelling Up
To Vertex in Offset from
Surface

Oefening 2: Wijzigen van het model 30


18 Klik in het model het
voorste vlak aan. Dit vlak
kleurt in het model roze,
en verschijnt nu in de Fea-

tureManager bij

In de illustratie hiernaast is
het vlak dat je moet selec-
teren gemarkeerd met een
pijl.

19 Vul in de PropertyManager
bij de afstand 7.5 in.

20 Klik nu in de PropertyMa-
nager op OK

Achtergrond: wijzigen In de voorgaande stappen heb je een feature gewijzigd. Net als bij het wij-
van een feature zigen van een sketch, ga je als het ware terug in de tijd. Alles wat je gedaan
hebt nà het maken van dit feature verdwijnt tijdelijk. Je kunt alle instellingen
van het feature wijzigen.
Ook bij het wijzigen van een feature geldt een waarschuwing: als je grote
veranderingen in een feature aanbrengt, kan het zijn dat de rest van je mo-
del niet meer klopt. Dit zal minder snel gebeuren dan bij het wijzigen van

Oefening 2: Wijzigen van het model 31


een sketch, waar wees toch voorzichtig, en bedenk tevoren goed wat het
gevolg van een wijziging zal zijn!

21 Klik nu in de Standard
Toolbar op Save, en sla je
model op.

Samenvatting In deze tweede oefening heb je drie manieren gezien waarop je een model
kunt wijzigen:
• Dubbelklik op een onderdeel. De maten die je eerder opgegeven hebt
verschijnen, en deze kun je wijzigen
• Wijzig een sketch
• Wijzig een feature
In de volgende oefening gaan we bekijken wat er aan de hand kan zijn als
er iets niet lukt.

Oefening 2: Wijzigen van het model 32


Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
SolidWorks is een enorm uitgebreid en complex programma. Dat betekent dat er heel veel kan, maar het
is onvermijdelijk dat er ook wel eens iets niet lukt. In dit hoofdstuk kijken we naar wat er zoal mis kan
gaan. We zien een aantal problemen, waar je in het begin waar tegenaan zult lopen.

1 Open eerst het bestand uit


de vorige oefening: huis-
locomotief.sldprt. Klik in de
Standard-toolbar op Open,
en zoek het bestand op.

2 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Sketch, en
daarna op Smart Dimensi-
on.

3 Plaats nu een maat in het


model. Deze maat is nu
geselecteerd en dus groen

4 Klik ergens naast het mo-


del om de maat te deselec-
teren. De maat wordt nu
grijs.

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 33


5 Dubbelklik nu op deze
maat om de waarde te wij-
zigen. Er verschijnt nu een
heel ander menu dan je
gewend bent. Je kunt deze
maat niet wijzigen!

6 Klik op Cancel.

Achtergrond: bematen in Wanneer een maat in het model in het grijs weergegeven wordt, gaat er iets
het model fout. Grijze maten zijn hulpmaten: je kunt de waarde ervan niet wijzigen.
Grijze maten ontstaan, zoals in het voorbeeld hierboven, wanneer je een
maat niet in een sketch plaatst, maar rechtstreeks in het model.
Conclusie: plaats maten altijd in een sketch!!
Wat had je moeten doen om de breedte van het blokje aan te passen?
- Dubbelklik op het blokje.
- De maat 30 (die al in het model aanwezig was) verschijnt: dubbelklik op
deze maat
- Voer de juiste waarde in in het menuutje dat verschijnt.
Deze procedure is in oefening 2 stap 2-5 behandeld.

7 Klik de maat die je hiervoor


geplaatst hebt aan, en
druk op het toetsenbord op
<Delete>.

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 34


8 Klik in de FeatureManager
op het +-teken voor Extru-
de3. Dubbelklik nu op
Sketch3.
De sketch en de bijbeho-
rende maten verschijnen in
het model.
Het lijkt nu dus alsof je de
sketch geopend hebt en
daarin aan het werken
bent.

9 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Sketch, en
daarna op Smart Dimensi-
on

De sketch en de maten
verdwijnen nu weer. Je
had de sketch namelijk niet
geopend!

Achtergrond: Openen Dubbelklikken op een sketch is niet de manier om die te openen, hoewel
van een sketch dat misschien wel zo lijkt te zijn. De enige manier om een sketch te openen,
is er met de rechter muisknop op klikken, en Edit Sketch te kiezen. Dit kun
je in de FeatureManager doen of rechtstreeks in het model.
Om zeker te weten of er een sketch geopend is, kijk je naar de rechterbo-
venhoek van het grafische gebied. Zie je daar een ‘ezelsoor’ met twee knop-
pen, dan is er een sketch geopend.

Bedenk verder dat je, om een sketch te kunnen openen, eerst de sketch die
eventueel nog geopend is moet sluiten. In het voorbeeld hierna wordt dit
verder uitgelegd.

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 35


10 Klik in de FeatureManager
met de rechter muisknop
op Extrude2, en kies Edit
Sketch. De sketch van dit
feature wordt nu geopend.

11 Je wilt nu een nieuwe


sketch starten op het voor-
vlak van het blokje. Selec-
teer daarom dit vlak

12 Klik in de CommandMana-
ger op Circle, en teken
een cirkel op het geselec-
teerde vlak.

Je merkt nu dat dit niet


lukt. De cirkel wordt op het
bovenvlak getekend, en
niet op het geselecteerde
vlak.

Achtergrond: sketch slui- Ik het voorbeeld hierboven heb je gezien dat het niet mogelijk is om een
ten nieuwe sketch te openen zolang er nog een sketch geopend is. Daarom:
sluit altijd eerst de sketch die geopend is, door in de CommandManager op
Exit Sketch te klikken, en start daarna en nieuwe sketch.

Als alternatief kun je het ‘Ezelsoor’ gebruiken om de sketch te sluiten.


• Klik je op het bovenste gedeelte, dan worden de wijzigingen opgeslagen

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 36


(heeft hetzelfde effect als de knop Exit Sketch).
• Klik je op het onderste gedeelte, dan worden wijzigingen niet opgesla-
gen. SolidWorks vraagt dan wel om een bevestiging.

13 Verwijder de cirkel die je


zojuist getekend hebt.

14 Voeg aan de sketch nu één


maat toe, zoals hiernaast
te zien is.

15 Zodra je deze maat plaatst,


kleurt een deel van de
sketch rood, en verschijnt
er een mededeling.
Er zijn nu te veel maten
aan de sketch toegevoegd.
SolidWorks kan hier niet
mee overweg.

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 37


16 Selecteer de (stan-
daard)optie Make this di-
mension driven, en klik op
OK.
Klik ergens naast het mo-
del om alles te de-
selecteren.
De maat verschijnt nu in
het grijs in de sketch. Ook
nu weer betekent een grij-
ze maat dat deze geen in-
vloed op het model heeft,
en niet gewijzigd kan wor-
den.

Achtergrond: over defi- Wanneer je in een sketch tekent, zijn de lijnen eerst altijd blauw. Dat geeft
ned aan dat deze niet vastliggen, de sketch is under defined: niet volledig gede-
finieerd. Op zich is dat niet zo erg, alleen weet je nooit zeker of de sketch
helemaal klopt.
Ga je maten en relaties toevoegen, dan worden langzaam maar zeker alle
elementen in de sketch zwart: de sketch is nu fully defined: volledig gedefi-
nieerd. Dit is waar je normaal gesproken naar streeft.
Voeg je echter nog meer maten of relaties toe, dan wordt de sketch over
defined: overgedefinieerd. Hier kan SolidWorks niet mee overweg, omdat de
maten en relaties nu in strijd met elkaar (kunnen) zijn.
Als je een maat toevoegt die de sketch over defined maakt, dan geeft So-
lidWorks de waarschuwing die je in stap 15 gezien hebt. Door de optie Make
this dimension driven te kiezen maak je van de maat een hulpmaat, en is er
verder niets aan de hand. Zou je de tweede optie (Leave this dimension dri-
ving) kiezen, dan blijft de sketch overgedefineerd en dus rood.
Ook door het toevoegen van relaties kan de sketch overgedefinieerd wor-
den. Hiervoor waarschuwt SolidWorks wel, maar je moet het daarna wel zelf
oplossen.
Is je sketch eenmaal overgedefinieerd (en dus roodgekleurd) dan kun je dat
het beste oplossen door een of meerdere maten of relaties weg te gooien.
Het is vaak vrij lastig om uit te vinden welke maat of relatie teveel is. Uit-
proberen is dan de enige mogelijkheid.

17 Sluit de sketch door in de


CommandManager op Exit
Sketch te klikken.

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 38


18 Sluit het model af door in
de pull-down menu’s op Fi-
le > Close te klikken.

Je hoeft de wijzigingen niet


op te slaan: klik op No in
het menu hiernaast

Samenvatting In deze oefening heb je heb je aan aantal problemen gezien waar je tegen-
aan kunt lopen als je net met SolidWorks begint te werken. Het zal je waar-
schijnlijk opgevallen zijn dat de meeste problemen te maken hebben met de
volgende twee vragen:
• “Zit ik in een sketch?” (is het ‘Ezelsoor’ zichtbaar?)
• “Zo ja: zit ik in de juiste sketch?” (klik voor de zekerheid naast het mo-
del. Is nu de juiste sketch zichtbaar?)
Lukt er iets niet, zorg er dan altijd om te beginnen voor dat er géén sketch
open is (klik in de CommandManager op Exit Sketch). Probeer daarna op-
nieuw te bereiken wat je wilt doen.
In de volgende oefening gaan we een aantal nieuwe features gebruiken.

Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! 39


Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
In deze oefening maken we kennis met enkele nieuwe features: Shell en Extruded Cut. Ook zien we enke-
le nieuwe opties van het extrude Boss feature, zoals het Thin-feature.
Bij de sketches zullen we zien hoe je bestaande elementen opnieuw kunt gebruiken in een sketch.

1 Open het bestand uit de


vorige oefeningen: huis-
locomotief.sldprt.

2 Als eerste gaan we het


massieve model hol ma-
ken.
Klik op Shell in de Com-
mandManager.

3 Roteer het model nu zo dat


je de onderkant kunt zien:
druk het scroll-wieltje van
de muis in, en beweeg de
muis iets naar boven.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 40


4 Selecteer het onderste vlak
van het model, dit wordt
nu in het roze veld in de
PropertyManager vermeld.
Dit vlak zal straks verwij-
derd worden, zodat er een
hol en aan de onderzijde
open model ontstaat.

5 Vul nu in de PropertyMa-
nager als wanddikte 2 in

(achter het knopje ).


Vink de optie Show Pre-
view aan

6 Klik op OK.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 41


7 Nu gaan we de ramen in
de locomotief maken.
Selecteer het vlak zoals
hiernaast te zien is.

8 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.

9 Open nu een sketch op het


geselecteerde vlak door in
de CommandManager op
Sketch te klikken.

Dat de sketch geopend is


zie je aan het ‘Ezelsoor’ in
de rechter bovenhoek.

Achtergrond: een nieuwe Tot nu toe hebben we steeds een nieuwe sketch gestart door een vlak te se-
sketch openen lecteren, en vervolgens te gaan tekenen, bijvoorbeeld een rechthoek. Solid-
Works opent dan automatisch een nieuwe sketch.
Soms moet je een nieuwe sketch echter expliciet openen, zoals we dat in
stap 9 gedaan hebben.
In dit voorbeeld is dat nodig omdat het commando dat we nu gaan gebrui-
ken (Offset) alleen beschikbaar is als er al een sketch geopend is.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 42


10 Klik ergens naast het mo-
del om het vlak te de-
selecteren, en selecteer
vervolgens de drie edges
zoals hiernaast (met pijlen)
aangegeven zijn.
Houd de <Ctrl>-toets in-
gedrukt om de drie edges
te selecteren.

11 Klik in de CommandMana-
ger op Offset Entities. Het
kan zijn dat je deze knop
niet meteen ziet. Klik in dat
geval op de twee kleine
pijltjes aan het einde van
de CommandManager. Er
komen dan extra knoppen
tevoorschijn.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 43


12 Voer in de PropertyMana-
ger als afstand 5 in. Vink
eventueel de optie Reverse
aan als de offset in de ver-
keerde richting gaat.

13 Klik op OK.

Achtergrond: Offset Merk op dat elementen die je met het Offset-commando kopieert meteen
helemaal gedefinieerd zijn (zwart in de sketch). Het commando zet zelf één
maat in de sketch: de afstand van de offset.

14 Teken nu de hartlijn: klik


voor het eerste punt op het
midden van de bovenste
horizontale lijn.
Zorg dat op het moment
dat je klikt de cursor er
precies uitziet zoals hier-
naast.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 44


15 Klik voor het tweede punt
op het midden van de on-
derste lijn.

16 Teken nu een horizontale


en een verticale lijn zoals
hiernaast te zien is.

17 Klik nu in de CommandMa-
nager op Trim Entities.

Mogelijk moet je, om deze


knop te vinden, weer het
verlengde menu openen
met de twee kleine pijltjes,
net zoals je in stap 11 ge-
daan hebt.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 45


18 Selecteer in de Property-
Manager de onderste op-
tie: Trim to closest.
Ga je nu met de cursor
over de sketch, dan zie je
steeds het lijnstuk waar de
muis boven staat rood
kleuren. Klik je op dat
moment, dan wordt het
rode deel verwijderd.

19 Klik één voor één de uit-


stekende lijnen aan. Let
op: de lijn die door de cen-
terline heen loopt moet je
twee keer aanklikken.

20 Voeg nu de twee maten 10


en 14 toe, zoals hiernaast
te zien is.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 46


21 Spiegel nu de sketch over
de centerline, zoals je ook
in oefening1, stap 32 ge-
daan hebt:
• Selecteer eerst de hele
sketch (ook de hart-
lijn) door er een kader
omheen te slepen
• Klik vervolgens op Mir-
ror Entities.

