Vous êtes sur la page 1sur 34

Recht van de Europese Unie 1

Recht van de Europese Unie – 2009-2010 – prof. A.M. Van den Bossche
VRIJ 09u30-12u30, R002

12/02/2010

Cursusmateriaal:
Verdrag van Lissabon: geconsolideerde versie. Verdrag van Lissabon = wijzigingsverdrag.
Verdrag betreffende de Europese Unie + werkingsverdrag + concordantietabel (PDF op BB)
Die mag je meebrengen naar het examen
Jurisprudentiebundel Recht van de Europese Unie, 2de editie.
Die mag je ook meebrengen naar het examen
Handboek Europees Recht
Niet meebrengen op examen
Powerpoint presentaties: uitprinten in modus "notitiepagina," dan staat er onder elke slide bijkomende
informatie. Presentaties zijn leidraad voor inhoud van het vak.
Powerpoints ook niet meebrengen naar examen.

In Verdrag en Jurisprudentiebundel mag je kleuren, onderlijnen, post-its plakken, maar niet schrijven.

Volgende week 19/02 geen les.

Schriftelijk examen, open boek/gesloten boek (zie hierboven), duurt ten minste 2,5 uur. Peilt naar kennis,
inzicht en toepassing.
Vast onderdeel examen: 10 korte vragen (1/3): waar staat EMU voor? Economische en monetaire unie.

Europese integratie
Kort samengevat is dat in context van EU: uitbreiding en verdieping. Dit slaat op 2 verschillende aspecten
van Europese integratie, die gelijktijdig gebeuren.
Uitbreiding = toetreding nieuwe lidstaten = proces dat gestart is in 1952.

1) Startpunt 1952 = inwerkingtreding tot oprichting Europese Gemeenschap van Kolen en Staal = eerste
verdrag tussen 6 oorspronkelijke lidstaten, bracht toen belangrijke sectoren kolen en staal onder
gemeenschappelijk beleid, verdrag zou voor 50 jaar gelden. Bestaat nu niet meer als afzonderlijk verdrag.
--> allereerste vorm van samenwerking was sectoraal = in sectoren kolen en staal. Niet toevallig op die
terreinen: kolenindustrie was extreem belangrijk voor energievoorziening + staal ook belangrijk en men
wilde die sector, die belangrijk is voor wapenfabricatie, collectief regelen om oorlog te vermijden.
6 eerste lidstaten: België, Luxemburg, Frankrijk, Nederland, Duitsland, Italië. Frankrijk en Duitsland om
historische vetes bij te leggen. Italië was toen zeer belangrijke economie. België, Nederland en Luxemburg
toen betrokken omdat ze erg geleden hadden onder 2 wereldoorlogen, wilden samenwerken op Europese
continent. Oorspronkelijke lidstaten zijn niet belangrijker dan net toegetreden lidstaten. Alle lidstaten
dezelfde rechten en plichten maar politiek soortelijk gewicht kan verschillen.
Samenwerking ging goed --> 1957: 2 nieuwe verdragen: Euratom (ook sectoraal) & EEG-Verdrag
(algemeen verdrag, gericht op economische integratie tussen lidstaten, bv. landbouw, toerisme, etc.
stroomlijnen) --> na 1957 2 sectorale en 1 algemeen verdrag.
6 uitbreidingsgolven: 1973, 1981, 1986, 1995, 2004, 2007
Tegelijkertijd ook verdieping van Europese integratie: gebeurd via verdragswijzigingen waarbij lidstaten in
aanpassingsverdragen nieuwe elementen toevoegen aan bestaande integratie. Vergelijkbaar met
grondwetswijziging die leidt tot betere organisatie. Verdragswijzigingen leiden tot verdieping want laten
nieuwe instellingen, werkwijzen, etc. toe.
Zulke verdragen:

2) Eenheidsakte 1986: gedurende 30 jaar was verdrag 1957 gebruikt, vanaf 1986 alsmaar sneller
wijzigingen.
1ste jaartal is jaar waarin verdrag werd getekend, 2de is jaar waarin het in werking treedde, duurt 2 jaar
omdat het pas in werking kan treden als het door alle ondertekenende landen geratificeerd is in
Recht van de Europese Unie 2

overeenstemming met elk zijn nationale regels i.v.m. ratificatie: in België parlementaire
ratificatieprocedure: bevoegdheid van al onze parlementen --> in België moeten 7 parlementen hun
instemming geven met verdrag in kwestie; in andere landen gebeurt ratificatie door eventueel verplicht
referendum. In klassieke internationale verdragen kunnen verdragen in werking treden nadat bv. 6 landen
hebben geratificeerd. In EU recht gaat dit niet.

3) Verdrag van Maastricht 1991-93: Belangrijk want vormde Europese Economische Gemeenschap +
EGKS + Euratom om (bouwde die uit): EEG + EGKS + Euratom werden 1ste pijler. 2de pijler (nieuw) was
opname van regels over gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (nu is Ashton daarvoor
bevoegd), 3de pijler: regels over samenwerking op vlak politiële en justitiële strafrechtelijke
samenwerking. 3 pijlers samen vormen sinds Verdrag van Maastricht de Europese Unie --> EU
geïntroduceerd in 1993. 2de en 3de pijler zijn anders dan 1ste op vlak van aard van samenwerking tussen
de lidstaten.
1ste pijler: lidstaten werken samen op supranationale manier, via Europese instellingen die zij bevoegd
maken om op te treden op bepaalde vlakken. Bevoegdheden worden overgedragen aan supranationale
instellingen bv. Europees Parlement. Europese instellingen samengesteld uit vertegenwoordigers uit
lidstaten. Instellingen krijgen belangrijke functies bv. controlefunctie Hof van Justitie.
2de en 3de pijler: lidstaten werken intergouvernementeel samen. Samenwerking tussen regeringen met als
voornaamste consequentie dat beslissingen op terrein van 2de en 3de pijler unanimiteit vereisen: ieder land
moet het eens zijn bv. sturen van Europese legereenheden naar Haïti sturen. Elke lidstaat heeft een
vetorecht. Is hetzelfde als besluitvorming in Veiligheidsraad VN. Landen zelf werken dus samen, geringe
rol voor Europese instellingen.
3 pijlers samen vormen Europese Unie, lidstaten kunnen niet met slechts 1 of 2 pijlers meedoen. Wie lid
wordt wordt lid van graad integratie die bestaat op moment van toetreding.
Verdrag van Maastricht ook EEG omgevormd tot EG: Europese Gemeenschap, want samenwerking ging
niet meer uitsluitend over economische integratie, ook op sociaal vlak, etc.

4) Amsterdam 1997-99, Nice 2001-03: hoofdbedoeling was om institutionele opbouw/instellingen aan te


passen aan grote uitbreiding die er uiteindelijk in 2004 is gekomen. Na Verdrag van Maastricht
onderhandelingen tussen lidstaten. Verdrag van Rome 1957 waren regels opgenomen over samenstelling
instellingen, tot onderhandelingen van Amsterdam waren die regelingen telkens een beetje uitgebreid. bv.
Hof van Justitie 1 rechter per lidstaat, eerst 6, dan uitbreiding lidstaten --> dan 9 rechters, etc. Elastiek
wordt altijd maar uitgerokken, knapt uiteindelijk. Verdrag van Amsterdam wilde nieuwe elastiek bedenken.
Grote omvorming bleef uit bij Verdrag van Amsterdam. Men probeerde dan opnieuw in Verdrag van Nice,
maar ook daar niet genoeg "verbouwingen" om nieuwe lidstaten te accomoderen gedaan, wel belangrijke
wijzigingen. Ieder verdrag product van intergouvernementele conferentie (IGC) = benaming
onderhandelaars die nieuw verdrag willen sluiten, doen voorwerk, diplomaten en politici stellen teksten op.
Men wilde dit opentrekken --> samenroeping conventie: vertegenwoordigers regeringen,
intergrouvernementele organisaties, etc. om nieuw verdrag op te stellen:

5) Rome (Verdrag tot vaststelling tot een Grondwet voor Europa) 2004-nooit: slecht idee, want lidstaten
veel ontzag voor hun grondwet. Door het verdrag zo te noemen ("grondwet") werd men bang dat het zou
leiden tot Verenigde Staten van Europe en afschaffing van hun eigen grondwet, maar dat was niet de inhoud
van dit verdrag, wel verdere integratie maar was geen grondwet. Titel en toelichting die bij dit verdrag werd
gegeven legde nadruk op grondwettelijk element --> nooit in werking getreden want zowel Frankrijk als
Nederland organiseerden referendum, in Frankrijk omdat dat grondwettelijk was voorgeschreven, in
Nederland omdat regering dat wenselijk vond (consultatief referendum, maar niet echt vrijblijvend). In
Frankrijk verdrag verworpen in referendum, in Nederland ook. --> 2 keer nee en verdrag kan enkel in
werking treden als alle landen ratificeren. Dan propaganda over hoe erg die afkeuring was omdat het om 2
stichtende leden van EU ging (is vanuit juridisch oogpunt irrelevant). In Nederland zei regering dat het
verdrag "dood" was omdat volk zich negatief had uitgesproken, verdrag moest achterwege worden gelaten,
men wilde niet praten. Verdrag van Rome was leesbare tekst, niet gewoon wijzigingen van andere
verdragen. Bepalingen overgenomen naar wijzigingsverdrag: Verdrag van Lissabon.

6) Lissabon 2007-2009: = wijzigingsverdrag. Inhoudelijk hetzelfde als Verdrag van Rome tot vaststelling
van een Grondwet voor Europa. Was cosmetische operatie om gezicht van Franse en Nederlandse politici te
Recht van de Europese Unie 3

sparen. In Nederland niet opnieuw voorgelegd voor consultatief referendum. Meeste tegenstemmen gingen
over "symbolen van de Unie:" bv. devies = "eenheid in verscheidenheid," vlag is blauw met gele sterren,
etc. Verdrag van Lissabon ook niet zonder slag of stoot geratificeerd: in Ierland in 1ste referendum
afgewezen. Grootste bekommernis Ierse bevolking was bewaren van neutraliteit van Ierland. Verdrag
Lissabon wilde 2de pijler uitbouwen en Ierland wilde militair neutraal blijven. Andere zorg was invloed
Verdrag op eigen visie op ethische kwesties bv. wettelijke regeling abortus en euthanasie. Door toevoegen
aan verdrag van protocollen en verklaringen waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat Verdrag van Lissabon
geen dwingende keuzes oplegd op terrein van bv. abortus --> 2de referendum in Ierland: dan wel
goedgekeurd.
Dan problemen met Tsjechië, Duitsland waardoor Verdrag van Lissabon pas op 1 december 2009 in
werking kon treden.

Uitbreiding van 6 naar 27 lidstaten


1) België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Italië, Nederland (1957)
2) VK, Ierland, Denemarken (1973)
3) Griekenland (1981)
4) Spanje, Portugal (1986)
5) Zweden, Finland, Oostenrijk (1995)
6) Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië (2004)
7) Bulgarije, Roemenië (2007)
Elk van die landen vraagt zelf om toe te treden. Dan procedure en toetredingsverdrag. Noorwegen: in jaren
'70 en '90 aanvraag tot toetreding en onderhandelingen en dan bij referendum bevolking toetreding tot EU
afgewezen.
Aantal toetredingen economische toetredingen: landen met gezonde economie die willen gebruik maken
van o.a. vrij verkeer van goederen, interne markt. Halen er zowel zelf voordelen uit als voordelen voor
eerdere lidstaten. Vooral bij toetreding 1973 en 1995.
Andere toetredingen eerder (geo)politieke toetredingen: niet zozeer bijkomende investeringsmogelijkheid
of afzetmarkt, maar toetreding als versterking politieke ontwikkelingen + consolidatie democratische
ontwikkeling. Vooral 1981 en 1986: Griekenland kwam uit dictatuur, had zich net voor toetreding herbrond,
wilde dit consolideren door lidmaatschap EU; zelfde geldt voor Spanje en Portugal. Spanje: Franco regime,
Portugal: Salazar. Zowel in Spanje als Portugal dacht men dat toetreding democratische ontwikkeling zou
ondersteunen. Ook voor Centraal- en Oost-Europese landen na instorting USSR. Estland, Letland en
Litouwen waren republieken van Sovjetunie. Onafhankelijkheid als land herwonnen en wilden direct
toetreden tot EU om onafhankelijkheid te consolideren. Bulgarije en Roemenië: veel vertragingen --> 10
eerste Oost-Europese landen eerst laten toetreden en wat wachten met Bulgarije en Roemenië.

Witte vlekken op kaart EU:


Noorwegen: wel verbonden met EU door EER-Verdrag: Verdrag tot vaststelling van de Europese
economische ruimte (1994): gesloten door lidstaten en EVA/EFTA: Europese
VrijhandelsAsssociatie/European Free Trade Association: organiseren vrije handel onder elkaar, maar geen
supranationale instellingen. In jaren '60 opgericht door in de 1ste plaats VK. Op dit ogenblik lid:
Zwitserland, Noorwegen, Liechtenstein en Ijsland. Europese Economische Ruimte = verdrag tussen
lidstaten en EVA-landen op dat ogenblik, behalve Zwitserland (= EVA land maar geen lid EER of EU, wel
veel bilaterale verdragen met EU, waardoor uiteindelijk dezelfde regels als EER ook van toepassing zijn in
Zwitserland). Europese Economische Ruimte = interne markt + EVA landen.
Ijsland: geen lid EU, wel lid EER, heeft op 28 juli 2009 aanvraag gedaan tot lidmaatschap EU.
Liechtenstein

Verdieping: van EEG na EU


1) Rome --> Maastricht: 1 EEG: 1 verdrag.
2) Van Maastricht --> Lissabon: 1 EU, 1 EG: 2 verdragen en 3 pijlers. Pijler bepaald welke samenwerking
aan bod komt. 1ste pijler: supranationaal, 2de en 3de pijler: intergouvernementeel, unanieme
besluitvorming.
3) Sinds Lissabon: 1 EU, 2 verdragen, EG bestaat niet meer, pijlerstructuur afgeschaft sinds 1 december
2009. 1ste verdrag = Verdrag tot oprichting van de Europese Unie (EU-Verdrag: bevoegdheidsverdeling).
2de verdrag = Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (werkingsverdrag). Lidstaten hebben
Recht van de Europese Unie 4

volheid van bevoegdheid en Europese instellingen enkel bevoegd voor specifiek toegewezen zaken.
Werkingsverdrag: concrete regels over bv. samenstelling Europees Parlement. 2 verdragen zelfde juridische
waarde.

Alsmaar breder?
Uitbreiding: is daar een einde aan? Wie komt in aanmerking om nog lidstaat te worden?
Onderscheid tussen 3 groepen landen:
1) Landen die duidelijk hebben aangeven dat ze zouden willen lid worden van de EU, aanvraag hebben
ingediend. Toetredingsvoorwaarden in Unieverdrag art. 49 (officiële afkorting is VEU: Verdrag tot
oprichting Europese Unie). Op dit ogenblik 5 landen die kandidaat zijn: Kroatië (aanvraag 2003,
onderhandelingen 2005, zou kunnen toetreden in 2011), Ijsland (2009 tijdens bankencrisis aanvraag,
direcht aanvaard, onderhandelingen nog niet gestart, Ijsland al deel EER dus kan snel gaan want veel regels
komen overeen, plan is dat Ijsland en Kroatië samen zullen toetreden), Voormalige Joegoslavische
Republiek Macedonië (aanvraag 2004, 2005 statuut kandidaat lidstaat, onderhandelingen niet gestart),
Servië (2009 aanvraag, nog geen besluit genomen of het aanvaard wordt als kandidaat lidstaat), Turkije
(oudste kandidaat-lidstaat, aanvraag 1959, toen afgewezen want militaire staatsgreep in Turkije, 1987
opnieuw aanvraag, 1999 status kandidaat-lidstaat verkregen --> in juridische termen debat of Turkije
Europees land is beslecht: als je kandidaat-lidstaat bent, ben je een Europees land, onderhandelingen 2005
gestart) (dit alles niet uit het hoofd leren)
2) Landen die door lidstaten EU aanzien worden als potentiële kandidaat-lidstaten: Westerse Balkanlanden:
Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Kosovo. Zij hebben Europese roeping, maar nog geen
aanvraag ingediend.
3) Landen die niet geïnteresseerd zijn in lidmaatschap.
Toetredingsvoorwaarden: beschreven in art. 49 VEU: niet veel inhoudelijke criteria opgenomen: moet
Europese staat zijn en overeenstemming bestaan over voorwaarden van toetreding. 1993: door Europese
Raad in Kopenhagen voorwaarden uitgewerkt: Kopenhagen-criteria. Europese Raad = staats- en
regeringsleiders van lidstaten. Kopenhagen 1993: concretisering voorwaarden om lid te kunnen worden,
was tot dan toe niet zo expliciet gebeurd want tot dan gebeurden toetredingen in kleine groepjes, nu wilde
men individuele gelijke behandeling. Voorwaarden geen juridische waarde, maar gelden wel als regels voor
toetreding.
3 grote groepen toetredingsvoorwaarden:
1) Politieke en juridische criteria: democratisch gehalte van het land, stabiele instellingen, onafhankelijke
rechtspraak, respect voor mensenrechten en minderheden. Was bij Bulgarije onduidelijk of men corruptie
kon bestrijden, bij Roemenië niet duidelijk of minderheden gerespecteerd werden. Alle EU-leden ook lid
EVRM.
2) Economische criteria: er moet binnen het land een markteconomie bestaan die het hoofd kan bieden aan
concurrentie binnen EU. = één van redenen waarom er privatisering was in Oost-Europese landen.
3) Acquis-criterium: Franstalig begrip: verzamelbegrip voor alle juridisch bindende teksten die van kracht
zijn binnen de EU: verdragen, alle Europese wetgeving door Europees Parlement, Raad, etc., akkoorden
gesloten met niet-lidstaten, arresten HvJ,... = "het Acquis" = "het verworvene." Wat verworven is op het
vlak van recht binnen de EU. = "het geldende." Men moet aantonen in staat te zijn dit alles na te leven.
Soms omschreven als "de 80.000 bladzijden."

26/02/2010

Aanvulling: Ijsland 1 van de kandidaat-lidstaten: Europese Commissie deze week advies aan Raad gegeven
om onderhandelingen met Ijsland snel te starten.
Procedure: vraag van land  aanvaarding als kandidaat-lidstaat  Commissie geeft advies over
mogelijkheid onderhandelingen  onderhandelingen.
IP 10 186 (Information de Presse = persbericht), MEMO 10 48, COM 2010 62 (voorstellen Commissie aan
groot publiek, Europees Parlement,...) daarin mededeling Commissie over toetredingsaanvraag van Ijsland,
SEC 2010 193. Allen op eurlex.eu.

Verdieping Lissabon
Volgens Commissie staat toetreding Ijsland verdieping Unie niet in de weg. Verdieping Verdrag van
Recht van de Europese Unie 5

Lissabon gebeurt via 2 verdragen: Unieverdrag en Werkingsverdrag. Hebben gelijke rechtskracht.


