Vous êtes sur la page 1sur 13

Delta-deelprogramma Wadden

Quick scan 5 over benodigd onderzoek Versie 24032011

Integraal kust- en eilandbeheer

Disclaimer De auteurs van deze quickscan hebben getracht om de beschikbare kennis zo goed mogelijk in beeld te brengen. Het is altijd mogelijk dat de quickscan niet 100% volledig is. In de quickscan worden voorstellen gedaan voor vervolgonderzoek dat naar mening van de auteurs nodig is om de beleidsvragen van het Deltaprogramma Wadden te kunnen beantwoorden. De Waddenacademie heeft daarnaast een review uitgevoerd op de quickscan en aanbevelingen voor het vervolgonderzoek gedaan. Het programmateam Deltaprogramma Wadden maakt op basis van de onderzoeksvoorstellen, de review van de Waddenacademie en in combinatie met andere initiatieven in het Waddengebied een totaal voorstel voor het onderzoek dat door het Deltaprogramma Wadden uitgevoerd zal worden. Dit voorstel wordt in het najaar van 2011 ter besluitvorming aan de regionale stuurgroep Deltaprogramma Wadden voorgelegd.

SAMENVATTING :
Deze quick scan beoogt aan te geven welke kennis nodig is om een duurzaam integraal kust- en eilandbeheer te realiseren, zowel voor de huidige situatie als onder omstandigheden die het gevolg zijn van versnelde klimaatveranderingen. Het gaat hierbij om wetenschappelijke kennis en om kennis t.b.v. de uitvoeringspraktijk. Centrale beleidsvraag vanuit het Delta-deelprogramma Wadden is : Hoe kunnen beschermende maatregelen zo worden uitgevoerd dat in de eerste plaats de kustveiligheid op de lange termijn wordt gegarandeerd en daarnaast de balans tussen economie en ecologie duurzaam is ? Het landelijke Delta-deelprogramma Kust geeft de volgende hoofdlijn aan voor kustbeleid gericht op handhaving en versterking van veiligheid en ruimtelijke kwaliteit : zacht waar het kan, hard waar het moet oftewel meebewegen waar het kan, weerstand bieden waar het niet anders kan. Reflecterend op de gestelde beleidsvragen en voorgestane strategien voor integraal kustbeheer wordt geconstateerd dat in de huidige omstandigheden en onder het gangbare kustbeleid de situatie op de Waddeneilanden de komende decennia veilig is. Op mogelijke problemen die zich hier en daar en af en toe voor doen wordt in voldoende mate geanticipeerd door gericht maatregelen te nemen, vooral in de sfeer van zandsuppleties. Als echter een versnelde zeespiegelrijzing zich op de langere termijn daadwerkelijk aandient, kunnen zich wel problemen voordoen, bv. als ondanks steeds grotere suppleties de Noordzeekust steeds steiler en gevoeliger voor erosie wordt. Daarnaast komen ook nu al problemen voor ten aanzien van andere aspecten dan veiligheid, met name ruimtelijke en ecologische kwaliteit en maatschappelijke gebruiksvormen. Tenslotte, en dat is misschien momenteel wel het belangrijkst, lijkt de eilander bevolking soms weinig vertrouwen te hebben in het huidig en toekomstig beleid betreffende veiligheid en de daarmee verbonden aspecten als gebruikswaarde, aantrekkelijkheid en beleving van de duin- en kwelderlandschappen. Na een analyse van kennisaanbod en lacunes is een concept-onderzoeksvoorstel voor een termijn van 6 jaar geformuleerd dat bestaat uit 5 deelprojecten : Deelproject I. Participatie en integratie. Dit deelproject is erop gericht om op de eilanden rondom het onderzoek een duurzaam actieve schil van belanghebbenden, genteresseerden en professionals te creren. Doel is daarmee de praktische toepasbaarheid van het onderzoek in beleid, inrichting en beheer zo goed mogelijk te waarborgen. Het is niet de bedoeling daartoe nieuwe organisaties op te tuigen. Gestreefd wordt zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande overlegstructuren. Voor de advisering c.q. voeding van zon schil wordt voorgesteld een klein, op alle eilanden snel inzetbaar team op te zetten bestaande uit deskundigen die zowel voeling hebben met de beheers- en beleidspraktijk als met het onderzoek, en die daarnaast communicatief zijn ingesteld. Deelproject IIa. De effecten van het huidig kustbeheer op de eilander hydrologie. Er is in de huidige situatie een duidelijke kennislacune betreffende de effecten van kustbeheermaatregelen op de omvang en vorm van de zoetwaterbel en de dynamiek daarvan. Dit deelproject is bedoeld om ervaring op te doen met deze processen, zowel t.b.v. een eventuele bijstelling van de huidige beheerpraktijk als om tot een inschatting te komen van hydrologische consequenties van mogelijk in de toekomst gewenste wijzigingen in het kustbeleid. Deelproject IIb. Reconstructies van effecten van verschillende kustbeheerregimes op landschapsniveau. Tot nu toe zijn geen integrale evaluaties van effecten van kustontwikkelingen op eiland-landschappen uitgevoerd. Het is de bedoeling in dit deelproject te komen tot bruikbare reconstructies van landschapsontwikkeling en sturende factoren die bruikbaar zijn voor het toekomstig kustbeheer. Daarbij worden alle eilanden in het trilaterale Waddengebied betrokken. Het is gewenst dat de deskundigen uit deelproject I hierbij het voortouw hebben vanwege de gewenste doorwerking van deze kennis naar alle andere deelprojecten en zeker ook naar de eilanders. Deelproject IIIa. Meegroeien met de zeespiegel. Ten behoeve van inschattingen van effecten van toekomstige kustdynamiek, en desgewenst de ontwikkeling van daarvoor te bouwen geomorfologische, hydraulische en ecologische modellen, is op een aantal terreinen meer inzicht nodig in de kwalitatieve n kwantitatieve impact van een aantal sturende factoren. Het gaat daarbij vooral om dynamiek in grootschalige zandbudgetten van een Waddeneiland op de langere termijn en om de effecten van verstuivingen en washovers op de veiligheid en de ophoging van het eiland en op de ecologische kwaliteit. Hierbij zal aandacht geschonken worden aan de wederzijdse afhankelijkheid van bodemontwikkeling en de ontwikkeling van flora en fauna. Dit onderzoeksvoorstel omvat delen van de onderzoeksvoorstellen die geformuleerd zijn t.b.v. de Waddenfonds-aanvraag DYNAMIEK. Deelproject IIIb. Praktijkonderzoek. Om bij de omschakeling naar nieuwe vormen van eiland- en kustbeheer theorie en praktijk gelijk op te laten gaan dienen praktijkexperimenten gedaan te worden die goed bestudeerd worden (learning by doing). Dit deelproject bestaat uit het voorbereiden en met onderzoek begeleiden van pilotprojecten en experimenten. Daarbij valt heel wat te leren over het waarborgen van een duurzame veiligheid maar ook over de effecten op andere maatschappelijke functies die de eilanden vervullen, inclusief de emotionele beleving van eilanders. De keuze van uit te voeren pilotprojecten zal in nauw overleg met de eilanders gemaakt moeten worden en maakt dan ook onderdeel uit van Deelproject I.