22 De sketch is klaar. Om er
nu gaten van te maken klik
je in de CommandManager
eerst op Features om de
juiste knoppen te tonen, en
vervolgens op Extruded
Cut.

Roteer het model zodanig


dat je goed kunt zien wat
er gebeurt.

23 Kies in de PropertyManager
voor bij Direction1 de optie
Up To Next.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 47


24 Klik op OK

25 Nu maken we het raam in


de achterkant van de lo-
comotief.
Zorg er, voordat je verder
gaat, dat er géén sketch
geopend is. Klik in de
CommandManager op Exit
Sketch als die knop be-
schikbaar is.

26 Roteer het model zo dat je


de achterkant goed kunt
zien.
Selecteer het achtervlak
door er op te klikken.

27 Klik in de CommandMana-
ger op Sketch om de juiste
knoppen te zien, en ver-
volgens op Sketch om een
nieuwe sketch te openen.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 48


28 Zoek nu in de FeatureMa-
nager de sketch die we zo-
juist gebruikt hebben om
de ramen in de voorkant te
maken. Dit is de sketch
van het laatste feature in
de lijst.
Klik deze sketch aan.
In het model zie je die nu
groen oplichten.

29 Klik nu in de CommandMa-
nager op Convert Entities.
De geselecteerde sketch
wordt nu op de nieuwe
sketch geprojecteerd.

Mogelijk moet je, om deze


knop te vinden, weer het
verlengde menu openen
met de twee kleine pijltjes,
net zoals je in stap 11 ge-
daan hebt.

Achtergrond: Convert En- Convert Entities is een belangrijke functie bij het maken van sketches. Je
tities kunt er allerlei bestaande elementen uit je model mee hergebruiken in een
sketch. Als het element niet op hetzelfde vlak ligt als de sketch die je maakt,
wordt het er op geprojecteerd.
Je kunt vrijwel elk element gebruiken: sketches, of onderdelen van sketches,
edges en faces.
Een groot voordeel is dat elementen die je met Convert Entities in een
sketch maakt meteen volledig gedefinieerd zijn. Je hebt dus verder geen
maten nodig. Verandert het originele element, dan verandert het geprojec-
teerde element automatisch mee.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 49


30 We passen de sketch nu
een beetje aan: verwijder
de twee verticale lijnen

31 Verbind de horizontale lij-


nen, door er lijnstukjes
tussen te tekenen. Er ont-
staat nu één gesloten
vorm.
Zorg er wel voor dat je
steeds precies op de eind-
punten van de bestaande
lijnen klikt.

32 De sketch is klaar. Klik in


de CommandManager op
Extruded Cut.

Kies in de FeatureManager
weer voor de optie Up to
Next.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 50


33 Klik op OK

34 Nu gaan we het dakje ma-


ken. De sketch hiervan is
heel eenvoudig, maar het
toont een paar extra mo-
gelijkheden die je hebt bij
het extruderen.

35 Open een sketch op dit


vlak door in de Command-
Manager op Sketch te klik-
ken.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 51


36 Klik in de Standard-toolbar
op Select om het geselec-
teerde vlak te de-
selecteren.

Selecteer vervolgens de
drie edges zoals hiernaast
te zien is.

37 Klik nu in de CommandMa-
nager op Convert Entities.
De drie edges worden nu
overgenomen in de sketch.

De sketch is nu meteen
ook klaar.

38 Klik in de CommandMana-
ger op Extruded Boss/Base

We willen het dakje 5mm


voor en achter de cabine
uit laten steken. Daarvoor
moet nogal wat ingesteld
worden.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 52


Achtergrond: thin feature Is je sketch een gesloten vorm, dan wordt die vorm als een massief blok ge-
extrudeerd. Is je sketch echter een open vorm, zoals hier, dan geeft Solid-
Works het een materiaaldikte. We spreken dan over een thin feature. Deze
optie kom je bij verschillende features tegen.
Overigens kun je ook van een gesloten vorm een thin feature maken, maar
dan moet je zelf die optie in de PropertyManager aanzetten. Een cirkel wordt
dan bijvoorbeeld als een buis geëxtrudeerd.

39 Stel eerst in de Property-


Manager in het gebied Thin
Feature de dikte in: 2mm
Let wel op dat het materi-
aal ‘bovenop’ de trein komt
te liggen, zoals hiernaast te
zien is. Is dat niet het ge-
val, klik dan op

40 Stel in de PropertyManager
bij het gebied Direction1
een afstand 5mm in.
Zorg wel dat de extrusie de
juiste kant uit gaat, zoals
hiernaast te zien is. Is dat
niet het geval, klik dan op

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 53


41 Roteer nu het model zodat
je de voorkant ziet.
Druk het scroll-wieltje van
de muis in om te roteren,
of gebruik de standard-
views in de View-toolbar.

42 Klik nu in de PropertyMa-
nager het vinkje voor het
gebied Direction 2 aan. Nu
gaat de extrusie vanaf de
sketch niet één, maar twee
kanten op.
Selecteer de optie Offset
from surface, en klik het
vlak aan dat hiernaast te
zien is.

43 Stel de afstand in op 5mm,


en klik zonodig de optie
Reverse offset aan, om het
resultaat te verkrijgen zo-
als hiernaast te zien is.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 54


44 Klik op OK

Samenvatting In deze oefening hebben we veel nieuwe mogelijkheden gezien:


• Je heft het Shell feature gebruikt,
• Je hebt Extruded Cuts gemaakt,
• Je hebt geavanceerde sketch-functies gebruikt als Offset Entities en
Convert Entities
• Je hebt gezien wat een Thin Feature is.

Oefening 4: Enkele veelgebruikte features 55


Oefening 5: Relaties in sketches
In deze oefening gaan we iets dieper in op hoe je relaties in een sketch kunt gebruiken. Relaties zijn het
belangrijkste hulpmiddel om echte ‘slimme’ modellen te kunnen bouwen. We gaan de behuizing van de lo-
comotief in deze oefening afmaken.

1 We gaan nu gaten maken


waar straks de assen van
de locomotief doorheen
moeten.
Selecteer het zijvlak van de
basis van de locomotief.
Hierop gaan de sketch ma-
ken.

Oefening 5: Relaties in sketches 56


2 Teken nu twee cirkels op
het zijvlak. Plaats en afme-
ting is in willekeurig

3 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.

4 Klik nu het middelpunt van


de eerste cirkel aan.
Houd op het toetsenbord
de <Ctrl>-toets ingedrukt,
en klik het middelpunt van
de tweede cirkel aan.
Je ziet nu, als het goed is,
het beeld zoals het hier-
naast te zien is.
Het is belangrijk dat je al-
leen deze twee middel-
punten geselecteerd hebt,
en geen andere elementen.
Dus ook niet de cirkels zelf!

Oefening 5: Relaties in sketches 57


5 Klik nu in de PropertyMa-
nager op het knopje bij
Horizontal.

De middelpunten van de
twee cirkels worden nu op
een horizontale lijn gelegd.

Achtergrond: relaties In oefening 1 hebben we al gezien hoe relaties automatisch aangemaakt


worden. Hierboven heb je gezien hoe dat handmatig gebeurt: je selecteert
(in een sketch) één of meer elementen. SolidWorks laat vervolgens in de
PropertyManager zien welke relaties je daaraan zou kunnen verbinden.
Het streven bij het maken van een sketch is om waar mogelijk relaties te
gebruiken in plaats van maten. Relaties maken het model immers ‘intelli-
gent’, zoals we eerder gezien hebben.
Wil je relaties weggooien, klik dan het bijbehorende blauwe blokje in de
sketch aan, en druk op het toetsenbord op <delete>.

Oefening 5: Relaties in sketches 58


6 Selecteer nu de twee cir-
kels. Gebruik hiervoor weer
de <Ctrl>-toets.
Opnieuw is het erg belang-
rijk dat je alleen de twee
cirkels selecteert, en niets
anders.
Omdat je nu de cirkels zelf
geselecteerd hebt, en niet
de middelpunten, krijg je
ook heel andere relaties
die je toe kunt voegen.

7 Klik in de PropertyManager
op het knopje voor Equal

De diameter van de twee


cirkels is nu gelijk

Oefening 5: Relaties in sketches 59


8 Voeg nu met Smart Dimen-
sion de maten toe zoals
hiernaast te zien is.

9 Klik nu in de CommandMa-
nager op Extruded Cut.

Kies in de PropertyManager
bij Direction 1 voor de op-
tie Through All: door het
hele model heen.

10 Klik op OK

Oefening 5: Relaties in sketches 60


11 Nu maken we een (verste-
vigd) gat voor de schoor-
steen.
Selecteer het bovenvlak
van de basis van de loco-
motief, zoals hiernaast te
zien is.

12 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het
uitklapmenu op Normal to.

13 Teken nu een cirkel.

Geef als middelpunt het


punt op zoals hiernaast te
zien is.

14 Plaats de cirkel en bemaat


deze met Ø12.

Oefening 5: Relaties in sketches 61


15 Klik in de CommandMana-
ger op Extrude Boss/Base

Roteer het model zo dat je


goed kunt zien wat er ge-
beurt

16 Maak in de PropertyMana-
ger nu de volgende instel-
lingen:
• Bij From kies je de op-
tie Offset, en een af-
stand van 25.
• Bij Direction 1 kies je
Blind en een afstand
van 8mm.

Oefening 5: Relaties in sketches 62


17 Klik op OK

Achtergrond: de optie Een extrusie (en de meeste andere features) worden standaard gemaakt
From vanaf de sketch. Daarom kies je het vlak waarop je de sketch maakt zorg-
vuldig uit. In het voorbeeld hierboven is er echter geen geschikt vlak om de
sketch op te maken.
De extrusie wordt nu niet meteen vanaf de sketch gemaakt, maar vanaf een
afstand vanaf die sketch.
Een alternatief zou in dit geval het gebruik van een hulpvlak (Construction
Plane) kunnen zijn. Dat is echter veel omslachtiger.

18 Nu maken we nog een gat


in voor de schoorsteen.
Selecteer het bovenvlak
van de schoorsteen, zoals
hiernaast te zien is.

Oefening 5: Relaties in sketches 63


19 Teken op het bovenvlak
een willekeurige cirkel.

20 Selecteer de cirkel en de
edge van het vlak waarop
de sketch gemaakt is.
Gebruik, zoals altijd, de
<Ctrl>-toets om beide ele-
menten te selecteren.
Zorg dat je uitsluitend deze
twee elementen geselec-
teerd hebt.

21 Klik in de PropertyManager
op het knopje bij Concen-
tric.

Achtergrond: relaties bui- In het eenvoudige voorbeeld hierboven zie je dat relaties niet alleen binnen
ten de sketch een sketch mogelijk zijn, maar ook naar elementen die geen onderdeel van
de sketch uitmaken, zoals in dit voorbeeld de edge van de cilinder.

Oefening 5: Relaties in sketches 64


22 Voeg tot slot een maat
(Ø8) aan de cirkel toe.

23 Klik in de CommandMana-
ger op Extruded Cut.

Selecteer bij Direction 1 de


optie Through All

24 Klik op OK

Samenvatting In deze oefening hebben we gezien hoe je zelf relaties aan een sketch kunt

Oefening 5: Relaties in sketches 65


toevoegen:
1. Selecteer de elementen waartussen je een relatie wilt maken
2. Kijk in de PropertyManager welke opties er zijn, en kies er daar één van.
Werken met relaties is een belangrijk onderdeel van het werken met Solid-
Works. Er zijn nog veel andere tools beschikbaar om je te helpen bij het
werken met relaties, maar het gaat te ver om deze allemaal in deze tutorial
te behandelen.

Oefening 5: Relaties in sketches 66


Oefening 6: Roteren en patronen
In deze oefening gaan we de resterende onderdelen van de locomotief maken: de schoorsteen, de wielen
en de assen. Daarbij komen enkele nieuwe features aan de orde: je leert rotatievormen te maken, we
gaan werken met patronen en we maken een zogenaamde Sweep.

1 Open een nieuw bestand,


door in de Standard-
toolbar op New te klikken.

Kies als soort bestand een


Part.

Klik op OK.

Oefening 6: Roteren en patronen 67


2 Selecteer in de FeatureMa-
nager het Front plane.
Hierop gaan we een sketch
maken.

3 Klik in de CommandMana-
ger op Sketch om de
Sketch-functies te tonen en
vervolgens op Centerline.

Teken nu eerst een vertica-


le centerline, die start in de
origin, en een lengte van
ongeveer 60 heeft

4 Klik nu op Rectangle.

Teken een langwerpige


rechthoek naast de center-
line. Zorg dat de onderste
horizontale lijn op gelijke
hoogte met de origin ligt.
Twijfel je, voeg dan even-
tueel een extra relatie toe.
Bemaat de rechthoek met
Smart Dimension zoals
hiernaast te zien is.

Oefening 6: Roteren en patronen 68


5 Zoom in, zodat de sketch
groot op je scherm staat.
Klik op Tangent Arc.

Geef als eerste punt de


rechter bovenhoek van het
rechthoek. Beweeg de
muis vervolgens naar
rechts.
Klik voor het tweede punt
ergens op de rechter verti-
cale lijn van de rechthoek
(Niét op het middelpunt
van de lijn).

Achtergrond: geldige of Als je naar de sketch kijkt, dan zie je dat de cirkelboog die je zojuist gete-
ongeldige sketch kend hebt, met een dunnere lijn weergegeven wordt. Hieraan kun je zien
dat de sketch (op dit moment) niet klopt.
Een sketch moet altijd uit een aantal opeenvolgende elementen bestaan.
Dat wil zeggen: aan het einde van elk lijnstuk of elke cirkelboog begint één
volgende lijn of cirkelboog. In de sketch die we hierboven gemaakt hebben,
is dat niet het geval. In de rechter bovenhoek komen namelijk drie elemen-
ten bij elkaar: twee lijnstukken (van de rechthoek) en een cirkelboog.
SolidWorks kan hier niet goed mee overweg, en laat dat zien door (in dit ge-
val) de cirkelboog in een dunnere lijn weer te geven. Deze sketch is dus on-
geldig.