Bedoeling wijzigingsverdrag: nieuwe etappe in proces hechter verbond tussen volkeren van Europa
bekomen.
Inzet hervormingsverdrag drievoudig:
1) Optreden Unie/doeltreffendheid versterken
2) Democratische legitimiteit versterken
3) Optreden Unie samenhangender maken bv. zichtbaarheid instellingen vergroten.
Doeltreffendheid en samenhang verbeteren gebeurt door:
- Bevordering goed bestuur
Garanderen meer openheid in besluitvorming bv. stemmingen in Raad van Ministers publiek
gemaakt zodat burgers kunnen nagaan welke houding eigen lidstaat heeft aangenomen 
nationale politici kunnen niet meer komedie spelen over wat ze stemmen of dat ze gedwongen
worden iets bepaalds te stemmen. Ook toegang tot documenten instellingen EU.
- Versterking daadkracht instellingen
Samenstelling en besluitvorming. Wetgevingsprocedures gestroomlijnd: nu gewone en bijzondere
wetgevingsprocedure.
- Flexibiliteit
Lidstaten die nauwer willen samenwerking niet slachtoffer maken van dwarsliggers. Gebieden van
ten minste 8 lidstaten die verder willen gaan met integratie  kunnen “kopgroep” vormen. Starten
met kleine groep lidstaten met nauwere samenwerking op bepaald gebied, andere lidstaten kunnen
zich daar dan bij aansluiten als ze dat willen. Gebeurt vooral in gemeenschappelijk buitenlands en
veiligheidsbeleid en justitioneel beleid. In verleden ook “kopgroepen” bv. Chengen-groep:
afschaffing onderlinge grenscontroles op personen, was gesloten buiten context Europese
verdragen, pas na verloop van tijd meerdere lidstaten toegetreden. Verdrag Amsterdam: Chengen-
acquis geïntroduceerd in verdrag. Opt-out = recht om te kiezen of lidstaat meedoet of niet. Ander
vb. Euro-groep: Euro als betaalmiddel, maar niet in alle lidstaten. Noodremprocedures: wetgeving
wordt voorgesteld door Europese instellingen, als lidstaten vinden dat wetgeving vooral sociale
zekerheid, zou afbreuk doen aan nationale waarden  kan dat grondigere heroverweging gebeurt.
Exit-bepaling: art. 50 Unieverdrag: regelt terugtrekking uit Unie. Nieuw artikel. Beslissing ligt bij
lidstaat zelf. Art. 50 bevat geen mechanisme om lidstaten uit te drijven. Oorsprong exit-bepaling:
Louis Michel speelde rol daarin, begin jaren ’00: verkiezingen Oostenrijk: Jörg Haïder verkozen.
Michel wilde Oostenrijk boycotten. Andere lidstaten deden mee met boycott. Nationale regeringen
lanceerden oproepen om Oostenrijkse producten niet te kopen en er niet op vakantie te gaan. Dit
probleem ligt aan basis uittredingsbepalingen, ook aan voorgestelde bepaling over uitdrijving.
Herzieningsregels ook versoepeld, mede om tegemoet te komen aan Verdrag Amsterdam,
Lissabon, etc.: 2 soorten herzieningsregels: 1) zware procedure, 2) lichte, soepelere regeling voor
niet-fundamentele regels. Art. 48 Unieverdrag.

Meer democratische legitimiteit


Verduidelijking bevoegdheden Unie – lidstaten.
Grotere rol aan burgers toegekend: burgerinitiatief: mogelijkheid voor burgers afkomstig uit voldoende
grote groep lidstaten om Commissie aan te moedigen om wetgeving uit te werken of op zijn minst
voorstellen uit te werken, die goed zouden zijn voor EU en haar burgers. Groen boek: Commissie beschrijft
stand van zaken, geeft aan wat zou kunnen verbeterd worden, mogelijke stappen. Afsluiting
consultatieronde  Wit boek: meer uitgepuurd voorstel met inbreng van buitenaf in opgenomen. Dan
opnieuw consultatieronde. Dan ontwerp die in gewone wetgevingsprocedure in samenwerking EP + Raad
Ministers kan worden aangenomen als verordening/richtlijn.
Grotere rol voor Europees Parlement: op wetgevingsvlak gelijk met Raad Ministers. Heeft nog geen
wetgevingsinitiatief. Initiatief voorstellen tot wetgeving ligt bij Europese Commissie. Parlement unieke
luxepositie: kan meteen werken op door anderen voorgestelde teksten. Makkelijker om een tekst van
iemand anders te verbeteren dan er zelf één van nul op te stellen. Negatieve besluitvorming handiger:
zeggen wat je niet wil makkelijker dan zeggen wat je wel wil. EP heeft ook geen echte regering tegenover
zich  kunnen intellectueel veel vrijer optreden. Parlementen die over dat recht wel beschikken, gebruiken
het zelden. Lidstaten blijkbaar een beetje ongerust over vrijheid van EP: willen geen wetgevend initiatief in
EP omdat ze EP niet onder controle kunnen houden.
Recht van de Europese Unie 6

Ook bij beslissing toetreding nieuwe lidstaten EP nu medebeslissingsrecht, dit kon voordien worden
genegeerd
Grotere rol voor nationale parlementen: In verdrag gesloten door lidstaten over Europese integratie worden
rechten toegekend aan nationale parlementen, die op nationale vlak niet te realiseren bleken bv. als
Commissie richtlijn of verordeningsvoorstel uitgewerkt heeft, wordt dat voorstel verstuurd naar o.a.
nationale parlementen. Mogelijkheid gele/rode kaarten uit te delen als voorgestelde wetgeving ingaat tegen
subsidiariteitsprincipe.

Meer dan 50 jaar verdieping en verbreding; waar gaat het om?


Sovietunie veel langer bestaan, Chinese volksrepubliek bestaat al meer dan 60 jaar  in die optiek is 50
jaar niet zo lang.
Verschillende manieren om wezen EU te omschrijven.
Presenteren naar waarden: waarden opgenomen in art. 2 Unieverdrag. Zijn waarden die in vele lidstaten
ook gekend zijn.
Kan ook vanuit oogpunt wat is doel EU? Art. 3 Unieverdrag: 1ste doelstelling is bevorderen vrede en welzijn
volkeren. Veiligheid, vrijheid en recht zonder binnengrenzen creëeren. Doel ook interne markt: vrij verkeer
goederen, personen, diensten, kapitaal en vrijheid van vestiging = 4 vrijheden (eigenlijk 5). Economisch
monetaire unie ook doelstelling sinds Verdrag van Maastricht. Ook openheid naar de wereld. EU neemt ook
deel aan multilaterale organisaties.
Kijken naar Commissieportefeuille: om te kijken waar Europees recht kan over gaan. 26 portefeuilles voor
elke commissaris, elk uit 1 lidstaat (+ voorzitter, maar die heeft geen portefeuille nodig). Zijn ook
onderwerpen waarover onderhandeld wordt met kandidaat-lidstaten. Betekent niet noodzakelijk dat enkel
Europese instellingen binnen die domeinen kunnen handelen; lidstaten zelf doen dat ook.
Kijken naar soort integratie:
Economische integratie:
1) Vrijhandelszone? Ja, maar EU is meer dan vrijhandelszone. Landen maken onderlinge handel vrij door
meestal bilaterale akkoorden. FTA: Free Trade Association: afkortingen voor vrijhandelsassociaties
eindigen altijd op –FTA. NAFTA: vrijhandelszone tussen Canada, USA en Mexico (North American Free
Trade Association). CEFTA: tussen central-Europese landen: voor toetreding Hongarije, Polen en
Tsjechoslowakije. Gesteund door Europa om hen te laten wennen om later te kunnen toetreden tot EU.
Mercosur: vrijhandelsassociatie tussen Zuid-Amerikaanse landen o.a. Chili en Bolivië. Andean-pact tussen
Andes-landen. EU vrijhandelszonde? Ja, maar meer dan dat: vrij verkeer van goederen, maar ook
supranationale bevoegdheden, instellingen die bevoegdheden hebben; dit heb je niet in vrijhandelszone.
Landen kunnen ook economische integratie versterkten door:
2) douane-unie: leden presenteren zich als eenheid t.o.v. derden-landen. Oorsprong goederen belangrijk in
vrijhandelszone, geen automatische doorschuiving. Bv. land A verkoopt grondstof aan land B, als
voldoende toegevoegde waarde wordt toegevoegd in B, valt het niet onder vrije handel bij verkoop aan land
C. Moet tenminste 33% waarde worden toegevoegd. EU: wij zijn douane-unie: deelnemende landen zijn
eenheid in tarieftermen t.o.v. buitenstaanders. Buitenkand douaneunie heeft gemeenschappelijk
douanetarief, 1 keer betalen en dan ben je binnen. Binnenkant douaneunie (goederen geproduceerd in
lidstaten + goederen uit derdenlanden in vrij verkeer): alle invoer/uitvoerrechten en heffingen afgeschaft.
 EU douaneunie, maar meer dan dat. Niet veel andere voorbeelden van douaneunies tussen
onafhankelijke landen. EU douaneunie met Andorra, Turkije en Israël. Vroeger douaneunie tussen Duitse
staten, ook binnen Habsburgse rijk, maar momenteel geen andere.
3) Gemeenschappelijke/interne markt?: Ja, maar die gemeenschappelijke markt is nooit “af”. Nog steeds
belemmeringen in vrij verkeer. Behalve vrij verkeer van goederen ook andere vrijheden, gaat niet enkel om
tarifaire belemmeringen in handel bv. kwantitatieve beperkingen. Ook gemeenschappelijke politiek bv.
landbouwbeleid. Combinatie 4 vrijheden + beleid = gemeenschappelijke markt. In eerste verdragen enkel
begrip gemeenschappelijke markt gebruikt, interne markt gekomen bij Europese Eenheidsakte 1986. Geen
andere voorbeelden van andere interne markten elders ter wereld. Wel pogingen ondernomen bv. Zuidelijk
Afrikaanse staten. Ook Golfstatenunie met instellingen geïnspireerd op Europese instellingen, functioneert
niet echt.
4) Economische unie?: Nog niet. BLEU: Belgisch-Luxemburgse Economische Unie. Basis gelegd in
Verdrag Maastricht. Er zou een economische regering op economisch vlak moeten zijn. Nog niet voorzien
wie economische regering zou kunnen zijn, waarschijnlijk taak Europese Commissie. Als er economische
Recht van de Europese Unie 7

unie was geweest, hadden lidstaten in economische crisis veel minder reddingsoperatie kunnen uitvoeren.
Voorbeelden elders tussen onafhankelijke staten: nee.
Monetaire integratie
Monetaire unie? Ja, voor lidstaten die meedoen. EU ook met derden-landen monetaire verdragen, daar ook
Euro wettig betaalmiddel, die landen kunnen ook Euro-munten slaan bv. Vaticaanstad. Ook met Andorra,
San Remo. Er wordt dan wel minimumgrens gesteld voor aantal munten dat in circulatie moet worden
gebracht, want zeer gegeerd door verzamelaars.
2 uitzonderingen voor Denemarken en VK, die naar aanleiding heronderhandelingen Verdrag Maastricht
een opt-out hebben bedongen voor gebruikt Euro. Ze zullen pas meedoen aan Euro nadat ze dat zelf
besloten hebben. Voor overige toetredende lidstaten geen eigen beslissingsbevoegdheid. Zweden doet ook
niet mee want willen niet laten kijken naar wisselkoersverhouding Zweedse Kroon.
Politieke integratie
Politieke unie?: Nee, EU nog lang geen politieke unie. Zou neerkomen op omvorming tot echte federale
staat zoals USA. Dit is op dit moment geen doelstelling.

De communautaire rechtsorde
Politieke en juridische uitgangspunten
Politieke uitgangspunten: Algemeen uitgangspunt = “Lid-Staten” zouden meer dan nu zich de EU moeten
toeeigenen, want de EU is “van hen.” Europees recht is recht van ons, door ons en voor ons. Daarbij zijn de
lidstaten “masters of the treaty.” Binnen EU gebeurt er op gebied van wetgeving niets zonder toedoen
lidstaten. Ofwel rechtstreeks door nieuwe verdragen of onrechtstreeks door bijdragen vertegenwoordigers
lidstaten Europese Commissie, Parlement, etc. Lidstaten zouden moeten ophouden met alle “slechte”
beslissingen toe te schrijven aan de EU, EU gebruiken als zondebok. Lidstaten ondertekenen verdragen:
pacta sunt servanda: verdragen moet je naleven. Ius est vigilantibus: het recht is voor de waakzamen:
lidstaten moeten hun rechten in de gaten houden, als overtredingen begaan worden, moet er snel worden
opgetreden. Rechten die je hebt, moet je ook in je voordeel gebruiken, tijdig er gebruik van maken.
Juridische uitgangspunten: EU = vrijwillig samenwerkingsverband door internationaal verdrag. EU is meer
dan klassieke internationale organisatie zoals bv. VN of NAVO, daar weinig supranationale instellingen.
 HvJ: arrest 1964 Costa vs. Enel: Enel = Italiaanse electriciteitsmaatschappij. Eerste mijlpaalarrest
HvJ. Nummer 2 blz. 1: HvJ bepaald dat klassieke internationale basis van het verdrag niet
wegneemt dat EU eigen rechtsorde is, autonoom, deels los van nationale rechtsorde lidstaten. EU
= constitutionele rechtsgemeenschap, ondanks feit dat verdragen geen Gw. zijn, maar kunnen wel
fundamentele bepalingen bevatten.
Grondbeginselen Europese integratie:
- Attributie – bevoegdheidstoedelingsprincipe: Europese instellingen hebben enkel toegewezen
bevoegdheden.
- Legaliteitsbeginsel: als bevoegdheid aan instellingen zijn toegewezen kunnen ze enkel optreden
als ze verwijzen naar verdrag. Voor ieder optreden is wettelijke basis nodig. Kan ook te vinden
zijn in Europese wetgeving.
- Proportionaliteits/evenredigheidsbeginsel: wijze waarop bevoegdheden worden uitgeoefend.
Verdrag zegt dat Europese instellingen bij optreden nooit verder gaan dan nodig om nagestreefde
doel te bereiken.
- Subsidiariteit: misbruikte term. Term ingevoerd in Verdrag van Maastricht: bij gevallen van
gedeelde bevoegdheid: domeinen waarin zowel lidstaten als Europese instellingen kunnen
optreden bv. consumentenbescherming. Wie gaat dan optreden?  efficiëntieregel: als optreden
op nationale vlak kan gebeuren, moet lidstaat het zelf doen. Als omvang probleem te groot is of
grensoverschrijdende gevolgen  supranationale niveau.
Bv. milieubescherming: zowel lidstaten als Europese instellingen bevoegd. Tijd geleden smog-
alarm afgekondigd. Op Vlaamse wegen max. 90 km/u ingevoerd door Vlaamse Regering.  was
dat de juiste beslissing of had er Europees smog-alarm moeten worden uitgevoerd? Smog-alarm
als er veel fijn stof is en geen wind zodat smog blijft hangen. Geen reden op Europees smog-alarm
af te kondigen van Noorwegen tot Cyprus omdat er smog hangt boven Vlaanderen.
Bv. als er een immense brand ontstaat in Rusland en rookpluimen drijven af tot in EU.  wel
aangewezen om Europese maatregelen uit te werken.
Bv. belangrijke verontreiniging in Europese rivier, die stopt niet aan nationale grens.
Recht van de Europese Unie 8

Vaak subsidiariteit ook gebruikt als term wanneer er geen gedeelde bevoegdheden zijn tussen
lidstaten en Europese instellingen bv. onderwijs: is geen gedeelde bevoegdheid, enkel van de
lidstaten. Europese instellingen kunnen onderwijsbeleid enkel ondersteunen.
- Loyauteit/Gemeenschapstrouw/Unietrouw: samenwerkingsfederalisme op Europees vlak. Niets
doen dat doelstellingen verdrag teniet doet. Van in 1957 vermeld in verdrag, door HvJ ook
juridische ingang gevonden.
- Voorrang, primauteit: als er conflict ontstaat tussen nationale – Europese rechtsregel  Europese
regel voorrang, nationale regel mag niet worden toegepast in concreet geval.

Wiewawoe? Art. 5 EU
Wie doet wat en hoe gebeurt dat?
Lid-Staten: hebben residuaire bevoegdheden, hebben “recht op respect allerhande” (art. 4 lid 2 EU).
Wederkerige loyauteit (art. 4 lid 3 EU). 1990: nummer 18 bundel: Zwartveldbeschikking: loyauteit moet
wederkerig zijn. Loyauteit speelt ook als lidstaten op eigen vlak handelen bv. verlening nationaliteit: er zijn
landen die ius soli gebruiken: recht van de grond: al wie op territorium geboren wordt heeft nationaliteit
van dat land, anders landen gebruiken ius sanguinis: recht van het bloed: men wordt onderdaan als je
geboren wordt uit onderdanen van dat land. België ius sanguinis: als 1 van 2 ouders Belgische nationaliteit
heeft. Europees recht zegt daar niets over. Europees recht houdt lidstaten wel aan gemeenschapstrouw: als
LS nationaliteit toekennen aan individu, is die persoon van dan af onderdaan met alle daaruit
voortvloeiende rechten. Toekenning nationaliteit heeft implicaties voor 26 andere landen.
 Arrest baby Cheng: zit in bundel: Ierland had zuivere ius soli. Gold voor gans het Ierse eiland, ook
Noord-Ierland. 2 chinezen werken/wonen in Londen, hebben verblijfsvergunning, maar tijdelijk.
Op einde verblijfsvergunning hadden ze geen garantie op verlenging. Oplossing: baby maken:
reizen als legaal verblijvend in UK naar Noord-Ierland, kind wordt daar geboren. Baby is Iers
onderdaad want geboren op Ierse eiland. Chengs verkrijgen niet automatisch Ierse nationaliteit,
maar zijn ascendenten van een EG-burger, bloedverwanten in opgaande lijn. 1 van rechten van
burgers EU is reis-en verblijfsrecht naar/in andere lidstaten. Baby is burger, heeft recht om te
reizen naar andere LS  recht om naar UK te reizen. Reis-en verblijfsrecht geldt ook voor
ascendenten voor zover ze ten laste zijn van Europese burger. HvJ: recht op familieleven  baby
Cheng heeft verblijfsrechten en ouders hebben het recht om met kind in UK te verblijven tot
wanneer ze niet langer van hen afhankelijk is. Schokgolven doorheen alle lidstaten, LS studies
nationaliteitenrecht bevolen, Ierland: was misbruik van recht. HvJ erkend dat ouders Cheng
grenzen van rechten hebben uitgeput, maar niet voorbij die grenzen zijn gegaan. Gevolg zaak
Cheng: Ierland wetgeving verstrengd.
Ook strubbelingen Nederland – België over verschil in voorwaarden familiehereniging uit derde landen. In
Nederland België-omweg aangeklaagd: in Nederland verblijvend EU-onderdaan maakte gebruik van vrij
verkeer van personen en Belgische familieherenigingregeling.

05/03/2010

Wat voor Unie?


HvJ deze week geoordeeld dat als lidstaat naar nationaal recht de nationaliteit van een persoon intrekt,
impliceert dit dat dat betekent dat die persoon statuut van EU-burger verliest.
Unieverdrag: uitdrukkelijke bepalingen over bevoegdheidsverdeling LS – Europese instellingen
Bevoegdheden Europese instellingen:
- Als geen bevoegdheden zijn toegewezen aan instellingen  instellingen niet bevoegd: daarover
geen bepalingen in verdrag.
- Domeinen waar exclusieve bevoegdheid is toegekend aan Europese instellingen  LS kunnen
niet meer zelfstandig optreden op dat terrein art. 2 lid (algemene beschrijving), art. 3 voorbeeld:
gemeenschappelijk handelsbeleid: LS vanaf 1957 beslist dat LS niet meer apart handelsverdragen
zouden sluiten; monetair beleid LS met € als munt: exclusieve bevoegdheid voor instellingen:
Europese Centrale Bank in Frankfurt.
- Grote categorie: gebieden met gedeelde bevoegdheid: gebieden waar zowel EU-instellingen als LS
kunnen optreden. Bv. milieubescherming. Naargelang balans uitvalt in voordeel LS/Unie
(subsidiariteitstoets) kan ene dan wel de andere optreden.
Recht van de Europese Unie 9

- Bijkomende bevoegdheden: reeks bevoegdheden bv. onderwijs, administratieve samenwerking bv.


Euregio tussen Hasselt-Maastricht-Aachen-Luik, samenwerking tussen Kortrijk en Rijssel bv. over
eindstop TGV, bijkomende treinverbindingen coördineren: EU-instellingen kunnen optreden ter
ondersteuning/coördinering/aanvulling van de LS, meestal op verzoek LS zelf.