1. Omschrijving beleidsprobleem/-vraag van het deelprogramma Integraal kust- en eilandbeheer Bedreiging: De Noordzeekustzone moet de golfaanval van de Noordzee op de kust van het achterland en de Waddeneilanden opvangen. Door klimaatverandering en zeespiegelstijging zal deze golfaanval naar verwachting toenemen. Bovendien komen de eilanden steeds dieper te liggen t.o.v. de stijgende zee, doordat ze buitendijks en binnendijks niet overal op natuurlijke wijze kunnen ophogen. Dat betekent dat de beschermende werking en de veiligheid voor overstromingen op lange termijn zou kunnen afnemen. Hoofdvraag: Hoe kunnen beschermende maatregelen zo worden uitgevoerd dat in de eerste plaats de kustveiligheid op de lange termijn wordt gegarandeerd en daarnaast de balans tussen economie en ecologie duurzaam is ? De impliciete vraag is of het huidige systeem van kustbeheer voldoet en hoe en wanneer het kan worden aangepast (als daar aanleiding toe is). Beleidsvragen: 1. Volstaan de (bestuurlijke) afspraken t.a.v. dynamisch kust(lijn)beheer in het perspectief van de lange termijn ? 2. Zijn er knikpunten aan te geven wanneer omschakeling gewenst is naar een ander kustbeheer ? 3. Welke besluiten moeten genomen worden om de veiligheid op lange termijn te kunnen handhaven ? 4. Hoe kunnen deze afspraken worden gemplementeerd, gehandhaafd, etc. 5. Hoe kunnen de veiligheidsopgaven in het Waddengebied het beste gekoppeld worden aan de maatschappelijke functievervulling en de handhaving of versterking van de ruimtelijke (landschappelijke en ecologische) kwaliteit ? Relatie met Delta-deelprogramma Kust: In het kader van het Deltaprogramma Kust is een Nationaal Kader Kust (NKK) in voorbereiding dat geldt voor het gehele kustfundament en daarmee ook van toepassing is op het Deltaprogramma Wadden. Relevant voor deze quick scan zijn vooral de in het laatste concept-NKK geformuleerde principes voor integrale kustontwikkeling. Dezen bestaan uit een te hanteren hoofdlijn voor veiligheid en ruimtelijke kwaliteit en een aantal ontwikkelingsprincipes om deze hoofdlijn te realiseren. De hoofdlijn staat als zodanig al vermeld in het Nationaal Waterplan, is bevestigd door de Deltacommissie en luidt : zacht waar het kan, hard waar het moet oftewel meebewegen waar het kan, weerstand bieden waar het niet anders kan. De bijbehorende ontwikkelingsprincipes voor een duurzame kustontwikkeling op de langere termijn zijn : a. Meegroeiprincipe De kering en de functies moeten met een optimale kosten-baten verhouding kunnen meegroeien met de zeespiegelstijging en klimaatverandering. b. Basiszekerheid principe De functies in de kust moeten een basiszekerheid behouden om zich te kunnen handhaven en om te kunnen investeren. c. Principe van natuurlijke dynamiek Werken voor en met natuurlijke dynamische ecosystemen. d. Ruimtelijke kwaliteit principe Voor ruimtelijke kwaliteit geldt een vertaling van de hoofdlijn: meebewegen waar kan, weerstand bieden waar het moet. Dit is voor ruimtelijke kwaliteit uitgewerkt in drie richtingen: kernkwaliteiten bewaken, veiligheidsmaatregelen zo goed mogelijk inpassen, en nieuwe kwaliteiten toekomstbestendig ontwikkelen. e. Financieringsprincipe Investeringen in de veiligheid van de kust tot het niveau van de (nieuwe) veiligheidsnormen geschieden op kosten van de verantwoordelijke voor waterkering. Investeringen die aanvullend gericht zijn op het realiseren van andere maatschappelijke wensen en behoeften (voor wonen, werken, recreren, natuur, landschap) worden gefinancierd volgens het taakbeginsel. Voor aanvullende informatie over deze uitgangspunten zij verwezen naar het concept-NKK (consultatieversie 14 januari 2011).

2. Reflectie op beleidsprobleem/-vraag Onzekerheden op korte en lange termijn Van groot belang voor het huidige kustbeheer op de eilanden zijn de bestuurlijke afspraken gemaakt in het Friese Provinciaal Overlegorgaan Kustbeheer (P.O.K.) op grond van de tussen 1997 en 2000 per eiland opgestelde adviezen over Dynamisch Kustbeheer. In deze rapporten is voor elk van de Friese eilanden aangegeven welke beheerstrategie (handhaven, dynamisch handhaven en loslaten) langs welk kusttraject

