Vous êtes sur la page 1sur 17

De reductie van persoonlijke identiteit in social networking sites

1. Inleiding

An endless series of gambits backed by gigantic investments encouraged young people entering the online world for the first time to create standardized presences on sites like Facebook. Commercial interests promoted the widespread adoption of standardized designs like the blog, and these designs encouraged pseudonymity in at least some aspects of their designs, such as the comments, instead of the proud extroversion that characterized the fist wave of web culture. Instead of people being treaded as the source of their own creativity, commercial aggregation and abstraction sites presented anonymized fragments of creativity as products that might have fallen from the sky or been dug up form the ground, obscuring the true sources. (Lanier 2009) Lanier omschrijft in bovenstaand fragment uit zijn boek You are not a gadget een tendens die is voortgevloeid uit wat Tim OReilly in zijn artikel What is web 2.0? uitriep tot web 2.0. Deze teleologische term zou een meer interactieve en participerende rol voor de internetgebruiker beschrijven. Nieuwe economische grootmachten als Google en Yahoo maakten dankbaar gebruik van de participerende gebruiker. De tools die het web 2.0 kenmerken, gratis platformen waar gebruikers video (YouTube) of fotos (Flickr) konden publiceren in ruil voor een registratie, maakten de gebruiker inzichtelijk en commercieel exploiteerbaar. De persoonlijke data die vrijkwam bleek de echte goudmijn van het web 2.0. Er was vervolgens een standaard nodig om deze data op constante basis te verzamelen. Het verzamelen van data heeft de technologie waarmee wij op het internet werken veranderd. Ditzelfde geldt voor de digitale profielen binnen de alomtegenwoordige sociale netwerken die onze identiteit representeren. De technologie die we aangeboden krijgen om een profiel aan te maken binnen een sociaal netwerk laat de hierboven beschreven commercile en standaardiserende tendens zien: het gaat niet langer om de identiteit van het individu, maar om de data die verzameld kan worden.

De romantiek die werd toegedicht aan het web als onderdeel van het identiteitsconstructieproces lijkt verleden tijd. Jarenlang werd er geschreven en gefilosofeerd over de oneindige mogelijkheden die het web individuen bood om hun identiteit te vormen. Het programmeren in HTML van eigen websites met een persoonlijke uitstraling, het bijhouden van een blog waar individuen hun verhalen delen met de rest van de wereld; de creativiteit en het vormingsproces kenden nauwelijks een beperkend kader. Gevoed door het verdwijnen van de grenzen van plaats en tijd, lokaal en globaal en producent en consument was het web een plek waar de postmoderne identiteit als nooit tevoren gevormd kon worden. Vandaag de dag zijn online identiteitsuitingen geen zelfgemaakte representaties van onszelf zoals we die kennen van de homepages en blogs, maar fragmenten van onze identiteit die we hebben geconformeerd aan het aangeboden format. Sociale netwerksites (hierna aangeduid als SNS) zijn populairder dan ooit en vormen inmiddels een belangrijk onderdeel van het identiteitsvormingsproces. Door de groeiende rol van SNS in onze identiteit en maatschappij is het belangrijk te analyseren hoe identiteit binnen deze platformen wordt vormgegeven en hoe dit verschilt van de heersende opvattingen met betrekking tot identiteit op het web. Uiteindelijk zal dit tot een antwoord op de vraag leiden of er sprake is van een reductie van persoonlijke identiteit binnen SNS-profielen. Daarnaast wordt ingegaan op de relatie tussen de commercile belangen van een platform en het identiteitsproces van haar gebruikers en wat dit eventueel betekentent voor nieuwe gebruikers. Dit paper zal beginnen met een analyse van persoonlijk identiteit en de relatie van dit begrip tot het web. Vervolgens zal in het tweede hoofdstuk worden ingezoomd op de identiteitsvorming binnen sociale netwerken of zoals anders aangeduid virtuele communities. In het derde hoofdstuk wordt belicht of identiteitsvorming op internet onderhevig is aan structurele veranderingen als gevolg van technologische beperkingen en een nieuwe commercile tendens die waarneembaar is. Tot slot worden de belangrijkste conclusies uiteengezet in het besluit.

2.