Democratische beginselen van de Unie


In verdrag afzonderlijk hoofdstuk hieraan gewijdt, niet nieuw maar voor de 1ste maal allemaal samen
gebracht: zowel in Unieverdrag als in Werkingsverdrag: uitwerking democratisch basiskader EU.
Art. 10 EU: instructief overzicht: vertegenwoordigers aangeduid door burgers, alternatief zou participatieve
democratie zijn = rechtstreekse democratie via referenda. Unie gebaseerd op representatieve democratie.
Lid 2: trapsgewijze opbouw die mede de basis vormt voor stelling dat Unie van ons, voor ons en door ons
bestaat. Burgers vertegenwoordigd door leden Europees parlement. LS op dubbele wijze
vertegenwoordigd: (1) in Europese Raad, staats en regeringsleiders; (2) Raad van ministers: regeringsleden:
meest nationale instelling van EU: elke minister in elk van onze regeringen is tegelijk ook Europees
minister. Duale legitimatie: regeringen verantwoording verschuldigd aan nationale parlementen, ook
legitieme aanwezigheid binnen Europese Raad.
Lid 3: zo dicht mogelijk bij burger staan als mogelijk is.
Lid 4: wensbepaling: instellingen hebben zelf weinig vat hierop. Burgers verkiezen rechtstreeks, nu op
nationaal niveau verkiezingen georganiseerd  enkel binnen eigen kieskringen stemmen voor Europees
parlement. Europese politieke partijen creëeren  1 kieslijst voor alle LS EU. Binnen parlement wel
fracties: enige fractie die die stap heeft gezet van grensoverschrijdende kieslijst waren de Groenen.

Burgers
HvJ bepaald dat burgerschap de normale status is van alle EG-onderdanen  fundamenteel en persoonlijk
recht op vrij verkeer en vrij verblijf, dat heb je automatisch. Burgers mogen niet worden gediscrimineerd =
negatieve omschrijving burgerschap. Positief gesteld = als EU-burger in andere LS recht om op zelfde
manier behandeld te worden dan onderdanen van die LS. Uitgangspunt = verbod discriminatie op basis van
nationaliteit tussen burgers EG-LS. Ten aanzien van derdelanders is het een zaak van de LS. Wel
gemeenschappelijke regels bv. visumbeleid: tussen de LS als LS besluiten genomen: 1 lijst van derdelanden
die visa vereisen etc.
Onderdanen hebben als marktburgers sinds 1957 toegang tot de 4 vrijheden. Als je iets doet in economische
hoedanigheid bv. als koper of afnemer van diensten ben je marktburger. Burgerschap voegt daaraan toe dat
je ook in niet-economische hoedanigheid rechten ontleent aan je burgerschap: bv. rechten als studenten,
initiëel bij richtlijn 2004/38 bepaald.
Burgerschap voegt aan markten toe bv. onvoorwaardelijk reisrecht binnen EU, verblijfsrecht binnen EU,
deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen en verkiezingen Europees parlement in LS waar je verblijft. LS
van mening dat uitbreiding kiesrecht zich nog niet mag uitstrekken tot nationale niveau.
Ook consulair beschermingsrecht: als je reist binnen landen buiten EU en nood hebt aan
diplomatieke/consulaire bescherming bv. overvallen in de metro, al je documenten kwijt  ambassade van
je land moet je helpen. Burgerschap houdt in dat als je reist en in moeilijkheden komt in derdeland waar je
eigen land niet vertegenwoordigd is, kan je naar ambassade/consulaat van eender welk ander EU-land en
wordt je daar geholpen alsof je burger van die LS was.
Petitierecht op Europees vlak: sinds Verdrag van Maastricht. Recht op correspondentietaalgelijkheid (recht
om je in je eigen taal tot EU-instellingen te wenden enn antwoord te krijgen in je eigen taal), ook Europese
ombudsman (verkozen door leden Europees parlement).
Recht op informatie, discussie, dialoog en overleg.
Nieuwe bepaling door Verdrag van Lissabon: burgerinitiatief: art. 11 lid 4 Unieverdrag: geeft burgers
mogelijkheid om aanjager te zijn voor Europese wetgeving. Als ten minste 1 miljoen burgers inzake
aangelegenheid uit aantal lidstaten van mening is dat bepaalde wetgeving nodig is op EU-vlak 
commissie vragen voorstel uit te werken. Bv. groep burgers vindt dat Europese regeling moet worden
uitgewerkt op vlak van autovignetten: momenteel lappendeken van systemen. Modaliteiten van
burgerinitiatief liggen nog niet vast. Bv. initiatief Duitse kerken om zondagsluitingsplicht winkels te
handhaven; ook binnen Nederland protestantse kerken burgerinitiatief om te verbieden dat er
sportactiviteiten worden georganiseerd op zondag.
Recht van de Europese Unie 10

Het Europees Parlement


EP is gewone wetgever samen met Raad van ministers. Europese Commissie werkt voorstel uit, EP en RvM
zijn mede-wetgevers. Ontbreken van formeel initiatiefrecht. EP kan Com. Wel aanjagen: als EP vindt dat er
dringend wetgevend optreden nodig is, kunnen ze Com. achter de veren zitten. Als Com. hoort van
systematische oproepen van verklaringen waarin ze Com. Oproepen, kunnen ze die oproep van EP niet
negeren. Die aanjagersfunctie wordt nog versterkt: art. 225 Werkingsverdrag. Commissie moet redenen van
weigering tot meewerking melden.

Nationale Parlementen
Nationale parlementen in Europese context gedurende lange tijd op de achtergrond gebleven.
Onrechtstreeks wel betrokken met Europese integratie. Verantwoordingsplicht regeringen aan nationale
parlementen  niet nodig om in EG-verdrag bepaling te wijden aan nationale parlementen want exclusieve
bevoegdheid LS zelf. Ook bij uitvoering bv. omzetting richtlijnen belangrijke rol. Vanaf rechtstreekse
verkiezingen EP kloof ontstaan tussen nationale parlementen en EP. Sinds 1979 rechtstreekse verkiezingen
EP, daarvoor waren nationale parlementsleden tegelijkertijd leden EP. Cumuleren van mandaten bleek voor
niemand een goede zaak: moeilijk 2 heren te dienen. De ene activiteit lijdt altijd onder de andere.  Leden
EP moesten voltijds zich daaraan kunnen wijden.  minder contacten met parlementsleden andere LS 
In 1989 eigen overlegorgaan ingesteld: COSAC. Bestaat nog steeds, leden nationale parlementen kunnen
via COSAC met elkaar overleggen. Naarmate samenwerking nuttig bleek  zichtbaarheid nationale
parlementen in verdragen vergrootte: Verdrag Amsterdam: protocol over nationale parlementen binnen
Europese integratiestructuur. Bij iedere verdragswijziging nader uitgewerkt en verder aangevuld 
evolutie meer zichtbaar worden nationale parlementen  art. 12 EU-verdrag: in verdrag zelf bepaling
daarover: vermelding van ten minste 6 manieren waarop nationale parlementen actief bijdragen tot goede
werking van de Unie. In Verdrag van Lissabon aan parlementen ook belangrijke rol toebediend wat betreft
toets aan subsidiariteitsbeginsel: sinde VvL beschikken nationale parlementen over gele kaart-procedure:
(art. 3 protocol nationale parlementen, art. 6 en 7) als Europese Commissie voorstel tot wetgeving af heeft,
moeten zij dat niet enkel naar EP en RvM sturen, maar ook rechtstreeks naar nationale parlementen. Als
voldoende groot aantal nationale parlementen van LS vindt dat voorstel ingaat tegen subsidiariteitsbeginsel
(als ze vinden dat Com. zich moeit met bevoegdheden nationale wetgevers), kunnen ze dit signaleren. 
Commissie moet dit in overweging nemen, maar kan wel toch doorgaan. Toepassing gele-kaart procedure
kan worden getoetst door HvJ. Nationale parlementen kunnen op tijd ingrijpen op die manier.
Ook rode kaart mogelijk: op beperkter aantal terreinen bv. familierecht (Werkingsverdrag): nationale
parlementen kunnen veto stellen tegen aannemen Europese wetgeving op vlak van familierecht 
wetgeving kan dan niet goedgekeurd worden.
Slotakte bij VvL: illustratie van feit dat LS altijd op LS-niveau worden begrepen. Raden van Minsters: bij
ons meerdere ministers bevoegd voor bv. milieu  LS zelf beslissen welke minister je stuurt, in België
door samenwerkingsakkoorden geregeld. In VvL België verklaring laten opnemen dat wanneer er
“nationale parlementen” staat, België de in België bevoegde parlementen zal lezen.

Nationale Gw.-gevers
! Art. 21 WEU op slide 29 moet art. 25 zijn.
Hier aantal gevallen waar nationale Gw.-gever moet akkoord zijn vooraleer Europese regelgeving in
werking kan treden.
Ofwel wat inwerkingtreding betreft: herzieningen van verdragen, toetreding van nieuwe LS, uitbreiding
rechten EU-burgers bv. kiesrecht, eenvormige kiesregels voor EP.  Moet worden geratificeerd in alle LS.
Ofwel terugtrekking uit de Unie: LS die willen uittreden kunnen dit enkel in overeenstemming met hun
nationale grondwettelijke regels ter zake.

Europese Instellingen
7 instellingen binnen Unie: terug te vinden in Unieverdrag art. 13, lid 1.
- EP
- Europese Raad
- Raad
Recht van de Europese Unie 11

- Europese Commissie
- HvJ
- Europese Centrale Bank
- Rekenkamer: begroting, publiceert ieder jaar verslag
Ook 2 adviesorganen: 2 comités met adviserende taak: art. 13 lid 4 EU.
- Economisch en Sociaal Comité: sociaal overleg met vertegenwoordigers werknemers, werkgevers,
etc.
- Comité van de Regio’s: weinig slagkracht, niet gedefiniëerd wat een regio is, LS vullen dat zelf in.

Europees Parlement
Samengesteld uit vertegenwoordigers burgers Unie, rechtstreeks verkozen sinds 1979, leden verkozen voor
periode van 5 jaar, verkiezingen op nationale basis georganiseerd  variatie mogelijk bv. in Italië kan je
pas verkozen worden als je 25 bent. Verkiezingen worden georganiseerd begin juni, op dag waarop
verkiezingen gebruikelijk zijn.
Taken: controle op begroting sinds jaren ’50. Rol EP in wetgevingsproces eerst adviesbevoegdheid, dan
gebonden adviesbevoegdheid, nu gewone wetgevingsprocedure samenspel tussen Commissie, Raad en EP.
Ook aanjagen Commissie, benoeming Commissieleden, EP moet instemmen met college van
Commissarissen. Ook mogelijkheid om huidige Commissie te ontbinden als Commissie niet handelt in
overeenstemming met taak en opdracht  motie van afkeuring kan gestemd worden in EP  Commissie
moet dan in haar geheel aftreden. Nog nooit gebeurd, vereiste aantal stemmen nooit gehaald.
Besluitvorming: meerderheid uitgebrachte stemmen vereist. Nu 736 leden EP.
EP 2009-2014: nu zetelend parlement
Algemene omschrijving instellingen in Unieverdrag, concrete bevoegdheden in Werkingsverdrag. In
protocol betreffende de overgangsbepalingen bevat aantallen vertegenwoordigers EP per LS. Vanaf Verdrag
van Amsterdam LS geprobeerd nieuw systeem te ontwerpen voor samenstelling instellingen dat
uitbreidingsbestendig zou zijn. Maximum aantal leden EP = 750. Dan discussie over of dat met inbegrip
van voorzitter was. Italië wilde VvL niet ondertekenen omdat ze niet genoeg zetels kregen  750 leden +
voorzitter. Aantallen per LS gaan niet uitsluitend voort op aantal inwoners. Minimum aantal leden per LS is
5, voor andere houdt men deels rekening met BNP, bevolkingsgrootte, belang LS voor interne markt, etc. +
correcties. Voor 1989 evenveel leden voor Duitsland als Frankrijk en UK  dan hereniging Oost- en West-
Duitsland. Geen Europese politieke partijen, maar wel fracties. Verkozenen voor EP bepalen zelf bij welke
fractie ze aansluiten bv. als je in UK voor Tories kiezen, ben je nooit zeker welke fractie ze zullen kiezen,
sommen bij Europese Volkspartij, anderen fractie onafhankelijken, andere liberale fractie, anderen
eurosceptische fractie. Elk lid ook lid van bepaalde commissies.

Europese Raad
Instelling met jongste verdragsontstaan. In oorsponkelijke verdragen geen Europese Raad. In het leven
geroepen in jaren ’70: vanaf 1974 tot 1987 enkel feitelijk bestaan, geen juridische grondslag. Vgl. met
COSAC. 1986: Europese Eenheidsakte  Europese Raad kwam daarin voor het eerst voor. Vanaf Verdrag
van Maastricht tot 01/12/2009 was Raad instelling EU niet EG. Sinds VvL geen onderscheid tussen EU en
EG.
Taak: impulsen geven voor ontwikkeling Unie, beleidslijnen, geen wetgever, enkel beleidsorgaan.
Kopenhagen-criteria vastgelegd tijdens vergadering Europese Raad. Ze kunnen besluiten nemen bij
consensus = niet hetzelfde als unanimiteit, men probeert te vermijden tot stemming te moeten overgaan.
Leden: staatshoofden en regeringsleiders LS + voorzitter Europese Raad + voorzitter Europese Commissie
+ vertegenwoordiger buitenlands en veiligheidsbeleid (Ashton).
Voorzitterschap Europese Raad sinds 01/12/2009 apart geregeld. Daarvoor vergaderde ER 2 keer per jaar,
werd voorgezeten door land dat voorzitterschap had, nu is Herman Van Rompuy voorzitter Europese Raad.
Mandaat 1 keer verlengbaar. Voorzitter kan niet tegelijk een nationaal ambt uitoefenen. Voorzitter eigen
taak en opdracht. Zullen nu ten minste 2 keer per half jaar in Brussel vergaderen.

De Raad van ministers


Instelling die bestaat van begin af aan.
Samenstelling: vergadering van 27 personen die bevoegd zijn om hun regering te binden. Kunnen ministers
zijn, maar ook staatssecretarissen.
Recht van de Europese Unie 12

Meest nationale van de instellingen, want LS treden op als vertegenwoordigers van hun LS.
Ondersteund door COREPER = Comité permanente vertegenwoordigers. Raad van Ministers zit niet
permanent samen.
Raad samen met EP wetgevings- en begrotingstaak.
Voorzitterschap: steeds meer voorzitters.
Hoofdregel besluitvorming = gekwalificeerde meerderheid van stemmen = groter dan gewone, ongeveer
70%.
10 Raadsformaties: Raad kan in 10 verschillende samenstellingen samenkomen. Heet wel altijd “de Raad.”
LS vaardigen vertegenwoordiger af die intern zelfde bevoegdheid heeft.
Raad Algemene Zaken: eerste minister of minister binnenlandse zaken. Raad Buitenlandse Zaken. Andere
formaties in praktijk tot stand gekomen.
Voorzitterschap: Eurogroep vergadert afzonderlijk met landen monetaire unie: hebben eigen voorzitter,
voorzitter roept vergaderingen samen, laat tot stemming overgaan, etc.  belangrijk. Termijn van 2,5 jaar.
Europese Raad: sinds december nieuwe voorzitter. Termijn is 2,5, kan slechts 1 keer verlengd worden.
Raad: formatie Buitenlandse zaken: voorgezeten door Ashton, benoemd door Europese Raad en
Commissievoorzitter, termijn van 5 jaar, moet alle vergaderingen van die formatie Raad voorzitten.
Alle andere formaties: systeem van wisselende voorzitters.

Volgende week 12 maart geen les!

19/03/2010

Besluitvorming in de Raad van Ministers


Meest nationale van de Europese instellingen: nationale ministers van bepaalde materie zetelen, geen
permanent orgaan qua personen: als ministers veranderen, verandert samenstelling Raad.
Hoofdregel: raad beslist met gekwalificeerde meerderheid + in specifieke gevallen kan Raad besluiten met
unanimiteit, in andere gevallen volstaat gewone meerderheid (helft + 1 van aanwezige leden; volstrekte is
helft van 27 + 1). Gevallen waarin unanimiteit nodig is wordt minder en minder.
Tot voor kort gebeurde gekwalificeerde meerderheid via stemmenweging: aantal stemmen dat kan gegeven
worden door een land ligt op voorhand vast: als besluit ter stemming wordt gebracht, en Malta zegt ja 
telt voor 3 punten; België zegt ja  12 punten = gewogen stemming. Alle stemmen opgeteld = 345.
Gekwalificeerde meerderheid als “ja” 255 of meer stemmen gekregen. Dit is nu 73,9%. Lidstaten kunnen
overstemd worden in Raad.
Bv. Voorstel over ettiketering op voedsel. Amendement over de taal van etiketten: moet volstaan dat taal
begrijpelijk voor consument is: Engels wordt veronderstelt begrijpelijk te zijn voor burgers uit alle 27
lidstaten. Zou kunnen impliceren dat Vlaamse goederen niet noodzakelijk inlichtingen nog in Nederlands
zou vermelden. Stel dat dit aan wordt genomen in EP en behandeld wordt in Raad van Ministers. Als België
dan vindt dat uitsluitend Engels niet gewenst is, moet België medestanders vinden bij andere lidstaten. Die
samen moeten dan meer dan 345 – 255 = 90  91 stemmenpunten vinden  gekwalificeerde meerderheid
niet bereikt. Als dit niet lukt wordt het voorstel aangenomen, dan regels ook toepasselijk in LS die
geprobeerd hebben dit tegen te houden. LS moeten in Raad over hun belangen waken.
 Dan Verdrag van Lissabon: tot 1/11/2014 blijft gewogen stemming, daarna heldere
meerderheidsregel: 1 LS = 1 stem, maar in kleine stapjes, treuzelen.
Tot 1/11/2014: als gekwalificeerde meerderheid is bereikt, kan een lid van de Raad een bevolkingstoets
vragen: wordt nagegaan of LS die voor gestemd hebben wel 62% van de bevolking van de Unie
vertegenwoordigen. Als dat niet zo zou zijn, is het besluit niet aangenomen.
Globale plan = hoofdregel dubbele meerderheid: meerderheid als ja-stemmers 55% leden van de Raad
vertegenwoordigen, ten minste met 15 zijn en ten minste 65% bevolking Unie.
Blokkerende minderheid moet ten minste 4 LS tellen = om te beletten dat “grote” LS (Duitsland, Frankrijk,
Italië en UK) samen besluitvorming zouden kunnen beletten.
Algemene afwijkingen: art. 238 WEU: grotere meerderheid nodig.
Afwijkingen tot 31/03/2017: Leden Raad kunnen nog altijd om stemmenweging vragen. Ook noodrem
tegen normale gekwalificeerde meerderheid mogelijk: ingewikkeld systeem, komt erop neer dat LS ook na
2014 kunnen beletten dat er gestemd wordt op normale dan geldende dubbele meerderheidsregeling: niet
van buiten leren.
Recht van de Europese Unie 13

Vanaf 01/04/2017: nog afwijkingen mogelijk.