gehanteerd dient te worden. In een evaluatierapport uit 2006 (Arens et al. 2006) is aangegeven dat het dynamisch kustbeheer over de voorgaande 10 jaren ruim voldoet aan de gestelde veiligheidseisen. De verschillende klimaatscenarios geven aan dat de huidige zeespiegelstijging in en rond de Waddenzee ca. 1-2 mm/jaar bedraagt. Een versnelde zeespiegelstijging is tot nu toe niet aangetoond. Over de mate waarin deze rond het jaar 2100 zal optreden langs de Nederlandse kust zijn uiteenlopende schattingen gemaakt. De KNMI houdt het op maxima van 50-80 cm., de Deltacie. gaat uit van een maximum van iets meer dan een meter. Mocht deze maximale versnelling aan de orde zijn dan zal dit in de loop van de komende eeuw ook langs de Noordzeekust van de Waddeneilanden consequenties hebben voor de aard van het kustbeheer. In de huidige situatie en zolang de snelheid van zeespiegelstijging niet substantieel toeneemt (dus zeker op de middenlange termijn van de komende 2-3 decennia) blijft de situatie op de Waddeneilanden zeer veilig. Wel blijft natuurlijk een lokale veiligheidproblematiek aan de orde waar in de natuurlijke cycli van zand- en geulverplaatsingen (soms tijdelijk) versterkte erosie optreedt, bv. de westkop van Ameland, de oostkop van Vlieland en Noord-Texel. Bestrijding van eventuele risicos daarbij kan echter prima plaatsvinden door het huidige kustbeleid zorgvuldig te blijven hanteren. De mogelijke effecten van versnelde zeespiegelstijging op de waterveiligheid op langere termijn zijn in het basisrapport voor het Plan van Aanpak Deltaprogramma Waddengebied (red. A.P. Oost, 2010) uitgebreid besproken. Aangegeven wordt dat, naar mate de zeespiegelstijging sneller gaat en het stormvloedklimaat ruwer wordt, de terugtrekking van de Noordzeekust sneller zal verlopen. Zonder aanpassingen van het beleid zal dit ertoe leiden dat die delen van de eilanden waar de natuurlijke sedimentaanvoer onvoldoende is om de zeespiegelstijging bij te houden geleidelijk dieper komen te liggen t.o.v. de zeespiegel. Het is de vraag of het huidige kustbeheer dan nog een adequaat antwoord geeft op de zich dan voordoende problematiek t.a.v. veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en maatschappelijk gebruik van de eilanden. Er worden in het rapport drie hoofdstrategien als oplossingsrichtingen aangegeven : 1. de kust zeewaarts uitbouwen (dit impliceert het toepassen van mega-suppleties), 2. de kust handhaven op haar positie conform het huidige beheer, 3. de kust handhaven op haar positie en daarnaast stimuleren dat meer dan nu de buiten de primaire waterkering gelegen delen door sedimentatie mee kunnen groeien met de zeespiegelrijzing. Aan deze oplossingsrichtingen zijn verschillende onzekerheden verbonden die richting geven aan de in deze quick scan op hoofdlijnen uitgewerkte onderzoeksvoorstellen. Ad. 1 : er is meer inzicht nodig in de getij- en golfwerking en het sedimenttransport tussen Waddeneilanden, Noordzee en buitendeltas en Waddenzee. Ad. 2 en 3 : er is meer inzicht nodig in - het proces van zandtransport naar duinen, kwelders en platen, - de effecten van sedimentatie en erosie op zoet-zout grenzen, bodemchemie en hydrochemie van zandplaten en achterliggende duinen en kwelders, - de effecten op de ontwikkeling van natuurlijke levensgemeenschappen en omgekeerd, - de effecten op maatschappelijke functies van het gebied, - de effecten op de emotionele beleving van het landschap (incl, de veiligheidsbeleving) door bewoner en bezoekers. De toekomstige praktijk van het kustbeheer zal uiteindelijk vermoedelijk bestaan uit een mengvorm van bovenstaande strategien. De kennis nodig voor strategie 1 heeft een vrij fundamenteel karakter. Het gaat om nog ontbrekende basiskennis over hydraulische en geomorfologische processen en hun onderlinge relaties op verschillende ruimte- en tijdschalen. De resultaten moeten een fundament vormen voor eventuele wijzigingen in het kustbeleid op de langere termijn. De kennis nodig voor strategie 2 en 3 betreft processen die direct invloed hebben op de morfologie, ecologie en gebruiksmogelijkheden van het landschap op het eiland. Het benodigde type onderzoek is gevarieerder. Genoemd kunnen worden : reconstructies van historische ontwikkelingen, onderzoek aan deelprocessen (lokale sedimentatie en erosie, winddynamiek, grondwaterstroming, bodemontwikkeling , ecologische successie en regressie), toegepast onderzoek aan pilotprojecten en experimenten in het kustbeheer. De resultaten van deze onderzoeken zijn bedoeld om direct bij te dragen aan (de discussies over) een geleidelijk veranderend kustbeheer en beleid. Het gaat niet zonder participatie van de eilanders ! De maatschappelijke context moet goed bij een gedtailleerde uitwerking van de probleemstelling worden betrokken. Er doet zich bij de eilanders een grote onzekerheid voor over het toekomstige beleid m.b.t. veiligheid en ruimtelijke ordening, over de consequenties daarvan voor het menselijk medegebruik op de eilanden, de duurzaamheid van het aantrekkelijke landschap en vooral ook over de verantwoordelijkheden van overheden en beheerorganisaties voor de verschillende onderdelen van het kustbeheer. Bij nadere beschouwing is momenteel bij de bevolking deze laatstgenoemde onzekerheid vermoedelijk nog groter dan

de onzekerheid over de feitelijke klimaatveranderingen die op zullen treden. Willen we de boven beschreven inhoudelijke probleemstelling vertalen in concrete onderzoeksrichtingen en onderzoekbare vraagstellingen, dan moeten we direct vanaf het begin bestuurders en bevolking van de Waddeneilanden erbij betrekken. En dat betekent dat er gedurende het gehele proces tweerichtingsverkeer moet zijn. We willen er voor pleiten dit aspect in deze quick scan in te bedden in alle fasen van de voorgestelde onderzoeken: in de formulering van de vraagstellingen bij het vaststellen concrete aanpak bij de keuze en de uitvoering van experimenten c.q. pilotprojecten in de concluderende fase van de onderzoeken bij de vaststelling van de beleids- en beheerconsequenties bij de formulering van het resulterende beleid. Ook tijdens de daadwerkelijke uitvoering van het kustbeleid en beheer dient aandacht besteed te worden aan het vormgeven van een duurzame communicatie en samenwerking tussen alle betrokken belanghebbenden. Immers de mogelijk optredende klimaatveranderingen, de sterk toenemende kennis en daarmee samenhangende verander(en)de visies op de rol van natuurlijke geomorfologische processen, de verander(en)de beheertechnieken en de verschuivende verantwoordelijkheden doen voor beleid en beheer mogelijk andere perspectieven ontstaan. Deze bieden kansen voor het realiseren van veel meer doelen dan alleen het garanderen van veiligheid, waarbij dat laatste natuurlijk wel de absolute prioriteit houdt. Te verwachten is dat deze veranderingen de komende decennia geleidelijk gestalte krijgen. Vanuit die verwachting is een gedeelde beleving en uitvoering door bewoners, bestuurders, kustbeheerders en wetenschappers van de geleidelijke ontwikkeling van integraal kustbeheer zeer gewenst. Een dergelijke benadering sluit ook, beter dan de huidige sectorale benadering van het eilandbeheer, aan bij Basiswaarden zoals voorgestaan door het Deltaprogramma (solidariteit, duurzaamheid en flexibiliteit), en dient als zodanig ook in haar geheel beschouwd te worden als een interessante nieuwe weg voor integraal kustbeheer. Een dergelijke aanpak lijkt momenteel al redelijk goed te werken in de dagelijkse praktijk van het beheer van het Nationaal Park Schiermonnikoog, waar alle stakeholders in gezamenlijkheid komen tot integrale beheerplannen.