6 Klik op Trim Entities. Moge-


lijk moet je hiervoor eerst
het verlengde menu ope-
nen met de twee pijltjes
helemaal rechts in de
CommandManager.

Kies in de PropertyManager
de optie Trim to closest

Klik het verticale lijnstuk


binnen de halve cirkel aan.

Oefening 6: Roteren en patronen 69


7 Voeg tot slot maten toe
zoals hiernaast te zien is.

8 Klik nu in de CommandMa-
nager op Features en ver-
volgens op Revolved
Boss/Base.

Achtergrond: Roteren Wanneer je sketch één centerline bevat, neemt SolidWorks automatisch aan
dat je rondom die lijn wilt roteren.
Bevat je sketch geen, of juist meer dan één centerline, dan moet je zelf (in
het roze vlak in de PropertyManager) de lijn selecteren waar je omheen wilt
roteren. Dat kan elke lijn zijn, en hoeft dus niet persé een centerline te zijn.

Oefening 6: Roteren en patronen 70


9 Klik op OK.

10 Selecteer nu het onderste


vlak van het model. Hierop
gaan we de volgende
sketch maken.

11 Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en vervol-
gens Normal to om recht
tegen de onderkant van
het model aan te kijken.

Teken met Rectangle een


rechthoek, ongeveer zoals
hiernaast te zien is.

Oefening 6: Roteren en patronen 71


12 Selecteer de linker verticale
lijn én de binnenste cirkel
van het model (houd de
<ctrl>-toets ingedrukt).
Klik nu in de PropertyMa-
nager op Tangent.

De lijn en de cirkel zijn nu


rakend.

13 Voer dezelfde procedure


uit met de rechter verticale
lijn en de binnenste cirkel
van het model.

14 Klik nu in de CommandMa-
nager op Features en ver-
volgens op Extruded Cut.

Geef als diepte 10mm op.


Klik op OK.

Oefening 6: Roteren en patronen 72


15 Als laatste moet er in dit
onderdeel nog een asje
gemaakt worden. Selecteer
het binnenvlak van de in-
keping die we zojuist ge-
maakt hebben om de
sketch op te maken.

16 Maak een sketch zoals


hiernaast te zien is: teken
eerst een centerline vanuit
de origin, en daarna het
cirkeltje, waarvan het mid-
delpunt op de centerline
ligt.

Voeg tot slot de twee ma-


ten toe.

17 Klik nu op Features, en
vervolgens op Extruded
Boss/Base

Kies in de PropertyManager
bij Direction1 voor de optie
Up to Next.

Oefening 6: Roteren en patronen 73


18 Klik op OK.

De schoorsteen is nu klaar.
Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
schoorsteen.sldprt

19 Het volgende onderdeel


dat we maken, is de as van
het treintje.
Open weer een nieuw part:
klik in de Standard-toolbar
op New, kies als soort be-
stand Part.

Klik op OK.

Achtergrond: meerdere In SolidWorks kun je meerdere bestanden tegelijk geopend hebben. In het
bestanden openen pull-down menu onder Window vind je alle geopende bestanden, en kun je
makkelijk wisselen tussen deze bestanden.
In het voorbeeld in deze tutorial is het dus niet nodig om eerst geopende
bestanden te sluiten voordat je een nieuw (of bestaand) part opent.
Eigenlijk alleen wanneer je bestanden erg groot en zwaar worden, is het van
belang dat je een beetje oplet dat er niet teveel tegelijk open staat. Je com-
puter kan dan namelijk wat trager worden.

20 Selecteer het Right-plane


in de FeatureManager om
er een sketch op te maken.
Klik in de CommandMana-
ger op Sketch, en daarna
op Circle.

Teken een cirkel met het


middelpunt op de origin,
en met een diameter van

Oefening 6: Roteren en patronen 74


4mm.

21 Sluit deze sketch: klik op


Exit Sketch.

22 Selecteer nu het Top-plane


in de FeatureManager.
Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en vervol-
gens Normal to om recht
tegen het vlak aan te kij-
ken.

23 Maak nu de sketch zoals


die hiernaast te zien is.
Zorg ervoor dat het eerste
lijnstuk dat je tekent start
in de origin: de rode pijl-
tjes die je in de lege sketch
ziet.

24 Klik op Sketch Fillet

Voer als waarde in de Pro-


pertyManager 3 in, en klik
vervolgens de vier hoek-
punten in de sketch aan.

25 Alle hoeken zijn nu afge-


rond.
Klik op OK.

Oefening 6: Roteren en patronen 75


26 Sluit ook deze sketch: klik
op Exit Sketch.

Er zijn in de FeatureMana-
ger nu twee sketches te
zien.

27 Klik in de CommandMana-
ger eerst op Features, en
daarna op Swept
Boss/Base.

28 Zorg dat in de PropertyMa-


nager het bovenste vlakje
geselecteerd is (roze ge-
kleurd).
Selecteer nu de cirkel. Dit
is de Profile curve

29 Zorg nu dat in de Proper-


tyManager het tweede
vlakje geselecteerd is (roze
gekleurd).
Selecteer nu de tweede
sketch die je gemaakt
hebt. Dit is de Path curve.

30 Klik op OK.

Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
as.sldprt

Oefening 6: Roteren en patronen 76


Achtergrond: Sweep De Sweep is één van de krachtigste commando’s in SolidWorks voor het
maken van zeer complexe vormen. Wat je hierboven gezien hebt is slechts
een zeer eenvoudige toepassing, waarbij een profile curve langs een guide
curve ‘gesweept’ wordt. Door echter guide curves te gebruiken kun je de
vorm tot in detail sturen. Dit valt echter buiten het bereik van deze tutorial.

31 Het volgende onderdeel


dat we gaan maken is een
wiel voor de trein.
Open opnieuw een part.

32 Maak op het Top-plane een


sketch zoals hiernaast te
zien is.
Let op dat je ook de cen-
terline (helemaal links) te-
kent.
Probeer deze sketch zelf te
maken. Lukt dat niet, volg
dan de stappen 33-39

33 Teken eerst vanuit de ori-


gin een verticale centerli-
ne, met een lengte van
ongeveer 10mm

Oefening 6: Roteren en patronen 77


34 Teken nu een serie lijn-
stukjes, beginnend in de
origin:
1. 3mm naar beneden,
2. 3mm naar rechts,
3. 2mm naar boven
4. 25mm naar rechts
5. 2mm naar beneden
6. 2mm naar rechts
7. 4mm naar boven.

Uiteraard kun je op elk


moment in- of uitzoomen
om een beter beeld van de
sketch te krijgen.

35 Voeg nu de maten toe zo-


als hiernaast te zien is.

36 Selecteer de twee onderste


horizontale lijntjes van de
sketch, en geef deze een
collinear relatie.

Zorg dat je alléén de twee


lijntjes geselecteerd hebt
(geen andere elementen,
geen eindpunten van lijnen
en dergelijke) anders kun
je de relatie niet maken.
De Collinear-relatie zorgt
ervoor dat deze twee lijn-
tjes altijd met elkaar in lijn
blijven.

Oefening 6: Roteren en patronen 78


37 Teken nu de bovenste helft
van de sketch. Ook nu
start je weer met het eer-
ste punt in de origin.
1. 2mm naar rechts
2. 3mm naar boven
3. 2mm naar rechts
4. 3mm naar beneden
5. 14mm naar rechts
6. 1mm omhoog: zorg
ervoor dat er op het
moment dat je dit punt
tekent, een horizontale
stippeliijn te zien is
vanuit het eindpunt
van het eerste gedeel-
te van de sketch dat je
gemaakt hebt.
7. Teken het laatste lijn-
stuk horizontaal naar
het eindpunt van het
eerste deel van de
sketch.

38 Voeg nu de resterende ma-


ten toe, zoals hiernaast te
zien is.

39 Zoals je hiernaast ziet, is er


nu nog maar één, heel
klein blauw lijnstukje,
rechtsboven in de sketch.
Dit lijnstukje moet Collinear
gemaakt worden met het
lijnstukje eronder: selec-
teer beide lijnstukjes, en
klik in de PropertyManager
op Collinear.

Ook hier geldt weer, net

Oefening 6: Roteren en patronen 79


als bij stap 36: zorg dat je
alléén de twee lijnstukjes
geselecteerd hebt.
De sketch is nu volledig
gedefinieerd (Fully Defi-
ned)

40 Voeg vervolgens nog vier


afrondingen met een radi-
us van 0.75 toe.

Achtergrond: opbouw Een paar tips bij het maken van een wat ingewikkeldere sketch, zoals in het
van een sketch voorbeeld hierboven:
- Teken de sketch (op het oog) zo goed mogelijk op de juiste maat. Let
daarvoor steeds op de maat die tijdens het tekenen bij de cursor weer-
gegeven wordt. Teken je de sketch véél te groot of véél te klein, dan
kunnen later, bij het invoeren van de juiste maten, problemen ontstaan.
- Teken niet eerst de hele sketch, en ga daarna pas bematen. Je hebt dan
een grote kans dat bij het opgeven van de juiste maken de sketch hele-
maal ‘misvormd’ raakt.
- Teken daarom eerst een paar elementen, en geef die de juiste maat.
Teken daarna verder.
- Afrondingen voeg je pas op het allerlaatste moment toe, als de sketch
klaar en fully defined is. Nadat afrondingen in een sketch geplaatst zijn,
wordt het lastiger om fouten in de sketch nog te herstellen.
- Vraag je altijd af of het handiger is om een afronding in een sketch aan
te brengen, of om dezelfde afronding later als een apart feature in het
model aan te brengen. Vaak is het laatste handiger, omdat daarmee de
sketch eenvoudiger blijft, en problemen in de sketch daardoor makkelij-
ker op te lossen zijn.

Oefening 6: Roteren en patronen 80


41 Roteer de vorm nu, door
op Features, en daarna op
Revolved Boss/Base te
klikken.

Klik op OK.

42 Nu maken we een sketch


op de zijkant van het wiel.
Selecteer daarvoor het vlak
zoals hiernaast te zien is.

43 Maak de sketch zoals hier-


naast te zien is:
1. teken een verticale lijn
vanuit de origin
2. teken een lijn onder
10° vanuit de origin
3. teken de twee cirkels
met Ø10 en Ø30

Oefening 6: Roteren en patronen 81


44 Gebruik nu Trim Entities
om alle overbodige delen
van de lijnen en cirkels te
verwijderen, zodat je al-
leen de sketch hiernaast
overhoudt.

Let op: bij gebruik van het


Trim Entities commando
kunnen relaties vervallen.
Dat zie je ook hier gebeu-
ren: de sketch wordt weer
gedeeltelijk blauw.

45 Om de sketch weer fully


defined te maken, moet je
twee relaties toevoegen:
Selecteer de verticale lijn in
de sketch en de origin, en
geef de relatie Coincident.
Doe hetzelfde met de lijn
onder 10° en de origin.

Zoals altijd bij het maken


van relaties: zorg dat je
precies de juiste elementen
geselecteerd hebt, niet
meer en niet minder. An-
ders kan de relatie niet
aangemaakt worden.
De sketch is nu weer volle-
dig gedefinieerd (helemaal
zwart).

46 Maak van de sketch nu een


Extruded Cut, gebruik de
optie Through All om het
gat door het hele model
heen te laten lopen.

Oefening 6: Roteren en patronen 82


47 Geef nu het gat aan alle
zijden een afronding van
1mm met het Fillet-feature.

48 Nu gebruiken we een pat-


tern om het gat mét de af-
ronding rond te kopiëren.
Klik in de CommandMana-
ger op Circular Pattern

Klik in de PropertyManager
in het vlak Features to Pat-
tern, zodat het roze wordt.

49 Je moet nu twee features


selecteren: de Cut-Extrude
en de Fillet die je als laats-
te gemaakt hebt. Om dat
te kunnen doen moet je de
FeatureManager openen.
Helemaal links bovenaan in
je grafische werkveld zie je
de naam van je bestand
staan (in ons geval Part3)
Klik op het plusje dat daar
voor staat.
De FeatureManager wordt
nu zichtbaar, over je model
heen. Nu kun je de laatste
twee features selecteren.

Oefening 6: Roteren en patronen 83


50 Klik nu in het bovenste
veld van de PropertyMana-
ger: Pattern Axis.
We moeten nu een lijn vin-
den die door het middel-
punt van het wiel heen
loopt, en die als rotatie-as
gebruikt kan worden.

51 Hoewel deze lijn wel in het


model aanwezig is, is die
niet meteen zichtbaar. Klik
daarvoor eerst in de pull-
down menu’s op View >
Temporary Axes.

Nu zie je de gewenste as in
het model en kun je deze
selecteren.

Oefening 6: Roteren en patronen 84


52 Vul nu in de PropertyMa-
nager het aantal kopieën
in: 24. In het model zie je
nu de preview.
Zorg dat in de PropertyMa-
nager, bij Options, Geome-
try pattern aangevinkt
staat.

53 Klik op OK.

Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
wiel.sldprt

Achtergrond: patterns In het voorbeeld hierboven hebben we een Circular Pattern gebruikt: hier-
mee worden features rondom een as gekopieerd. SolidWorks kent nog een
paar andere soorten patronen. De belangrijkste is het Linear Pattern. Hier-
mee worden features op een rechthoekig raster geplaatst. De werking hier-
van lijkt sterk op wat we hiervoor met een Circular Pattern gedaan hebben.