De Europese Commissie
Instelling met grootste verscheidenheid aan taken. Art. 17 EU: EC = wetgever, uitvoerder, handhaver en
informatieverstrekker. Kan niet vergeleken worden met nationale instelling.
Kan wetgeving uitvaardigen na delegatie Raad van Ministers, of omdat bevoegdheid is gegeven in Verdrag.
Als LS in strijd met Europese regels bv. nationaliteitsvoorwaarden handhaven voor bepaalde functies, kan
EC daartegen optreden. EC nauw betrokken bij uitvoering grote bouwprojecten.
Publiceert elk jaar verslag over werkzaamheden EU. Handelt in algemeen Europees belang.
Ambtstermijn van 5 jaar. Wijzigingen waren gepland, aangenomen, maar uitvoering uitgesteld wat
samenstelling EC betreft. Tot voor VvL: EC evenveel leden als LS. Benoeming EC is samenspel tussen EP,
Raad en Europese Raad. 27 evenwaardige portefeuilles voor elke commissaris vinden is moeilijk. Hoe
meer LS  hoe meer dat verspreid moet worden + EC zelf geeft al vele jaren aan dat vergaderingen EC
moeilijk worden om efficiënt op te treden met zoveel mensen  medewerkers EC medestanders gezocht
om in VvL op te nemen dat leden EC niet gelijk zijn aan aantal LS  verkleining EC, was al voorzien in
Verdrag van Nice, in VvL ook opgenomen:
 uiteindelijk even veel leden als 2/3 LS, inclusief de voorzitter.
Impliceert dat gedurende ambttermijn EC 1/3 LS geen vertegenwoordiger in EC zullen hebben. Nee, dit is
niet waar, want leden EC voorgedragen door LS, maar eens ze aangesteld en benoemd zijn door EP, zijn ze
niet meer vertegenwoordiger van hun land, maar gewoon allen leden van EC. Bv. Karel De Gucht is
commissaris namens België, niet voor België, krijgt geen instructies van nationale instellingen.
LS vonden 2/3-regeling toch niet zo aantrekkelijk, hebben die regeling utigesteld. Na referendum Ierland
belofte aan Ierland dat ook na 2014 iedere LS iemand mag sturen naar EC = LS-pariteit.
Onafhankelijkheid commissarissen niet genoeg bewaakt. Louis Michel was vorige commissaris, mengde
zich veel teveel in nationale politiek en stelde zich kandidaat voor verkiezing voor EP.
Commissie 2009-2014
Voorzitter: als kandidaat voorgedragen door Europese Raad. Verkozen door EP, kan dan beginnen met
overleg plegen met LS over potentiële commissarissen.Kandidaat-commissarissen gekozen door voorzitter
uit een lijst, opgesteld door LS. Lijst vastgelegd met Raad van Ministers + voorzitter EC. Stemming in EP
over college van commissarissen. Dan EC benoemd door Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid.
Besluiten EC genomen in collegialiteit, als college: beslissingen genomen bij consensus  geen
besluitvormingsregels van meerderheid.

Hof van Justitie


Taak: art. 19 EU. Hof verzekert eerbiediging EU-recht zoals neergelegd in de verdragen, wetgeving
uitgevaardigd door EU-instellingen en akkoorden met 3de-landen.
Hof bevat 3 gerechtelijke instellingen: Hof van Justitie in strikte zin, Gerecht en Gerecht voor
Ambtenarenzaken.
HvJ in strikte zin:1 rechter per LS, 8 advocaten-generaal: zijn vrienden van het hof, hun taak is om Hof
juridische bijstand te verstrekken. Geeft juridische behandeling van vraagstuk dat aan Hof is voorgelegd.
Hij kan denkpistes uitwerken, onderbouwen met vroegere rechtspraak Hof, vroegere conclusies advocaten-
generaal, ook rechtsleer. Conclusies advocaten-generaal soms interessanter dan arresten Hof zelf omdat ze
grote academische vrijheid hebben. 5 (niet 4 zoals op slides) advocaten-generaal altijd uit zelfde 4 LS
(Frankrijk, Duitsland, Italië, UK, Spanje), 3 overige posten in beurtrol verdeeld over andere LS: België,
Nederland en Luxemburg vormen in die beurtrol een eenheid, dus nooit 2 of 3 van die landen tegelijkertijd
een advocaat-generaal. Conclusies AG ook gepubliceert, door Hof gebruikt als het dat wil.
Benoemingsvoorwaarden i n art. 253 WEU: om te kunnen voorgedragen als rechter HvJ moet men aan
voorwaarden voldoen hoogste rechter te zijn in eigen land, 2de mogelijkheid: “bekend zijn als kundige
rechtsgeleerden”  kunnen ook bv. professoren zijn. Belgische rechter in HvJ op dit ogenblik is Koen
Lenaerts, was hoogleraar in Leuven.
Het Gerecht: heet niet meer Gerecht van 1ste aanleg. Bestaat minder lang dan het Hof, opgericht in 1989.
Samenstelling ook andere invulling: ten minste 1 rechter per LS: 27 rechters, maar zouden er meer kunnen
zijn als LS daar met unanimiteit over beslissen, momenteel gewoon 27. Geen aparte AG.
Benoemingsvoorwaarden rechters een beetje anders dan bij Hof: art. 254 WEU: bekwaam zijn hoge
rechterlijke ambten te bekleden (niet “hoogste” zoals bij HvJ), geen sprake van “kundige rechtsgeleerden.”
Recht van de Europese Unie 14

Gespecialiseerde Rb.en: Kunnen volgens Verdrag opgericht worden. Sinds 2005 1ste gespecialiseerde Rb.:
Gerecht voor Ambtenarenzaken: minder rechters: slechts 7, buigen zich uitsluitend over ambtenarenzaken.
Arresten Ger.Ambt. handelen vaak ook over algemene beginselen van Unierecht bv. beginsel openbaarheid
van bestuur.
Benoeming rechters alledrie bovenstaande: LS maken lijst op, anderen zijn het daar meestal mee eens.
Adviescomité ingesteld tegen willekeur bv. benoeming vader Wattelet, was minister van justitie, men wilde
van hem af en stuurde hem naar Luxemburg. Om zoiets te vermijden Adviescomité ingesteld dat moet
oordelen of voorgedragen personen wel geschikt zijn als rechter. Comité bestaat uit 7 personen: voormalige
leden Hof en Gerecht, hoogste rechters LS, kundige rechtsgeleerden (1 daarvan moet zijn voorgedragen
door EP).
Heeft allemaal niets te maken met EHRM in Straatsburg. EU als Unie geen lid van EVRM.
Sinds kort veel nieuwe benoemingen bv. voorzitter EC.
/Europese instellingen

EU-recht is ons recht: over bronnen en auteurs


De Verdragen
Primaire bron van EU-recht = alfa en omega: alfa is de eerste letter alfabet in het grieks, omega is de laatste
letter  begin en het einde van alles: als iets niet geregeld is in verdrag, is er geen bevoegdheid voor de
instellingen.
Regeringen van de LS zijn auteurs van de verdragen.

Overige bronnen
Secundair/afgeleid gemeenschapsrecht: rechtshandelingen van de Unie: wetgevende en gedelegeerde
handelingen.
Jurisprudentie Hof, Gerecht en Gerecht AZ zijn bron van recht.
Art. 288 WEU: 4 verschillende instrumenten:
(1) Verordeningen
(2) Richtlijnen
(3) Besluiten
(4) Aanbevelingen en adviezen
(1) en (2) zijn wetgeving: algemene strekking. (3) zijn instrument dat gebruikt wordt voor toepassing
regels: als EC toepassing geeft aan staatssteunregels in verdrag en dan ziet dat dat tegenstrijdig met regels
is gebeurt, zal EC dat vaststellen in besluit, steun moet dan worden teruggevorderd. (4) “niet verbindend”
staat in art. 288 WEU: betekent dat ze niet juridisch afdwingbaar zijn, kunnen in rechtzaken wel als
interpretatief document worden gebruikt.
Akkoorden met derdelanden: gesloten tussen EU en ander land of reeks andere landen = bilaterale
verdragen: ongeveer alle landen ter wereld hebben een bilateraal verdrag met EU.
Multilaterale akkoorden: met reeks landen. Bv. Kotonu-akkoorden: groeperen EU en reeks ACP-landen
(Afrikaanse, Caraïbische en Stille Oceaan-landen). ACP-landen waren vroeger kolonies, sinds
dekolonisatie banden daarmee opgebouwd. Bv. WHandelsO: EU is lid als Unie.
(1) Verordeningen
Kunnen worden aangenomen door Raad en EP samen, door EP met deelname van de Raad, door Raad met
deelname EP, door EC.
Hebben algemene strekking in alle LS, is verbindend in al haar onderdelen, is rechtstreeks toepasselijk in
elke LS (houdt in dat verordening op zelfde hoogte staat als nationale wetten, nationale parlementen
moeten niets doen, verordening krijgt rechtstreekse werking van zodra ze wordt aangenomen).
Als in verdrag over bepaalde materie keuze wordt gelaten tussen verordening en richtlijn, als ze dan
verordening kiezen doen ze dat om eenvormigheid te verkrijgen in alle LS.
(2) Richtlijnen
Zijn ook bindend, niet gewoon aanwijzingen. Richtlijnen in de zin van art. 288 zijn bindende, dwingende
wetgeving. Kunnen door zelfde auteurs als verordeningen worden aangenomen. Verschil met
verordeningen = richtlijnen zijn bindend voor LS ten aanzien van het te bereiken resultaat, resultaat is
bindend, hoe dat wordt verwezenlijkt wordt overgelaten aan nationale actoren.
Bv. richtlijnen over consumentenbescherming: bv. postorderbedrijven = verkoop gesloten buiten
Recht van de Europese Unie 15

verkoopruimte bv. amazon.com of iemand die komt aanbellen met stofzuigers. Consumenten moeten tegen
zichzelf beschermd worden  richtlijn ter regeling van verkopen gesloten buiten verkoopruimten
aangenomen. Doel richtlijk/te bereiken resultaat is consumenten beschermen: consumenten recht
garanderen binnen 7 dagen na aankoop zonder kosten afstand doen van verkoopsOV. Normaal moet je daar
kosten voor betalen. In richtlijn bepaald dat consument bedenktijd krijgt. Resultaat = gegarandeerde
bedenktermijn.
Vorm en middelen worden ter keuze gelaten aan de LS. Kan ertoe leiden dat in 1 LS nieuwe wet wordt
aangenomen daarover, in andere LS hoofdstuk toegevoegd aan bestaande consumentenwet, in nog andere
LS artikel toegevoegd aan wet, etc. Moet wel in juridisch bindend instrument gebeuren bv. geen
administratieve rondzendbrieven, want worden niet gepubliceerd  voor burgers niet makkelijk kenbaar.
Omzettingsplicht: bepalingen moeten bindend worden in LS. Nationale actoren zijn parlement, regering,
ministers. Omzetting/implementatie is dwingende verplichting voor alle LS. Het is een
resultaatsverbintenis. Richtlijnen zelf geven omzettingstermijn aan. Als omzetting dan niet klaar is, is LS in
gebreke. LS sturen omzettingsbepalingen naar EC, EC kan procedure wegens niet-nakoming aanvatten, kan
leiden tot zaak EC vs. LS bij HvJ.
Auteurs zullen kiezen voor richtlijn als het niet nodig is identieke regels te hebben in alle LS, vergelijkbare
regels zijn voldoende, harmonisatie is voldoende: proportionaliteit: instellingen gaan niet verder dan niet
nodig is.
 Vergelijkende tabel op slides

Onze rechtshandelingen
Art. 289 WEU: 2 wetgevingsprocedures: de gewone (lid 1) en de bijzondere (lid 2).
Gewone voor aannemen verordeningen, richtlijnen of besluiten. EC, EP en Raad van Ministers.
Bijzondere: andere auteurs.
Rechtshandelingen van anderen: gedelegeerde handelingen EC: niet tot stand gekomen door bovenstaande
procedures  zijn niet-wetgevingshandelingen met algemene strekking.

Besluiten: instrument voor toepassing regels. Art. 288 WEU: besluit heetten voor VvL beschikkingen.
Besluiten zijn verbindend in al hun onderdelen en kunnen algemene of specifieke strekking hebben.
Algemene strekking  gelden voor iedereen. Specifieke strekking: besluit is dan gericht tot 1 LS. Bv.
België verkeerdelijk staatssteun verleend  EC stelt dat vast  hun besluit dan bindend voor België.

26/03/2010

Rechtsbescherming
Wat kan je met Europees recht doen als je in juridisch geschil betrokken bent?
Kan in nationale rechtsorde (= doorwerking Europees recht) of je kan je beroepen op Europees recht bij
HvJ.

Doorwerking Europees recht in nationale rechtsorde


Europees recht is normaal recht. Bindend recht voor iedereen in de LS: zowel overheid als particulieren
(zowel NP als RP). Er kunnen rechten en plichten uit voortvloeien.

5 Europese rechtsbeginselen: redenen waarom EU-recht normaal recht is:

1) Directe/rechtstreekse werking
Inroepbaarheid EU-recht voor de nationale rechter. Staat niet expliciet in verdragen, toch wezenlijk
kenmerk van merendeel verdragsbepalingen.
Geldt sinds 1963: Van Gend en Loos: HvJ arrest (jurisprudentiebundel p. 9): HvJ bij beoordeling van
geschil zich gebaseert op tekst, geest en wijze waarop bepaling is omschreven in verdrag. In die zaak ging
het over geschil over vervoerfirma en Nederlandse douaneauthoriteiten. Van Gend en Loos was firma die
ontstaan was in Antwerpen en verhuisd was naar Nederland. Deden aan in-en uitvoer. EU is douaneunie 
in handel tussen LS geen in-of uitvoerrechten of heffingen. Firma stelde vast dat na inwerkingtreding
verdrag Nederland hogere invoerrechten heften dan voordien. Firma weigert invoerrechten te betalen en
Recht van de Europese Unie 16

verwees daarbij naar wat nu werkingsverdrag is (art. 30 – was vroeger art. 25): heffingen zijn verboden.
Douane was het daar niet mee eens. In procedure voor nationale rechter bleef VG&L hetzelfde zeggen.
Juridische vraag was of een onderneming zich kon beroepen op bepaling verdrag in procedure voor een
nationale rechter. Nationale rechter dan zaak voorgelegd aan HvJ. HvJ keek dan naar verdrag, plaats,
bewoordingen, geest, etc. van art. 30: teleologische/doelgebonden interpretatie.
 HvJ voorwaarden voor directe werking neergelegd:
(1) moet gaan om bepaling die onvoorwardelijk is
(2) bepaling moet voldoende helder en duidelijk zijn om door rechter te worden toegepast.
Art. 30 voldoet aan die voorwaarden  is bepaling met directe werking.
Kan ook gelden voor verordeningen en richtlijnen volgens HvJ. Dubbele voorwaarde altijd zelfde.
Vele bepalingen van verdrag hebben directe werking, maar niet allemaal bv. inleidende
bepalingen/preambule waarin doelstellingen EU worden vermeld. Portugese werknemer werd ontslagen,
startte zaak voor nationale rechten, beriep zich op art. 3 unieverdrag: doelstellingen EU: lid 3: EU gericht
op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang  werkgever handelt in strijd met dat artikel. Nee, is
programmatische bepaling, geen bepaling die voldoende helder en duidelijk is om op zichzelf te kunnen
worden gebruikt.
Bepalingen zijn niet constitutief. Arresten zijn declaratoir, leggen uit met terugwerkende kracht.
Directe werking kan horizontaal of verticaal zijn: heeft te maken met partijen in procedure.
• Verticale directe werking: 1 van de partijen is een overheid bv. Van Gend en Loos-zaak.
Opwaartse verticale directe werking: overheid is verweerder. Neerwaartse: overheid is eiser. Moet
niet federale overheid zijn, kan ook lokale bestuur zijn, controleinstanties allerhande.
• Horizontale directe werking: geschil tussen particulieren. Kunnen particulieren zich beroepen op
een richtlijn als die nog niet in nationaal recht zijn omgezet?

2) Conforme interpretatie
Uitvloeisel gemeenschapstrouw. Rechter kan verplicht zijn om nationaal recht dat niet spoort met EU-recht
zoveel als mogelijk uit te leggen in licht bewoordingen en doelstelling europeesrechtelijke bepalingen.
Vol Colzon-zaak, Leasing, Pfeiffer: plicht tot conforme interpretatie is inherent aan systeem van verdrag.
Bv. richtlijn over verkopen buiten verkoopsruimte  bedenktijd voor consumenten. Richtlijn bepaalt dat er
een redelijke termijn moet zijn. Richtlijn moet worden omgezet. Stel dat die termijn is verstreken en
richtlijn niet is omgezet in nationaal recht. Consument beroept zich dan op die richtlijn voor de nationale
rechter om contract te laten ontbinden. Arrest Marshall: richtlijnen als zodanig kunnen geen verplichtingen
opleggen aan particulieren  je kan je daar niet rechtstreeks op beroepen als particulier in een horizontaal
conflict. Richtlijnen zijn gericht tot de LS. Kan verschil maken in welk land het contract over bv. de
stofzuiger is afgesloten. Conforme interpretatie zegt dat rechter dan moet kijken naar bepaling over
consumentenrechten in nationaal recht. Indien ja, heeft rechter de plicht die bepaling zoveel mogelijk in
overeenstemming met bepalingen richtlijn uit te leggen. Stel dat bv. in nationaal recht staat bedenktermijn 7
dagen zegt  rechter zich afvragen of 7 dagen redelijke termijn is.
Deze verplichting is inherent aan het verdrag.
Arrest Pupino 2005.
Rechter compenseert dan voor falen van de wetgever. Als in nationaal recht geen bepalingen te vinden zijn
over die materie bv. consumentenbescherming  conforme interpretatie biedt geen uitweg.
Als er heel duidelijke nationaalrechtelijke bepaling is bv. die zegt 7 dagen en de richtlijn zegt 14 dagen 
je kan 7 dagen niet interpreteren als 14 dagen. Zou miskenning van nationale recht zijn.

3) Staatsaansprakelijkheid
Als LS in strijd handelen met verplichtingen uit Europees recht en daardoor schade berokkenen aan
particulieren en er kan causaal verband aangetoond worden tussen fout LS en schade aan particulieren 
LS kunnen daarvoor aansprakelijk worden gesteld door nationale rechters, als particulier kan je
schadevergoedingsvordering instellen tegen nationale overheid in procedure voor nationale rechter.
Beginsel staatsaansprakelijkheid is inherent aan syteem verdrag en geldt voor alle machten: wetgevende,
uitvoerende of rechterlijke macht.
Zaak Francovich: onderneming in Italië, Francovich is werknemer. Onderneming was failliet gegaan. In
alle LS geldt als regel dat je op einde van maand loon krijgt voor verrichte arbeid die arbeid  als
onderneming in loop van de maand failliet gaat, heb je nog recht op nog verrichte werk, maar moeilijk het
Recht van de Europese Unie 17

nog te krijgen door faillissement. Om daaraan tegemoet te komen, hebben Europese instellingen richtlijn
uitgevaardigd ter bescherming werknemers in zo’n gevallen. Doel van richtlijn was dat werknemers het hen
verschuldigde loon ook bij faillissement zouden ontvangen. Die richtlijn moest worden omgezet in alle LS,
liet aan LS keuze wat vorm en middelen betreft en concrete manier om dat doel te bereiken. Bv. door fonds
aan te leggen, of werkgevers te verplichten op individuele basis fonds aan te leggen. Omzettingstermijn
richtlijn was verstreken, Italië had er geen uitvoering aan gegeven. Francovich startte dan zaak voor
nationale rechter, beriep zich op bepaling van de richtlijn. Werkgever voerde als verweer het arrest
Marshall aan: richtlijnen uit zichzelf leggen geen plichten op aan particulieren. Nationale rechter legde
vraag voor aan HvJ. Conforme interpretatie bood geen oplossing en er was geen directe werking. HvJ in
arrest Francovich 1991 regel vastgelegd dat LS door doen of laten schade veroorzaken aan anderen, kan LS
daarvoor aansprakelijk worden gesteld voor nationale rechter. Schade was niet-betaalde lonen. LS Italië
moest lonen betalen.