Identiteit

Identiteit is altijd onderhevig geweest aan veel sociale en culturele factoren. Gedachten hierbij gaan uit naar de subjectiviteit van het individu, maar ook naar een bredere sociale context met betrekking tot welke middelen een individu voor handen heeft om zijn identiteit mee te vormen. Dit paper begint met het uiteenzetten van het begrip identiteit. In het slot van dit hoofdstuk zal een koppeling gemaakt worden tussen het geschetste theoretisch kader en het web. Ten eerste zal worden toegelicht wat in dit paper onder persoonlijke identiteit wordt verstaan. De abstracte beschrijving van het begrip persoonlijke identiteit duidt op de unieke relatie die ieder mens tot zichzelf heeft. Op basis van dit principe is de mens gelijk aan zichzelf en aan niemand anders (De Mul en Frissen 10). In dit paper zal geredeneerd worden vanuit een meer sociale definitie van het begrip identiteit. Ik hanteer hiervoor het uitgangspunt van Mead die identiteit ziet als een constructie van dagelijkse activiteiten en sociale interacties. Hierbinnen wordt er vanuit gegaan dat identiteit geen oorspronkelijk gegeven is maar een innerlijke representatie van deze sociale constructies. Persoonlijke identiteit en sociale interactie zijn een onlosmakelijk geheel (Mead & Morris 140). Een belangrijke rol in de alledaagse activiteiten, zeker in het heden, is weggelegd voor media. Om de invloed van media op de identiteit toe te lichten gaan we uit van de socioloog Thompson die stelt dat de moderne maatschappij, en de bijbehorende nieuwe media, hierin een grote rol spelen. (...) with the development of modern societies, the proces of self-formation becomes more reflexive and open-ended, in the sense that indivividuals fall back increasingly on their own resources to construct a coherent identity for themselves. (Thompson 1995) Thompson belicht hier twee belangrijke kenmerken binnen de constructie van identiteit: identiteitsvorming is meer reflexief en het kent een open einde. Ik zal deze twee punten toelichten te beginnen met reflexiviteit.

2.1 Reflexiviteit en het constante proces van identiteitsvorming Reflexiviteit duidt op zelfbeschouwing, bespiegeling en het hebben van een zelfbeeld (De Mul en Frissen, 11). De postmoderne mens gaat reflexief met ervaringen om. De mens projecteert deze ervaringen op zichzelf en zo vormen deze mede de identiteit. Het reflexieve karakter van identiteit is sinds de opkomst van nieuwe media als televisie, radio en kranten actiever dan ooit. Er komen immers meer ervaringen binnen dan ooit te voren. Dit is te wijten aan een fundamentele verschuiving in het ervaren van gebeurtenissen. Media die beelden van overal ter wereld rechtstreeks onze huiskamers inzenden hebben ervoor gezorgd dat het aspect van de beleving los staat van het in aanraking komen met. Deze nieuwe beleving van ervaring wordt in het resterende aangeduid als de gemedieerde ervaring; refererend aan de ervaringen die we opdoen tijdens gemedieerde interactie via de media die we gebruiken (Thompson 228). Mediated experience is the kind of experience we acquire through mediated interaction or quasi-interaction. (Thompson 1995) Het tweede punt dat Thompson noemt is dat identiteit open ended is. Dit houdt in dat het proces van de constructie van identiteit geen einde kent, maar een continue proces is. Het project van de zelf is nooit af. De oorzaak van deze reflexieve en open identiteit wijdt Thompson aan het feit dat individuen veel meer toegang hebben tot vormen van informatie en communicatie. Afstand wordt irrelevant gemaakt door groeiende netwerken van gemedieerde communicatie. Ik knoop aan bij deze redenering om het bovenstaande toe te passen op het web. 2.2 Identiteitsvorming en het web Sinds de introductie van het web is er veel gezegd en geschreven over de impact van het web op identiteit. Toen het web midden jaren negentig beschikbaar werd voor een breder publiek zag men dan ook legio nieuwe mogelijkheden aangaande identiteitsconstructie. Net als Thompson zegt blijkt dat het web niets afdoet aan de identiteit zonder einde, het versterkt dit principe eerder. Identiteitsconstructie wordt, 4

