Vous êtes sur la page 1sur 4

Volledige Les onderbouw n.a.v. Kees de Kikker.

Lesschema “Ontwerpen van onderwijs” P-1 2007-2008


Gegevens opleiding
Naam: Marise den Broeder
Klas: 1c
Dag- of deeltijdopleiding: dagopleiding
SSB: Dhr. Dijkstra
Periode: 3
Gegevens stageschool
Code: Maa
Naam: Marise den Broeder
Plaats: Maassluis
Beginsituatie / wat weten de leerlingen al:
Ik schat in dat de leerlingen weten wat een kikker is en waar ze een kikker kunnen vinden.
Doelstelling / wat moeten de leerlingen kennen/kunnen:
Aan het einde van deze les kunnen de leerlingen de ontwikkeling van de kikker vertellen. Ook
kennen ze de woorden kikkerdril, kikkervisje, en het woord alg..................................................

Lesinhoud:
Beginnen met de handpop van een kikker. Eerst zit Kees de kikker in de blauwe tas.
(waterplas) Je laat de kinderen raden wat er in de tas zit. Uit de tas klinkt zachtjes gekwaak.
Langzaam de kikker uit de tas halen. En op de groene lelie zetten. Kees voorstellen.
De kinderen zien de kikker. Vragen stellen aan de kinderen of ze weleens een kikker gezien
hebben. En waar ze die dan gezien hebben? Waar wonen kikkers? Zwemmen kikkers altijd in
het water? Hoe komen ze dan uit het water  leliebladen.

Kinderen luisteren, maar moeten tijdens het verhaal goed op de platen letten. Het verhaal:

Kees de Kikker

Hoi! Ik ben Kees de kikker. Ik ben zoals je ziet een groene kikker.

Ik leef, in een groep, op het vaste land van Europa en in Azië.

Ik eet graag mieren, wespen, vliegen, torren, vlinders en nachtvlinders. Ik ben nu ongeveer 12
centimeter groot. Ik leef in het water en op het land.
Ik leg mijn eitjes in het water.

In dit verhaaltje wil ik jou graag wat vertellen over mijn leven. Er is namelijk heel wat met
mij gebeurd voordat ik een gewone groene kikker werd. Luister maar eens.....

Het begon allemaal in mei. Mijn vader en moeder gingen naar een vijver toe. Daar waren nog
veel meer groene kikkers. Al deze kikkers kwaakten hard, misschien heb je ze wel gehoord?
De mannetjes hebben speciale zakken aan de zijkant van hen bek zitten, dit zijn een soort
ballonnen. Hiermee kan hij extra hard kwaken. Van mei tot en met juli bleven mijn ouders
daar. Daar hebben ze gepaard. Mijn moeder heeft eitjes gelegd in het water. Toen heeft mijn
vader deze eitjes bevrucht. Mijn ouders hebben samen duizenden eitjes gelegd. De eitjes
hebben ze in kleine klompen aan waterplanten vastgemaakt. En toen zijn ze weg gegaan. Zo
een klomp eitjes noemen we kikkerdril, want het voelt een beetje als een drilpudding.

Toen zat ik, samen met duizenden broers en zussen als eitje in het kikkerdril. Maar toen
waren we nog geen kikker. Eerst gebeurde er nog een heleboel terwijl we in het eitje zaten.
Het kikkerdril zit meestal aan waterplanten vast. In het begin waren mijn broers, zussen en ik
nog maar een donker stipje!

Maar langzaam begonnen we te groeien en kregen we een klein staartje.We werden hele
kleine visjes, met een dik kopje. Dat wordt vaak een kikkervisje of dikkopje genoemd. We
begonnen ons snel uit het eitje te wurmen. Toen we eruit waren aten we het lege eitje meteen
op, want dat vinden kikkers lekker.

Maar goed, toen was ik dus een kikkervisje. En ik wilde natuurlijk een kikker worden. Maar
kikkervisjes hebben geen longen, zoals mensen, maar kieuwen, zoals vissen. Dus ik moest
onder water blijven. Terwijl ik dus onder water bleef at ik algen. Algen zijn kleine
waterplantjes.

Ik begon te veranderen. Aan de achterkant begonnen pootjes te groeien. Langzaam begon er


over mijn kieuwen een huidje te groeien. Ik kreeg longen! Na een tijdje begonnen ook mijn
voorpoten te groeien en mijn staartje werd steeds korter. In een paar weken tijd was ik van
een klein kikkervisje tot een klein kikkertje gegroeid!