4) Primauteit/Voorrang
Conflictregel en logische aanvulling van directe werking. Rechter kan vaststellen dat beroep wordt gedaan
op bepalingen van Europees recht, terwijl nationale bepalingen andersluidend zijn: conficterende regels.
Zaak Costa v. Enel (1964): regel in die zaak neergelegd: nationale rechter moet voorrang geven aan
Europees recht, bepaling van nationaal recht moet buiten toepassing gelaten worden. Geldt voor alle
bepalingen van Europees recht, ten nadele van om het even welke soort nationaal recht.
Italiaan Mr. Costa vs. Enel. Costa had aandelen in Enel, waren waardeloos geworden.
Betekent niet dat nationale wetgeving daarmee onwettig wordt of automatisch wordt ingetrokken, rechter
moet in concrete zaak gewoon doen alsof nationale regel niet bestaat. Verplichting van nationale rechter
geldt los van aard van nationale bepaling: ook als nationale regel een regel van Gw. is, moet die genegeerd
worden. Geldt ook als regel van nationaal recht recenter is als regel van Europees recht (normaal heeft
meer recente wet voorrang op oudere wet). Voorrangsregel geldt voor de rechter, maar intussen ook voor de
wetgever en alle onderdelen uitvoerende macht: als wetgever nieuwe regels uitvaardigd, moet die ervoor
zorgen dat die in overeenstemming is met Europees recht, anders risico dat nieuwe wetgeving buiten
toepassing zal blijven. Als rechter strijdigheid vaststelt, berust er op wetgever vanaf dat ogenblik een
verplichting wetgeving aan te passen aan Europees recht. Geldt ook voor uitvoerende macht/administratie,
vinden vaak dat ze niet bevoegd zijn daarvoor.
Primauteit niet vermeld in verdrag: jurisdictioneel constitutioneel beginsel. Wel opgenomen in Verdrag tot
vaststelling van een grondwet voor Europa. Werd benadrukt door tegenstanders van Grondwetsverdrag,
maar gold eigenlijk al sinds jaren ’60. In Verdrag van Lissabon voorrang niet geregeld in verdrag zelf, maar
in verklaring gehecht aan verdrag.

5) Loyauteit/gemeenschapstrouw: was eerst éénzijdige verplichting voor LS, nu ook voor


instellingen t.a.v. de LS (wederkerigheid nu ook verankerd in verdrag)

Het nationale effect van EG-recht


Verdragsbepalingen hebben automatisch effect in monistische landen. Cass.: arrest Franco Suisse Le Ski
1971: in Belgische rechtsorde werken verdragen automatisch door. In dualistische landen is daar nog een
wet tussen. Maakt eigenlijk geen verschil vanuit Europeesrechtelijk oogpunt: verdrag heeft effect.
Bepaling heeft directe werking zonder dat HvJ daarover uitspraak moet doen.
Arrest De Frenne: was stewardess bij Sabena. Sabena had regels over leeftijd die stewardessen mochten
hebben: vrouwen konden tot 45 stewardess zijn, stewards tot 55. De Frenne voerde in procedure tegen
Sabena aan dat verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen in strijd was met bepaling uit EG-
verdrag. Zaak werd door nationale rechter voorgelegd aan HvJ: vraag of dit directe werking had = verticale
directe werkingsvraag (Sabena was toen overheidsbedrijf). HvJ: ja, was direct werkende bepaling. HvJ wel
oor gehad naar argumenten van LS, want bepaling zou met terugwerkende kracht zo geïnterpreteerd
worden: alle vrouwen die ooit hadden moeten stoppen met werken bij Europese luchtvaartmaatschappijen
hadden schadevergoeding kunnen eisen.  HvJ werking arrest beperkt in de tijd: geen retroactieve
interpretatie, behalve voor diegenen die toen al schadevergoeding hadden geëist.
Als bepalingen geen directe werking hebben, kunnen ze wel gebruikt worden ter ondersteuning.
Verordeningen bindend, directe werking als ze aan voorwaarden directe werking voldoen.
Besluiten automatisch effect, akkoorden met derdelanden ook, kunnen bron van recht zijn als aan dubbele
voorwaarde directe werking is voldaan. Richtlijnen niet automatisch effect omwille van omzettingsplicht
Recht van de Europese Unie 18

inherent aan instrument richtlijn. Tijdens omzettingstermijn hebben richtlijnen geen werking. Verandert als
LS vervroegt omzet.
Als LS besluit om sneller om te zetten, moet het meteen goed zijn, niet ondertussen conflicterende regels
uitvaardigen.
LS die richtlijnen omzetten, sturen verslag naar Unie. Unie heeft zo een overzicht van welke LS hebben
omgezet. Als na omzettingstermijn niet is omgezet, benadert Unie die LS om uitleg te vragen. Kan leiden
tot procedure die leidt tot Commissie vs. LS bij HvJ.
Als na verstrijken termijn er niets is gebeurt bv. Francovich, wel opwaartse verticale werking, kan
particulier zich t.o.v. overheid wel beroepen op bepalingen richtlijn. Overheid is in fout gegaan  kan zich
niet op bepalingen richtlijn beroepen, moeten gevolgen van niet-omzetting dragen: nooit neerwaartse
verticale werking. Nooit horizontale directe werking. In bepaalde gevallen HvJ over horizontale directe
werking richtlijnen vraagstuk omzeild: horizontaal geschil wordt eigenlijk verticaal: bv. Marshall: was
verpleegster bij NHS: is overheidsinstantie.  ongelijke behandeling ondernemingen naargelang ze wel of
niet overheidsbedrijven zijn  verticalisering door HvJ komt nog weinig voor. Dan als oplossing conforme
interpretatie.
Belgische zaak: handelsagentuur: richtlijn niet op tijd omgezet: regels in richtlijn over vergoeding wegens
cliënteel door opdrachtgever: agent beriep zich op die richtlijn, maar was niet omgezet. Belgische staat
veroordeeld om schade door niet-omzetting voor handelsagent te vergoeden.

Rechtsbescherming: op Europese niveau


HvJ: zaaknummer: C(ourt)-zaken. Ger.: T(ribunal)-zaken. GvA: F-zaken.
Hoven kunnen op verschillende manieren zetelen: in eerste en enige aanleg (GvA en Ger), als
cassatierechter (Ger, HvJ) en als enige instantie (HvJ). P achter zaaknummer = in cassatie (pourvoi).
Toegang kan rechtstreeks (Ger of HvJ: geschil wordt meteen aanhangig gemaakt voor gerecht of Hof) of
onrechtstreeks (HvJ). Toegang niet afhankelijk van uitputting nationale rechtsmiddelen. Iedere rechter ook
mogelijkheid vraag voor te leggen aan HvJ.
Bevoegdheden Hof in brede zin: verzekeren eerbiediging Europees recht: zowel primaire als secundaire
recht, algemene beginselen communautaire rechtsorde.
Hof doet uitspraak in rechtstreekse beroepen, antwoord op prejudiciële vragen, overige bij verdrag
bepaalde gevallen bv adviezen geven.
Hof kan NIET: nationaal recht toepassen, kan wel toetsen of het verenigbaar is met EU-recht.
Hof kan slechts beperkt: ten aanzien van wat voordien 2de en 3de pijler was.

02/04/2010

Toegang tot het Hof: Rechtstreeks of onrechtstreeks


Bevoegdheid Hof
Onrechtstreekse toegang: nationale rechters hebben mogelijkheid prejudiciële vragen omtrent Europees
recht voor te leggen aan HvJ.
Nationale rechters zijn tegelijk ook Europese rechters.
Art. 19 lid 1 EU (niet lid 2 zoals op slide staat): LS moeten nodige rechtsmiddelen voorzien om
rechtsbescherming door unierecht te voorzien. Rechten verleend aan onderdanen of LS moeten ook
daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend. Gebeurt door nationaal procesrecht. Nationaal procesrecht van
verschillende LS heel verscheiden. In Verdrag is er geen concrete juridische basis voor harmoniseren van
procesrecht via bv. richtlijnen of uitwerking uniform procesrecht via verordeningen, omdat LS stellen dat
Europees recht zich daar niet moet mee moeien, procesrecht moet in alle LS niet identiek zijn.
Verscheidenheid mag wel niet beletten dat in alle LS daadwerkelijke rechtsbescherming moet zijn voor
rechten voortvloeiende uit Europees recht. Procedurele autonomie: eigen bevoegdheid LS met betrekking
tot procesrecht (rechterlijke organisatie, bevoegdheden van verschillende rechters). Als rechter gevraagd
wordt door partijen om Europees recht toe te passen, moet dat op equivalente en effectieve wijze kunnen
gebeuren. Procedurele autonomie geldt voor zover het equivalentie en effectiviteit waarborgt.
Equivalentie (/gelijkwaardigheid): LS mogen geen verschillende procedureingangen bepalen naargelang
eiser zich steunt op nationaal of Europees recht.
Effectiviteit (/doeltreffendheid): betrokken nationale procesregel moet voldoende garantie bieden voor
toepassing Europeesrechtelijke regels. Als nationale procesregel het bijzonder moeilijk maakt om toegang
Recht van de Europese Unie 19

te krijgen tot rechter met Europeesrechtelijk verhaal, mag aan die nationale procedureregel geen
toepassingworden gegeven.
Bv. Arrest Rewe 1976 (bundel p. 214): voorbeeld waar equivalentie niet vervuld was. In Belgisch
procesrecht gold toen een regel die stelde dat als men als buitenlander een zaak aanhangig maakte voor
Belgische rb., men daar een borgsom moest voor storten. Idee achter die regel was dat eiser, als die geen
gelijk kreeg, met de noorderzon zou verdwijnen en dat het onmogelijk zou worden eiser ooit terug te
vinden om bv. schadevergoeding te betalen. Diezelfde waarborgsom werd niet gevraagd van Belgische
eisers. Door equivalentie had België keuze: ofwel aan iedere eiser borg vragen, ofwel aan niemand. België
geopteerd voor dat laatste. Regel was in strijd met equivalentie: was discriminatie op basis van nationaliteit,
maakte EG-onderdanen moeilijker zaken te starten dan Belgische onderdanen, bijkomende drempel enkel
en alleen omdat men geen Belg was. België had wel ook regel kunnen afschaffen enken voor EU-landen en
laten blijven gelden voor onderdanen van derdelanden. = voorbeeld doorwerking Europees recht in
nationale procesrecht.
Meestal gaat het over termijnen: bv. stel dat in zaak De Frenne (stewardessenzaak) vorderingstermijn 3
maanden zou zijn na uitspraak HvJ  is dat realistisch dat ze zouden weet hebben van uitspraak van het
Hof? Omwille van effectiviteit kan Hof ingrijpen in autonome keuzes qua termijnen.

Prejudiciële procedure
Geschil is aanhangig bij nationale rechter, vordering is ontvankelijk en je bent bij juiste rechter gekomen
(gegrondheid). Europees recht kan je dan gebruiken als offensief of als defensief instrument.
“Prejudiciëel”: pre = vooraf, judiciëel = oordeel  prejudiciële procedure = procedure die gevoerd wordt
vooraleer uitspraak te doen ten gronde.
Als rechter twijfel heeft over relevantie of toepassing van Europeesrechtelijke bepaling.
 2 mogelijke voorwerpen van vragen:
(1) Uitlegging/interpretatie Europees recht: art. 267 WEU: vragen kunnen verband houden met alle
onderdelen van Europees recht: verdragsbepalingen, richtlijnen, verordeningen, akkoorden met
derdelanden. Met uitsluiting van arresten van HvJ zelf.
(2) Geldigheid van handelingen, organen of instanties van EU. Enkel over afgeleid
gemeenschapsrecht.
Hof geeft antwoord in prejudiciëel arrest van HvJ. Vragensteller moet dan beslissen wat hij met antwoord
doet. Geschil speelt op nationale niveau, maar er wordt juridisch advies gevraagd door rechter aan HvJ =
indirecte toegang; partijen moeten niet naar Luxemburg.
Toegang tot HvJ in strikte zin.

Wiewawoe
Procedure is samenwerkingsdialoog tussen rechters van nationale instanties en rechters van het Hof.
Vragen om uitlegging: stellen van zo’n vragen is een bevoegdheid van alle nationale rechters.  anders
dan bij EHRM: dat kan enkel benaderd worden als alle interne rechtsmiddelen zijn uitgeput.
In geval van hoogste rechters (in dat bepaalde geschil: kan ook Vred. zijn, als die in dat geschil hoogste
rechter is: als geschil < 1240€), hebben die de plicht om vragen te stellen aan HvJ over interpretatie
Europees recht: art. 267.
Plicht voor hoogste rechters nadien genuanceerd in arresten van HvJ: moet een beetje zinvol blijven. Arrest
Cilfit 1982: Leerstuk acte claire: als bepaling duidelijk is, maar op 1 manier kan worden begrepen  geen
aanleiding tot interpretatie  geen reden waarom een rechter daarover een vraag zou moeten stellen aan
HvJ. Bv. iemand voert aan dat hij gediscrimineerd wordt op basis van nationaliteit. Hij is EU-onderdaan.
Wordt bv. door werkgever minder betaald dan gelijkwaardige Belgische collega. Als onomstootbaar
vaststaat dat persoon EU-burger is, is er geen reden dat rechter moet vragen wat nationaliteit is.
Arrest Da Costa 1963: verwijzingsplicht geldt niet indien onduidelijkheid die bestond omtrent
Europeesrechtelijke bepaling al eerder is opgelost. Bepaling was niet van meet af aan helder, maar werd al
eerder verhelderd.
Latere rechter mag dan gewoon voortbouwen op arrest HvJ uit andere zaak = bindende werking arresten
HvJ. Verwijzingsplicht wordt verwijzingsmogelijkheid.
Als het om bepaling gaat die geen acte claire of acte éclairé is, en hoogste rechter weigert vragen te stellen
aan HvJ, kan dat tot overheidsaansprakelijkheid leiden.
Vragen omtrent geldigheid: bevoegdheid voor alle nationale rechtscolleges, vergelijkbare plicht voor
Recht van de Europese Unie 20

hoogste rechtscolleges: die plicht uitgebreid naar alle rechters die geneigd zijn tot ongeldigheid Europees
recht te besluiten bv. verordening uitgevaardigd door Europese instellingen. Verordening met betrekking tot
grootte van mazen van visnetten. Verordening bindend in alle onderdelen in alle LS. Ik ben visser, heb 1
net, ik wordt gecontroleerd in de haven. Controleinstantie ziet dat vissen niet mochten gevist worden in die
periode van het jaar, ik wordt aangesproken op niet-naleving van de verordening. Zaak komt voor de
rechter. Mijn betoog is dat verordening ongeldig is, niet goed gemaakt, kan niet worden gehendhaaft door
nationale rechter. Gronden van ongeldigheid: dezelfde als gronden voor nietigheid = art. 263.
Geldigheidsberoep voor nationale rechter, wettigheidsberoep gebeurt voor HvJ/GerEG.
- Schending onbevoegdheid
- Misbruik van bevoegdheid
- Etc.
Ik voer aan dat Europese instellingen onbevoegd zijn voor uitvaardigen van verordening over mazen van
netten. Als ik rechter daadwerkelijk aan het twijfelen breng over geldigheid verordening, dan zegt HvJ
sinds arrest Foto-Frost 1987 dat als nationale rechter geneigd is om argumenten over ongeldigheid
overtuigend te vinden, en tot ongeldigheid van verordening te besluiten, dan moet de nationale rechter de
vraag voorleggen aan HvJ, ook wanneer hij maar een lage rechter is.
HvJ enige instantie die over ongeldigheid uitspraak kan doen, anders ontstaat er versnippering.
Effect prejudiciëel arrest
Bindend voor verwijzende rechter. Beslissing is niet in de tijd beperkt: arresten HvJ hebben terugwerkende
kracht tot op ogenblik uitvaardiging betrokken bepaling (ex tunc).  vissers die voordien zijn beboet
kunnen betaalde boetes terugvorderen.
Francovich-arrest bv.  nationale rechter moet dan wel toetsen of voorwaarden vervuld zijn.
Arresten HvJ quasi erga omnes karakter: formeel gesproken hebben ze geen erga omnes werking, maar in
de praktijk hebben arresten HvJ dat wel.  nationale rechters kunnen voortbouwen op eerdere uitspraken
HvJ. Niets belet echter rechter om dezelfde vraag terug aan het Hof te zeggen.
Doel = eenvormige uitlegging en toepassing in alle LS.

Rechtstreekse toegang
Zaak van meet af aan ingeleid in Luxemburg. 2 grote categoriën:
(1) Wie kan eiser zijn: LS, Instellingen EU, NP of RP.
(2) Tegen wie kunnen die zaken ingeleid worden: LS, Instellingen EU.
Inzet rechtstreekse beroepen
4 grote redenen waarom rechtstreeks beroep kan worden ingesteld in Luxemburg:
(1) LS in de fout gegaan: kan een doen of een laten zijn. Beroep wegens niet naleving,
inbreukprocedure (art. 258 en 260 WEU + art. 259 WEU).
(2) Europese instelling in de fout gegaan: een handelen van de Europese instellingen:
nietigheidsberoep art. 263 WEU.
(3) Europese instelling in de fout gegaan: een niet handelen, nalaten van de Europese instellingen:
beroep wegens nalaten, art. 265 WEU.
(4) Europese instelling heeft door doen of nalaten schade veroorzaakt: beroep tot schadevergoeding,
schadevorderingsprocedure art. 268 io 340, 2de en 3de alinea WEU.
Als een LS schade heeft veroorzaakt, is dat staatsaansprakelijkheid: zaak van de nationale rechter.
Wie behandelt welke zaken? Zie tabel op slides. * = Hof enkel bevoegd als het gaat over activiteiten in
kader van gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Tabel niet vanbuiten leren, maar helpt wel
bij casus beantwoorden.

Verantwoording en rekenschap in rechte


LS zijn verweerder.
Eiser = Commissie
Fout die LS wordt verweten is niet nakomen van verdragsverplichtingen bv. niet omzetten van een richtlijn.
Doel = vaststellen van schendingen, afdwingen van naleving. Art. 258 WEU.
Getrapte procedure:
(1) Administratieve fase
HvJ speelt hier nog geen rol. Eerste stap = contact en overleg tussen LS en Commissie. Dan
aanmaningsbrief van Commissie, meestal krijgs LS 2 maanden om te reageren op die brief. Als LS
Recht van de Europese Unie 21

dan nog niets van zich laat horen  met redenen omkleed advies.
(2) Gerechtelijke fase
Zaak voor HvJ, uiteindelijk arrest.
Niet-omzetting van een richtlijn binnen omzettingstermijn kan sinds 01/12/2009 ertoe leiden dat
financiële sanctie art. 260, lid 3 WEU.

23/04/2010

Lidstaten verweerder. Als Commissie = eiser  getrapte procedure.


Niet-nakomingsarrest Hof
Als Hof vaststelt dat er inbreuk was (LS komen verdragsrechtelijke verplichtingen niet na)  LS
veroordeelt  LS verplichting arrest na te leven: art. 4, lid 3 WEU en artikel 260, lid 1 WEU: geen termijn
vastgelegd, maar moet binnen “redelijke termijn” gebeuren = mede afhankelijk van ernst van de inbreuk.
Kan niet eeuwig uitgesteld worden. Niet-nakoming van een arrest is dan een nieuwe niet-nakoming. Sinds
Verdrag van Maastricht mogelijkheid 2de niet-nakoming met meer dwang te versterken. Voor VvM was
enige mogelijkheid nieuwe art. 259-procedure op te starten.
 Reeks zaken in jaren ’80 waar België veroordeeld was voor discriminatie tussen EG-burgers voor
inschrijvingsgeld studenten.  veroordeling van België  kwam dit niet na  2de arrest 
België deed weer niets  3de en 4de arrest. Ging om toestroom van Nederlandse studenten naar
Belgische medische opleidingen en Franse studenten naar Waalse universiteiten.
LS bij VvM systeem ingevoerd waar Commissie bevoegdheid kreeg dat wanneer LS veroordeeld is door
HvJ en arrest niet tenuitvoer legt, Commissie dan in 2de procedure mogelijkheid aan Hof voor te stellen aan
LS een boete of dwangsom op te leggen.
LS waren het eens met die procedure, maar blijven inbreuk na inbreuk plegen. In EMU ook stabiliteitspact
aangenomen: vergelijkbare regeling.
Gedurende lange tijd hebben instellingen en LS gedacht dat de regeling nooit gebruikt zou (moeten)
worden.
In Verdrag van Lissabon heeft Commissie juridische mogelijkheid gekregen dat wanneer het gaat om
absolute niet-omzetting van een richtlijn  Commissie kan al tijdens 1ste procedure aan HvJ voorstellen
aan nalatige LS als boete of dwangsom op te leggen.
Hof afhankelijk van voorstel Commissie, zonder voorstel kan sanctie niet.
Bij het voorstellen van Commissie en opleggen van boete/dwangsom door Hof, is Hof niet gebonden door
grootte voorgesteld door Commissie.
Als Com. voorstel doet, kan Hof dat niet doen, precies voorgestelde bedrag opleggen of lager bedrag
opleggen, hoger bedrag dan voorstel kan Hof niet opleggen. Rekening gehouden met:
1) ernst inbreuk
2) duur inbreuk
3) draagkracht LS: impact van het moeten betalen moet vergelijkbaar zijn voor alle LS.

