Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
1. FUNCTIES
1.2 Wat betekenen volgende zinnen? Er kan meer dan één mogelijkheid juist zijn.
1. Het is niet onmogelijk dat ik kom. Ik kom misschien.
a, Ik kom vast en zeker.
b. Ik kom misschien.
c. Ik kan niet komen.
2. Als ik jou was, zou ik hem bellen. Mijn advies is: bel hem.
a. Ik wou dat ik was zoals jij. Dan zou ik hem bellen.
b. Ik zou hem in geen geval bellen.
c. Mijn advies is: bel hem.
3. Help me nu toch eens! Wil je me nu eindelijk eens helpen? Ik
heb het je al drie keer gevraagd.
a, Ik durf het je bijna niet te vragen maar wil je me alsjeblieft helpen?
b. Je hoeft me maar één keer te helpen.
c. Wil je me nu eindelijk eens helpen? Ik heb het je al drie keer gevraagd.
4. Wat jij zegt is onzin! Het klopt niet wat je zegt.
a. Wat jij zegt is niet waar.
b. Het klopt niet wat je zegt.
c. Je maakt slechte zinnen.
5. Mijn moeder is weer gelukkig. Ze heeft Mijn moeder is weer gelukkig want ze
immers een nieuwe én rijke man leren kennen. heeft een nieuwe én rijke man leren kennen.
a. Mijn moeder is weer gelukkig want ze heeft een nieuwe én rijke man leren kennen.
b. Mijn moeder is weer gelukkig. Ze heeft trouwens een nieuwe én rijke man leren kennen.
c. Mijn moeder is weer gelukkig. En bovendien heeft ze een nieuwe én rijke man leren kennen.
2. WOORDENSCHAT
2.1 Vul het juiste woordje in. Elk goed woord is een half punt waard.
1. Xavier gaat naar de bank om zijn geld op een rekening te zetten.
2. Volgens Anton besteedt Vera niet genoeg tijd aan haar studie.
3. Anton geniet van de aandacht die hij krijgt.
4. Vera zit in haar eentje te studeren terwijl Anton en Xavier zich amuseren.
5. Anton weet niet goed hoe hij moet omgaan met de mensen uit de 21e eeuw.
6. Professor Vanonder wil niet dat zijn studenten alles uit het hoofd leren.
7. Vera is helemaal niet bang om te zakken voor het examen van professor Vanonder.
8. Anton beschouwt Vera als een collega.
9. Xavier kan moeilijk wennen aan zijn functie als leider van de expeditie.
10. Of Vera zal slagen of niet, dat is afhankelijk van hoeveel ze studeert.
2.5 Welk woord past in welke context? Soms moet de vorm worden aangepast. Een juist
antwoord is een half punt waard.
eenzaam - alleen
Hoewel ik niet alleen in mijn kantoor zit, voel ik me toch een beetje eenzaam sinds mijn collega
naar het buitenland vertrokken is.
1. overschrijven - overtuigen
Na een halfuur heb ik mijn man eindelijk kunnen overtuigen om het geld over te schrijven op
onze gemeenschappelijke rekening.
2. opnemen - opgeven
Ik geef het op! Ik probeer al een kwartier om geld op te nemen aan deze automaat maar het
lukt niet.
3. trouwens - telkens
Telkens als hij binnenkomt glimlacht hij naar de meisjes! Hij is trouwens best knap, vind je ook
niet?
4. behalen - behandelen
Om een simpele verkoudheid te behandelen hoef je toch geen doktersdiploma behaald te
hebben, Dat kan ik zelf ook wel.
5. oefenen - beoefenen
Als je later professioneel sport wil beoefenen, dan moet j nog veel oefenen, hoor!
Je techniek is nog lang niet wat hij zou moeten zijn.
6. omgeving - omstandigheid
In de omgeving van het station wonen de mensen al jaren in de moeilijkste ontstandigheden:
geweld en drugs zijn er normaal geworden.