3. Benodigde kennis (& kennisontwikkelingsvraag) Voor de beantwoording van genoemde beleid- en beheervragen is kennisverdieping nodig over geomorfologische en ecologische processen in de Noordzeekustzone van de Waddeneilanden. Het gaat daarbij vooral om vragen die de praktische uitwerking van de ontwerpprincipes uit het concept Nationaal Kader Kust ondersteunen, en wel met name het meegroei-principe, het basiszekerheid-principe en het principe van natuurlijke dynamiek (zie Bijlage 1). Daarbij moet de kustzone breed opgevat worden, d.w.z. aan de zeezijde tot op die dieptelijn waar kustbeheer (bv. in de vorm van suppleties) in de toekomst (tot de 20m NAP dieptelijn) aan de orde kan zijn en aan de landzijde tot waar aan dynamisch kustbeheer gerelateerde duindynamiek (m.n. verstuiving) een rol kan spelen. Er zijn o.i. momenteel 3 belangrijke aspecten te onderscheiden waarvoor kennis benodigd is : I. Effecten van het huidig kustbeheer. Door monitoring en onderzoek gedurende de afgelopen decennia is inmiddels veel bekend geworden over de morfologische effecten van het huidig kustbeheer op de ontwikkeling van een dynamische zeereep. Ook bestaat vrij veel inzicht in de morfologische effecten van de uitgevoerde suppleties. De ecologische effecten zijn evenwel veel minder goed onderzocht evenals de geo- en hydrochemische effecten. Er is nog geen gericht onderzoek gedaan aan de hydrologische effecten op de omvang van de zoetwaterbel, de grondwaterstanden in het aangrenzende duingebied en de resulterende zoet-zout overgangen. II. Te verwachten effecten bij meegroeien met de zeespiegel c.q. toelaten van natuurlijke dynamiek. Om vorm te kunnen geven aan het meegroei-principe op de Waddeneilanden is het noodzakelijk de sleutelprocessen te identificeren die de natuurlijke dynamiek op de eilanden vanuit de Noordzeekust bepalen. Op basis van nadere verkenningen (Ten Haaf & Buijs, 2008; De Leeuw & Grootjans, 2008) is recent een conceptueel model ontwikkeld van de natuurlijke landschappelijke ontwikkelingen van de Waddeneilanden (Lffler et al., 2008). In onderstaand kader wordt dit model in kort bestek beschreven.

Verkenningen van een modeleiland : De reconstructie van een modeleiland is gebaseerd op eerder historisch en geomorfologisch onderzoek (o.a. Eisma, 1968; Klijn, 1980; Oost, 1995; Schoorl, 1999 en Sha, 1989), vegetatiekundige beschrijvingen (o.a. Westhoff & Van Oosten, 1990 en Grootjans et al., 1995) en extrapolatie van geomorfologische gegevens over kustlijn- en zeereep ontwikkelingen (zowel uit de onder I. genoemde recente meetgegevens als uit oude kaarten en luchtfotos). Het model beschrijft voor een virtueel eiland vijf morfologische hoofdelementen en hun onderdelen in hun onderlinge landschappelijke verband. Op alle Waddeneilanden zijn deze (hoofd)elementen terug te vinden waarbij ze soms, met name onder invloed van kustbeschermingsmaatregelen en/of verstuivingen, secundair sterk van vorm veranderd kunnen zijn. De oorspronkelijke positie van de natuurlijke habitats van een Waddeneiland zijn globaal ook op zon modeleiland te alloceren (zie fig. 2). De verschillende (hoofd)elementen kunnen elk binnen zekere grenzen gekarakteriseerd worden door een specifieke ruimtelijke schaal. Ook lijken ze kenmerkende perioden voor opbouw en afbraak te kennen. Modeleiland en de daarop geprojecteerde natuurlijke positie van Habitattypen Hoofdelementen : 1. Eilandkop (25-50) 2. Duinboog complex (50-400) 3. Washover complex (50-100) 4. Eilandstaart (25-50) 5. Strand en vooroever

Bovengenoemde verkenningen en de ontwikkelde concepten vormen een goed uitgangspunt voor het inschatten van de meegroeimogelijkheden met veranderingen in hoogte en fluctuaties van zeespiegelstanden op langere termijn. Nader onderzoek in dit kader dient zich te richten op het concrete verloop van de natuurlijke processen op het niveau van eilanden in hun geheel, hun hoofdelementen en de onderdelen daarvan. De effecten op de veiligheid(snormen) staan daarbij centraal. Daarnaast dienen de effecten op de ruimtelijke kwaliteit en de verschillende maatschappelijke functies van de betreffende gebieden veel aandacht te krijgen. Voor een verdere kennisontwikkeling t.b.v. deze effectbepalingen is de uitvoering van enkele basisonderzoeken naar het wezen en verloop van natuurlijke opbouw- en afbraakprocessen op verschillende ruimtelijke en temporele schalen noodzakelijk. Parallel daaraan dient praktijkonderzoek aan uitgevoerde of nog uit te voeren proefmaatregelen uitgevoerd te worden. Het is zeer gewenst, zo niet noodzakelijk, hiertoe enkele experimenten c.q. pilotprojecten uit te voeren. Een werkwijze waarbij de sporen van basisonderzoek en praktijkonderzoek tegelijktijdig en in wisselwerking opgepakt worden biedt het meeste perpectief op het realiseren van een duurzame maximale veiligheid gekoppeld aan een geleidelijk veranderende beheerspraktijk. Randvoorwaarde hierbij is wel dat dergelijke werkwijze zodanig vorm krijgt dat bevolking, bestuurders, beheerders en onderzoekers uiteindelijk gezamenlijk en in onderling vertrouwen een eventueel proces van veranderend kustbeheer doormaken. III. Communicatie over de overgang van kustverdediging naar integraal kust- en eilandbeheer en de rol van onderzoek daarbij. In het verlengde van bovengenoemde constatering dat een geleidelijke verandering van de kustbeheerpraktijk een gezamenlijk proces van alle betrokkenen zou moeten zijn is het noodzakelijk veel aandacht aan de onderlinge communicatie van alle steakholders te besteden. Als vanzelf zal dit betekenen dat de huidige praktijk van het kustbeheer verder dan nu al het geval is zal veranderen in een meer integraal proces. Doelen betreffende de ruimtelijke ontwikkelingen op de eilanden en de ruimtelijke effecten van maatschappelijke functies zullen veel directer meegenomen gaan worden in de afwegingen. Omdeze reden is het van groot belang ook de formulering van het kustonderzoek samen met de eilanders te doorlopen, omdat ook zij specifieke wensen en onzekerheden hebben aangaande de duurzaamheid van hun eiland. De uitkomst van het communicatietraject zou kunnen zijn: 1) formuleren van kansenkaart voor (alternatief) kustbeheer; 2) formuleren van gemeenschappelijk gedragen onderzoeksvragen; 3) uitvoering van pilotprojecten en/of deelexperimenten op de eilanden waarbij de eilanders en andere stakeholder allen actief betrokken worden. Het geheel is tevens een nieuwe weg om te komen tot alternatieve manieren van kustbeheer waarbij de basiswaarden van het Deltaprogramma centraal staan.