Art. 260: Boete en dwangsom


Dwangsom: wordt opgelegd per keer dat iets niet gebeurt. Uiteindelijk hoogte afhankelijk van hoelang LS
niet-nakoming laat aanslepen  doel = LS overtuigen zo snel mogelijk arrest na te leven.  persuasief.
Boete: straf-effect: ontradingselement  dissuasief. Doel = signaal uitsturen dat je niet moet wachten tot
2de procedure, geen straffeloosheid.
De 260-berekeningsregels:
Berekening dwangsom: Basisbedrag voor dwangsommen = 600€. Ernst inbreuk: vermenigvuldigingsfactor
van 1 tot 20 mogelijk.
Ernstige inbreuk bv. Frankrijk grijpt niet in bij blokkade door boeren  vrij verkeer van goederen komt
sterk in gedrang want Frankrijk belangrijke draaischijf en moeilijk te omzeilen.
Ook duur inbreuk : vermenigvuldigingsfactor van 1 tot 3.
Draagkracht: Bruto Binnenlands Product + stemgewicht in de Raad = indicatie draagkracht LS. Commissie
heeft die factor vastgelegd, berekenen dat niet steeds opnieuw.
Berekening boete: Forfaitaire minimumsom, maar kan hoger. Tabel forfaitaire minimumsom + mogelijke
dwangsommen: NIET KENNEN.
Recht van de Europese Unie 22

De 260-toepassingen:
Zie slide: grote verschillen mogelijk. VvM begin jaren ’90 in werking, eerste gebruik van mogelijkheid in
2000: Griekenland veroordeeld wegens niet-sluiting van een open stortplaats, was niet gesloten na 1ste arrest
HvJ. Spanje 2003: ging over waterkwaliteit buitenzwembaden.  initiëel voornamelijk
milieurechtaangelegenheden.
Franse zaak 2008: richtlijn productaansprakelijkheid, Frankrijk zette richtlijn niet om in nationaal recht. 
eerste vb. dat dwangsommen/boetes ook voor andere dan milieuzaken kunnen worden opgelegd.

Niet-nakomingsprocedure ingeleid door LS: art. 259 WEU


Als LS van oordeel is dat andere LS niet handelt in overeenstemming met verdrangsverplichtingen.
Vertragingselementen ingebouwd om LS te laten “afkoelen”.
Procedure: LS deelt grieven mee aan Commissie. Dan moet LS 3 maanden wachten. Ondertussen kan
Commissie klacht onderzoeken. Als na 3 maanden Commissie niets heeft gedaan, kan LS procedure starten
bij HvJ tegen andere LS. In merendeel gevallen: als klacht ernstig is, zal Commissie zaak overnemen
(evoceren). Dan na evocatie  gewone 258-zaak = Commissie vs. LS. LS vs. LS gebeurt zeer weinig: 259-
arresten zeer zeldzaam.. Bij de weinige arresten die er zijn, gaat het altijd over landbouw en visserij en is
Frankrijk altijd betrokken: disputen over landbouwpolitiek bv. kalveren levend vervoerd naar Frankrijk
vanuit UK, concurrentie voor Franse kalveren.
Eisende LS meestal in ongelijk gesteld door HvJ. Als er werkelijk ernstige inbreuk zou zijn, zou
Commissie klacht hebben overgenomen.

Instellingen als verweerder


1) Instellingen in de fout door handelen
= Het nietigheidsberoep: art. 263 WEU. Wettigheidscontrole gevraagd van wetgevingshandelen (art. 288
WEU). Bindende handelingen Raad, Commissie, Europese Centrale Bank, handelingen EP en ER als ze
rechtsgevolgen hebben ten aanzien van derden, handelingen organen en instanties (bv. Europol) met
rechtsgevolgen ten aanzien van derden.
Beroepstermijn is 2 maanden. Startmoment van die termijn is variabel: art. 263: dag van publicatie of dag
van kennisgeving aan verzoeker.
Nietigheidsgronden: (1) onbevoegdheid van de instelling, (2) schending wezenlijke vormvoorschriften, (3)
schending verdrag of uitvoeringsregeling daarvan, (4) misbruik van bevoegdheid.
Gronden kunnen in combinatie met elkaar worden aangevoerd.
Wie kan dat? Locus standi 263: 3 groepen:
(1) LS, EP, Raad, Commissie: bevoorrechte verzoekers: moeten niet aantonen dat ze een belang
hebben bij de uitkomst van de procedure.
(2) Rekenhof, ECB, Comité van de Regio’s: bevoorrechte verzoekers. Enkel onvoorwaardelijk voor
zower het gaat over “de vrijwaring van hun prerogatieven” bv. als advies Comité niet gevraagd is
voor een handeling waarvoor dat wel moest gebeurd zijn.
(3) Particulieren: natuurlijke of rechtspersonen. Geclausuleerde toegang = toegang onder
voorwaarden. Handelingen moeten tot die persoon gericht zijn, waar rechtstreekse juridische
gevolgen voor die persoon uit voortvloeien. Moet persoon ook indiviueel raken: enkel voor die
persoon of voor die persoon andere gevolgen dan voor anderen.
Afhankelijk van wie zaak instelt, wordt zaak behandelt door Gerecht of Hof: zie slide 80.
2) Instellingen in de fout door niet handelen
Art. 265 WEU: schuldig verzuim in strijd met verdragen. Kunnen in de fout zijn gegaan: EP, Europese
Raad, Raad, Commissie, ECB; Organen en instanties van de Unie.
Instellingen en LS kunnen altijd inleiden, particulieren geclausuleerde toegang zoals hierboven.
Gefaseerde procedure: eiser nodigt instelling uit tot handelen  instelling dan 2 maanden tijd om standpunt
te bepalen. Als instelling dan binnen 2 maanden antwoordt en zegt dat er niets aan de hand is, is het verhaal
ten einde. Als pas na 2 maanden antwoord  vordering ontvankelijk maar ongegrond want een standpunt
innemen is geen nalaten. Als instelling niets doet, na 2 maanden kan je zaak voor HvJ brengen. Als
instelling dan tijdens procedure standpunt inneemt, houdt het weer op. Als je toch een arrest krijgt, kan je
daar niets mee doen. Gerecht kan handeling niet in de plaats van de betrokken instelling stellen.
3) Instellingen schade veroorzaakt door doen of laten
Beroep tot schadevergoeding voor vergoeding van schade veroorzaakt door Europese instellingen. Art. 268
Recht van de Europese Unie 23

io 340 WEU.
Schade door handelen of nalaten Europese instellingen of hun personeelsleden in uitoefening van hun
functies.
Locus standi: (1) LS, (2) Instellingen, (3) Particulieren.
Welke schade? Gederfde winst, verliezen die je lijdt, kan materiëel of immateriëel, geleden of toekomstige.
Causaal verband moet wel aangetoond worden.
Verzwaarde aansprakelijkheid: instelling discretionaire bevoegdheid, daarvan kennelijk misbruik gemaakt:
zie slide.

Direct beroep succesvol 


Nietigheidsberoep (263): als het over wetgeving gaat  nietigheid erga omnes en ex tunc. Het kan dat
bepalingen toch nog tijdelijk in leven worden gehouden, bv. bij verordeningen waar controleregels moeten
worden uitgewerkt door LS. In afwachting van nieuwe regels. Als Hof dat niet uitdrukkelijk in arrest zet,
blijven regels niet in leven. Instelling verplicht maatregelen uit te voeren om arrest ten uitvoer te leggen
(264).
Beroep wegens nalaten (265): Instelling verplicht tot maatregelen (266).
Beroep tot schadevergoeding (268): Instelling moet schadevergoeding betalen.

Interne marktregels
Fundamentele vrijheden van Europese integratie.
Unie = douane-unie en gemeenschappelijke/interne markt: meer dan een gewone vrijhandelszone zoals de
EFTA. EU stelt zich ten aanzien van de wereld als eenheid op: gemeenschappelijk douanetarief: 1
buitengrens = GDT. Gemeenschappelijke handelspolitiek = GHP.
Binnen Unie: vrij verkeer. Zowel positieve als negatieve integratie: Negatieve integratie: uitgangspunt =
nationale regels mogen verschillen, tenzij ze in strijd zijn met Europees recht. Nationale regels moeten dan
verdwijnen. Positieve integratie: Europese wetgeving uitgevaardigd (meestal richtlijnen), waarbij
gemeenschappelijke juridische regels worden uitgewerkt, die tot vergelijkbare regelgeving in alle LS leidt
na omzetting door LS.
Zie schema slide 99.

30/04/2010

Vrij verkeer van goederen


Art. 28-37 WEU. In verdrag tot vaststelling van een Gw. van Europa was vrij verkeer van personen voor
vrij verkeer van goederen geplaatst.
Dubbele regeling: regels over VVvG tot doel zowel tarifaire (financiële) en niet-tarifaire belemmeringen
tussen LS weg te werken.
Vrij verkeer = vrije handel
Afschaffen nationale regels die belemmeringen opwerpen aan handel tussen LS.
Goederen = alle op geld waardeerbare zaken die het voorwerp kunnen vormen van handelstransacties.
Kunnen materiële (dingen die je kan zien), immateriële (bv. huurcontract, electriciteit) en roerende
goederen zijn.
Handel van goederen is vrij binnen EG. Voorwaarden waarin derde-landen goederen kunnen invoeren zijn
voorwerp van gemeenschappelijke handelspolitiek.
Gaat hier over handel tussen de LS.
Goederen in vrij verkeer = goederen geproduceerd in een LS + goederen uit derde-landen eens alle
douanerechten zijn betaald en invoerformaliteiten vervuld.
Valt uit elkaar in 2 grote categoriën belemmeringen: tarifaire en niet-tarifaire. Zie schema slide 102.
Tarifaire: ook alle heffingen met gelijke werking als douanerechten: art. 28, 30 WEU + fiscale
discriminatieverbod.
Niet-tarifaire: verbod kwantitatieve beperkingen en maatregelen met gelijke werking zowel bij invoer als
bij uitvoer.
Tarifaire belemmeringen
Verbod invoer- en uitvoerrechten in handel tussen LS (zie Van Gend en Loos). Schrapping tarifaire
belemmeringen was één van eerste verwezenlijkingen van EG. Acte éclairé: draagwijdte bepaling is niet
Recht van de Europese Unie 24

glashelder  door definitie van HvJ krijgt bepaling duidelijke betekenis: 1969 HvJ (zit niet in bundel, maar
moet je ook niet verder kennen): heffing van gelijke werking toegelicht: iedere eenzijdig opgelegde
geldelijke last, ongeacht benaming of structuur, die wordt opgelegd door LS wegens grensoverschrijding,
zonder douanerecht in eigenlijke zin te zijn.
Sociaal fonds voor diamantarbeiders-arrest HvJ: ging over protectionistische maatregel (belemmeringen
vaak protectionistisch van aard: land probeert eigen activiteiten te beschermen tegen concurrentie van
andere LS). Ging om heffing die te maken had met invoer van diamanten in Antwerpse haven. Gedurende
vele jaren werden vooral Zuid-Afrikaanse diamanten rechtstreeks ingevoerd naar haven van Antwerpen:
rechtstreekse invoering vanuit derde-land. Was in periode waarin er veel sociale onrust was in Antwerpse
haven: men vond dat er afbreuk werd gedaan aan sociale verworvenheden  haven lag vaak plat.
Invoerders diamanten waren dat beu, beslisten diamanten langs Rotterdam in te voeren, want was toch
douaneunie, vanuit financiëel oogpunt maakt dat geen enkel verschil. LS kunnen wel concurreren op
kwaliteit van dienstverlening. Innen invoerrechten in naam van EU, maar LS mag ¼ houden voor verleende
diensten  is voor LS toch belangrijk rechtstreekse invoer te hebben + achterliggende activiteiten;
gerelateerde werkgenegenheid  LS proberen rechtstreekse invoer te behouden.  Antwerpse haven
verloor rechtstreekse en onrechtstreekse activiteiten  lobbycampagne opgezet die ertoe geleid heeft dat
voor alle invoer van diamanten in België, of die nu rechtstreeks of onrechtstreeks was, werd heffing
geheven en opbrengst heffing ging naar sociaal fonds voor diamantarbeiders. Dat fonds had tot doel dat
diamantarbeiders die te weinig pensioen kregen een bijdrage uit fonds extra kregen. Dat was verdediging
gevoerd door Belgische authoriteiten wanneer zaak bij HvJ kwamen: had volgens België niets met handel
te maken, was sociale maatregel. HvJ dan bevestiging gegeven van definitie uit 1969. Bedoeling of
benaming maakt juridisch gezien geen verschil, ook niet relevant dat bedrag heel laag is. Was geldelijke
last naar aanleiding van overschrijden van grens  verboden.
Wel uitzonderingen op die regel: als LS kan aantonen dat uitzondering van toepassing is, mag heffing wel
worden gevraagd. 3 gevallen waarin het toch mogelijk is heffingen op te leggen. Uitzonderingen uitgewerkt
in arresten van HvJ: staat niet in verdragen.
(1) Uitzondering van het gezond verstand: knoopt aan bij “eenzijdig opgelegde geldelijke last”: je
krijgt dienst in de plaats. Als je in commerciële activiteiten om een dienst vraagt en daar moet voor
betalen. Bv. je voert goederen in uit derde-land, je hebt distributiestelsel waarbij je opslagplaatsen
huurt in de buurt van grenzen. Dan moet je huur betalen, dan moet je niet zeggen dat je moet
betalen om de enkele reden dat je dingen over de grens brengt.
(2) Europese uitzondering: knoopt ook aan bij “eenzijdig opgelegde geldelijke last”: heffingen
wegens Europees beleid. Bv. voedselcrisissen als gekke koeienziekte  Europese regels
uitgevaardigd waarbij er controles werden gedaan op voedselwaren; daarvoor moeten betalen is
geen eenzijdig opgelegde geldelijke last.
(3) Belastinguitzondering van art. 110 WEU: legt systeem van fiscale gelijke behandeling neer.
Principe is dat fiscale lasten die worden opgelegd aan handelaars niet mogen discrimineren tussen
nationaal geproduceerde goederen en ingevoerde. Als fiscale last wordt geheven en die deel
uitmaakt van algemeen systeem van interne belastingen, kan die toch worden opgelegd. Kan
verschil maken wat voor soort product je invoert  als je gelijksoortige producten verkoopt, mag
LS niet discrimineren. Als het gaat om verschillende producten nog steeds verbod als heffing
protectionisme als doel heeft. Bv. Je wil Portugese sinaasappelen verkopen in Spanje. Als oogst in
Spanje is mislukt, enkel mandarijnen zijn er nog op de markt. Jij moet 15% belasting betalen en op
mandarijnen geldt maar 10%.  zijn s. en m. gelijksoortige producten of niet? Als producent voer
je aan dat het gelijksoortige producten zijn en belastingstarief dus gelijk moet zijn. LS zullen
zeggen dat er een groot verschil tussen 2 producten is zodat er een verschil mag zijn in belasting,
maar mag wel niet op zo’n niveau liggen dat alle Spanjaarden worden aangezet om enkel
mandarijnen te kopen, want dan is het bescherming nationale productie. Dan moet je
argumenteren dat verschil in tarief discriminatoire protectionistische gevolgen heeft. Moeilijk te
bepalen waar de grens ligt.
HvJ moet vaak beslissen over zo’n discussies bv. zijn bier en wijn gelijke producten?
Niet-tarifaire belemmeringen
Dubbel verbod: art. 34 en 35 WEU. Verboden in handel tussen LS: alle kwantitatieve beperkingen + gelijk-
werkende maatregelen. Kwantitatieve beperkingen = alle regels die aantal-beperking impliceren.
Numerieke grens op invoer en uitvoer tussen LS. Meest verregaande kwantitatieve beperking is
Recht van de Europese Unie 25

invoerverbod: bv. geen tomaten mogen worden ingevoerd  quotum = nul. Hoe aantal wordt geformuleerd
maakt niet uit. Kan ook percentage-gewijs: bv. vorig jaar 1000 ton tomaten ingevoerd vanuit Spanje, nu
mag maar 50% van vorig jaar dit jaar worden ingevoerd.
Maatregelen van gelijke werking: arrest Dassonville HvJ: iedere handelsregeling der LS die de
intracommunautaire handel rechtstreeks of onrechtstreeks daadwerkelijk of potentiëel kan belemmeren =
verboden. Vooral in context waarin geen Europese harmonisatiewetgeving bestaat.
Bv. Je wil bier verkopen in Duitsland: daar golden bijzondere regels met betrekking tot brouwproces:
Reinheitsgebot: zuiverheidsregel: had tot doel om inwoners te beschermen tegen verspreiding van de pest
in de middeleeuwen: kwaliteitswaarborg. Enkel hop, mout, gerst en water mochten worden gebruikt. Alleen
dat mocht worden verkocht in Duitsland als zijnde “bier”. In België minder strenge regels. Bij brouwen van
Stella gebruikt met ook rijst in plaats van hop want dat is goedkoper en makkelijker te gebruiken. Kan tot
gevolg hebben dat brouwer die actief wil zijn in alle LS, 27 productielijnen moet organiseren: elk in
overeenstemming met regelgevingen van elke LS  is het einde van vrij verkeer van goederen binnen EU.
Zou ook betekenen dat geen verdere verhandeling mogelijk is: je verkoopt bier volgens Duitse regels in
Duitsland  die aankoper kan dat dan niet doorverkopen naar Oostenrijk.
Arrest Cassis de Dijon 1979: uitgangspunt van onderlinge erkenning of equivalentie = wanneer goed in EU
geproduceerd is en op markt gebracht in overeenstemming met daar geldende regels, dat goed dan overal
elders in EU moet kunnen verkocht zonder tegen andere nationale regels aan te lopen. Cassis de Dijon:
cassis is een bes waar likeur van wordt gemaakt, gebeurde oorspronkelijk in Dijon. Wordt aangelengd met
champagne  kir royal. Volgens Fransen is dat oerfrans product. Duitse ondernemers willen dan ook
Cassis de Dijon produceren in Duitsland. Dan was Cassis de Dijon nog geen beschermde titel. Duitsers
maken die likeur in overeenstemming met Duitse regels. Franse producenten zien dat dat leidt tot mindere
verkoop van hun likeur. Fransen zetten tegenaanval in: voeren hun CdD uit naar Duitsland. Controleur stelt
dan vast dat in Duitsland Franse CdD niet voldoet aan Duitse minimumalcoholregeling voor dat soort
likeuren  mocht niet verkocht worden in Duitsland.
 HvJ: minimumregeling is maatregel van kwantitatieve beperking: belemmert handel tussen LS
rechtstreeks en daadwerkelijk.
Belgische zaak jaren ’60: ging over regels over de vorm van boterpakjes. In België regel dat boter in balk-
vorm moest zijn en margarine in kubusvorm. Nederlandse Mr. Rau wil in Nederland geproduceerde boter
en margarine in België verkoper, doet dit ook. Controleurs stellen dan vast dat in België verkeerde vorm
van boter en margarine in de supermarkten lag.
 HvJ: Belgische regel is regel die ertoe leidt dat handel tussen LS rechtstreeks en daadwerkelijk
wordt belemmerd.
Art. 34 WEU werd bepaling met groot succes door Dassonville en opeenvolgende rechtspraak.
Sunday trading rules: was in veel LS verboden op zondag iets te verkopen. In UK Sunday trading rules:
winkels moeten dicht zijn op zondag; enkel krantenwinkels en bv. bakkers tot ’s middags mochten open
blijven. Tuincentra mochten in UK niet open zijn op zondag. Uitbaters wilden dat ze wel open mochten
zijn. Verkochten Franse tuinmeubels  moesten minder aankopen  handel tussen LS rechtstreeks
belemmerd.  die redenering past op elke situatie.
 HvJ 1993 zaak Keck & Mithouard: beperking van draagwijdte van bepaling: art. 34 niet bedoeld
om alle nationale regels aan te kunnen vechten. Belangrijk arrest omdat het inperking van begrip
maatregel van gelijke werking invoerde en omdat het één van de weinige arresten is waarin Hof
expliciet terugkomt op eerdere rechtspraak. Arrest zijn dwingend en met terugwerkende kracht.
Keck en Mithouard ging over Franse regel die Franse ondernemers verbiedt met verlies te verkopen. Franse
regel was zo opgevat dat om te bepalen of iets met verlies verkocht werd, beoordelingsprijs prijs was van in
Frankrijk geproduceerde goederen met enkel procenten winstmarge daarbij: gekeken naar productiekost in
Frankrijk. Alle producten die tegen lagere prijs werden verkocht dan die basisprijs mochten niet. K & M
kochten goederen in Portugal om te verkopen in hun winkel. Kwamen met winstmarge erbij nog altijd aan
lagere prijs dan die basisprijs. Maakten gebruik van comparatieve voordelen van Portugese productie.
Concurrenten dienden klacht in, K & M handelden in strijd met Franse regels. K & M verdedigden zich
door te zeggen dat handel door LS rechtstreeks en daadwerkelijk werd belemmerd door Franse regel.
 HvJ herleid Dassonville rechtspraak tot zijn ware aard: verbod kwantitatieve beperkingen: verbod
gaat vanaf dan enkel nogover nationale handelsregelingen met onmiddellijke impact op
producteisen. Vanaf dat moment valt het weg dat handelsregelingen over verkoopmodaliteiten daar
ook onder vallen. Voorbeelden producteis: nationale regels die aanknopen bij productieproces zelf
Recht van de Europese Unie 26

bv. benamingsregels, samenstelling, afmeting, vorm, gewicht, verpakking, aanbiedingsvorm (bv.