54 Als laatste maken we nog


een onderdeeltje dat de
schoorsteen en de as met
elkaar verbindt. Dit zorgt
ervoor dat wanneer de
trein gaat rijden, de
schoorsteen op en neer
beweegt.
Open weer een nieuw part

Oefening 6: Roteren en patronen 85


55 Selecteer het Right-plane
in de FeatureManager, en
maak hierop een sketch.
1. Teken eerst een hori-
zontale centerline met
een lengte van onge-
veer 30.

2. Teken vier cirkels zoals


hiernaast te zien is.
Klik voor de middel-
punten van de cirkels
op de eindpunten van
de centerline

56 Selecteer de twee kleinste


cirkels (houdt de <Ctrl>-
toets ingedrukt om beide
te selecteren), en klik in de
PropertyManager op Equal
om beide dezelfde maat te
geven.

Doe hetzelfde met de twee


grootste cirkels.

57 Voeg nu de maten toe zo-


als hiernaast te zien is.

Teken ook de twee hori-


zontale lijnen tussen de
grote cirkels.

Oefening 6: Roteren en patronen 86


58 Gebruik tot slot Trim Enti-
ties (optie Trim to closest)
om de binnenzijde van de
grote cirkels te verwijde-
ren.

59 Klik nu in de CommandMa-
nager op Features en ver-
volgens op Extruded Boss.

Geef een dikte van 2mm


op.

60 Klik op OK.

Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
link.sldprt

Samenvatting In deze oefening heb je een aantal eenvoudige onderdelen gemaakt, waarbij
je kennis hebt gemaakt met een aantal belangrijke features:
- Omwentelingsvormen
- Sweeps
- Patronen
Daarmee heb je de belangrijkste features van SolidWorks gezien, en kun je

Oefening 6: Roteren en patronen 87


eigenlijk elk onderdeel maken dat je wilt.
We laten het modelleren van onderdelen nu voor wat het is, en gaan verder
met het samenvoegen van onderdelen in een Assembly. Daarmee kunnen
we de locomotief nu echt af gaan maken!

Oefening 6: Roteren en patronen 88


Oefening 7: Samenstelling
Nu we alle onderdelen van de trein klaar hebben, kunnen we ze gaan samenvoegen tot een compleet pro-
duct. Dat noemen we een samenstelling, of in SolidWorks-jargon: een Assembly.

1 Open een nieuw bestand,


door in de Standard-
toolbar op New te klikken.

Kies als soort bestand een


Assembly.

Klik op OK.

Oefening 7: Samenstelling 89
2 Er verschijnt nu een leeg
scherm, en in de Proper-
tyManager wordt het
commando Insert Compo-
nent automatische gestart.
Je ziet dan het scherm zo-
als dat hiernaast te zien is.
Gebeurt dat niet, klik dan
in de CommandManager op
Insert Component.

Merk verder op dat er in de


CommandManager nu een
nieuwe reeks knoppen ge-
toond wordt onder Assem-
blies. Enkele van deze
commando’s zullen we
hierna langs zien komen.

3 Klik nu in de PropertyMa-
nager op de knop Browse

Navigeer naar de folder


waar je de parts van de lo-
comotief opgeslagen hebt,
en selecteer as.sldprt.
Klik op Open.

Achtergrond: invoegen Bij stap 2 laat SolidWorks in de PropertyManager zien welke bestanden nog
van onderdelen geopend zijn. Waren je parts nog geopend, bijvoorbeeld omdat je na de vo-
rige oefening meteen verder gegaan bent, dan hoef je dus niet op Browse te
klikken. Je kunt het onderdeel dan meteen in de PropertyManager aanklik-
ken, en doorgaan met de volgende stap.

Oefening 7: Samenstelling 90
4 Beweeg de cursor nu door
het grafische gebied, je
ziet dat de as in het geel
wordt weergegeven en aan
de cursor hangt.

5 Klik nu op een willekeurige


plek in het grafische gebied
om de as te plaatsen.

6 Nu halen we een wiel bin-


nen in de assembly. Klik in
de CommandManager op
Insert Component.

Herhaal de procedure hier-


boven, en plaats ook een
wiel op een willekeurige
plaats in het grafische ge-
bied.

Oefening 7: Samenstelling 91
7 Omdat er twee wielen aan
een as zitten, moeten we
hetzelfde wiel nog een keer
binnenhalen. Herhaal
daarom nog een keer de
stappen hierboven.

Achtergrond: parts in de Merk op dat in de FeatureManager nu een lijst staat met de parts die je bin-
assembly nengehaald hebt. Is hier iets mis gegaan, heb je bijvoorbeeld een verkeerd
part binnengehaald, klik het dan in de FeatureManager aan, en druk op het
toetsenbord op <delete>.
Onderdelen in een assembly plaats je in eerste instantie willekeurig. Hierna
zullen we zien hoe je ze nauwkeurig kunt plaatsen.
Met de knoppen Move Component en Rotate Component in de Command-
Manager kun je een onderdeel verplaatsen en roteren. Klik eerst de gewens-
te knop aan, en versleep daarna het onderdeel dat je wilt verplaat-
sen/roteren.

Het verplaatsen of roteren doe je op het oog, en dus nooit nauwkeurig.


Het eerste onderdeel dat je in de assembly geplaatst hebt is ‘Fixed’. Deze
kun je niet verplaatsen. Je herkent dit onderdeel in de FeatureManager aan
de aanduiding (f) vóór de naam van het onderdeel.

8 Klik in de CommandMana-
ger op Rotate Component.

Versleep nu één voor één


de wielen, zodat die in de
juiste richting ten opzichte
van de as komen te staan.
Het vereist enige handig-
heid om de wielen goed
geroteerd te krijgen. Het
hoeft echter niet al te
nauwkeurig: als de richting
maar ongeveer klopt.
klik in de PropertyManager
op OK.

Oefening 7: Samenstelling 92
9 Klik nu in de CommandMa-
nager op Mate.

In de PropertyManager kun
je nu, bij Mate selections,
onderdelen uit het model
selecteren.
Dit moet zeer zorgvuldig
gebeuren. Maak je een
fout, verwijder het geselec-
teerde element dan door
het in het roze vlak aan te
klikken, en op het toetsen-
bord op <delete> te druk-
ken.

10 Druk op de middelste
muisknop (scroll-wieltje)
en houd deze ingedrukt.
Roteer het beeld zodanig
dat je het linker uiteinde
van de as goed kunt zien.
Selecteer nu de edge van
het uiteinde van de as (de
edge is de rand van het
ronde vlakje, dus niet het
ronde vlak zelf!).

Oefening 7: Samenstelling 93
11 Druk weer op de middelste
muisknop (scrolwieltje) en
roteer het beeld zodanig
dat je ín de naaf van het
linker wiel kijkt.
Klik hier de verdiept lig-
gende edge aan (zie illu-
stratie).

12 Zodra je de tweede edge


aangeklikt hebt, verplaatst
het wiel zich: de twee ed-
ges die je geselecteerd
hebt worden precies op el-
kaar gelegd.

13 Klik twee keer op OK om


het Mate-commando te
beëindigen.

Achtergrond: Mates Mates gebruik je in een assembly om twee onderdelen precies op de juiste
plaats te leggen. Mates lijken erg op relaties die je in sketches gebruikt. Ook
daar kun je twee elementen selecteren waar je vervolgens iets mee doet.
De mate die je nu gebruikt hebt heet Coincident (Samenvallend). Je hebt
deze echter niet aan hoeven te klikken. Meestal kiest SolidWorks zelf de juis-
te mate, afhankelijk van de twee elementen die je geselecteerd hebt.
Om een mate aan te maken selecteer je altijd twee elementen, die bij twee
verschillende onderdelen horen. Je kunt dus niet bijvoorbeeld twee edges
van hetzelfde part selecteren. Om de juiste onderdelen te selecteren zal je
vaak het model tussentijds moeten roteren.

Achtergrond: mates: het Het belangrijkste bij het maken van mates is dat je de juiste onderdelen se-
lukt niet! lecteert. Tijdens het maken van de mate zie je steeds wat er gebeurt. Klik
pas op OK wanneer je zeker weet dat je de juiste elementen geselecteerd
hebt.

Oefening 7: Samenstelling 94
Heb je een verkeerd element geselecteerd, dan kun je dat in de Property-
Manager verwijderen (zie ook stap 9).
Heb je een mate aangemaakt, die achteraf toch niet blijkt te kloppen? In de
FeatureManager kun je deze terugvinden, in het mapje Mates.

Door met de rechter muisknop op een mate in dit mapje te klikken, kun je
deze wijzigen (met Edit Feature) of verwijderen.

Achtergrond: de richting Bij stap 8 hebben we de onderdelen ongeveer in de juiste positie gezet. Dit
van onderdelen. is een belangrijke stap. Bij het maken van een mate zoekt SolidWorks name-
lijk naar de ‘makkelijkste’ oplossing. Dat betekent dat wanneer het wiel ver-
keerdom had gestaan, het ook verkeerdom op de as zou zijn geplaatst. Dat
daarbij materiaal van de twee onderdelen door elkaar zou lopen, ziet Solid-
Works niet Het is daarom verstandig om onderdelen eerst handmatig onge-
veer op de juiste plaats te zetten.
Mocht een onderdeel toch verkeerdom ‘gemate’ worden, dan vind je in de
PropertyManager twee knopjes: Align en Anti-align. Hiermee kun je de rich-
ting van een onderdeel achteraf nog veranderen.

14 We gaan nu een tweede


mate aanleggen, tussen de
andere kant van de as en
het andere wiel.
Klik weer in de Command-
Manager op Mate.

Selecteer de edge van het


rechter uiteinde van de as.

Oefening 7: Samenstelling 95
15 Selecteer nu de binnenste
edge in het andere wiel.
Ook nu weer zie je dat het
wiel zich verplaatst.

16 Klik twee keer op OK.

17 Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam: as-
compleet.sldasm

Achtergrond: opbouw We hebben nu een assembly gemaakt die bestaat uit de as en twee wielen.
van een assembly Misschien vraag je je af waarom we dat gedaan hebben, en we niet begon-
nen zijn met de behuizing van de trein.
De reden daarvoor is dat we deze as met wielen vaak gaan gebruiken. In de
locomotief komt deze combinatie al twee keer voor, maar ook in de wagons
wordt die gebruikt. Door er nu eerst een assembly van te maken (we spre-
ken dan van een sub-assembly) kunnen we de complete as vanaf nu als één
onderdeel behandelen.

18 Nu gaan we de assembly
van de hele trein maken.
Open een nieuw bestand,
door in de Standard-
toolbar op New te klikken.

Oefening 7: Samenstelling 96
Kies als soort bestand een
Assembly.

Klik op OK.

19 Het commando Insert


Component wordt automa-
tische gestart.
Klik op Browse, en zoek
het bestand huis-
locomotief.sldprt op.

Wordt het commando In-


sert Component niet auto-
matisch gestart, klik dan in
de CommandManager op
Insert Component.

20 Plaats het bestand in de


assembly door op een wil-
lekeurige plaats in het gra-
fische gebied te klikken.

Oefening 7: Samenstelling 97
21 Klik op Insert Component

Plaats nu de as met wielen


(as-compleet.sldasm) op
een willekeurige plaats in
de assembly.

Achtergrond: Bestanden Als het bestand as-compleet.sldasm nog geopend was, zie je het meteen in
selecteren. de PropertyManager staan, en kun je het selecteren.
Had je het bestand al gesloten, klik dan op Browse (zie ook stap 20). Waar-
schijnlijk zie je nu in het menu dat verschijnt alleen de parts die je gemaakt
hebt, maar niet de assembly met de as en wielen. Om de assembly zichtbaar
te maken, moet je in het menu de optie Files of type veranderen. Staat deze
ingesteld op Part, wijzig die dan in Assembly of in All Files.

22 Klik op Mate.

Selecteer de twee vlakken


zoals hiernaast in de illu-
stratie te zien is.
Let op: nu selecteren we
vlakken (faces), en géén
edges, zoals in het vorige
voorbeeld.

Oefening 7: Samenstelling 98
23 De as wordt nu gedraaid,
en schuift in het gat.
Het kan echter zijn dat je
eerst in de PropertyMana-
ger nog op het knopje
Concentric moet klikken.

Klik twee keer op OK

Probeer met Move Compo-


nent de as te verplaatsen.
Merk op dat (door de mate
die je zojuist aangemaakt
hebt) alleen verplaatsing in
het verlengde van de as
mogelijk is.

24 Om de as juist te plaatsen
is een tweede mate nood-
zakelijk.
Klik in de CommandMana-
ger op Mate

25 Selecteer als eerste vlak de


zijkant van de locomotief.

Oefening 7: Samenstelling 99
26 Roteer het model nu (mid-
delste muis-
knop/scrollwieltje) zodat je
tegen de binnenkant van
het wiel aankijkt. Selecteer
het vlak zoals in de illustra-
tie hiernaast te zien is.

27 SolidWorks gaat er nu van


uit dat je beide vlakken wilt
laten samenvallen, maar
dat is niet de bedoeling: er
moet een afstand van 2mm
tussen blijven.
Klik in de PropertyManager
op Distance.

Vul achter deze knop 2mm


in.

Oefening 7: Samenstelling 100


28 Klik twee keer op OK om
het Mate-commando te
beëindigen.

29 Nu moet de achterste as in
de assembly toegevoegd
worden. Volg daarvoor
nogmaals de stappen 21
tot 28, maar nu dus voor
de achterste gaten in de
behuizing.

30 Tot slot moet de schoor-


steen aan de assembly
toegevoegd worden.
Haal met Insert Compo-
nent twee parts binnen:
1. Schoorsteen.sldprt
2. Link.sldprt
Plaats deze parts op een
willekeurige plaats in de
assembly.

Oefening 7: Samenstelling 101


31 Selecteer de twee vlakken
zoals hiernaast te zien is.
Houd op het toetsenbord
de <ctrl>-toets ingedrukt
om de twee vlakken gelijk-
tijdig te kunnen selecteren.