met een duidelijke referentie naar de homepages uit de begindagen van het web, bestempeld als Under Construction (De Mul en Frissen 18). De gemedieerde ervaring die zo belangrijk is voor het reflexieve aspect van identiteit is ook van toepassing op het web. Het slechten van barrires als tijd en ruimte of globaal en lokaal werden alleen maar versterkt door de opkomst van het web. A home in the real world is, among other things, a way of keeping the world out... An online home, on the other hand, is a little hole you drill in the wall of your real home to let the world in. (Chandler 1998) Het web maakte, nog meer dan media als televisie, radio en kranten, elementen als tijd en plaats irrelevant als het gaat om ervaringen opdoen. Dit deed het web niet alleen in het mediren van ervaringen, maar ook door de sociale interactie, zoals door Mead beschreven, te mediren. Vrienden aan de andere kant van de wereld of totale onbekenden een provincie verderop; communiceren was makkelijker dan ooit. Eerst in bulletin boards, later met e-mail en chatrooms. Er ontstonden virtuele communities binnen zo betitelde sociale netwerken. In het volgende hoofdstuk zal de vorming van identiteit worden toegelicht met betrekking tot deze sociale netwerken. 3. Van het web naar virtuele communities en sociale netwerken

In het bovenstaande is aangetoond dat identiteit niet langer als een gegeven wordt beschouwd, maar veeleer als een continue proces dat geen einde kent. Daarnaast is aangetoond dat gemedieerde ervaringen een belangrijke rol spelen binnen de identiteitsconstructie van het individu. Vervolgens is de beleving van gemedieerde ervaring gekoppeld aan het reflexieve karakter van identiteit. Aangetoond is dat het web een zeer belangrijke rol kan spelen binnen zowel de reflexiviteit als de gemedieerde ervaringen. Dit hoofdstuk knoopt aan bij de identiteitsconstructie binnen virtuele communities en in een later stadium sociale netwerken.

3.1 Experimenteren binnen virtuele communities In de begindagen van virtuele communities werd vooral de mogelijkheid benadrukt voor het spelen met een alternatieve identiteit. De chatrooms, MUDs1 en bulletin boards van die tijd leenden zich voor deze vorm van vermaskering. Het bindende element in deze domeinen was niet het netwerk van bekenden, maar de binding rond een bepaald topic. Anderzijds kwam dit voort uit de eigenschap van computer gemedieerde communicatie dat afstand en plaats niet relevant zijn. Er vanuitgaande dat de gebruikers van een netwerk zich, geografisch gezien, op verschillende locaties bevinden, was er nooit de noodzaak dat de identiteit ook daadwerkelijk een representatie van het individu moest zijn. Deze vermaskerde identiteiten zouden beschreven kunnen worden als geremedieerde versies van de persoonlijk identiteit. (Bolter en Grusin 285) Er was dus sprake van een zekere anonimiteit die het mogelijk maakte dingen te doen die in de echte wereld niet mogelijk waren. Er was immers geen controlemogelijkheid. De communities van toen werden gezien als identity workshops, de zelf zou niet alleen gedecentraliseerd zijn, maar ook een mogelijkheid hebben zich te vermenigvuldigen. Er werd beredeneerd dat deze communities een oneindige mogelijkheid om te spelen met identiteit en met nieuwe identiteiten te experimenteren bieden. (Turkle 356). Sommige studies gingen zelfs zo ver dat we niet alleen kunnen breken met onze biologische kenmerken, maar zelfs met onze belichaming doordat we ons een identiteit aanmeten in een niet materile wereld. Een denkwijze die doet denken aan de cartiaanse opvatting dat bewustzijn of identiteit onafhankelijk kan voorbestaan zonder ons fysieke lichaam. Bovenstaande refereert aan een duidelijk aspect van anonimiteit. Een gegeven dat jarenlang een uitgangsput is geweest in de studies naar identiteit binnen virtuele omgevingen. Later volgde een keerpunt in deze benadering. Gebruikers van deze virtuele omgevingen namen veel van de sociale en culturele aspecten van het echte leven mee in de online omgevingen. Dit kan gerust gezien worden als een eerste indicatie voor de convergentie van de online en offline identiteit. Mede doordat zich
1