verbod om eieren los te verkopen). Sunday trading rules zijn verkoopmodaliteit.
p. 324 jurisprudentiebundel: rechtsoverweging 8: 3 lijnen boven “ze noodzakelijk maken”: dringende
behoeften moet dwingende behoeften zijn.
Toepassing van die regels kan enkel als er geen communautaire regels zijn. Nationale regels vaak heel
verschillend. Sommige zijn producteisen, sommige verkoopmodaliteiten. Sommige maatregelen zijn
maatregelen met onderscheid (die enkel gelden voor ingevoerde producten, rechtstreeks discriminerend),
andere zonder onderscheid.
Welke regels van toepassing bij intracommunautaire handel? Regels productieland of verkoopland?
Kunnen LS nationale regels toepassen op goederen in vrij verkeer?
- Verkoopmodaliteiten: ja, dat mag, buiten art. 34 als:
Van toepassing op alle marktdeelnemers?
Zowel in rechte als in feite op zelfde manier van toepassing op nationale en ingevoerde
producten?
 als ja, dan geldt die regel.
- Producteisen: nee, mag niet, in strijd met art. 34.
Goederen moeten wel rechtmatig geproduceerd zijn.
Uitzonderingen: goederen in vrij verkeer kunnen soms toch moeten voldoen aan nationale regels.
2 groepen uitzonderingsregels:
(1) Uitzonderinge opgesomd in verdrag zelf: art. 36 WEU
(2) Jurisprudentiële uitzonderingen van CdD: dwingende behoeften van algemeen belang kunnen
belemmeringen op vrij verkeer van goederen rechtvaardigen.
Aard maatregel bepaalt welke rechtvaardigingsgronden relevant zijn:
1) Maatregelen met onderscheid (duidelijk discriminerende maatregel): maar 1 mogelijke lijst
relevant: kunnen enkel gerechtvaardigd worden door gronden uit art. 36 WEU.
2) Maatregelen zonder onderscheid (op alle goederen van toepassing): te rechtvaardigen via art. 30
WEU of via Cassis de Dijon: dwingende redenen van algemeen belang: is een niet-limitatieve lijst.
Bewijslast of rechtvaardiging van toepassing is, rust altijd bij LS die beperking oplegt.
I. Verdragsuitzondering: art. 36 WEU
Limitatieve (gesloten) lijst rechtvaardigings-gronden
- bescherming openbare zedelijkheid, openbare orde, openbare veiligheid
- bescherming gezondheid en leven van personen, dieren of planten
- bescherming nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit
- bescherming industriële en commerciële eigendom
Regels ter vrijwaring daarvan OK, voor zover
- noodzakelijk en proportioneel, en zij niet leiden tot
- willekeurige discriminatie of verkapte beperking van de intracommunautaire handel
opgesomd op slide 108. Maatregel moet noodzakelijk en proportioneel (er is geen andere manier om
resultaat te bereiken) zijn.

07/05/2010

Harmonisatieregels over bv. grasmachines, samenstelling chocolade. In geval betwisting over vrij verkeer
van goederen  goederen rechtmatig geproduceerd en in handel gebracht in LS? Dan moeten nationale
regels wijken. Situaties waarin LS toch nationale regels kunnen opleggen. Nationale regels in ruime zin:
niet uitsluitend federale regels, kan ook om regels gemeenschappen en gewesten omvatten; dit maakt voor
Europees recht geen verschril. Situaties waarin nationale regels toch kunnen toegepast worden:
verdragsuitzondering is daar de eerste van.
Vervolg verdragsuitzondering art. 36 WEU.
Rechtvaardigingsgronden: rechtvaardiging van niet toepassen regels van vrij verkeer van goederen. Moet
altijd om noodzakelijke en evenredig aan het te bereiken doel zijn.
Henn en Darby zaak: invoer opblaasbare poppen vanuit Denemarken naar UK: invoer steeg alsmaar. Op
bepaald ogenblik aan invoerder meegedeeld dat hij zijn goederen niet mag lossen in UK en niet meer
mogen ingevoerd wegens schending Obscenity Act. Argument Britse authoriteiten: goederen waren
obsceen en mochten daarom niet meer in UK binnenkomen. Maatregel gelijke werking als kwantitatieve
Recht van de Europese Unie 27

beperking of gewoon kwantitatieve beperking: invoerverbod  verboden regeling. Kan dit


gerechtvaardgigd worden?  kijken naar mogelijke rechtvaardigingsgronden. Maatregel met of zonder
onderscheid? Verweerder/invoerder: is discriminerende maatregel die arbitrair is: in UK geproduceerde
opblaaspoppen hadden geen beperkingen qua verkoop gekregen  Hof: als je een probleem hebt met
opblaaspoppen, moet je die maatregel wel niet discriminerend opleggen. Redenering Britse overheid: wilde
morele gezondheid van de jeugd beschermen. Hof: kijken of je dat doel niet op een andere manier kan
bereiken: ervoor zorgen dat ze niet verward kunnen worden met speelgoed voor kinderen.  invoerverbod
in dit geval was verboden, in strijd met Europees recht  regel moest verdwijnen.
Voorbeeld volksgezondheid: toen gekke koeienziekte uitbrak in UK, leidde dat tot grote onrust, was er lang
onduidelijkheid of ze ook voor mensen gevaarlijk was. Als land kan je dan 2 dingen doen: (1) zolang dat
niet bewezen is, doen we niks, (2) voorzorgsbeginsel: zolang niet bewezen is dat het niet schadelijk is, gaan
we er uit voorzorg van uit dat het wel schadelijk is. Houdingen op Europees continent verdeeld:
Zwitserland was eerste land dat zei dat ze voor alle zekerheid geen Brits rundsvlees meer wilden invoeren
tot bewezen was dat het niet schadelijk was  invoerverbod door overwegingen volksgezondheid.
Zwitserland geen LS EU.  kan doen wat ze willen wat vrij verkeer van goederen betreft (wel kijken naar
bilateraal akkoord). Frankrijk was 2de land en 1ste LS die vergelijkbaar invoerverbod oplegde.  Kan LS
invoerverbod opleggen aan goederen afkomstig uit andere LS? Belemmering vrij verkeer? Ja.
Rechtvaardigingsgrond? Ja: Franse authoriteiten beriepen zich op volksgezondheid. Maatregel
noodzakelijk/geen andere manieren om zelfde doel te bereiken? Ja/nee: aanvaard dat er geen andere
manieren waren: je kon niet zien of vlees ziek was of niet  legale beperking van vrij verkeer van
goederen. LS de ene na de andere invoerverboden opgelegd, tot Europese Commissie uiteindelijk om
verschillende regelingen te verzoenen een exportverbod heeft opgelegd aan UK: harmonisatie, maar dan in
negatieve zin  niet meer nodig voor LS om zelf maatregelen te nemen.
Nationale maatregelen ter berscherming van nationaal historisch bezit: nationale regelingen in veel LS over
uitvoer “topstukken”: kunst die behoort tot erfgoed van die LS. Veel van die regelingen hebben
uitdrukkelijke bepaling dat als die goederen worden verkocht naar het buitenland, de overheid een
voorkooprecht moet krijgen om stuk in eigen land proberen te houden. Die stukken kunnen niet worden
uitgevoerd zonder uitvoercertificaat. Als je reist binnen Unie met zo’n stukken, moet je zo’n certificaat
hebben = belemmering vrij verkeer, maar gerechtvaardigd want geen andere maatregel mogelijk voor dat
doel.
Zaak Gentse rechter: na komst van HEMA’s in winkelstraten: verkochten ook brood. Werd in Nederland
geproduceerd. In Gentse veldstraat was HEMA nieuw gevestigd, maar ook Bakkerij Bloch: superieure
bakker. Bakkerij merkte daling van hun broodverkoop en kwamen tot vaststelling dat een deel van hun
klanten nu brood kochten bij HEMA. Zij vonden het oneerlijke concurrent, want brood van HEMA was
veel goedkoper. Dan door Bloch voedselinspectie getipt. Die stelden vast dat brood van HEMA niet
voldeed aan Belgische broodregels: regels over samenstelling van brood met in het bijzonder maximaal
zoutgehaltenorm. HEMA-brood was veel te zout. Dit betekende een gevaar voor de volksgezondheid.
HEMA: vrij verkeer van goederen: brood legaal geproduceerd in andere LS. Loofwaardig doel? Ja.
Maatregel proportioneel? Rechter: nee. HvJ niet nodig want geen aarzeling over reikwijdte vrij verkeer van
goederen. Belgische regels mogen niet worden tegengeworpen aan Nederlandse brood. Brood is niet
levensgevaarlijk, consumenten kunnen zelf wel beslissen of ze het zullen kopen en eten. Daarna HEMA
wel gestopt met verkoop merendeel broden.

Behalve verdragsuitzondering nog 2de groep uitzonderingsmogelijkheden die door LS kunnen worden
gebruikt ter rechtvaardiging van maatregelen zonder onderscheid.
II. De jurisprudentiële uitzondering
Exemplatieve/open lijst van dwingende behoeften bv.:
- doeltreffendheid der fiscale controles
- bescherming van de volksgezondheid
- eerlijkheid der handelstransacties
- bescherming van consumenten
- …
Mits noodzakelijk en proportioneel
- Aanvaardbare beperkingen intracommunautaire handel
LS kunnen nieuwe redenen bedenken.
Recht van de Europese Unie 28

Vrij verkeer van personen


Belangrijke evolutie op dit gebied sinds 1957: grote groei van rechten voor personen. Initiëel ging het enkel
over economisch actieve personen/ondernemingen: marktburger = persoon in marktcapaciteit. Geëvolueerd
naar unieburgers.
Ratione personae:
Initieel: enkel marktburgers: in hoedanigheid van:
- werknemers
• vrij verkeer van personen: art. 45-48 WEU (39-42 EG)
- of zelfstandigen en ondernemingen : vennootschappen, VZW’s, etc.: alle mogelijke
rechtspersonen gelijkgeschakeld met “personen”.
• vrijheid van vestiging: art. 49-55 WEU (43-48 EG)
• vrij verkeer van diensten: art. 56-62 WEU (49-55 EG)
• vrij verkeer van kapitaal: art. 63-66 WEU (56-60 EG)
Gedurende lange tijd moest je in bv. Italië toestemming vragen om transacties te doen met andere LS.
Naderhand: ook EG-burgers sinds Verdrag van Maastricht.
• EG-onderdanen, ongeacht economische status, cf. supra
• Sinds Maastricht expliciete Verdragsbasis: art. 20-25 WEU (17-22 EG)
Burgerschapsregels hechten geen belang aan economische status burgers: je moet geen werknemer of iets
anders zijn.
Gezamenlijke toepassingsregels:
Vrij verkeer van personen geldt voor personen met EG-nationaliteit.
1) Natuurlijke personen: makkelijk vast te stellen. Uitbreidingen toepassingsgebied:
(1) Familieleden migrerende EG-onderdanen, die niet zelf noodzakelijk de nationaliteit van een LS hebben,
hebben afgeleid recht op vrij verkeer van personen: als hun EG-familielid gebruikt maakt van vrij verkeer
van personen, mogen zij mee bv. Belg migreerd naar Frankrijk. Als die Belg gehuwd is met een Afghaanse,
mag die mee met Belgische persoon die in Frankrijk gaat wonen en werken.  Wat is een familielid; wie
bepaalt dit? Daar geldt Europese definitie van “familie”: Artikel 2, lid 2, richtlijn 2004/38
a) De echtgenoot
b) De geregistreerde partner, voorzover het geregistreerd partnerschap ook gekend is in het gastland
c) Rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn, van EG-onderdaan dan wel partner (a/b)
beneden leeftijd van 21 jaar of te hunnen laste
d) Rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn, van EG-onderdaan dan wel partner (a/b), die te
hunnen laste zijn.
(2) Onderdanen van landen met wie EU verdragen heeft gesloten met bepalingen over vrij verkeer van
personen. Voor alle overige derdelanders  kijken naar Schengen-acquis: regels die toegang derdelanders
tot Unie regelen.
Schengen-akkoord gesloten in Luxemburg: aantal landen onderling beslist te proberen aanzet te geven voor
gemeenschappelijk beleid ten aanzien van vrij verkeer van personen van derdelanden; ook onderlinge
controles: interne grenscontroles op personen afschaffen. Alsmaar meer LS EU + andere landen
toegetreden. Verklaart waarom, als je je beweegt binnen EU, men enkel identiteitskaart vraagt als je
incheckt bij luchtvaartmaatschappij.
Als personen uit derdelanden naar EU komen en in 1 van LS asiel aanvragen, geldt dat sinds Dublin-
overeenkomst als asielaanvraag voor hele Unie. Als asiel verleend wordt, geldt dat ook voor alle andere LS.
Als aanvraag wordt afgewezen, kan zelfde persoon niet meer in andere LS opnieuw asiel aanvragen.
“Belgische omweg”: Nederlands onderdaan maakte gebruik van VVvP om zich in België te vestigen, dan
van Belgische voorwaarden voor huwelijksmigratie/familiehereniging gebruik maakte (soepeler dan in
Nederland) en dan terugkeerde naar Nederland, familie kon dan mee.
2) Rechtspersonen: moeten ondernemingen zijn die zijn opgericht in overeenstemming met bepalingen van
1 van de LS.
2de voorwaarde naast EG-nationaliteit: er moet een grensoverschrijdend element aanwezig zijn.
Overschrijding landsgrens tussen LS.
Omgekeerde discriminatie: vrij verkeer van personen komt neer op recht op gelijke behandeling tussen
eigen onderdanen en Europese onderdanen. Omgekeerde discriminatie als LS eigen onderdanen minder
gunstig behandeld als migrerende Europese onderdaan, die krijgen meer rechten dan eigen nationale
Recht van de Europese Unie 29

burgers.
3de voorwaarde voor marktburgers: er moet economische activiteit aanwezig zijn bv. persoon is werknemer.
Primaire of secundaire vestiger.
Ook recht om je naar andere LS te begeven om werk te zoeken: statuut van werknemer omvat ook
werkzoekenden; je hebt geen contract nodig voor je gebruik kan maken van vrij verkeer van personen.
Ook als je gewerkt hebt in LS als werknemer, mag je ook na afloop van je werk in die LS blijven.

Antwoord op gestelde vragen:


Uitbreiding familieregel: echtgenoot letterlijk op te vatten: man van een vrouw of vrouw van een man
verbonden door huwelijksband. Alle andere bv. wettelijk samenwonenden vallen onder “geregistreerde
partners”, ook homo”huwelijken” vallen onder geregistreerd partnerschap: zijn aparte regels en geen echt
huwelijk.
Bloedverwanten zijn letterlijke of juridisch-fictieve bloedverwanten: eigen kinderen en geadopteerde
kinderen
Op examen in casussen altijd materiëel recht gebruiken + rechtsbeschermingselement gebruiken!

12/02/2010

Werknemersbegrip anders dan nationaliteit (dat is nationaalrechtelijk geregeld): net zoals aan concept
familie Europeesrechtelijke definitie gegeven. Of iemand werknemer is gaat er gewoon over of iemand een
baas heeft om voor te werken die hem betaalt  dat is enige criterium: of iemand onder gezag en toezicht
diensten verricht. Maakt dus niet uit of persoon arbeider of bediende is, beiden zijn werknemers vanuit
Europeesrechtelijk perspectief.