4. Kennisaanbod & kennislacunes Een beschouwing over kennisaanbod en kennislacunes kan in deze fase alleen zinvol plaatsvinden door een heel gerichte focus aan te brengen. Daartoe zullen we ons hier richten op de kennis die nodig is om het geleidelijke overgangsproces vanuit een meer monofunctioneel naar een integraler kustbeheer, ook wel met een mooi woord als paradigma-wisseling aangeduid, te laten plaatsvinden op een effectieve en duurzame wijze. Kijken we op basis van dit uitgangspunt in het kort naar bovengenoemde 3 typen benodigde kennis dan komen we tot de volgende constateringen : A. Voor het vaststellen van de uitgangssituatie is inzicht nodig in de effecten van het huidige kustbeheer op veiligheid. Daarnaast dient nagegaan te worden wat de effecten op andere maatschappelijke functies en op ruimtelijke kwaliteit (incl. natuur) zijn. Op hoofdlijnen zijn de volgende conclusies te trekken : Er zijn goede gegevens aanwezig over de directe geomorfologische effecten tussen de primaire waterkering en de -5m NAP dieptelijn. Kennislacunes . Op het gebied van de mate van realisering van de huidige in het beleid vastgelegde veiligheidseisen en -normen ten gevolge van de uitvoering van het kustbeheer zijn er geen noemenswaardige kennislacunes. De effecten van de morfologische ontwikkelingen op het strand en in de zeereep op de achterliggende duin- en kweldergebieden zijn tot voor kort vrijwel geen onderwerp van studie geweest. Over de effecten van doorstuiving boven 3m. +NAP zijn recent gegevens beschikbaar gekomen uit onderzoek dat is uitgevoerd onder auspicin van RWS en het kennisnetwerk OBN (Arens et al., 2010). Eveneens in opdracht van OBN loopt momenteel onderzoek aan de geochemische effecten van overstuiving, vooral gerelateerd aan de invloed van suppleties. Dit jaar is een vervolgonderzoek gestart naar de ecologische effecten van overstuiving op flora en fauna, dit weer in een gezamenlijke opdracht van RWS en OBN. Hierbij wordt tevens de zeer geringe instuiving op grotere afstand van de zeereep gemeten en de ecologische invloed daarvan nader beschouwd. Kennislacunes. Er is zeer weinig bekend over de effecten van verstuiving op stranden strandvlakten en lage duinruggen in washoversystemen en de relatie daarvan met (tijdelijke) vegetatiestructuren (de droge biobouwers). Ook is er, behalve in een kustmatig vrijwel afgesnoerde strandvlakte (Olff, 1993), nauwelijks onderzoek gedaan naar met natuurlijke eolische dynamiek samenhangende lokale zoet-zoutgradinten. De effecten van verschillende kustbeheerregimes op de omvang en vorm van de zoetwaterbel van een Waddeneiland en daarmee op de grondwaterstanden en de waterkwaliteit heeft tot nu toe nauwelijks aandacht gehad. Wat betreft de hydrologische effecten zijn er alleen hydrologische berekeningen en beschrijvingen van deze effecten uit de 70-er jaren voorhanden (Bakker, 1980). In een recent uitgevoerd INTERREG-project op Terschelling (onderdeel van het Europese CLIWAT-project) is nader gebiedsdekkend onderzoek verricht naar de ligging van zoet-zout grensvlakken dat veelbelovend is voor de toekomst. Kennislacunes. Specifieke gevolgen van suppleties zijn nooit onderzocht. Ook aan effecten van natuurlijke morfologische veranderingen op zoet-water voorkomens op de eilanden is nauwelijks aandacht besteed. Tenslotte bestaat er niet of nauwelijks inzicht in de verschillen tussen de gehanteerde kustbeheerregimes qua effecten op landschaps(oecologisch) niveau. De consequenties van verschillende regimes, op de schaal van een monofunctionele aanpak van kustbescherming naar een vrijwel volledig natuurlijk beheer en alles wat daar tussen zit, zijn nooit goed vergeleken op het schaalniveau van het gehele duin- en kwelderlandschap op de eilanden, laat staan op het niveau van de (hoofd)elementen van het modeleiland. Weliswaar zijn er vele historische beschrijvingen van eilandontwikkelingen, soms zelfs zeer uitgebreid (bv. Schoorl, ; Van Dieren, 1934) maar een specifieke analyse van de effecten van het kustbeheer is daarbij tot nu toe achterwege gebleven. Kennislacunes. Gesteld kan worden dat de uitvoering van reconstructies van landschapsontwikkelingen op eilanden met uiteenlopende kustbeheergeschiedenis zeer gewenst is. Zeker als op de schaal van het internationale Waddengebied gekeken wordt (neem de onderlinge verschillen tussen eilanden als Sylt, Spiekeroog, Norderney en Borkum en de verschillen daarvan met de Nederlandse eilanden) zijn zulke analyses zeer zinvol voor de realisering van een integraler kustbeheer gericht op het meegroeien met de zeespiegelveranderingen. Concluderend kan gezegd worden dat er met name t.a.v. de hydrologische en hydrochemische effecten (incl. de ligging van zoet-zoutgrenzen aan de oppervlakte en in de diepte) grote leemten

bestaan. Dit geldt dan vanzelfsprekend ook voor de doorwerking naar de duinvalleihabitats en, waar aan de orde, naar de strategische drinkwatervoorraden in de ondergrond. Daarnaast zijn de nu al in het trilaterale Waddengebied waarneembare verschillen in effecten van monofunctioneel, multifunctioneel en een volledig natuurlijk kustbeheer nog niet in beeld gebracht terwijl inzicht daarin de discussie over nut, noodzaak en wenselijkheid sterk ten goede kunnen komen. B. Er zijn nog veel kennislacunes om een overgang naar een werkelijk integraal kustbeheer mogelijk te maken. Er is vooral te weinig kennis voorhanden die nodig is voor het realiseren van beheerstrategien waarbij meegroeien met de kust een belangrijke rol speelt. Deze kennislacunes zijn grofweg op te splitsen in 2 typen: Kennislacunes betreffende basiskennis op natuurwetenschappelijk gebied. Een eerste inventarisatie levert de volgende belangrijke aandachtsvelden op: Dynamiek in grootschalige zandbudgetten van een Waddeneiland op de langere termijn; Effecten van verstuivingen op veiligheid, ophoging van het eiland, biotiek en abiotiek; Effecten van washovers op veiligheid, ophoging van het eiland biotiek en abiotiek; Effecten van te weinig dynamiek en te brede stranden op verstuivingen en washovers. Voor dit type onderzoek ligt het voor de hand in sterke mate aan te sluiten bij de onderzoeksvoorstellen zoals die geformuleerd zijn t.b.v. de Waddenfonds-aanvraag DYNAMIEK. In deze aanvraag is de huidige stand van kennis op een rij gezet en zijn de prioritaire onderwerpen benoemd. In par. 9, het concept-onderzoeksvoorstel, zal hier op terug gekomen worden. Lacunes in praktijkkennis over te hanteren inrichting- en beheerprincipes op basis van pilotprojecten en experimenten, waarbij menselijk medegebruik een belangrijk leitmotiv is noodzakelijk om duurzame keuzen voor de langere termijn te kunnen maken. Het adagium learning by doing staat hierbij voorop. Daarbij gaat het om het toetsen van beleidsmatige verwachtingen en natuurwetenschappelijke kennis (in hoeverre kan het nagestreefde veiligheidsniveau daadwerkelijk gerealiseerd worden, verlopen zandtransportprocessen, vegetatie-ontwikkeling, etc. inderdaad zoals verwacht, etc. etc.). Evenzeer gaat het echter om het opdoen van praktische ervaring met uitvoeringstechnieken e.d. en zeker ook om het creren van een gezamenlijke beleving en onderling vertrouwen bij een veranderende aanpak van het kustbeheer. In par. 6 en 9 wordt hierop nog nader teruggekomen C. Tenslotte zijn er nog veel kennislacunes op sociaal-bestuurlijk gebied met name waar het de ruimtelijke kwaliteit van de eilanden en de gebruikswensen en beleving van de eilanders betreft. We gaan er vanuit dat deze kennislacunes vooral opgevuld moeten worden door een inetensieve communicatie met en participatie van de eilander bevolking. Een goede inbedding in de bestuurlijke kaders zal voor op het niveau van het Delta-deelprogramma Wadden moeten plaatsvinden. Kortom : zowel in onderzoeksfase als in implementatiefasen dient veel energie te worden gestoken in het samen op werken met de eilanders, zowel via pilots als via permanent overleg. In par. 6 wordt hierop terug gekomen.