Helaas hebben veel van mijn broertjes en zusjes het niet gehaald. Van de duizenden eitjes zijn
er maar een paar over gebleven. Maar dat is ook niet zo raar, want anders zouden er veel te
veel kikkers komen.

Nu ben ik dus helemaal volwassen. Ieder jaar in de maanden mei, juni en juli ga ik weer naar
de vijver waar ik geboren ben. Daar leg ik samen met een vrouwtje eitjes, net zoals mijn
ouders hebben gedaan.

Ik hoop dat je het leuk vond om wat meer over mij en natuurlijk ook alle andere kikkers te
horen. Misschien kom ik je nog eens tegen!

KWAK!!!

Vervolgens aan de kinderen nog een keer de platen laten zien. En aan hun vragen wat er op de
platen staat en wat het is. De woorden kikkerdril, eitjes, en alg op de kaartjes laten zien en aan
de grote lelie hangen. Ook vragen aan de kinderen waarom een lelie.
Daarna mogen de kinderen de platen in de goede volgorde zetten.
Ik geef één kind een plaat die gaat ergens staan. Daarna een ander kind een plaat die gaat in
de goede volgorde staan. Ervoor of erachter. Enz. tot alle platen op zijn.

In de week die volgt regelmatig de nieuw aangeleerde woorden terugvragen. Aan de hand van
de grote lelie of paraplu die in de klas hangt, waar de woorden aanhangen.
DIDACTISCHE ROUTE

Leerstof Leefwereld Leerling


tijd

S 1. Ervaren
T 1 min.
A 1. Kees de kikker voorstellen.
R 2. Openen/Delen
T 3 min. 2. Kinderen vertellen wat ze al weten over kikkers.

K 3. Opnemen
E
R 7 min. 3. Verhaal vertellen over Kees de kikker. Tussendoor platen omhoog houden.
N

4. Maken

2 min. 4. Kinderen de woorden laten verklaren. In het verhaaltje duidelijk van die
woorden de uitleg gegeven. Woorden door de kinderen laten ophangen aan
een grote lelie.

A 5. Reflecteren/evalueren
F 4 min.
S 5. Kinderen de platen op de goede volgorde laten zetten.
L
U
I 6. Bewerken
T 20 min.
I 6. Gymles: gebruik maken van de kikkersprong. Van lelie naar lelie springen.
N
G
37 min Over de kikker gewerkt.
Extra activiteit: de gymles.

Inleiding:

Vragen hoe de kikker zich voortbeweegt aan de kinderen.

De kinderen gaan achter elkaar staan op de gele lijn. Lopen een rondje. Bij één keer fluiten
gaan ze verder in de kikkersprong. Nog een keer fluiten moeten ze weer normaal lopen.
Uitbreiding: twee keer fluiten is omdraaien. De kinderen vervolgen hun route in
tegenovergestelde route.

Middenstuk:

De kinderen verdelen in 4 groepjes. Kikkerestafette. Ze lopen van het begin af tot de pion.
Tussen het beginpunt en het eind punt liggen twee matten (lelies). De kinderen gaan met
zwembewegingen naar het einde. Als ze op de lelies zijn moeten ze de 3x kikkersprong op de
plaats doen.

Dan tot de pion en weer terug langs de matten rennen. De volgende estafetteloper mag lopen
als de eerste terug is.
Uitbreiding: Bij de pion moeten ze stil staan en luidkeels kwaken.

Slot:

Kikkertikkertje. Er is één tikker: een kikkertovenaar. Die tovert een mens om in kikkers.
Op het moment dat de lopers getikt worden door de kikkertovenaar dan veranderen zij in een
kikker. De kinderen mogen zelf weten hoe ze dat doen. Ze moeten wel op één plek blijven
staan. Kikkersprong, kwaken, zwembewegingen. Er is één prins/prinses. Die maakt van de
kikker weer een mens. De kikkertovenaar weet niet wie de prins/prinses is. Daar moet hij
achter zien te komen. En dan de prins/prinses proberen te tikken. Als de prins/prinses een
kikker tikt, is die kikker weer een mens en mag hij weer verder lopen.

Vous aimerez peut-être aussi