Vestiging of diensten?
Wat is verschil tussen vestiging en diensten? In beide gevallen sprake van dienstverlening: onderneming die
zich vestigd in LS zal daar ook diensten aanbieden, dat maakt het niet per definitie een zaak van vrij
verkeer van diensten. In beide gevallen dienstverlening komt ook tot uiting in naam van “dienstenrichtlijn”
2006 die beiden wil vergemakkelijker.
Dienst = economische activiteit die gewoonlijk tegen vergoeding wordt verricht = doorslaggevend
criterium: ook prostitiuees verlenen diensten en mochten dus naar Nederland komen om hun dienst daar te
verlenen, zijn diensten in de zin van het Verdrag.
Aard mobiliteit verschilt: dat bepaalt of het zaak van Vvv diensten of vestiging is. In geval van
VvvDiensten kan mobiliteit drievoudig zijn 3 verschillende situaties
1) Dienstverlener is mobiel bv. je bent zelfstandige in LS, op tijdelijke basis ga je naar andere LS om
daar dienst aan te bieden  je gebruikt vrij verkeer van diensten bv. hooggespecialiseerde
tandartsen: endodontologen: zijn gevestigd in ons land en zijn daarnaast geassociëerd met
tandartsenpraktijken in andere LS, gaan eens per maand naar bv. Nederland om ingrepen uit te
voeren, dan doet hij dat als dienstverlener. Centrum economische activiteit in 1 LS, maar op
tijdelijke basis dienst verleend in andere LS.
2) Dienstontvanger is mobiel: diegene ten wiens behoeve dienst wordt verricht) kan ook gebruik
maken van VvvDiensten bv. gezin woont in Nederland, in lang weekend worden kinderen ziek,
dan kan je door vrij verkeer van diensten naar België om huisarts te bezoeken. Bv. als je reist naar
andere LS doe je dat sowiese als dienstontvanger: toerismesector is een dienstensector, je gaat naar
andere LS om dienst te ontvangen. Bv. toeristengids in je eigen taal die meereist: gids biedt zelf
ook diensten aan in andere LS voor ontvangers die ook uit andere LS zijn = combinatie van (1) en
(2).
3) Dienst zelf is mobiel: zowel verrichter als ontvanger zijn in hun eigen LS, grensoverschrijdende
element in dienst zelf vervat bv. internetverkoop, adviezen van bv. advocaten of makelaars per e-
mail naar cliënt gestuurd.
Vrijheid van vestiging: mobiliteit eenvoudiger: zelfstandige of onderneming afkomstig uit LS of
onderneming opgericht in overeenstemming met in EU geldende vennootschapsrecht (gelijkgesteld).
VvvVestiging: onderscheid
- Primaire vestiging: je bent opgeleid als kapper, je beslist na studies kapsalon te openen in
Estland. Nooit eerder professioneel actief geweest, je vestigt je daar als kapper = start
Recht van de Europese Unie 30

from scratch.
- Secundaire vestiging: professioneel actief persoon die al actief is in LS, onderneming
opgericht met hier geldende regels, richten op bepaald ogenblik
bijhuis/dochteronderneming op in andere LS. Hoofdhuis in België en bijkantoor in andere
LS. Dan ben je secundaire vestiger want je doekt je zaak in België niet op, gewoon 2de
vestiging in andere LS.
Hoofdregel voor diensten anders bij diensten dan bij vestiging.
- Hoofdregel van diensten = als je activiteiten ontplooit in andere LS als dienstverlener,
doe je dat in overeenstemming met je thuislandregels bv. voldoen aan alle voorwaarden om
kapper te zijn in België. Op tijdelijke basis gaan kaptechnieken aanleren in andere LS. LS
waar je diensten verricht kan je niet verplichten ook aan hun regels voor kappers te voldoen
(= concept onderlinge erkenning zoals bij Cassis de Dijon bij VvvGoederen).
Vestiging: je verplaatst centrum, je wil op duurzame wijze je ontplooiien in andere LS. Duurzaam = niet
strikt vastgelegd, moet niet permanent zijn.
- Hoofdregel bij vestiging = gastlandregel: als je kapper wil worden in Oostenrijk op
duurzame wijze en regels in Oostenrijk zou één of andere verplichting opleggen, moet je dat
doen.
Als je je vestigt in andere LS en voldoet aan alle regels gastland en na 3 jaar wil je toch terug weg, dan ben
je daar 2 jaar gevestigd geweest. Niet omdat het maar 3 jaar is, dat het om diensten gaat. Omgekeerd
kunnen diensten lang duren zonder dat ze daarom vestiging wordt bv. Brusselse gebouwen gezet door
Portugese ondernemingen die voor duur van werkzaamheden naar Brussel kwamen en daar diensten
verrichten. Als bouw van die gebouwen 2 jaar duurt, maakt dat niet automatisch van diensten een zaak van
VvvVestiging.
Dit omwille van de hoofdregel die verschilt.

Reikwijdte Vrij Verkeer:


Recht op toegang
1ste basisregel: VvvPersonen impliceert recht op toegang tot andere LS als EU-onderdaan. Kan omdat je
contract hebt ondertekend als werknemer met onderneming uit andere LS. Kan ook dat je naar andere LS
gaat om dienst te ontvangen als toerist. Kan ook dat je gaat om werk te zoeken. Enige dat je nodig hebt is
geldig identiteitsbewijs, geen reispas nodig.
Recht op verblijf
Met identiteitskaart heb je meteen ook recht gedurende 3 maanden op grondgebied andere LS te verblijven
zonder dat LS je andere formaliteiten kan opleggen. Je kan dan bv. 3 maanden solliciteren.
Langer dan 3 maanden: het kan je gevraagd worden om aantal formaliteiten te vervullen bv. je bent
Maltees, UA biedt je aan hier te werken. Eerste 3 maanden enkel Maltese identiteitskaart nodig, na 3
maanden inschrijven bij gemeente als je bv. een bewonerskaart wil om te parkeren in je eigen straat. Prijs
daarvoor aangerekend mag nooit hoger zijn dan wat men vraagt voor identiteitskaart. Als je langer dan 3
maanden blijft als niet-economisch actief persoon, kan men je vragen naar je inkomensgaranties. Bv. een
Belg woont een half jaar per jaar in Benidorm  Spaanse authoriteiten kunnen vragen of je inkomsten
hebt, zodat je niet naar hun OCMW moet.
5 jaar ononderbroken in andere LS verbleven  je verwerft permanent verblijfsrecht in die LS. Dat geeft je
onder meer recht deel te nemen aan plaatselijke verkiezingen. Ononderbroken is ook functioneel criterium:
wordt niet op nul gezet als je voor kerstmis terug naar huis gaat. Moet duurzaam zijn, tijdelijke
onderbrekingen staan dat niet in de weg.
Recht op gelijke behandeling
Als EG-onderdaan recht op gelijke behandeling: recht om op zelfde manier behandeld te worden dan
onderdanen van LS waar je naartoe gaat. Discriminatie op basis van nationaliteit is verboden, zowel direct
of indirect.
- Directe discriminatie: bv. regel die stelt dat je om burgemeester te worden, de
nationaliteit van dit land moet hebben. Dit is verboden tenzij uitzonderingen (zie later).
Vergelijkbaar met maatregelen met onderscheid bij VvvGoederen.
- Indirecte discriminatie: op het eerste zicht neutraal, zelfde regel geldt voor iedereen, maar
verschillende gevallen gelijk behandelen is ook discriminatie.
Bv. maatregelen van woonplaatsvereiste of taalvereiste bv. als werkgever regel stellen dat alle
Recht van de Europese Unie 31

werknemers binnen een kwartier rijafstand van bedrijf moeten wonen = maatregel zonder
onderscheid. Dit is indirect discriminerend: aantal niet-LS-onderdanen dat daaraan kan voldoen
zal klein zijn.
Of bv. medische sector: in ziekenhuizen regel gesteld dat artsen die ook meedraaien in
spoeddienst, die van wacht zijn, moeten binnen 20 minuten in ziekenhuis kunnen zijn.
Of bv. taaleisen: professoren bij UA die niet hier geboren zijn, geen Nederlands spreken, worden
door UA aangenomen. In alle contracten zal staan dat betrokkene binnen 3 jaar na aanstellingen
moet aantonen dat hij genoeg Nederlands kent. Dit is geen directe discriminatie op basis van
nationaliteit, maar wel indirecte, kan wel gerechtvaardigd worden.
In Verdrag: art. 18 WEU = algemene non-discriminatieregel: wordt vaak fout gelezen: er staat
“onverminderd bijzondere bepalingen”! Als er dus casus is over gediscrimineerde werknemers  niet naar
art. 18 kijken maar naar bijzondere werknemersbepalingen: Lex speciales derogat lex generales. Kijken
naar:
• werknemers: art. 45 WEU (39 EG): daarin ook ingevuld wat reikwijdte van
VvvWerknemers is: lid 2, 3.
• diensten: art. 56 & 61 WEU (49 & 54 EG)
• vestiging: art. 49 WEU (43 EG)

Vrij verkeer vergemakkelijkt


In de loop der jaren regels uitgewerkt om vrij verkeer te vergemakkelijken.
Bepalingen vrij verkeer van personen, diensten en vestiging zijn bepalingen met directe werking zoals
bepaald in arrest Van Gend en Loos  kunnen worden ingeroepen voor procedures bij nationale rechter 
kunnen zowel verticaal (persoon tegen overheid) als horizontaal (bv. werknemers tegen werkgevers)
worden ingeroepen.
Voor uitoefening van vrij verkeer van personen wel hobbels in LS:
Negatieve integratie: LS houden hun regels, wachten tot regels betwist worden en beslist wordt dat ze
ingaan tegen VvvPersonen.
Positieve integratie: richtlijnen.
Intussen vergemakkelijkende maatregelen:
- rechtspraak HvJ
- secundair Europees recht: verordeningen, richtlijnen (art. 288).
Richtlijnen op slide 116: opgedeeld. 1 richtlijn voor alle groepen: consoliderende richtlijn die in algemeen
handelt over vrij verkeer van verblijf (al behandeld bij uitbreiding toepassingsvoorwaarden: ook voor
familieleden EU-onderdanen). Daarnaast richtlijnen specifiek voor betrokken groep.
 Richtlijn over deelname verkiezingen vereiste wijzigingen aan Belgische regelgeving. Werd niet
tijdig omgezet. Premier Dehaene zei dat daar geen tijd voor was door dringende communautaire
problemen. Niet erg want richtlijnen hebben directe verticale werking, dus ook als nationale
kieswetgeving niet werd aangepast, was men wel in strijd met Europese regels maar wel
opwaartse verticale directe werking. HvJ wel systematisch geoordeeld dat omstandigheid dat er
directe werking is LS er niet van ontslaat richtlijnen op tijd om te zetten in nationaal recht. Als je
dan als Spanjaard die al lang in België woont wil stemmen voor gemeenteraads-en Europese
verkiezingen, krijg je geen oproepingsbrief en wordt het vrijwel onmogelijk te stemmen. Dus geen
rechtvaardiging voor LS om richtlijnen om te zetten.
Vergemakkelijking VvvWerknemers snel begonnen: al in 1968, 10 jaar na inwerkingtreding Verdrag.
Verordening ’68 had vooral betrekking op uitzonderingen op vrij verkeer. Uitzonderingen krijgen Europese
invulling, net zoals familiebegrip of werknemersbegrip. Uniforme definities gegeven.
Diensten en vestiging: allebei verband houdend met dienstverlening maar met verschillend
aanknopingspunt qua intentie (al dan niet verplaatsen van economische activiteiten).
Dienstenrichtlijn 2006 moest tegen eind 2009 worden omgezet door LS. Gaat zowel over diensten als over
vestiging. Was bedoeld om LS gerust te stellen over organisatie economische activiteiten. Voor die richtlijn
voornamelijk negatieve integratie: nationale regels over bv. voorwaarden om standje te mogen opzetten op
een markt waar desgevallend negatieve integratie is opgetreden als EU-onderdaan één van die regels
betwistte en zaak kwam voor nationale rechter en eventueel ook voor HvJ. Aantal LS versterkten hun
regelgevingen. Men wou dan algemene horizontale richtlijn over diensten. In richtlijn stond enkel wat HvJ
al die jaren had bepaald bv. juridisch bindend maken van gastlandregel en thuislandregel. Europees
Recht van de Europese Unie 32

Parlement dan reikwijdte richtlijn alsmaar verkleind, alsmaar meer uitzonderingen  resultaat richtlijn is
onwerkbaar. In preambule bijna 20 overwegingen gewijd aan wat allemaal niet onder richtlijn valt.
Richtlijn ter vergemakkelijking van vrij verkeer van diensten en vestiging kan geen afbreuk doen aan wat in
Verdrag staat. Tweede vergissing is dat LS onvoldoende hebben beseft dat horizontale richtlijn betekent dat
ze moet worden omgezet en dat dus in alle LS alle regelgevingen moesten worden bekeken over bv. grootte
van terassen, inschrijving als marktkramer, etc. en bepalen of regels in overeenstemming zijn met
bepalingen richtlijn. Moest gebeuren door gewesten en gemeenschappen, provincies, gemeenten en op
federaal vlak. Grensoverschrijdende element in zekere mate weggenomen door de richtlijn. Regels
uitgewerkt die ook spelen op puut intern-nationale vlak. Bv. dienstenrichtlijn in België op federaal vlak
omgezet in Dienstenwet en dan Wet Dienstenwet: geknipt en geplakt uit richtlijn. Richtlijn zegt dat iedere
discriminatie is verboden (men bedoelt daar discriminatie tussen nationaliteiten)  men neemt over in
Dienstenwet  in België is voor dat discriminatieverbod niet vereist dat er een grensoverschrijdend
element aanwezig is.
Vrij verkeer van diensten en vestiging gaat vaak over zelfstandigen en gereglementeerde beroepen (= alle
beroepen waarvoor je diploma moet hebben voor je beroep mag uitoefenen: o.a. vrije beroepen). Hoe
moeten LS omgaan met diploma’s die behaald zijn in andere LS? Is het eisen van een nationaal diploma
discriminatie in de zin van het verdrag? Beperking of belemmering vrij verkeer? Dit is directe
discriminatie, op basis van nationaliteit van het diploma zelf. 2 mogelijkheden: negatieve of positieve
integratie: proactief optreden via harmonisatie. Europese instellingen en LS begrepen dat om diploma-
aspect te vergemakkelijken Europees ingrijpen nodig was
 vanaf jaren ’60: eerst sectorale richtlijnen: 1 beroep per keer. Idee was richtlijnen per soort beroep
hebben  dankzij die richtlijn je beroepen op regelgeving zodat je niet kan geweigerd worden in andere
LS: onderlinge erkenning diploma’s. Duurt lang als dat diploma per diploma en beroep per beroep gebeurt.
Begonnen met medische diploma’s want menselijke anatomie is overal hetzelfde: studievoorwerp is erg
vergelijkbaar. Zelfde voor architecten, maar wel meer rekening houden met specifieke nationale regels,
basispunten wel hetzelfde. 1986-1992: voor realisatie interne markt instellingen eerste onderlinge
erkenning voor diploma’s na ten minste 3 jaar studies in abstracto. Horizontale bepaling. Als je met die
studie toegang hebt tot beroep in je LS, heb je die toegang ook in andere LS zonder dat er bijkomende
voorwaarden mogen worden toegevoegd.
2 uitzonderingen op regel onderlinge erkenning:
1) Diploma’s waarvoor bijzondere kennis nationale recht vereist is; geldt nog steeds bv.
rechtenopleiding, boekhoudersopleiding.
2) In geval van duidelijk afwijkende studieduur. Als je bv. in LS apotheker kan worden na
modeltraject van 3 jaar en in LS waar je naartoe wilt is dat 6 jaar  ontvangende LS kan je
opleggen om ofwel bekwaamheidsproef af te leggen ofwel dat je in eerste periode van 2 tot 3 jaar
onder stagemeester moet fungeren: aanpassingsperiode.
Richtlijn 1989 aangenomen in Raad met veel enthousiasme, maar op ogenblik dat ze moest omgezet zijn in
1992 was ze nergens omgezet in nationaal recht. In 1992 2de richtlijn aangenomen over studies van minder
dan 3 jaar. Zelfde 2 afwijkingen daarop.
Zowel initiële sectorale als algemene richtlijnen geconsolideerd in 2005: richtlijn 2005/36.

Grenzen aan vrij verkeer van personen


Wanneer kan LS legaal discrimineren op basis van nationaliteit?
Onderscheid tussen 2 regelgroepen:
1) Uitsluitingen: regels vrij verkeer van personen niet van toepassing. Van meetafaan in Verdrag
neergelegd. Uitsluiting betekent dat LS als zij dat willen nationaliteitseisen mogen hanteren;
nationale regel die stelt dat je Belg moet zijn om een bepaald beroep te mogen uitoefenen niet in
strijd met Europees recht = belangrijke begrenzing aan VvvPersonen. Strikte te interpreteren tot
gevalen bepaald in verdrag. In geval van Werknemers art. 45 lid 4 WEU: niet van toepassing op
werknemers in overheidsdienst  LS mogen bij regelingen over betrekkingen in overheidsdienst
mogen eisen dat persoon Belg moet zijn. Vergelijkbare bepaling over VvVestinging of diensten
over betrekkingen met uitoefening openbaar gezag bv. burgemeester. Volgens HvJ strikte
interpretatie: HvJ: “overheidsdienst”  er moet een rechtstreekse en directe band met openbaar
ambt of overheid zijn, dus niet bv. eisen dat dokter in stadsziekenhuis Belg moet zijn. Niet alle
werknemers overheidsbedrijven zijn overheidswerknemers in zin van artikel. Bv. vacature voor
Recht van de Europese Unie 33

gérant om cafetaria van de NMBS open te houden. Gemeenschapsonderwijs kan ook niet als eis
stellen dat je voor benoeming Belg moet zijn.
2) Uitzonderingen (~ zoals rechtvaardigingsgronden bij VvvGoederen): nationale maatregel die LS
wil toepassen leidt tot beperking of belemmering van VvvPersonen, dit is verboden, tenzij.
Werknemers: art. 45 lid 3 WEU, vestiging en diensten art. 52 lid 1 en art. 62 WEU.
Uitzonderingen vergelijkbaar voor 3 vrijheden, verdragsbepalingen laten belemmerende of
beperkende maatregelen toe als dat gerechtvaardigd wordt door openbare orde, volksgezondheid,
openbare veiligheid. Volstaat niet, LS moeten aantonen dat begrenzing noodzakelijk is en dat
maatregel proportioneel is. HvJ open lijst aangelegd van dwingende behoeften zoals bij
VvvGoederen die aanleiding kunnen zijn om maatregelen op te leggen bv.
consumentenbescherming. Bij verdragsuitzondering (= OO, OV en volksgezondheid): strikte
interpretatie: kan enkel als persoon als zodanig rechtstreeks en meteen een gevaar vormt voor OO;
omstandigheid dat iemand in verleden strafrechtelijke veroordelingen heeft opgelopen is op
zichzelf niet voldoende. Bv. wel toegestaan: maatregelen getroffen bij WK voetbal in Nederland
en België, waar Belgische en Nederlandse authoriteiten hadden afgesproken dat zwarte lijst van
Britse hooligans niet buiten UK mochten gedurende die periode. Voetbalsupporters die naar andere
LS komen om naar voetbal te kijken zijn dienstenontvangers. Omwille van Britse regelgeving
voor bestrijding van geweld in marge van voetbalmatchen stadionverbod opgelegd, aanvaard dat
LS uitreisverboden oplegden.
Zaak Geert Wilders (niet tot aan rechter gekomen): wou naar UK om film te vertonen en
presenteren. Britse authoriteiten laten weten aan Nederland dat ze Wilders niet op hun
grondgebied wilden om redenen van OO. Te grote risico’s voor OO en openbare veiligheid.
Wilders nam vliegtuig in Schiphol, werd in UK meteen ingerekend en terug op volgende vliegtuig
naar Nederland gezet. Tijdens kort verblijf in UK konden journalisten verslaan dat lid EU-
parlement werd uitgezet door UK. Verhitte debatten in Nederlands parlement. Niemand had er aan
gedacht dat belemmering terecht was op grond van risico voor oproer: art. 52 lid 1 WEU. Moest
zaak naar rb. zijn geraakt, was het niet zeker of rechter maatregel proportioneel zou hebben
gevonden. Inreisverbod was misschien niet noodzakelijk.
Volksgezondheid: er moet rechtstreekse bedreiging zijn. LS kan EU-onderdanen die lijden aan
tuberculose de toegang tot het grondgebied ontzeggen want is zeer besmettelijke ziekte. LS
kunnen steekproef-testen doen op burgers uit LS waar tuberculose-uitbraak is gesignaleerd.
Binnen EU wel absoluut uitgesloten dat LS dragers HIV-virus toegang tot grondgebied weigeren.
Daar is er een gevaar voor volksgezondheid, maar dat is niet aan persoon zijn aanwezigheid
verbonden. Openbare orde: Henn en Darby; LS kunnen niet in kader van VvvPersonen optreden
tegen prostituees; wel in kader van VvvDiensten om redenen van volksgezondheid hen
onderwerpen aan periodieke medische controles.
HvJ aanvaardt dat ondernemers-dienstverrichters bv. Portugese bouwfirma met Portugese
arbeiders: Portugese regelgeving op hen van toepassing: thuislandregel  mag gebruik maken van
comparatief loonvoordeel  kan dat op 1 werf werknemers van verschillende nationaliteiten
verschillend loon krijgen, dit mag. Wel minimumloon van land van arbeid voor alle werknemers.
Arrest Gephart: 4 voorwaarden vooraleer LS beperkingen/belemmeringen mogen opleggen:
1. Zonder discriminatie worden toegepast,
2. Hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang,
3. Geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, en
4. Niet verder gaan dan nodig voor het bereiken van dat doel.

Examen:
Mededingingsregels NIET KENNEN!
Op BB document met info over examen (Arrest Commissie v. Italië zit niet in bundel, moet je ook niet
meebrengen).
Examen op 100 punten.
Kennis: 10 korte vragen elk op 3 punten, korte antwoorden geven.
Inzicht: 2 casussen: toepassing materiëel recht in combinatie met rechtsbescherming.
Recht van de Europese Unie 34

Vous aimerez peut-être aussi