5. Check op kennisontwikkeling elders Lacunes wat betreft de effecten van huidig kustbeheer worden voor een deel opgevuld door onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van het kennisnetwerk Ontwikkeling Bos- en Natuurkwaliteit (OBN). Al of niet i.s.m. RWS lopen diverse onderzoeken over de effecten op de ecologie. Hieruit volgt ook kennis ten dienste van onderdeel B.. In het kader van het landelijke project Klimaatbuffers worden door de Waddenvereniging diverse initiatieven genomen om pilotprojecten te ontwikkelen, in concreto op West Ameland en op Terschelling. Lopende onderzoeken elders, o.a. in AIO-trajecten Wageningen (over sedimenttransporten van strand naar duin en over effecten klimaatscenarios) , Uva (nutrintenopslag en beschikbaarheid), VU (strandecologie) RUG/KUN (populatie-eologie en ecohydrologie op zoet-zout overgangen); ten dienste van A. en deels van B.. Pilot studies in Duitsland en Denemarken wijzen erop dat overwash processen aanzienlijke hoeveelheden sediment kunnen leveren aan een Waddeneiland -systeem. Christiansen et al. (2004) en Nielsen & Nielsen (2006) hebben hetzefde beschreven voor het schiereiland Skallingen in het Deense deel van de Waddenzee. Hun waarnemingen en berekeningen van kustdwarse sedimenttransporten over meerdere jaren wijzen op een netto winst en verlies van sediment in profielen met resp. zonder overwash. In profielen zonder overwash is de aanwezigheid van steile

voorduinen een beperkende factor : strand- en duinerosie domineren aan de zeezijde en worden niet gecompenseerd door landwaartse depositie via overwash. Binnen het consortium DYNAMIEK bestaande uit vele onderzoeksinstituten (op het gebied van natuurwetenschappen, governance en communicatie) , beheersorganisaties , Vitens en een filmer, is het de bedoeling veel van het onder B. genoemde onderzoek en n of enkele pilotprojecten en experimenten (onderdeel van C.) uit te voeren. Het probleem is dat het project in 2010 niet ontvankelijk verklaard is voor financiering door het Waddenfonds. Er is overleg gaande om het project op een aantal punten aan te passen zodat het bij een volgende tender wel een goede kans maakt. Verdere internationale samenwerking vooral op trilateraal niveau is van belang. Momenteel is er een gezamenlijke call vanuit Nederland (NWO) en Duitsland hetgeen mogelijk kansen op verbinding oplevert bij toekenning van verwante onderzoeksaanvragen. In geomorfologisch onderzoek zijn er in Duitsland en Denemarken wel een aantal geschikte counterparts. Qua landschapsecologie en vanuit het terreinbeheer lijkt dit veel moeizamer.

6. Governance Cruciaal voor een overgang naar werkelijk integraal kustbeheer is een gezamenlijke aanpak met eilanders. Een belangrijk aandachtspunt is dat er aangesloten wordt op de lokale beleving op en de eigen identiteit van elk eiland. In de plannen voor het DYNAMIEK-onderzoek is dit ook expliciet opgenomen. Ook bij uitvoering van het Delta-onderzoek zal veel steun nodig zijn. Vanwege een naar verwachting lange doorlooptijd is het Deltaprogramma mogelijk het meest geschikte vehikel om een gezamenlijke aanpak in de steiger te zetten. Ideen/aandachtspunten zijn : Een vaste kern van eilandvertegenwoordigers als aanspreek- en overlegplatform voor onderzoekers en beheerders organiseren. Geen nieuwe overlegstructuren opzetten ! Maatwerk hierbij hanteren : per eiland zijn er grote verschillen afhankelijk van de aard en omvang van de problematiek, de bestaande structuren (bv. beheersoverleggroepen, NP-structuren) , de specifieke eilandcultuur, etc.. Inhoud : o overleg actuele vraagstukken op gebied van kustbeheer, o elders kijken (onderlinge uitwisseling tussen eilanden, excursies naar Duitse Waddeneilanden of vastelandskustgebieden), o gezamenlijke planvorming mbt pilotprojecten, o inschakelen belangstellende eilanders bij monitoring, etc. etc. o gezamenlijke vormgeving Voorlichting en PR op de eilanden, o etc., etc. Aandachts punt is het betrekken hierbij van onderwerpen vanuit andere quick scans (bv. Veiligheidsnormering, buitendijkse terreinen, Monitoring, Waddenzeedijken). Het is zaak eilanders niet voor al die onderwerpen afzonderlijk te benaderen ! Naast noodzakelijk basisonderzoek en pilotonderzoek is organisatie en facilitatie van samenwerkingsverband met eilanders mogelijk de belangrijkste bijdrage vanuit het Deltaprogramma Wadden !! Ook het Programma Rijke Waddenzee kan hier een belangrijke rol vervullen. Overigens is bij de lokale organisatie hiervan een hele grote rol voor de eilanders zelf weggelegd. Een ander essentieel punt van Governance is natuurlijk de vertaling naar het beleid toe. Hierbij gaat het om o.a. : - P.O.K. Frysln - N2000 beheerplannen - Regionale R.O.-plannen - Provinciale kustvisie - Dijkringendiscussie Vlieland en Terschelling (projecten, korte termijn) De vormgeving van de terugkoppeling naar het beleid hangt sterk af van de wijze waarop het gehele Deltadeelprogramma Wadden in de toekomst wordt georganiseerd. Daarvan is momenteel vanuit deze quick scan niet zoveel te zeggen.

7. Lokale activiteiten op korte termijn Er zijn een aantal lopende processen op de eilanden die mogelijk goede aanknopingspunten bieden voor het hier voorgestelde onderzoek. Enkele voorbeelden zijn : - De reconstructie van de slenk in de Slufter op Texel,

De natuurlijke ontwikkeling van embryonale duinen op de Hors op Texel, De discussie over de minimaal te handhaven hoogte van de zeereep in de stuivende duinen tussen paal 15 en 20 op Terschelling, - De hydrologische veranderingen, m.n in vorm en diepte van het zoet-zout grensvlak, in de duinen van Ameland tengevolge van de zeer omvangrijke suppleties op Ameland, - De dynamische ontwikkelingen van en op het zeer uitgestrekte groen strand over bijna de volle lengte van Schiermonnikoog. Monitoringprojecten specifiek gericht op het verloop en de effecten van deze meegroei-processen zijn bij deze processen niet of nauwelijks aan de orde. Het zou zeer nuttig zijn hier spoedig werk van te maken.