MUDs is de afkorting van Multi User Dungeon, later Multi User Domain, dit is een multiplayer spel dat elementen van Role Playing Game (RPG), "Hack and Slash" en chatruimten combineert.

een keerpunt voordeed in het gebruik van deze communites: anonimiteit werd ingeruild voor groepsformatie. De community was geboren. Deze omslag zou voortkomen uit het toebehoren (belonging) aan een groep zoals hieronder verder zal worden toegelicht. 3.2 Sociale netwerken Dit toebehoren aan een groep komt voort uit een utopisch idee van het tegengaan van sociale fragmentatie binnen het echte leven (o.a. Rheingold). Deze utopische gedachte laat zich goed onderschrijven door de beschrijving van een van de eerste online communities op basis van echte identiteit genaamd The Well: Theres always another mind out there. Its like having a corner bar complete with old buddies and delightfull newcomers and new tools waiting to take home and fresh grafitti and letters, excerpt instead of putting on my coat, shutting down the computer and walking down the corner, I just invoke my telecom programme and there they are. Its a place. (Rheingold 1995) Het principe van toebehoren werd gevormd door de basiselementen die sterk refereren naar de groepen uit het echte leven; gedeelde relaties, waarde en ruimte. Deze sociale en culturele krachten ontwikkelden zich tot stabiele patronen binnen een groep. Deze stabiele patronen van sociale betekenis bevestigd door het heersende discours binnen een groep zorgen ervoor dat een individu zich aan een groep toebehoren voelt. Online groepen zijn vaker verweven met de echte wereld dan dat ze er oppositioneel tegenover staan (o.a Baym). Mensen waren niet langer op zoek naar nieuwe mensen of aan het experimenteren met identiteit door het dragen van een virtueel masker. Eerder waren zij op zoek naar gelijkgezinden met dezelfde sociale waarden en normen. Online werd een extensie van de offline communicatie. The rise of SNS indicates a shift in the organization of online communites. While websites dedicated to communities of interest still exist and prosper, SNS are primarily organized around people, not interests. Early public online communities such as Usenet and public discussiant forums were structured by topics or accords to 7

topical hierarchies, but SNS are structured as personal (or egocentric) networks, with the individuel at the center of their own community. (Boyd en Ellison 2007) Het succes van sociale netwerken lijkt dan ook te liggen in het gegeven dat ze bestaande groepen, zowel offline als online, faciliteren in een netwerk. Vanuit een technologisch deterministisch perspectief gezien zou nieuwe mobiele technologie de convergentie van offline en online verder hebben gestimuleerd. De online ervaring stopt niet door mobiele technologie wanneer thuis de computer wordt uitgeschakeld, maar de online identiteit wordt via mobiele telefoon, laptops en mobiel internet een alomtegenwoordig onderdeel van het leven omdat zij overal beschikbaar is. 4 Een nieuwe tijdperk: de reduceerde identiteit

In het vorige hoofdstuk is aangetoond dat identiteit binnen virtuele omgevingen een verschuiving heeft doorgemaakt. Waar in den beginne identiteit nauw verbonden was met anonimiteit binnen virtuele omgevingen is door de samensmelting van offline en online, gevoed door het gevoel van toebehoren aan een groep en technologische ontwikkelingen, online identiteit een representatie geworden van de persoonlijke identiteit. Voordat ik verder ga met een uiteenzetting van identiteitsconstructie binnen hedendaagse SNS is het zaak SNS te voorzien van een hedendaagse definitie. Ik doe hierbij een beroep op Dana Boyd: We define social network sites as web-based services that allow individuals to (1) construct a public or semi-public profile within a bounded system, (2) articulate a list of other users with whom they share a connection, and (3) view and traverse their list of connections and those made by others within the system. The nature and nomenclature of these connections may vary from site to site. While we use the term "social network site" to describe this phenomenon, the term "social networking sites" also appears in public discourse, and the two terms are often used interchangeably. We chose not to employ the term "networking" for two reasons: emphasis and scope. "Networking" emphasizes relationship initiation, often between strangers. While networking is possible on these sites, it is not the primary practice on many of them,