7. schade - schuld
Gelukkig had ik alleen maar wat materiële schade aan mijn auto. Toch zal mijn
verzekeringsmaatschappij niets hoeven te betalen. Het ongeval was duidelijk de schulde van
die groep fietsers.
3. GRAMMATICA
3.1 Vul de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm in. Kies uit presens, perfectum,
imperfectum en plusquamperfectum. Let goed op de tijden! Soms zijn er verschillende
mogelijkheden. Een juiste werkwoordsvorm is een half punt waard.
1. (zijn - zich inschrijven)
Als ik jou was, schreef ik me meteen in voor die cursus. /<voor die cursus in.>
2. (investeren — opleveren)
Vroeger investeerden veel mensen hun geld in kleine bedrijven maar nu levert dat niet zo veel
meer op.
3. (zijn - zich verbazen - zijn - zeggen)
We zijn onlangs met de kinderen een weekje aan de kust geweest. Het verbaasde ons dat het
weer veel beter hadden gezegd / gezegd hadden dan ze op de radio. (of: dan ze zeiden …)
4. (kunnen)
Een paar jaar geleden kon je nog geen geld overmaken met een computer.
5. (zijn - stelen - kopen)
Ik ben verschrikkelijk kwaad. Mijn fiets is ‘veer gestolen! En ik had / heb hem pas vorige week
gekocht.
6. (letten - leven)
Als we beter op de hond gelet hadden / hadden gelet, leefde hij nu waarschijnlijk nog. (of: had
hij nu waarschijnlijk nog geleefd)
7. (werken - verdelen)
Toen ik als ober in een restaurant werkte, vedeelden we alle fooien gewoon onder het
personeel.
3.2 Doe nu hetzelfde als in de vorige oefening met de werkwoorden in de tekst hieron der.
Soms moet er een ‘te’ worden toegevoegd. Een juiste vorm is een half punt waard.
Ik ... (1) vanmiddag naar een concert van een klein kamerorkest. Toen ik daar ... (2), ... (3) ik dat de
violist mijn buurman ... (4). Hij ... (5) zich heel formeel en ... (6) alsof hij me nog nooit ... (7). Ik ... (8)
wel een beetje teleurgesteld maar ik ... (9) dat hij heel goed ... (10). Na het concert ... (11) ik nog een
glaasje wijn en toen ... (12) ik naar huis. Nu ... (13) ik • altijd de televisie als mijn buurman ... (14), dan
... (15) ik van zijn muziek zonder dat ik zijn onvriendelijke gezicht ... (16).
Ik ben vanmiddag naar een concert geweest van een klein kamerorkest / van een klein kamerorkest
geweest. Toen ik daar aankwam, ontdekte ik dat de violist mijn buurman was. Hij gedroeg zich heel
formeel en deed alsof hij me nog nooit gezien had / had gezien. Ik was wel een beetje teleurgesteld
maar ik moet toegeven dat hij heel goed speelde / gespeeld heeft. Na het concert heb ik nog een
glaasje wijn gedronken en toen hen ik naar huis gegaan. (of: dronk ik nog ... en toen ging ik naar huis)
Nu zet ik altijd de televisie uit als mijn buurman zit te oefenen, dan kan ik van zijn muziek genieten
zonder dat ik zijn onvriendelijke gezicht hoef te zien.