8. Omschrijving mogelijke oplossingsrichting : een flexibel werkproces op basis van vertouwen. De oplossingsrichting ligt o.i. in het realiseren van een werkproces dat uitgaat van het huidige kustbeheer dat voldoet aan de veiligheidseisen. Tijdens het werkproces is het de bedoeling een geleidelijke aanpassing aan veranderende omstandigheden te realiseren. Het gaat daarbij niet alleen om mogelijke versnelde klimaatveranderingen, m.n. versnelde zeespiegelstijging. Ook gaat het om veranderende beheerstrategien waarbij het natuurlijk meegroeivermogen van de kust met zeespiegelrijzing en versterking van de veerkracht centraal staan. Daarnaast spelen ook het handhaven en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteit en diverse maatschappelijke gebruiksfuncties een belangrijke rol. Inpassing van ruimtelijk beleid, waterbeleid (o.a. KaderRichtlijn Water) en Natuurbeleid (N2000) spelen daarbij voortdurend mee. Om een dergelijke werkwijze te realiseren is een vertrouwensbasis nodig tussen bevolking, onderzoek, beheer, beleid en bestuur. Het is wenselijk dit niet op een geforceerde wijze vorm te geven door nieuwe organisatiestructuren op te zetten. Voor een geleidelijke ontwikkeling van integraal kust- en eilandbeheer kan het beste uitgegaan worden van bestaande overlegstructuren, waar af en toe het integraal kust- en eilandbeheer aan de orde komt. Het is gewenst vanuit het Deltaprogramma faciliterend te zijn door kennis op een juist moment en op het relevante abstractieniveau in diverse overleg- en afwegingskaders (of genteresseerde particulieren) in te brengen. Daarbij zouden de volgende taken vanuit het Deltaprogramma opgepakt moeten worden : Overzicht krijgen en up-to-date houden van brede integrale kennis op een hoog niveau, Het gebruik van deze kennis te stimuleren door deze beschikbaar te maken voor gewenste toepassingen : in de eerste plaats natuurlijk het praktische kustbeheer maar daarnaast ook beleidsdiscussies, de inschatting van mogelijkheden en/of oplossen van eventuele knelpunten in het maatschappelijk gebruik, landschap- en natuurbeleving, recreatief gebruik, voorlichting, etc., etc.. Een brug vormen tussen kennisgebruikers en producenten (de onderzoekers) door over en weer de kennisvragen en de kennisprodukten waar mogelijk aan elkaar te koppelen.

9. Concept-onderzoeksvoorstel I. Participatie en integratie Wat betreft het integraal eiland- en kustbeheer is het van primair belang dat er rondom het onderzoek een duurzaam actieve schil van belanghebbenden, genteresseerden en professionals wordt gecreerd om de praktische toepasbaarheid van het onderzoek in beleid, inrichting en beheer zo goed mogelijk te waarborgen. Via deze schil dienen de resultaten van het onderzoek en de toepassingsmogelijkheden op korte en lange termijn regelmatig gecommuniceerd worden naar de gehele eilander bevolking, speciaal naar de direct belanghebbenden en de betrokken bestuurders. Hiertoe wordt geadviseerd : Bovengenoemde schil vorm te geven door per eiland vanuit bestaande overlegstructuren ideen op te pakken of zelf in te brengen om gezamenlijke pilots/experimenten en het bijbehorende praktijkonderzoek op te zetten, te volgen en te bespreken in het licht van het toekomstig kustbeleid en -beheer, Een team van praktijkdeskundigen ter beschikking te stellen die gedurende de eerste fase van het Delta-onderzoek (t/m 2017) de integratie van het basisonderzoek en de praktijkonderzoeken, de advisering en ondersteuning van de eilander platforms en de voorlichting en PR richting bevolking en bezoekers verzorgt. Geadviseerd wordt voor de eilandplatforms geen nieuwe organisaties op te tuigen maar zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande overlegstructuren, bv. door ad-hoc werkgroepjes op te zetten bestaand uit enkele leden van beheersoverleggroepen of, in het geval van de Nationale parken van Schiermonnikoog en Texel, van de resp. Beheeroverlegorganen. Het deskundigenteam zou kunnen bestaan uit een aantal

deskundigen die zowel voeling hebben met de beheers- en beleidspraktijk als met het onderzoek en die daarnaast zeer communicatief zijn ingesteld. II. Effecten huidig kustbeheer Wat betreft de effecten van het huidige kustbeheer is het gewenst twee aspecten nader te onderzoeken: a. De effecten van het huidig kustbeheer op de eilander hydrologie en de doorwerking ervan naar maatschappelijke en ecologische functies van zoet water op de eilanden; in samenhang met onderdeel III.a.3. (zie onder) en in aanvulling op eerder genoemd INTERREG project over de ligging van zoet-zout grensvlakken. b. Reconstructies van effecten van verschillende kustbeheerregimes op landschapsniveau. Het is gewenst verschillen in landschap(secologische) ontwikkelingen op eilanden met uiteenlopende kustbeheergeschiedenis te reconstrueren met speciale aandacht voor de effecten op veiligheid, ruimtelijke ontwikkeling (incl. ecologie) en maatschappelijke functies. III. Basisonderzoek t.b.v integraal eiland en kustbeheer op lange termijn. a. Meegroeien met de zeespiegel Dit onderdeel betreft een invulling van diverse fundamentele kennisleemten door de uitvoeirng van basisonderzoek dat reeds geformuleerd was t.b.v. het onderzoeksvoorstel DYNAMIEK : 1. WP 3 uit DYNAMIEK over effecten van natuurlijke(r) sedimentatie en erosie. In het kader van het Deltaprogramma ligt het voor de hand prioriteit te leggen bij de WPs 3.1. (sedimentbalans van een Waddeneiland) en 3.4 (washover-ontwikkeling en de vrije aanvoer van water en sediment); afstemming met QS 6 sedimenthuishouding is noodzakelijk. 2. WP 4 uit DYNAMIEK over effecten van winddynamiek. Voorgesteld wordt in elk geval WP4.3 en 4.4. (hypothesenvormend over lange-termijn effecten van grootschalige processen op de hoofdelementen van een Waddeneiland) gecombineerd uit te voeren en mogelijk de huidige WPs 4.1 en 4.2 (modellering van effecten van eolische processen op basis van veldwaarnemingen), e.e.a. in aansluiting op lopend onderzoek bij WUR en RUU. 3. WPs 5 en 6 uit DYNAMIEK over effecten op de ecologie resp. de hydrologie. Uit deze werkpakketten worden met name die onderzoeksprojecten die direct te maken hebben met een op meegroeien met de zeespiegel gerichte vorm van kustbeheer prioritair opgepakt; dit zijn de WPs 5.3 (ecologische effecten washoverontwikkeling op jonge duinen en kwelders) en 6.1 (effecten washoverontwikkeling op de ontwikkeling van de zoet-waterbel), e.e.a. voortbouwend op de geomorfologische dynamiek die onderzocht wordt in WP 3.4. b. Praktijkonderzoek Bij de omschakeling naar nieuwe vormen van eiland- en kustbeheer is het zaak theorie en praktijk gelijk op te laten gaan. Dat betekent dat naast het benodigde basisonderzoek ook praktijkexperimenten gedaan moeten worden die vervolgens goed bestudeerd worden. Het adagium learning by doing is hierbij zeer essentieel ! Juist bij deze pilots is het van groot belang de maatschappelijke aspecten ervan expliciet mee te nemen. Daarbij gaat het in eerste instantie om het waarborgen van een duurzame veiligheid maar ook om de andere maatschappelijke functies die de eilanden vervullen, inclusief de beleving die eilanders hebben wanneer de aard van duin- en kweldergebieden een sterke verandering ondergaan. Last but not least gaat het natuurlijk ook om de effecten op de natuurwaarden. De keuze van uit te voeren pilotprojecten zal in nauw overleg met de eilanders gemaakt moeten worden. Deze keuzen dienen gestalte te krijgen in de bovengenoemde eilander platforms. In Bijlage 1 is een korte lijst opgenomen van mogelijke pilotprojecten op de eilanden die de laatste jaren ter sprake zijn gekomen. Daarbij worden ook pilots genoemd die feitelijk onder andere quick scans thuishoren, m.n. innovaties van dijkversterkingen langs de Waddenzeezijden van de eilanden. Dit is gedaan omdat dergelijke projecten evenzeer een adequate afstemming met de eilanders vereisen en aldus ook tot het domein van de eilander platforms behoren. Er wordt vooralsnog vanuit gegaan dat de uitvoeringskosten van pilotprojecten apart begroot moeten worden en dat daarin ook de kosten voor het benodigde vooronderzoek en de monitoring opgenomen zullen zijn.