nor is it what differentiates them from other forms of computer-mediated communication (CMC). (Dana Boyd 2007) Het eerste kenmerk van SNS dat Boyd schetst beschrijft een belangrijk uitgangspunt voor het resterende deel van dit paper. Het vat namelijk de kern van een nieuw fenomeen met betrekking tot online identiteitsconstructie. De technologie biedt een duidelijk kader waarbinnen persoonlijke identiteit gerepresenteerd moet worden. Elk profielformat biedt ruimte voor een aantal eigenschappen varirend van naam, leeftijd en woonplaats tot genoten studie, werk en hobbys. De opties om identiteit te vormen worden de gebruiker voorgeschoteld en appelleren nauwelijks aan de creativiteit van de gebruikers zoals het bouwen van een homepage dat doet of het schrijven van een blogpost. Identiteit lijkt ingeperkt te worden door technologische restricties. In de volgende paragraaf zal de aard van deze technologie worden toegelicht. 4.1 Data is het nieuwe goud Deze paragraaf koppelt terug naar een situatie die al eerder werd aangehaald in de inleiding. Web 2.0 drijft op de gratis tools die gebruikers krijgen aangeboden als hulpmiddel voor zelf-publicatie. Gratis is in dit geval een relatief begrip. Veel diensten bieden zichzelf gratis aan in ruil voor data van de gebruiker. Dit geldt ook voor de sociale netwerken waar Facebook met zijn 500 miljoen gebruikers wereldwijd een voorbeeld van is. De dataoogst omvat kwantitatieve data zoals gender, leeftijd of woonplaats, maar ook kwalitatieve data zoals interesses en merkvoorkeuren. Gebruikers en hun identiteit worden op deze manier inzichtelijk gemaakt. Dit biedt kansen voor adverteerders. Advertenties op sociale netwerken zijn gebaseerd op algoritmes2 die op hun beurt weer gebaseerd zijn op de beschikbare data. In de praktijk werkt dit als volgt: vul je als individu onder het kopje werk in dat je een grafisch vormgever bent, zal je
2

Algoritmes zijn een oneindige reeks instructies - meestal voor berekening of dataverwerking - om vanuit een gegeven begintoestand het daarbij behorende doel te bereiken.

net als de overige gebruikers die dit ingevuld hebben advertenties ontvangen over grafische producten. Deze algoritmes zijn dus gebaseerd op de data die gebruikers invullen. Om deze data van alle gebruikers inzichtelijk en exploiteerbaar te maken is een standaardisering nodig van de vergaring van deze data. De standaardisering heeft zich vertaald in het profielformat. Een invullijst waar voor participatie binnen een SNS iedere gebruiker aan moet voldoen. Op microniveau, dat van de gebruiker, lijkt het profielformat nog enigszins op een heterogeen verschijnsel. Er zijn immers genoeg punten die ingevuld kunnen worden. Echter verwerkt de database het profielformat niet als geheel, maar slaat hij elk fragment van het format los van het geheel op en koppelt deze fragmenten met overeenstemmende fragmenten uit andere profielformats. Op macroniveau worden deze heterogene identiteiten omgesmolten tot homogene groepen. Homogene groepen die commercieel exploiteerbaar zijn. Heterogeniteit op microniveau resulteert in eenheidsworst op macroniveau. Belangrijk om hier in acht te nemen is dat de gebruiker niet de klant is van het platform, maar de adverteerder. Hierboven is aangetoond wat de aard van de technologie is. De aard van de technologie is geduid en geconstateerd is dat zij niet neutraal is, maar gekenmerkt wordt door kapitalistische motieven. Met behulp van Bruno Latour, die met zijn Actor Netwerk theorie de dichotomie tussen subject en object ontwijkt, kunnen wij het profielformat daarom bestempelen als een object met agency, in de zin dat de gestandaardiseerde ervaring, door technologische restricties, vorm geeft aan het handelen van de mens. De mens conformeert zich immers aan deze restricties. Dit zal later nader worden toegelicht. 4.2 De technologische restricties van het profielformaat Voor een weloverwogen oordeel over de beperkingen van de profielformat zal ik de gestandaardiseerde ervaring van het profielformat voorzien van een korte analyse. De gestandaardiseerde ervaring laat zich kenmerken door drie aspecten: universaliteit, numerieke restrictie en tenslotte reductie. Alledrie de kenmerken zullen worden toegelicht.