32 Klik nu in de CommandMa-
nager op Mate

Je ziet dat de schoorsteen


zich nu naar de locomotief
verplaatst.

Achtergrond: aanmaken Merk op dat het, zoals wel vaker in SolidWorks, niet uitmaakt of je eerst het
van mates Mate-commando geeft, en daarna de elementen selecteert, of dit, zoals
hierboven, in omgekeerde volgorde doet.

33 Klik één keer op OK. Je


blijft nu in het Mate-
commando, en kunt
meteen een volgende mate
aanmaken.

Oefening 7: Samenstelling 102


34 Versleep de schoorsteen,
zodat die iets boven de lo-
comotief uitsteekt, onge-
veer zoals in de illustratie
hiernaast te zien is.

Achtergrond: verslepen Om een onderdeel in een assembly te verplaatsen kun je, zoals we eerder
van onderdelen gezien hebben, het commando Move Component gebruiken. Maar eigenlijk
heb je dit commando vrijwel nooit nodig. Meestal kun je een onderdeel ook
verslepen zonder eerst op Move Component te klikken. Dat kan zelfs terwijl
het Mate-commando actief is, zoals in dit voorbeeld.
Versleep je het onderdeel met de rechter muisknop, dan heeft dat hetzelfde
effect als wanneer je Rotate Component gebruikt.

35 Nu moet de link tussen de


as en de schoorsteen aan-
gebracht worden.
Roteer het hele model door
de middelste muisknop
(scroll-wieltje) in te druk-
ken, zodat je de onderkant
goed kunt zien.

Oefening 7: Samenstelling 103


36 Selecteer de twee vlakken
zoals hiernaast te zien is.
De twee onderdelen bewe-
gen naar elkaar toe, klik op
OK om de mate aan te
maken.

37 Selecteer de twee vlakken


zoals hiernaast te zien is.
De twee onderdelen bewe-
gen opnieuw naar elkaar
toe.

38 Klik op OK om de mate aan


te maken.

Oefening 7: Samenstelling 104


39 Je ziet nu dat de link niet
netjes in het middel van de
as zit. Hiervoor maken we
een laatste mate aan.
Selecteer de twee vlakken
zoals hiernaast te zien is,
klik in de PropertyManager
op Distance, en geef een
afstand van 3mm op.

40 Klik twee keer op OK om


de mate aan te maken en
het Mate-commando te
beëindigen.

Roteer de locomotief in
een normale positie. Klik
op: klik in de View-tooolbar
op Standard View en daar-
na op Trimetric.

41 Versleep nu met de muis


het voorwiel. Het wiel gaat
draaien, en je ziet de
schoorsteen van de trein
op en neer gaan.

Oefening 7: Samenstelling 105


42 Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
trein.sldasm

Achtergrond: mechanis- Wanneer je in een sketch relaties aanmaakt, is het doel de sketch volledig te
men in SolidWorks bepalen, zodat de onderdelen niet meer kunnen bewegen.
Het doel van mates in een assembly is anders. Hierbij gaat het er niet om
een onderdeel helemaal vast te leggen. Je wilt alleen de begrenzingen van
de mogelijke beweging aangeven. Met elke mate die je toevoegt, zal een
onderdeel minder kunnen bewegen, totdat alleen de beweging overblijft die
het onderdeel ook in het echt kan maken.
Zoals je in het voorbeeld hierboven gezien hebt, kun je op die manier heel
eenvoudig redelijk complexe bewegende mechanismen maken. De beweging
die je in het model ziet is zo een goede test voor de beweging die het pro-
duct in het echt kan maken.

43 Roteer het model zo dat de


de onder-achterzijde van
de locomotief goed kunt
zien.

44 Versleep nu het achterwiel,


zodat het gaat draaien. Je
ziet nu dat de as bij elke
omwenteling door de be-
huizing van de locomotief
heen loopt.

Oefening 7: Samenstelling 106


Achtergrond: botsen van Soms is het moeilijk om te zien of twee onderdelen botsen of niet. Solid-
onderdelen. Works heeft hiervoor een hulpmiddel: klik in de CommandManager op Move
Component, en klik vervolgens in de PropertyManager de optie Collision De-
tection aan.

Versleep nu een element, in dit voorbeeld het wiel. Zodra er nu twee onder-
delen botsen, lichten deze groen op, en klinkt er een piep. Je weet dan pre-
cies bij welke onderdelen een probleem zit.

45 Het is duidelijk dat de ach-


teras niet op de juiste
plaats zit. De gaten in het
huis moeten dus verplaatst
worden.
Open hiervoor het bestand
Huis-locomotief.sldprt.
De handigste manier om
dit te doen is door in de
FeatureManager met de
rechter muisknop op het
onderdeel te klikken, en
Open Part te kiezen. (Kies
niet Edit Part, hier komen
we later op terug)

46 Zoek het feature op met de


gaten voor de as.
Je kunt deze vinden door
met de muis over alle fea-
tures in de FeatureMana-
ger heen te bewegen. De
features lichten dan één
voor één rood op.
Klik met de rechter muis-
knop op het feature van de
gaten en kies Edit Sketch.

Oefening 7: Samenstelling 107


47 Dubbelklik in de sketch op
de maat 10 en verander
deze in 15.
Klik op OK.

Dubbelklik nu op de maat
70, en verander die in 65
Klik op OK.

48 Sluit de sketch door in de


CommandManager op Exit
Sketch te klikken.

49 Ga nu terug naar de as-


sembly van de trein. Deze
is nog geopend.
Klik op het pull-down menu
Window,

50 SolidWorks ziet nu dat er


een onderdeel van de as-
sembly gewijzigd is, en
vraagt of je deze wijziging
in de assembly wilt door-
voeren.
Klik op Yes. (Na 10 secon-
den gebeurt dat automa-
tisch).

Oefening 7: Samenstelling 108


51 Draai nu opnieuw de wie-
len. Er zijn nu geen botsin-
gen meer tussen de on-
derdelen.

Achtergrond: wijzigen In het voorbeeld hiervoor heb je gezien dat wanneer je een onderdeel ver-
van onderdelen andert, deze veranderingen automatisch in de assembly worden overgeno-
men. Je hoeft daarvoor dus niets te doen.
In de illustratie bij stap 45 is je misschien opgevallen dat je kunt kiezen tus-
sen Open Part en Edit Part. Open part hebben we gezien: het bestand wordt
geopend, en je kunt dit bewerken zoals je gewend bent.
Edit part is een andere functie. Ook hiermee wordt het bestand geopend,
maar de assembly blijft zichtbaar. Dit kan soms handig zijn, bijvoorbeeld als
je relaties naar andere onderdelen in de assembly wilt maken. Dit is een ge-
avanceerde mogelijkheid van SolidWorks, die in deze tutorial niet behandeld
wordt.
Heb je toch de Edit Part gekozen, dan zie je dat het onderdeel blauw wordt,
en de rest van de assembly transparant-grijs. Om weer terug te komen in de
assembly, klik je in de CommandManager op Edit Component.

Achtergrond: beheer van Je hebt gezien dat wanneer een onderdeel van een assembly gewijzigd
bestanden wordt, deze wijziging automatisch doorgevoerd wordt in de assembly. Kort-
om: er is een link tussen beide bestanden. Dat betekent dat de assembly
precies moet weten waar de onderdelen staan. Ga je nu in de Windows-
verkenner een onderdeel verplaatsen, of een andere naam geven, dan gaat
het mis. De assembly weet dan niet meer waar dat onderdeel gebleven is,
en zal foutmeldingen geven, die niet altijd eenvoudig op te lossen zijn.
Daarom: als je echt een onderdeel wilt verplaatsen naar een andere folder,
of een andere naam wilt geven, doe dit dan niet in Windows-verkenner maar
in SolidWorks. Gebruik het commando Save As, en geef een andere naam of
locatie op. De relaties met de andere onderdelen zullen dan behouden blij-
ven.

Samenvatting In deze oefening heb je geleerd om een assembly te maken: je voegt meer-
dere onderdelen samen, en je zorgt met mates dat deze precies op de juiste
plaats terecht komen.
Verder heb je gezien hoe je bewegingen in producten kunt vastleggen.

Oefening 7: Samenstelling 109


Oefening 8: Het maken van een technische tekening
Nu we de parts en de assembly van de trein klaar hebben, kunnen we tekeningen van de 3D-modellen
gaan maken. We zullen zien dat dat in SolidWorks erg eenvoudig gaat.
Bij het maken van tekeningen krijg je te maken met veel instellingen van SolidWorks: hoe is de teksthoog-
te ingesteld, hoe worden pijlpunten weergegeven enzovoort. Nu is het mogelijk dat dit door een systeem-
beheerder allemaal al goed ingesteld is, maar dat zal niet altijd het geval zijn. Het kan dan zijn dat jouw
tekeningen er anders uit zien dan de voorbeelden in deze oefening. Je zal dan zelf een aantal instellingen
moeten wijzigen.
Daarvoor is in dit hoofdstuk ook een lijst met de belangrijkste instellingen opgenomen.

1 Open een nieuw bestand,


door in de Standard-
toolbar op New te klikken.

Kies als soort bestand een


Drawing.

Klik op OK.

2 Mogelijk verschijnt nu een


menu waarin je aan aantal
instellingen kunt maken.
Als dat zo is, klik dan op
OK, we komen bij stap 8
terug op dit menu.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 110


3 Er verschijnt nu een teken-
kader, en in de Property-
Manager wordt het com-
mando Model View auto-
matische gestart. Je ziet
dan het scherm zoals dat
hiernaast te zien is.
Merk verder op dat er in de
CommandManager nu een
nieuwe reeks knoppen ge-
toond wordt onder Dra-
wings. Enkele van deze
commando’s zullen we
hierna zien.

4 Klik in de PropertyManager
op Browse, en zoek het
eerste onderdeel op dat je
gemaakt hebt: huis-
locomotief.sldprt.
Zodra je dit gedaan hebt,
kun je in de tekening
meteen het eerste aanzicht
plaatsen.
Zorg dat de instellingen in
de PropertyManager het-
zelfde zijn als in de illustra-
tie hiernaast.
Klik nu ergens in de teke-
ning om het aanzicht te
plaatsen.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 111


5 Meteen hierna start Solid-
Works het commando Pro-
jected View. Hiermee kun
je in elke richting een aan-
zicht van het eerste, be-
staande aanzicht afleiden.
Beweeg de muis rondom
het eerste aanzicht om te
zien wat er gebeurt, en klik
rechts ervan om het
voor/achter-aanzicht te
plaatsen.

6 Het commando blijft actief.


Klik nu nog een keer boven
het eerste aanzicht om een
bovenaanzicht te plaatsen.

7 Klik nu op OK om het
commando Projected View
af te sluiten.

Achtergrond: Het lukt Bij het maken van technische tekeningen ben je, meer dan bij andere on-
niet! derwerpen in SolidWorks, afhankelijk van de instellingen van het program-
ma. Om die reden kan het zijn dat dingen niet lukken, of er anders uitzien
dan hiervoor beschreven is. We noemen enkele veel voorkomende proble-
men.
1. Volgens de standaardinstellingen start SolidWorks automatisch het
commando Model View om het eerste aanzicht te plaatsen (stap 2). Ge-
beurt dat niet, start het commando dan handmatig door in de Com-
mandManager eerst op Drawings te klikken om de juiste knoppen te to-
nen, en daarna op Model View.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 112


2. Na het Model View-commando, start SolidWorks automatisch het com-
mando Projected View. Hiermee wordt, volgens de ingestelde projectie-
methode, een aanzicht van een bestaand aanzicht afgeleid. Wanneer dit
commando niet automatisch start, klik dan op het eerste geplaatste aan-
zicht, en klik vervolgens in de CommandManager op Projected View.

3. Wanneer het niet lukt om het eerste aanzicht te plaatsen, let dan op het
volgende: het kader om de tekening heen, dat je bij stap 2 te zien krijgt,
moet grijs zijn. Is dit kader blauw, doe dan het volgende:
a. Breek het commando Model View af door in de PropertyManager op
op het rode kruisje te klikken.

b. Klik met de rechter muisknop ergens op het tekenvel (niet op een


element)
c. Kies in het menu Edit Sheet, het kader wordt nu grijs.
d. Start nu opnieuw het commando Model View, en volg de tutorial
vanaf stap 2.

Achtergrond: koppeling Het is belangrijk dat je weet dat de tekening en het model aan elkaar ge-
tekening en model koppeld zijn, net zoals parts aan een assembly gekoppeld zijn. Verander je
het model, dan verandert de tekening automatisch mee!
Het is dus geen probleem om al tekeningen te maken als je model nog niet
helemaal klaar is.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 113


8 Nu moeten we en paar in-
stellingen controleren of
wijzigen.
Klik met de rechter muis-
knop ergens op het teken-
vel (niet op een aanzicht).
Kies in het menu de optie
Properties.

9 In dit menu moet je drie


belangrijke instellingen
controleren en eventueel
wijzigen:
1. Scale: stel hier de ge-
wenste schaal in, in
ons geval 1:1
2. Type of projection:
in Nederland wordt
vooral Third Angle Pro-
jection (Amerikaanse
Projectie) gebruikt, in
veel andere landen
wordt First Angle Pro-
jection (Europese Pro-
jectie) gebruikt.
3. Sheet Format/Size:
Kies het gewenste pa-
pierformaat, in ons ge-
val A3.
Klik op OK. De gewijzigde
instellingen zijn nu in de
tekening te zien.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 114


10 Het zijaanzicht gaan we nu
vervangen door een door-
snede.
Eerst gooien we het zijaan-
zicht weg. Klik ergens in
het zijaanzicht, en druk
vervolgens op het toetsen-
bord op <delete>
Klik in het menu dat ver-
schijnt op Yes.