10. Bemensing, planning, voorlopige kostenraming en aansluiting op beleidsvragen Het bovenstaande projectvoorstel wordt gezien als een samenhangend geheel waarbij de deelprojecten gezamenlijk de basis leggen voor de beantwoording van de in par. 1 beschreven beleidsvragen. Hieronder wordt per deelproject vermeld op welke beleidsvragen het accent ligt (conform de nummering in par.1). Er

wordt vooralsnog uitgegaan van een looptijd van 6 jaar voor de uitvoering van het gehele project. Op basis van een evaluatie kan daarna bezien worden of, hoe en met welke intensiteit een voortzetting noodzakelijk c.q. gewenst is. Deelproject I. Participatie en integratie. Voor de bemensing van het deskundigenteam wordt gedacht aan 3 4 mensen (ca. 1,5 fte.) die gezamenlijk deskundigheid in huis hebben op de gebieden van governance (kustbeleid, natuurbeleid en ruimtelijke ordening) geomofologie, bodemkunde, hydrologie en ecologie. Fasering : 2 fasen van 3 jaar, na eerste 3 jaar een evaluatie met go/nogo besluit voor volgende 3 jaar. Produkten : Duurzame samenwerking betreffende integraal kust- en eilandbeheer, integratie van bestaande en nieuwe kennis, vertaling t.b.v. gebruik in de vorm van adviezen, voorlichting, excursies, deelrapporten, mogelijk een handboek. Voorlopige kostenraming : ca. 500k voor 3 jaar. Accent op beleidsvragen : 1, 4 en 5. Deelproject IIa. De effecten van het huidig kustbeheer op de eilander hydrologie. Uitbesteding aan onderzoeksinstituut met expertise op het gebied van hydrologie en hydrochemie. Opzetten in samenhang met onderdeel III.a.3. (zie onder) Fasering : Uitgegaan wordt van een onderzoeksperiode van 2 jaar. Produkten : Rapport en presentaties op de eilanden. Voorlopige kostenraming : ca. 200k. Mogelijkheden voor cofinanciering nagaan. Accent op beleidsvragen : 2, 3 en 5. Deelproject IIb. Reconstructies van effecten van verschillende kustbeheerregimes op landschapsniveau. Uitvoering door deskundigen uit projectteam in combinatie met deelproject I. Fasering : Uitgegaan wordt van een onderzoeksperiode van 3 jaar. Produkten : Rapport en populaire publicatie, presentaties op de eilanden, brede inzet bij voorlichting en communicatie. Voorlopige kostenraming : ca. 60k t.b.v. materiaal en reiskosten. Salariskosten vallen onder deelproject I. Accent op beleidsvragen : 2 en 5. Deelproject IIIa. Meegroeien met de zeespiegel. Omvat de vanuit het Deltaprogramma als prioritair beschouwde onderdelen van het project DYNAMIEK. Uitgegaan wordt van uitbesteding aan het gelijknamige consortium. Fasering : Het gaat in alle gevallen om onderzoeken met een looptijd van max. 5 jaar. Produkten : Rapporten, wetenschappelijke peer-reviewed publicaties, populaire samenvattingen en presentaties op de eilanden. Voorlopige kostenraming : TOTAAL: 1650-1950k (IIIa1.: ca. 750k, IIIa2.: ca. 300-600k, IIIa3.: ca. 600k). Het project wordt alsnog ingediend bij het Waddenfonds. Accent op beleidsvragen : 1, 2 en 3. Deelproject IIIb. Praktijkonderzoek. Dit project moet werkendeweg vorm krijgen. Over de fasering en de benodigde financin is op dit moment nog niet veel te zeggen. Dat hangt nu juist sterk af van besluiten die in onderdeel I. gestalte moeten krijgen. Dezen zullen gefaseerd genomen worden in de loop van de komende jaren. Om een stimulans aan het programma als geheel te geven is het wel zeer gewenst het komende jaar n of enkele pilotprojecten te selecteren die in 2012/2013 uitgevoerd kunnen worden. Accent op beleidsvragen : 1, 4 en 5.

Bijlage 1 Groslijst pilotprojecten :


Schiermonnikoog: - Washoverherstel paal 8 - Westerplas (her)vormen naar Westerkwelder Ameland: - Zout-zoet verbinding Neerlands Reid met noordelijk duingebied - Kerven in zeereep ter hoogte van Neerlands Reid - Dijkversterking in combinatie met bescherming Fugelplle - Zout-zoet verbinding voormalige slenk onder Ballum via duiker herstellen Terschelling: - Kleine washovers Cupidos polder creren via doorbraken in Tjerk Hoekstra stuifdijk - Aangepast beheer verstuiving paal 15-20 met normering van minimum hoogte - Stimuleren kwelderontwikkeling ten zuiden van de polder Vlieland: e e - Verruimen zout-zoetovergangen 3 en 4 Kroons polders - Natuur suppleties ergens ter hoogte van de Vliehors Texel: - Bestudering effecten reconstructie slenk De Slufter - Verzilting Polder Wassenaar - Combi dijkversterking en aanleg buitendijkse kwelder ter hoogte van Prins Hendrikdijk

Vous aimerez peut-être aussi