10

Universaliteit Het format dat een SNS aanreikt aan gebruikers maakt geen onderscheid in de subjectiviteit van het individu. Iedereen krijgt dezelfde opties aangereikt waarmee men het moet doen, ongeacht afkomst, leeftijd, gender en andere subjectiviteitposities. Het format negeert dus in zekere zin de persoonlijke identiteit doordat alle gebruikers hun identiteit conformeren aan het universele format. De mogelijkheid voor een individu om zich te onderscheiden is er namelijk nauwelijks. Dit eerste kenmerk staat haaks op de creativiteit en vrijheid die altijd werd toegeschreven aan online identiteitsconstructie, het is bijvoorbeeld niet aannemelijk dat elke gebruiker eenzelfde blogpost schrijft of op dezelfde wijze als miljoenen anderen een website bouwt. Numerieke restricties Er is binnen de restrictie van het universele format nog een restrictie ingebouwd. De invulvelden waar gebruikers per punt door middel van tekst hun identiteit vormen kennen over het algemeen een restrictie van het aantal letters. Een voorbeeld van deze restrictie is dat een gebruiker bijvoorbeeld vijf hobbys heeft. Echter is er in het veld Hobbys binnen het profielformaat slechts ruimte om drie van deze hobbys te noemen. Deze restrictie geeft niet alleen een duidelijk kader waarbinnen de identiteitsvorming plaatsvindt, het zorgt er ook voor dat gebruikers zichzelf genoodzaakt zien zich te schikken in deze restrictie, zoals met het bovenstaande voorbeeld is aangetoond. Dit geldt natuurlijk niet slechts voor het hobby-invulveld, maar voor alle velden binnen het profielformat. Reductie Reductie, het derde en laatste kenmerk, is het gevolg van de eerste twee beschreven kenmerken. De universaliteit van het profielformat leidt tot een reductie van de creativiteit en individualiteit van het identiteitsvormingsproces. Identiteit wordt geconformeerd aan de technologie, die niet is geprogrammeerd om individualiteit tot zijn volste potentie te laten komen, maar is ontwikkeld om identiteit te fragmenteren en commercieel exploiteerbaar te maken. Ditzelfde geldt voor de numerieke restrictie. Ook deze draagt bij om de metadata die identiteitsvorming online oplevert te 11

faciliteren in een database. We kunnen derhalve spreken van een reductie van identiteit. 4.3 De reduceerde identiteit De technologische restricties die het profielformat van SNS kenmerken, dwingen gebruikers zichzelf te reduceren tot iets wat op een computer gerepresenteerd kan worden. Het proces van identiteitsvorming is als het ware semi-automatisch en de interface van het platform leidt de gebruiker op lineaire wijze door dit proces. (Lanier 64) Op microniveau, dat van de gebruiker, wordt het individu dus geacht een representatie van zichzelf te bouwen opgebouwd uit de fragmenten van identiteit waar het profielformat ruimte voor biedt. Op macroniveau betekent dit zelfs dat het leven van een individu gereduceerd wordt tot een stukje database. Het internet, en daarbinnen de identiteitsconstructie, is door vercommercialisering steeds meer gevolueerd in een gestandaardiseerde ervaring. De gestandaardiseerde ervaring wordt gevoed door de commercile belangen waar veel van de SNS onderhevig aan zijn. Zoals in het bovenstaande genoemd zijn niet de gebruikers de klanten van de SNS waar vele zo graag actief zijn, maar de adverteerders. Adverteerders zijn echter niet genteresseerd in de diversiteit van het individu of het onderscheidende karakter van persoonlijke identiteit. Adverteerders willen homogene data waardoor advertenties afgestemd kunnen worden op grote homogene groepen. De conditie waaronder aan identiteit vorm wordt gegeven wordt sterk benvloedt door het standaardiserende effect van commodificatie die het kapitalisme kenmerkt (o.a. Giddens). 4.4 Gevolgen voor identiteitsconstructie Zoals hierboven is beschreven is identiteitsconstructie onderhevig aan standaardisering die heeft geleidt tot een reductie van de creativiteit binnen identiteitsvorming. Dit leidt tot een reductie van de identiteit in brede context. Identiteit wordt geconformeerd aan de hierboven beschreven technologische restricties. SNS zorgen zodoende voor een verandering in de identiteitsconstructie. Met behulp van McLuhan en zijn visie op de boodschap van het medium heeft dit aanzienlijke gevolgen: 12