11 Klik in de CommandMana-
ger op Section View.

12 In het bovenaanzicht teke-


nen we nu de doorsnede-
lijn. Dit vereist enige be-
hendigheid.
Houd de muis stil boven
het middelpunt van de lin-
ker verticale lijn (niet klik-
ken!), beweeg de muis
daarna horizontaal naar
links, zodat er een stippel-
lijn verschijnt.
Klik voor het eerste punt
van de doorsnedelijn links
naast het aanzicht, terwijl
de stippellijn zichtbaar is.
Verschijnt de stippellijn
niet, doe dan het volgen-
de:
1. Breek het commando
af.
2. Selecteer het aanzicht
door er in te klikken.
3. Klik opnieuw op Secti-
on View.
4. Probeer de doorsnede-
lijn opnieuw te teke-
nen.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 115


13 Trek de doorsnedelijn nu
naar rechts, en klik voor
het tweede punt rechts
naast het aanzicht.

Achtergrond: doorsneden Wanneer je een doorsnede maakt, moet de doorsnede aan beide zijden bij-
ten de tekening uitsteken, vandaar de stappen 11 en 12, die misschien wat
omslachtig lijken.
Wanneer je precies op het middelpunt van de buitenste lijn van het aanzicht
zou klikken, heeft dat twee (ongewenste) gevolgen:
1. De pijlen die de doorsnede aangeven komen door het aanzicht heen te
staan, en zijn later niet (of alleen heel moeilijk) te verplaatsen.
2. SolidWorks zal denken dat je niet een hele, maar een gedeeltelijke door-
snede wilt maken. Daarvoor verschijnt dan de onderstaande medede-
ling:

Als je deze mededeling zien, maar wel een volledige, ‘normale’ doorsne-
de wilt maken, klik dan op No.

Achtergrond: tekenen in Het tekenen in een technische tekening (zoals de doorsnedelijn hiervoor)
een technische tekening gaat eigenlijk precies hetzelfde als het tekenen in een sketch. Je hebt hier-
voor gezien dat je ook gebruik maakt van relaties. Deze relaties kun je, net
als in een sketch achteraf eventueel wijzigen, verwijderen of toevoegen.
Je zal bij het maken van een tekening in SolidWorks meestal niet veel zelf
tekenen. Aanzichten, doorsneden en dergelijke worden immers automatisch
gegenereerd. Bedenk dat wanneer je wel iets zelf moet tekenen dit precies
hetzelfde gaat als in een sketch, met dezelfde commando’s en opties..
Wanneer je een element binnen een aanzicht tekent, zoals de doorsnedelijn
hierboven, dan hoort dat onderdeel bij dat aanzicht. Verplaats je later het
aanzicht, dan gaat het onderdeel dat je getekend hebt automatisch mee.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 116


14 De doorsnede hangt nu
aan de muis. Plaats deze
onder het bovenaanzicht
door daar te klikken.

15 Staat de doorsnede onder-


steboven? Selecteer deze
dan door er op te klikken,
en klik dan in de Property-
Manager op Flip Direction.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 117


16 Je ziet nu dat het vooraan-
zicht niet op één lijn staat
met de doorsnede, wat na-
tuurlijk wel de bedoeling is.
Klik met de rechter muis-
knop op het vooraanzicht,
en kies Alignment > Align
Horizontal by Origin

17 De cursor verandert van


vorm. Klik nu op de door-
snede.
Het aanzicht komt nu op
gelijke hoogte als de door-
snede te staan.

Achtergrond: uitlijnen Wanneer je Amerikaanse of Europese projectie gebruikt, staan aanzichten


van aanzichten. en doorsneden altijd in lijn met elkaar. SolidWorks doet dit meestal automa-
tisch, bijvoorbeeld wanneer je het commando Projected View gebruikt. In
het voorbeeld hierboven was de uitlijning verbroken doordat we een aan-
zicht weggegooid hebben en een doorsnede gemaakt hebben. Daarom
moesten we de uitlijning handmatig herstellen.
Wanneer aanzichten of doorsneden uitgelijnd zijn, kun je ze nog wel op je
tekenvel verplaatsen, maar die verplaatsing is beperkt, of een ander aan-
zicht zal meebewegen. Probeer dit uit door de aanzichten en doorsnede te
verslepen.
Soms wil je de uitlijning juist verbreken, zodat je bijvoorbeeld een doorsne-
de op een willekeurige plaats op je tekenvel kunt plaatsen. Klik dan met de
rechter muisknop op een aanzicht of doorsnede, en kies Alignment > Break
Alignment.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 118


18 Klik met de rechter muis-
knop op het bovenaan-
zicht, en kies in het menu
Tangent Edge > Tangent
Edges Removed.
Herhaal dit voor de door-
snede en het vooraanzicht.

Achtergrond: Tangent In de aanzichten, zoals je die tot stap 17 zag, waren de overgangen tussen
Edges platte en gebogen vlakken (bijvoorbeeld waar een fillet (afronding) gemaakt
was) met een dikke lijn aangegeven. Dit heet in SolidWorks de Tangent Ed-
ges.
Normaalgesproken worden deze overgangen in technische tekeningen niet
weergegeven, vandaar dat we de Tangent Edges in stap 17 onzichtbaar
hebben gemaakt.
Of in jouw tekening de Tangent Edges ook zichtbaar waren, is afhankelijk
van de instellingen van SolidWorks.

19 In de doorsnede moet nu
een hartlijn door het gat
van de schoorsteen gete-
kend worden.
Zorg dat er geen aanzicht
of doorsnede geselecteerd
is (herkenbaar aan een
groen kader om het aan-
zicht heen).
Zoom in op dit gedeelte
van de tekening.

20 Klik in de CommandMana-
ger op Annotations om de
juiste knoppen zichtbaar te
maken, en daarna op Cen-
terline. Daarvoor moet je
mogelijk het verlengde
menu openen.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 119


Klik nu één voor één de
twee verticale lijnen van
het gat aan.

21 De centerline wordt
meteen geplaatst.

Achtergrond: centerlines Het plaatsen van centerlines in de tekening is, zoals je ziet, eenvoudig. Er is
echter één ding waar je op moet letten: is er een aanzicht of doorsnede ge-
selecteerd op het moment dat je op het commando Centerline klikt, dan
worden automatisch in alle ronde vormen centerlines geplaatst. Dat zijn er
waarschijnlijk veel te veel, zodat je veel lijnen weg zal moeten gooien.
Het weggooien van overtollige centerlines doe je eenvoudig door de center-
line aan te klikken, en vervolgens op het toetsenbord op <delete> te druk-
ken.
Merk verder op dat het commando Centerline dat je onder Annotations vindt
een heel ander commando is dan de Centerline die je bij een sketch ge-
bruikt.

22 Om hartlijnen in een rond


gat, of in het midden van
een afronding te plaatsen,
gebruik je het commando
Center Mark dat je ook on-
der Annotations vind.

Klik de cirkel aan en het


centermark verschijnt au-
tomatisch.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 120


Achtergrond: Center Het plaatsen van Center Marks is al net zo eenvoudig als het plaatsen van
Marks Centerlines.
Afhankelijk van de instellingen van SolidWorks is het mogelijk dat center-
marks automatisch in alle ronde elementen geplaatst worden. Mogelijk zijn
dat er veel te veel, en zul je er enkele weg moeten gooien.
De maat van een centermark kun je desgewenst wijzigen in de PropertyMa-
nager. Vink daarvoor de optie Use document defaults uit, en wijzig de maat.

23 Zoom in op het gat voor de


schoorsteen in de door-
snede. Hiervan willen we
nu een detail tekenen.
Teken in de doorsnede een
cirkel, zoals hiernaast te
zien is. Gebruik hiervoor
het normale cirkel-
commando, dat je ook in
sketches gebruikt.

24 Zorg dat de cirkel geselec-


teerd is (groen). Na het te-
kenen is dat automatisch
het geval. Klik anders de
cirkel nog een keer aan.
Klik nu in de CommandMa-
nager eerst op Drawings
om de juiste knoppen te
zien, en daarna op Detail
View.

Het detail hangt nu aan de


cursor, en deze kun je er-
gens op het tekenvel plaat-
sen.

Achtergrond: tekenen op Het instellen van de juiste schaal werkt in SolidWorks voor alle aanzichten,
schaal doorsneden en details hetzelfde.
In de eerste plaats heb je een schaal ingesteld in de eigenschappen van het
tekenvel. Dit heb je gedaan bij stap 7 en 8.
Wanneer je nu een aanzicht (of doorsnede of detail) aanklikt, zie je in de
PropertyManager een menu Scale. Hierin kun je een keuze maken uit drie
opties:

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 121


5. Use parent scale: gebruik dezelfde schaal als het aanzicht waar het
aanzicht van afgeleid is. Dit is bijvoorbeeld bij een doorsnede handig.
6. Use sheet scale: gebruik de schaal die je in de eigenschappen van het
tekenvel ingesteld hebt (zie stap 7 en 8)
7. Use custom scale: stel zelf een schaal in.

25 Nu gaan we de gegevens
in het tekeninghoofd invul-
len.
Klik met de rechter muis-
knop ergens op een leeg
gedeelte van het tekenvel.
Kies Edit Sheet Format.
De tekening zelf verdwijnt
nu, en het tekenkader
wordt blauw in plaats van
grijs.

26 Je kunt het kader nu aan-


passen zoals je wilt. Ge-
bruik hiervoor de normale
sketch-commando’s.
Om bijvoorbeeld je naam
in te vullen, klik je in de
CommandManager eerst
op Annotations, en daarna
op Note.

Plaats de tekst waar je die


wilt hebben.

27 Vervolgens kun je de tekst


invoeren groter en kleiner
maken, enzovoort.
Ben je klaar, klik dan op
OK.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 122


28 Heb je de wijzigingen
doorgevoerd, klik dan weer
met de rechter muisknop
ergens op een lege plek in
het tekenvel, en kies Edit
Sheet.
De tekening verschijnt nu
weer.

Achtergrond: instellingen Zoals we al eerder gezegd hebben, ben je bij het maken van technische te-
keningen erg afhankelijk van de instellingen van SolidWorks. Werk je op
school, dan kan het zijn dat de instellingen helemaal aangepast zijn aan de
Nederlandse standaarden. Werk je echter thuis met de Student Kit van So-
lidWorks, dan is dat niet het geval, en zal je zelf een aantal aanpassingen in
de (Amerikaanse) instellingen moeten maken. Hieronder volgt een lijst met
de (belangrijkste) aanpassingen voor de tekeningen die we in deze tutorial
maken. Maak je uitgebreidere tekeningen, waarin je meer mogelijkheden
van SolidWorks gebruikt, dan zal je ook meer instellingen moeten wijzigen.
Klik in de Standard-toolbar op Options

Er verschijnt nu een groot menu, met twee tab-bladen: System Options en


Document Properties. Ga naar de tweede tab. Je ziet nu links een kolom met
de verschillende onderwerpen, en rechts de bijbehorende instellingen.
1. Klik in de linker kolom op Detailing > Dimensions
a. Vink de bovenste optie, Add parenthesis by default, uit.
b. Verander bij Arrows het soort pijlpunt in een gesloten pijl (tweede
uit de lijst.

2. Klik in de linker lijst op Detailling > Arrows. Zorg dat de maten in het
bovenste gedeelte overeenkomen met de illustratie hieronder.

3. Klik in de linker lijst op Detailling > Annotations Font.


a. Klik in de lijst die rechts verschijnt op Note. Wijzig in het menu dat
verschijnt het font in SWIsop1, en de teksthoogte in 3.5mm. Klik
daarna op OK.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 123


b. Klik in de lijst op Dimension, maak hier dezelfde wijzigingen als
hierboven.
c. Klik in de lijst op Tables, maak hier dezelfde wijzigingen als hierbo-
ven.
4. Klik in de linker lijst op Line Font
a. Klik in de lijst die rechts verschijnt op Visible Edges, verander daar-
naast Thickness in Thick.

b. Klik op Section Line, en verander de Style in Thin/Thick chain. Laat


de Thickness ongewijzigd op Thin staan.
Klik tot slot op OK om de instellingen op te slaan.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 124


29 Nu de instellingen kloppen,
kan de tekening bemaat
worden.
Klik in de CommandMana-
ger op Annotations en ver-
volgens op Model Items.

Wijzig in de PropertyMana-
ger de volgende instellin-
gen:
1. Selecteer bij Source: En-
tire model
2. Vink de optie Import
items into all views aan
3. Zorg dat bij Dimensions
het eerste knopje (Mar-
ked for drawings) inge-
drukt is.

30 Klik op OK

Er wordt nu een groot aan-


tal maten in de tekening
gezet

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 125


31 Bekijk nu per aanzicht,
doorsnede en detail welke
maten je wilt houden, en
welke weg moeten. Klik
maten die je wilt verwijde-
ren aan, en druk op het
toetsenbord op <delete>.
Verschuif vervolgens de
maten zodat ze op de juis-
te plaats komen te staan.
Zorg dat de tekening er
ongeveer uit komt te zien
zoals hiernaast te zien is.

Achtergrond: bematen 1 Bij stap 29 hebben we maten in de tekening geplaatst. Deze maten heeft
SolidWorks niet zelf bedacht. Het zijn namelijk de maten die je zelf gebruikt
hebt bij het 3D-modelleren van het part: bij het maken van sketches en bij
het definiëren van features. Deze maten worden dus eigenlijk vanuit het 3D-
model in de 2D-tekening geïmporteerd.
SolidWorks plaatst in elk aanzicht en in elke doorsnede alle maten die daarin
aangegeven kúnnen worden. Het is daardoor heel waarschijnlijk dat je een
bepaalde maat in meerdere aanzichten tegen komt. SolidWorks weet ten-
slotte niet in wel aanzicht een maat het beste geplaatst kan worden. Omdat
dubbele bematingen in technische tekeningen niet toegestaan zijn, zal je
veel van deze maten weer moeten verwijderen, wat we bij stap 30 gedaan
hebben.
Deze manier van bematen is heel snel. Je hoeft alleen maar te kijken welke
maten dubbel zijn, en dus verwijderd moeten worden. Verder moet je de
maten een beetje verschuiven zodat de tekening er netjes uitziet. Er is ech-
ter een grote MAAR: het importeren van maten heeft alleen zin als je je mo-
del goed opgebouwd hebt, en alle sketches fully defined hebt gemaakt. Is
dat niet het geval, dan zullen de geïmporteerde maten onbruikbaar zijn voor
de technische tekening.
In dat geval zit er niets anders op dan de tekening handmatig te bematen:
je gebruikt daarvoor het commando Smart Dimensions, dat je ook in sket-
ches gebruikt hebt. Daarmee kun je elke gewenste maat in de tekening
plaatsen.