1. gaan 9. moeten + toegeven
2. aankomen 10. spelen
3. ontdekken 11. drinken
4. zijn 12. gaan
5. zich gedragen 13. uitzetten
6. doen 14. zitten + oefenen
7. zien 15. kunnen + genieten
8. zijn 16. hoeven + zien
3.3 Te of geen te? Kruis aan. Een juist antwoord is een half punt waard.
1. De studenten probeerden chaos te veroorzaken in de klas, maar het is ze niet gelukt.
a. te
b. /
2. De prijzen zullen snel verhogen. Let op mijn woorden.
a. te
b. /
3. De problemen bij ons op kantoor beginnen langzaam maar zeker te verminderen.
a. te
b. /
4. Beloof je Tim nooit meer tegen zijn benen te schoppen?
a. te
b. /
5. We kunnen die brief niet op sturen met zoveel fouten erin!
a. te
b. /
6. Als ik zo naar buiten kijk,dan overweeg ik om een paar dagen vrij nemen, te nemen, ja.
a. te
b. /
7. De zon schijnt hier al twee weken! Het is niet ... geloven.
a. te
b. /
8. Aan je accent is het niet ... horen dat je eigenlijk Spaanstalig bent.
a. te
b. /
9. Ga nu maar naar huis want ik heb nog veel ... doen.
a. te
b. /
10. Anton en Xavier zitten buiten ... kaarten.
a. te
b. /
11. Blijf je vanavond bij me ... eten?
a. te
b. /
12. Bart was zo bang dat hij zijn hart in zijn keel voelde ... kloppen.
a. te
b. /
13. Ik heb mijn zoontje zijn huiswerk helemaal alleen laten ... maken en hij had maar één fout.
a. te
b. /
14. Je moet wel gek zijn om in één dag van België naar Zuid-Spanje rijden.
a. te
b. /
15. Mag ik nog één keer vragen om geen stomme verhaaltjes ... verzinnen? Ik wil gewoon de
waarheid weten.
a. te
b. /
16. Tina kwam maar even langs, zei ze, maar ze is de hele avond blijven praten.
a. te
b. /
17. Ik ben vergeten ... controleren of ik mijn naam wel heb ingevuld op mijn examenbladen.
a. te
b. /
18. Mona durfde haar vader niet ... zeggen dat ze zwanger was.
a. te
b. /
4. LEZEN
Lees de tekst en los de vragen op. Bij multiple-choicevragen krijg je één punt voor een juist antwoord.
Bij juist-foutvragen krijg je één punt als je een juiste stelling als juist aankruist en twee punten als je
een foute stelling als font aankruist en ook de font kunt verbeteren.
Het vrekkenechtpaar
de vrek: iemand die heel gierig is
het echtpaar: een getrouwd koppel
Hanneke van Veen en Rob van Eeden wilden wel eens wat anders. Ze wilden anders gaan leven.
Goedkoper vooral. Ze begonnen bij zichzelf. Daarna startten ze een krant op vol nuttige tips om te
besparen. En nu geven ze ook cursussen om mensen te overtuigen van hun nieuwe manier van
leven.
Hanneke:
2. Die onvrede van me uitte zich als ik bijvoorbeeld ergens buiten de deur at. Ik vond het helemaal
niet lekker of ik vond het helemaal niet gezellig. Eten in een restaurant kost een heleboel geld
en thuis eet ik net zo graag macaroni met kaas. Iets heel simpels smaakt me net zo lekker. Op
een bepaald moment ben ik daar met Rob over gaan praten. Ik zag het niet meer zitten om zo
door te gaan. Ik verlangde eigenlijk naar echt blij zijn. Ik zou graag hebben dat het weer een
beetje zoals vroeger was. Vroeger, toen het nog leuk was. Als je toen een keer bij mensen thuis
of in een restaurant ging eten, dan was dat echt een feest. Als er taart was, was dat iets heel
bijzonders. Op het werk is er nu altijd wel iemand jarig en heel vaak wordt er dan op gebak
getrakteerd. Een echt feest is dat al lang niet meer: “Alweer een taartje!”