The message of any medium is the change of scale or pace or pattern that it introduces into human affairs Each new medium of communication alters the patterns of perception steadily and without any resistance (McLuhan 1974) Als we kijken naar de boodschap van SNS brengt het wel degelijk een verandering in het patroon van identiteitsconstructie teweeg. Het conformeren aan lijkt het gewonnen te hebben van het creatief vormen van. Ook McLuhans standpunt dat men zich hier nauwelijks tegen verzet lijkt geldig binnen deze context getuige de ruim 500 miljoen3 mensen die op een platform als Facebook een profiel hebben aangemaakt. Miljoenen mensen over de wereld reduceren zichzelf zodat hun identiteit binnen het format van een platform past. Echter schiet een strikt technologisch deterministisch perspectief te kort als het gaat om de analyse van dit fenomeen. Zoals is beschreven speelt technologie zeker een substantile rol. Het gaat echter om een groter netwerk dat bestaat uit zowel menselijke als niet-menselijke actoren dat ten grondslag ligt aan de reductie van persoonlijke identiteit binnen SNS. In de volgende en laatste paragraaf zal daarom een beroep worden gedaan op de Actor Netwerk theorie (ANT) om duiding te geven aan het netwerk dat identiteitsconstructie binnen SNS kenmerkt en benvloedt. 4.5 Het netwerk De Actor Netwerk theorie biedt een theoretisch kader waarbinnen bovenstaande geplaatst kan worden. De theorie stelt dat we de wijze moeten begrijpen waarop technologische artefacten en mensen asymmetrisch met elkaar interacteren, in plaats van technologisch gemedieerde actie exclusief toe te schrijven aan artefacten of mensen (Khong 695). Deze asymmetrisch interactie kan dus beschouwd worden als een netwerk. Ik gebruik deze insteek om hetgeen in bovenstaande paragrafen beschreven te voorzien van duiding. Binnen het netwerk spelen zowel niet-menselijke actoren, de technologie van het profielformat en de database waar deze profielen worden opgeslagen, als
3

Als Facebook een land zou zijn, zou het met 500 miljoen gebruikers na India en China het dichtstbevolkte land ter wereld zijn. 13

menselijke actoren, de gebruikers, adverteerders en eigenaren van SNS, een belangrijke rol. Deze actoren gaan onderlinge relaties aan en benvloeden elkaar. Een dichotomie van het object en subject is derhalve niet toereikend. ANT ontwijkt deze dichotomie. Met behulp van deze theorie kunnen we vaststellen dat de niet-menselijke actoren zeker een vorm van handelingsvermogen hebben. In de zin dat zij het handelen van de mens vormen (Latour 190). De technologie zorgt voor een restrictie, in dit geval het profielformat, waar de gebruiker zijn identiteit aan conformeert. De technologie staat echter niet op zichzelf, deze komt voort uit de commercile belangen van de menselijk actoren als adverteerders en de economische grootmachten die schuilgaan achter SNS. Binnen dit netwerk is er sprake van een duidelijke wederzijdse en asymmetrische benvloeding. De commercile belangen van menselijke actoren benvloeden de niet-menselijke actoren zoals het profielformat. Deze laatste niet-menselijke actor benvloedt op zijn beurt weer het individu doordat deze zijn identiteit reduceert en conformeert aan het geboden format. Met behulp van de ANT is het netwerk dat ten grondslag ligt aan de reductie van persoonlijke identiteit in kaart gebracht.

14

5.