Achtergrond: bematen 2 Wanneer je maten importeert, zoals we hiervoor gedaan hebben, zijn dit
sturende maten (driving dimensions). Dat wil zeggen: verander je de waarde
van een maat (door er dubbel op te klikken), dan verander je ook het mo-
del! Dit is een krachtige mogelijkheid, maar ben er wel bewust van wat een
wijziging voor gevolgen kan hebben.
Verander je een maat, dan kan er door een of meerdere aanzichten in de

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 126


tekening een arcering verschijnen.

Dit geeft aan dat het model niet up to date is. Klik in de Standard-toolbar op
Rebuild om het model te actualiseren.

Plaats je maten handmatig in de tekening, dan zijn deze driven dimensions.


Deze hebben geen invloed op het model.

32 We gaan nu de samenstel-
lingstekening maken.
Onderaan het tekenvel zie
je nu één tab (Sheet1). Klik
hier met de rechter muis-
knop op, en kies Add
Sheet…

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 127


33 Nu verschijnt hetzelfde
menu met instellingen dat
we eerder bij stap 7 en 8
gezien hebben. Voer hier
dezelfde instellingen in:
1. Scale: stel hier de ge-
wenste schaal in: 1:1
2. Type of projection:
Third Angle Projection
(Amerikaanse Projec-
tie)
3. Sheet Format/Size:
A3 - landscape.
Klik op OK.

Achtergrond: meerdere Je kunt in SolidWorks natuurlijk elke tekening in een apart bestand plaatsen,
tekeningen maar soms is het handiger om meerdere tekeningen in één bestand te
plaatsen, zoals we hier gedaan hebben. Je hebt dan een beter overzicht, en
mocht je de instellingen van de tekeningen gewijzigd hebben, dan gelden
die ook meteen voor de nieuwe tekening.

34 Klik in de CommandMana-
ger op Drawings en vervol-
gens op Model View.

Klik in de PropertyManager
op Browse en selecteer
trein.SLDASM.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 128


35 Klik in de PropertyManager
op het knopje Right.

Plaats nu het model.


Klik op OK om het com-
mando te beëindigen.

36 Klik met de rechter muis-


knop ergens op een leeg
gedeelte van het tekenvel,
en kies properties.
Mogelijk heeft SolidWorks
de schaal van de tekening
nu automatisch aangepast
aan de maat van het mo-
del. De schaal staat dan op
1:2.
Verander dit weer in 1:1.
Klik op OK.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 129


37 Teken nu de doorsnede
van de samenstelling. Klik
op Drawings en daarna op
Section View.

Teken de doorsnedelijn zo-


als hiernaast te zien is. Ge-
bruik als uitgangspunt het
midden van een van de
onderste verticale lijnen.
Zorg dat de doorsnedelijn
in elk geval buiten de te-
kening uitsteekt. Dit heb je
al eerder bij stap 11 tot 13
gedaan.

38 Mocht de mededeling hier-


naast verschijnen, klik dan
op No.

39 Nu verschijnt het menu


hiernaast. Vink hier de op-
tie Auto hatching aan.
Kilk op OK.

Achtergrond: doorsneden Wanneer je een doorsnede van een samenstelling maakt, krijg je enkele ex-
van samenstellingen tra opties, die je in het menu bij stap 39 ziet.
De optie Auto hatching zorgt ervoor dat aangrenzende onderdelen in ver-
schillende richtingen gearceerd worden, zoals dat hoort in technische teke-
ningen.
Met de optie Exclude components, kun je ervoor zorgen dat bepaald onder-
delen van de samenstelling niét doorgesneden worden. In technische teke-
ningen gebeurt dit bijvoorbeeld met bouten, assen, kogels e.d.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 130


40 Plaats nu de doorsnede
links naast het aanzicht
door daar te klikken.

41 Nu plaatsen we de stuk-
nummers in de tekening.
Klik in de CommandMana-
ger eerst op Annotations,
en daarna op Balloon.

Klik steeds een onderdeel


in de assembly aan, en
plaats vervolgens het stuk-
nummer.

Achtergrond: stuknum- Het plaatsen van stuknummers is erg eenvoudig zoals we hiervoor gezien
mers hebben. Een paar opmerkingen hierbij:
• Klik je binnen de contour van een onderdeel, dan verschijnt er een stip
aan het uiteinde van de lijn, klik je óp de contourlijn, dan verschijnt er
een pijlpunt.
• Elk onderdeel krijgt automatisch een nummer. Dit kun je niet verande-
ren.
• Behalve het commando Balloon heb je ook nog het commando AutoBal-
loon. Hiermee plaatst SolidWorks de stuknummers automatisch. Je hebt
daarbij echter minder controle op hoe de nummers precies geplaatst
worden.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 131


42 Tot slot plaatsen we een
stuklijst op de tekening.
Klik op Annotations, ver-
volgens op Tables, en
daarna op Bill of Materials.
Om de knop Tables te vin-
den moet je mogelijk het
verlengde menu openen.

43 Klik nu op een aanzicht op


doorsnede op het tekenvel.
Het maakt niet uit welke.

44 In de PropertyManager kun
je nu talloze zaken instel-
len.
We gebruiken nu alleen de
standaardinstellingen, dus
klik op OK.

45 Plaats de stuklijst ergens


op het tekenvel. Je ziet dat
deze voor een groot deel al
automatisch ingevuld is.

Achtergrond: stuklijst De stuklijst is automatisch aan de tekening en het model gekoppeld. Dat wil
zeggen: verander je het model, dan verandert de stuklijst automatisch mee.
Wil je de stuklijst handmatig aanpassen, dan kan dat ook. Dubbelklik op een
cel. De onderstaande waarschuwing verschijnt dan:

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 132


Klik je hier op Yes, dan kun je de cel veranderen. De koppeling met de teke-
ning vervalt daarmee echter: wijzigingen in het model zullen dan niet meer
automatisch in de stuklijst opgenomen worden.

46 Klik in de Standard-toolbar
op Save, en sla het be-
stand op met als naam:
trein.slddrw

Samenvatting In deze oefening heb je gezien hoe je van een 3D-model een 2D-technische
tekening kunt maken.
Tekeningen kunnen veel complexer zijn dan we hier gezien hebben, met
veel meer verschillende aanduidingen. Denk bijvoorbeeld aan toleranties en
passingen, oppervlaktebewerkingen, lasaanduidingen, geometrische toleran-
ties, enzovoort. Deze onderwerpen vallen echter buiten deze tutorial.
Ook zijn er nog veel meer instellingen die je kunt gebruiken om de tekening
er precies zo uit te laten zien als je zelf wilt. Alleen de belangrijkste hiervan
hebben we genoemd.
Je zou nu de tekeningen van alle onderdelen van de trein kunnen maken.

Oefening 8: Het maken van een technische tekening 133


Oefening 9: Het maken van een rendering
Heb je eenmaal een mooi model gemaakt, dan wil je daarvan natuurlijk zo realistisch mogelijk kunnen vi-
sualiseren. Je gaat dan een zogenaamde rendering van het onderdeel maken. Daarvoor gebruik je een
onderdeel van SolidWorks die PhotoWorks heet.
PhotoWorks is niet in elke versie van SolidWorks beschikbaar. De Student Kit, die je misschien thuis ge-
bruikt, heeft bijvoorbeeld geen Photoworks. Daarmee kun je deze oefening dus niet maken.

1 Open eerst de assembly


van de trein.
Klik in de Standard-toolbar
op Open, en zoek het be-
stand trein.sldasm op.

Oefening 9: Het maken van een rendering 134


2 Kijk in de FeatureManager
hoe het symbooltje voor de
parts er uitziet: is daar een
veertje in getekend, zoals
in het voorbeeld hieronder?

Zo ja, doe dan het volgen-


de:
Klik met de rechter muis-
knop op de naam van de
assembly helemaal boven
in de FeatureManager, en
kies Set Lightweight to Re-
solved.
Het veertje in het symbool-
tje verdwijnt nu.

Achtergrond: lightweight Wanneer je een bestaande assembly opent, kan het zijn dat de onderdelen
lightweight geopend worden. Je ziet het onderdeel dan wel, maar het wordt
niet geopend. SolidWorks weet op dat moment dan ook niet hoe zo’n onder-
deel precies in elkaar zit.
SolidWorks gebruikt deze techniek om geheugenruimte te besparen en snel-
ler te kunnen werken. Of de onderdelen lightweight geopend worden is af-
hankelijk van de instellingen van SolidWorks.
Wil je een onderdeel wijzigen, dan kan dat niet zolang dat onderdeel light-
weight is. Je moet het dan eerst resolved maken: het onderdeel wordt dan
helemaal geopend. Vaak gaat dat automatisch en merk je er niets van, maar
soms, zoals in het geval hierboven, moet je dat handmatig doen.

3 Controleer nu eerst of jouw


versie van SolidWorks wel
PhotoWorks heeft, en of
die geactiveerd is.
Als dat het geval is, zie je
zie je in de pulldown me-
nu’s de optie PhotoWorks
staan.

4 Staat PhotoWorks niet in


de pulldown menu’s, klik
dan op Tools > Add-ins. Er
verschijnt nu een venster
met verschillende add-ins
voor SolidWorks.
Zoek in de lijst PhotoWorks
op, en vink deze optie aan.
Klik op OK.
Staat PhotoWorks niet in
deze lijst, dan beschikt
jouw versie van SolidWorks

Oefening 9: Het maken van een rendering 135


niet over PhotoWorks, en
kun je deze oefening he-
laas niet maken.

5 Is PhotoWorks eenmaal
geactiveerd, zorg dan dat
de toolbar van PhotoWorks
zichtbaar is.
Misschien staat deze al er-
gens op het scherm. Zo
niet, klik dan met de rech-
ter muisknop op de Stan-
dard-toolbar, en vink in de
lijst met toolbars die ver-
schijnt de optie Pho-
toWorks aan.

6 Als laatste, voordat we


echt kunnen beginnen,
moet je enkele instellingen
controleren. Klik in de Pro-
pertyManager toolbar op
Options.

Controleer of de instellin-
gen overeenkomen met de
instellingen hiernaast.

7 Zet perspectief aan: klik in


de pull-down menu’s op
View > Display > Perspec-
tive

Roteer het model zoals je


het wilt hebben door de
middelste muisknop in te
drukken (scrollwieltje).
Zorg in elk geval dat het
model recht staat. Of dit
het geval is zie je het beste
aan de verticale lijnen in
het model: die moeten op
het scherm ook verticaal
lopen.

Oefening 9: Het maken van een rendering 136


8 Klik nu in de PhotoWorks-
toolbar op render.

Je ziet nu de rendering
volgens de standaard-
instellingen van Pho-
toWorks.

Achtergrond: standaard- PhotoWorks kent talloze standaardinstellingen. Dat geldt zowel voor mate-
instellingen rialen, lichtbronnen als scenes (achtergronden). De handigste manier van
werken is meestal om standaardinstellingen te kiezen die het dichtst liggen
bij wat je wilt bereiken, en die vervolgens te wijzigen zodat de rendering er
precies uitziet zoals je hem wilt hebben. In deze oefening werken we ook op
die manier.

9 Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Scene.

Er verschijnen nu twee
vensters:
1. Scene editor: hier
maak je de instellingen
2. Preview: hier zie je
meteen het effect van
de wijzigingen die je
aanbrengt.

Oefening 9: Het maken van een rendering 137


10 Klik nu in de Scene Editor
in de linker kolom op Stu-
dios en vervolgens rechts
op Blue Backdrop.

11 Het Preview-venster is mo-


gelijk veel te klein: ver-
groot het door een hoek
van het venster te versle-
pen. Maak het niet te
groot, dan duurt het op-
bouwen van de preview
erg lang.
Het Preview-venster heeft
een aantal eigen knoppen
waarmee je kunt in- en uit-
zoomen. Gebruik deze om
het treintje zo goed moge-
lijk in beeld te krijgen.

Zet het model pas-


send in het preview-
venster.

Zoom in en uit door


de muis te verslepen.

Sleep een kader om


het gedeelte dat je uitver-
groot wilt zien.

Oefening 9: Het maken van een rendering 138


12 Ga in de Scene Editor naar
de tweede tab: ‘Room’.
Verander de volgende in-
stellingen:
- Radius: 350
- Floor offset: -16
- Resize automatica-
ly: uit.
Kijk steeds in de preview
wat er gebeurt.
De Floor offset is belang-
rijk: deze zorgt ervoor dat
het model op de grond
staat, en er niet boven
zweeft.

13 Onderaan in het venster


staat het materiaal voor de
vloer: Gradient Floor. Dit
gaan we aanpassen.
Klik op de knop met de
drie puntjes achter Gra-
dient Floor.

Nu kom je in de Material
Editor. Hier kun je materia-
len selecteren en eventueel
aanpassen.
Wij houden nu hetzelfde
materiaal, maar passen wel
de instellingen aan, omdat
we de ondergrond iets re-
flecterend willen maken.

Oefening 9: Het maken van een rendering 139


14 Ga naar de tweede tab in
de Material Editor: Illumi-
nation. Verander de instel-
lingen zoals ze hiernaast te
zien zijn.
Kijk steeds in de preview
om te zien wat het effect
van een wijziging is.

Achtergrond: Material In de Material Editor stel je materialen in. Je kunt uit vele standaard mate-
Editor rialen kiezen in de eerste tab, de Manager. Wil je materiaaleigenschappen
aanpassen, dan gebruik je de tweede tab, Illumination. Je vindt daar tien ei-
genschappen die je kunt wijzigen. Het zelf instellen van materiaaleigen-
schappen is niet eenvoudig omdat veel eigenschappen met elkaar samen-
hangen. Zeker in het begin zul je daarom vooral de standaardmaterialen uit
de manager gebruiken.

Oefening 9: Het maken van een rendering 140


15 Heb je alles ingesteld, klik
dan op Apply, en vervol-
gens op Close.

Klik nu ook in de Scene


Editor op Appy en Close

Klik in de PhotoWorks-
toolbar op render om het
hele resultaat te zien.

Achtergrond: Scene We hebben nu de Scene ingesteld. De scene is de ondergrond en achter-


grond waar je model in geplaatst wordt. Je kunt uiteraard ook zelf een scene
modelleren, maar meestal is dat niet nodig en volstaat een van de standaard
scenes, die PhotoWorks heeft.
De aanpassingen die we gemaakt hebben zijn allemaal ‘op het oog’ gedaan.
Het is meestal niet mogelijk om exacte waarden te bepalen voor de verschil-
lende instellingen. Dat is ook geen probleem. Bij een rendering gaat het er
om hoe het er uit ziet, en niet of alles precies klopt. Daarom werk je nu an-
ders dan bij het modelleren: daar moet wel alles precies kloppen!

16 Nu gaan we de kleuren en
materialen van de locomo-
tief instellen.
Selecteer in de FeatureMa-
nager het onderdeel Huis-
locomotief.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Material

Oefening 9: Het maken van een rendering 141


17 Nu verschijnt opnieuw de
Material Editor, die we al
eerder zagen bij het instel-
len van de scene.
Ga in de linker kolom naar
Plastics > Miscellaneous.
Selecteer Blue Polished
Plastic.
In de preview wordt dit
onderdeel nu in het juiste
materiaal weergegeven.

18 Ga nu naar de laatste tab


in de Material Editor: Color.
Als Primary Color is blauw
geselecteerd. Klik op het
blauwe vlakje om deze
kleur te wijzigen.
Selecteer de gele kleur
(tweede vlakje in de twee-
de rij).

19 Klik in het kleurselectie


venster op OK.

Oefening 9: Het maken van een rendering 142


Klik in de Material Editor op
Apply en Close.

20 Het dakje van de locomo-


tief moet nu een andere
kleur krijgen.
Klik in de FeatureManager
op het +-teken voor Huis-
locomotief. Je ziet nu alle
features die in dit part zit-
ten.
Selecteer het feature Ex-
trude-Thin1, dit is het dak-
je van de locomotief.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Material

21 Kies in de Material Editor


voor Plastics > Smooth >
Smooth blue plastic.
Klik op Apply.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Render om het
resultaat te zien.

Achtergrond: materiaal- Hierboven hebben we gezien dat je per part, of per feature materiaaleigen-
instellingen schappen toe kunt kennen. Je kunt echter ook één vlak in het model selec-
teren, en daaraan materiaaleigenschappen toekennen.
Wil je later een materiaal wijzigen, of een materiaalinstelling verwijderen,
doe dan het volgende:
Naast de FeatureManager en de PropertyManager is bij het activeren van
PhotoWorks een extra tab verschenen: de RenderManager.

Oefening 9: Het maken van een rendering 143


In de RenderManager zie je precies wat je ingesteld hebt. Onder Materials
vind je alle gebruikte materialen, met daarbij de onderdelen van het model
die dat materiaal gebruiken.
Wil je een materiaal wijzigen, dan klik je er met de rechter muisknop op, en
kies je Edit.
Wil je de materiaaleigenschappen van een onderdeel verwijderen, klik dan
met de rechter muisknop op dat onderdeel in de lijst, en kies Detach Materi-
al.
Merk op dat je de Material Editor niet tussentijds hoeft te sluiten om de af-
beelding te renderen of om andere onderdelen in de FeatureManager te se-
lecteren.

22 Selecteer nu in de Featu-
reManager de vier wielen.
Houd de <ctrl>-toets op
het toetsenbord ingedrukt
om meerdere elementen
tegelijk te selecteren.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Material

Oefening 9: Het maken van een rendering 144


23 De wielen maken we van
chroom: selecteer in de
Material Editor Metals >
Chrome > Chromium Plate
Klik op Apply

24 Selecteer tot slot in de Fea-


tureManager de schoor-
steen. Geef deze als mate-
riaal Wood > Teak > unfi-
nished teak.
Klik op Apply en op Close.

Oefening 9: Het maken van een rendering 145


25 Render het model om het
resultaat te beoordelen.

Je ziet dat er nu weinig


contrast in de gele vlakken
zit.

26 Het laatste onderdeel is de


verlichting.
Klik in de FeatureManager
op het +-teken voor Lights
and Cameras
Je ziet nu welke lichtbron-
nen er bij het model staan.

Oefening 9: Het maken van een rendering 146


27 Dubbelklik nu op Spot3, en
zoom uit. Je ziet nu waar
de spot geplaatst is, en
waar deze op gericht is.

28 Wijzig in de PropertyMana-
ger de Brightness in 0.4
Klik op OK

29 Dubbelklik op Spot 4, en
maat daar dezelfde wijzi-
ging.

Oefening 9: Het maken van een rendering 147


30 Render het model.

Je ziet nu dat er iets meer


contrast in het geel zit,
maar dat vooral de chro-
men wielen erg donker
geworden zijn.

Achtergrond: soorten SolidWorks kent vier soorten lichtbronnen


lichtbronnen
1. Ambient Light: omgevingslicht. Dit is altijd in een bestand aanwezig,
en zorgt er bijvoorbeeld voor dat schaduwen niet helemaal zwart wor-
den, maar altijd een beetje verlicht blijven. Ambient light kun je niet
toevoegen.
2. Point light: puntlichtbron, geeft in alle richtingen licht, te vergelijken
met een gloeilamp
3. Spot light, gericht licht vanuit één punt, te vergelijken met een spot
4. Directional light, gericht licht, te vergelijken met zonlicht.
Point, Spot en Directional light kun je zoveel toevoegen aan je scene als je
wilt.

Achtergrond: belichtings- SolidWorks werkt met belichtingsschema’s, waarin vastligt welke lichtbron-
schema’s nen er zijn, en waar die staan. Bij het kiezen van een scene wordt automa-
tisch het bijbehorende belichtingsschema geopend. Je kunt echter ook een
ander belichtingsschema openen.
Ga daarvoor in de Scene Editor naar de vierde tab: ‘Lighting’.
Klik op de knop Select Lighting Scheme

Oefening 9: Het maken van een rendering 148


31 Open de Scene Editor

Ga naar de derde tab:


Back/Foregroud.
Vink de optie Use
backgroud color aan.

32 Render het model op-


nieuw.

Je ziet nu dat de wielen


veel lichter geworden zijn.

Oefening 9: Het maken van een rendering 149


33 Tot slot kun je het geren-
derde beeld in hoge kwali-
teit wegschrijven.
Klik in de PhotoWorks-
toolbar op Render to file

1. Selecteer bij ‘Format’:


JPEG picture
2. Geef de maar (in
pixels), bijvoorbeeld
1600 x 1200
Klik op Render.

De rendering wordt nu in
een bestand weggeschre-
ven.

Samenvatting In deze oefening heb je gezien hoe je een rendering maakt. Je hebt daarbij
de drie onderdelen van een rendering gezien:
1. De scene
2. De materialen
3. De belichting
Het maken van een rendering betekent vooral heel veel proberen, en goed
naar het resultaat kijken!

Oefening 9: Het maken van een rendering 150


Oefening 10: Zelf modelleren
In deze tutorial zijn de belangrijkste onderwerpen uit SolidWorks behandeld. In de oefeningen is steeds
aangegeven wat je moest doen. Vanaf nu zal je dat echter zelf moeten bedenken.
In deze laatste oefening komen geen nieuwe onderwerpen aan de orde. We gaan een wagon voor de trein
modelleren. Nu wordt echter niet meer elke handeling beschreven, maar alleen in grote stappen aangege-
ven wat je moet doen. Loop je vast, zoek dan terug in deze tutorial waar soortgelijke problemen opgelost
worden.
Bedenk verder: in de meeste gevallen kun je het gewenste resultaat op meerdere manieren bereiken. Er is
niet één methode heilig!

1 Begin met het modelleren


van een blok, net als je bij
de locomotief gedaan hebt.
De afmetingen zijn 100 x
60 x 20.
Geef de bovenzijde een fil-
let met een radius 5

Oefening 10: Zelf modelleren 151


2 Maak nu een sketch op het
voorste vlak van het blok,
zoals hiernaast te zien is.

2 Geef de vorm een dikte


van 4mm.

3 Maak een cilindertje zoals


hiernaast te zien is: diame-
ter en hoogte zijn beide 3
mm

Oefening 10: Zelf modelleren 152


4 Modelleer precies dezelfde
vorm aan de andere kant
van het blok:
1. open weer een sketch
op het verticale vlak
van het blok
2. Gebruik het commando
Convert Entities om de
sketch die je bij stap 2
gemaakt hebt te kopie-
ren.

3. Extrudeer de vorm.
4. Modelleer het cilinder-
tje.

5 Gebruik het Shell-feature


om de onderzijde hol te
maken. Wanddikte 2mm.

6 Modelleer als trekhaak de


vorm zoals hiernaast te
zien is.

Oefening 10: Zelf modelleren 153


7 Modelleer een cilinder op
de trekhaak

8 Modelleer dezelfde vorm


aan de andere kant van de
wagon. Maak nu alleen
geen cilinder maar een gat.
Het trekoog zit 1mm hoger
dan de trekhaak.

9 Maak tot slot gaten in de


zijkanten voor de assen.
Gebruik de sketch zoals
hiernaast te zien is.

Oefening 10: Zelf modelleren 154


10 Nu moet de bak van de
wagon gemaakt worden.
Open een nieuw part.
Maak een sketch zoals
hiernaast te zien is.
Extrudeer deze over
100mm.

11 Geef de hoeken aan fillet


van 5mm.

12 Maak de bak hol met een


Shell. Wanddikte 2mm.

Oefening 10: Zelf modelleren 155


13 Maak tot slot aan beide zij-
den een gaatje in de bak.
Diameter 3mm.

14 Nu kun je de assembly van


de wagon maken.
Uiteraard gebruik je de-
zelfde as met wielen die je
ook bij de locomotief ge-
bruikt hebt.

15 Modelleer nu aan de loco-


motief nog een trekhaak,
zoals je dat ook bij de wa-
gon gedaan hebt.

Oefening 10: Zelf modelleren 156


16 Nu kun je de assembly
maken van de locomotief
met een aantal wagons.

Oefening 10: Zelf modelleren 157


Hoe nu verder?
Als je deze tutorial helemaal doorgenomen, kan je aardig met SolidWorks overweg. Je kunt in elk geval de meeste
vormen modelleren, je kunt assemblies maken, en daar een technische tekening of een rendering van maken.

Toch is in deze tutorial maar een gedeelte behandeld van wat er met SolidWorks allemaal kan. Om een paar voor-
beelden te noemen:
- SolidWorks kan erg goed met plaatijzer zetten en daar weer uitslagen van maken.
- Kunststof producten maken, en daarvan weer spuitgietmatrijzen maken,
- Complexe dubbelgekromde vormen maken met behulp van surfaces,
- Varianten van een bepaald onderdeel maken.

En zo kunnen we nog even doorgaan. Het belangrijkste wat je nu moet doen om een echte SolidWorks-expert te
worden, is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. SolidWorks is een behoorlijk toegankelijk programma. In de
PropertyManager zal je regelmatig opties gezien hebben die niet behandeld zijn. Door dit soort opties uit te probe-
ren kom je er langzaam maar zeker achter wat er allemaal kan. Kom je er niet uit, dan gebruik je de Help-functie,
die (weliswaar in het Engels) zeer volledig is, en veel voorbeelden geeft.

Onthoud: SolidWorks leer je kennen door problemen op te lossen, niet door problemen uit de weg te gaan!

Wil je verder komen met SolidWorks, dan zijn er natuurlijk ook nog andere leermiddelen beschikbaar. Het meest
voor de hand ligt de online tutorial. Deze vind je in de pull-down menu’s van SolidWorks, onder Help > Online tuto-
rial. Deze tutorials zijn in het Engels, maar geven wel een snelle kennismaking met verschillende onderwerpen uit
SolidWorks.

Hoe nu verder? 158


Dan is er ook nog meer Nederlandstalig materiaal. SolidWorks-Benelux heeft twee Nederlandstalige tutorials be-
schikbaar in PDF-formaat, die aansluiten op het niveau van deze tutorial:
- SolidWorks Studenten Werkboek
- SolidWorks Advanced Modelling
Je vindt deze tutorials via de website www.solidworks.nl

Tot slot is er een Nederlandstalig boek op de markt: ‘Productmodelleren met SolidWorks’, van A. Breedveld. Dit
boek behandelt alle onderwerpen van SolidWorks. Beginnende gebruikers van SolidWorks kunnen het boek als tu-
torial gebruiken, terwijl gevorderde gebruikers het als een naslagwerk kunnen gebruiken. ‘Productmodelleren met
SolidWorks’ is uitgegeven door Academic Service, is verkrijgbaar via de boekhandel. ISBN-nummer:
9789039524787.

Hoe nu verder? 159

Vous aimerez peut-être aussi