Besluit

Dit paper heeft aangetoond dat identiteitsconstructie op het web aan verandering onderhevig is. Allereerst is identiteit verklaard als een gegeven dat niet vaststaat en dat de vorming hiervan benvloedt wordt door het reflexieve karakter van identiteit. Dit reflexieve karakter is belangrijk als we kijken naar de invloed van media op identiteit. Dit is verklaard aan de hand van de theorie rond de gemedieerde ervaringen. Hierna is ingezoomd op het proces van identiteitsvorming op het web dat in den beginne werd gekenmerkt door anonimiteit en het spelen met identiteit. In een later stadium is duidelijk geworden dat, door de samensmelting van offline en online, anonimiteit heeft plaatsgemaakt voor een gevoel van toebehoren aan een groep. Deze verandering is vormgegeven door de technologische evolutie van het web zelf. Daarnaast is aangetoond dat de vercommercialisering van het web grote invloed heeft gehad op het proces van identiteitsconstructie. Deze vercommercialisering heeft geleidt tot een standaardisering van het identiteitsvormingsproces in de vorm van het profielformat binnen SNS. Dit heeft een commodificatie van de identiteit als gevolg. Tot slot is het proces van commercialisering van het web en de gevolgen voor het individu in kaart gebracht aan de hand van de ANT. Dit heeft aangetoond dat de technologie die we anno 2010 gebruiken voor identiteitsconstructie op het web niet neutraal is. Er kan vanuit het perspectief van ANT gesproken worden van een profielformat als een object met agency, omdat deze op duidelijke wijze vormgeeft aan het handelen van de mens. Geconcludeerd kan worden dat de commodificatie van identiteit heeft geleid tot een reductie van de persoonlijke identiteit. Het belang van gebruikersdata en het verzamelen hiervan heeft geleid tot een gestandaardiseerde ervaring van identiteitconstructie binnen SNS. Identiteit wordt geconformeerd aan universele profielformats met duidelijke technologische restricties. De gevolgen hiervan zien we terug in de reductie van individualiteit en creativiteit. Een suggestie voor een verder onderzoek zou zijn het onderzoek te richten op de gevolgen van de waargenomen verandering voor nieuwe groepen gebruikers van het web. Zij worden vanaf de eerste kennismaking met het web geconfronteerd met deze gestandaardiseerde ervaring en weten kort gezegd niet beter. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen in hoeverre deze standaardisering leidt tot een verdere reductie van persoonlijke identiteit. 15

Literatuur Baym, Nancy. The emergence of online community. Cybersociety 2.0. Red. Steven G. Jones. California: Thousand Oaks. 1998. 735-752 Bolter, Jay David, en R. Grusin. Remediation: Understanding New Media. London: The Mit Press. 2000. Boyd, D., en N. Ellison. Social netwerk sites: Definition, history and scholarship, Journal of Computer-Mediated-Communication. [2007] JCMC. Home page 21-062010 http://jcmc.indiana.edu/vol13/issue1/boyd.ellison.html Chanler, D. Personal home pages and the contractloon of identities on the web. [1998] Documents. 21-06- 2010 http://www.aber.ac.uk/media/Documents/short/webident.html. (1998) Frissen, Valerie en Jos de Mul. Under Construction. Persoonlijke en culturele identiteit in het multimediatijdperk. Infodrome. 2000. Giddens, Anthony. Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age. Stanford : Stanford University Press. 1991. Khong, Lynette. Actants and enframing: Heidegger and Latour on technology. Studies in History and Philosophy of Science. Elsevier. 2003. 693 -704 Lanier, Jaron. You Are Not a Gadget: A Manifesto. New York: Knopf. 2010. Latour, Bruno. Pandoras hope: Essays on the reality of science studies. Cambridge: Harvard University Press. (1999). Mc Luhan, Marshall. Media begrijpen. De extensie van de mens. Amsterdam: uitgeverij Nieuwezijds. 2002. Mead, George. Mind, Self, and Society: From the Standpoint of a Social Behaviorist (Works of George Herbert Mead). Chicago: University Of Chicago Press. 1967. Rheingold, Howard. The Virtual Community: Homesteading on the Electronic Frontier. London: The Mit Press. 1995. Thompson, John B. The Media and Modernity: A Social Theory of the Media. Stanford: Stanford University Press. 1995. Turkle, Sherry. Life on the Screen: Identity in the Age of the Internet. New York: Simon & Schuster. 1995.

16

17

Vous aimerez peut-être aussi