bezuinigen: besparen
veel moeite kosten: heel moeilijk zijn
overtroeven: proberen beter te doen dan iemand anders
3. Rob was in het begin niet zo’n voorstander van mijn ideeën. Je werkt en je hebt geld; waarom zou
je dan zuiniger gaan leven? Maar toen bleek dat we echt hele bedragen konden besparen, begon
hij er ook wel iets voor te voelen. Bezuinigen zou veel geld op kunnen leveren en dan had het
tenminste ook een beetje zin. Het was ons wel duidelijk dat zuinig leven veel moeite kost want je
moet toch allerlei gewoonten even opzijzetten of gaan veranderen. We zijn toen een aantal
maanden aan het experimenteren gegaan en merkten dat we het eigenlijk heel leuk vonden. We
lagen af en toe dubbel van het lachen. Er kwamen de raarste dingen uit, want we gingen elkaar
een beetje overtroeven. Het leidde ertoe dat je je ook bijvoorbeeld in het donker zou kunnen
douchen of iets scheren, want dat ging toch allemaal op gevoel.
het taboe: iets waarover je volgens veel mensen niet mag praten
4. Nu geven we ook cursussen over bezuinigen. We nemen onszelf als voorbeeld zodat ook de
cursisten openlijk over hun financiële situatie kunnen praten. Ze zeggen ons dat ze het heel
vreemd vinden dat wij zomaar tegen een hele club mensen vertellen wat we verdienen, over
houden en sparen. Dat is echt nog een taboe.
het merk: naam die een fabrikant geeft aan zijn product
het label: een etiket met een naam of symbool op
6. Je ziet ook dat sommige mensen die in de meest nare financiële situaties zitten, daar toch nog
iets van proberen te maken en daar trots op zijn. We kennen bijvoorbeeld een vrouw en die
heeft nog nooit kleren gekocht. Ze heeft alles uit de vuilnisbak of uit de tweedehandswinkel. Dat
is natuurlijk helemaal niet makkelijk, want ze heeft zes kinderen die ook nog eens in de
puberteit zitten en allemaal Adidas of Reebok willen. Weet je wat ze doet? Ze koopt kleding op
allerlei tweedehands markten, Ze heeft zelfs haar eigen rnerk. Dat is een prachtig geborduurd
duurd labeltje dat ze laat maken. Dan knapt ze de kleren op en zet daar haar labeltje op. De
kinderen op school vragen aan haar kinderen: “Waar koop je dat. is niet te koop,” zeggen ze
dan, “voor geen geld.” Als je zoiets doet, dan ben je creatief.
De spullen: dingen
De rommel: spullen die door elkaar liggen of spullen van slechte kwaliteit
7. Eigenlijk moet je denken ‘alles is er al’. Je hoeft niet naar de winkel te gaan, maar je gaat
gewoon naar de buren, vrienden, kennissen of familie. Daar ligt alles al kant en klaar op je te
wachten. Die mensen hebben dat ooit eens gekocht en zitten er nu mee: kasten vol met spullen
en rommel. En dan denken ze ‘wat heb ik toch weinig ruimte”. Als jij hen dus gaat vertellen dat
je iets nodig hebt, dan merk je dat de dingen naar je toe komen.
- Hanneke en haar man verdienden veel geld, maar ze gaven het weer uit in hun vrije tijd.
alinea 2: juist of fout?
- Hanneke vindt dure gerechten uit een restaurant lekkerder dan macaroni met kaas.
- Vroeger vond Hanneke het leuk om bij mensen thuis of in een restaurant te gaan eten omdat
dat toen iets speciaals was, een beetje zoals een feest.
- Taart op een feestje is niets bijzonders meer voor Hanneke.
alinea 3: Kruis het correcte antwoord aan.
Wat betekent “Rob was in het begin niet zo’n voorstander van de ideeën van zijn vrouw?”
a. Rob was meteen enthousiast over de plannen van zijn vrouw.
b. Rob vond het in het begin niet nodig om minder geld uit te geven.
c. Rob wilde alleen bezuinigen als het niet te veel moeite zou kosten.
Lees eerst de vragen hieronder. Luister daarna een tweede keer en probeer de juiste ant
woorden te vinden.
4. Vera wil weten wie ze aan de lijn heeft. Hoe vraagt ze de naam van de persoon aan de andere
kant?
6. Vera neemt de telefoon op. Hoe vraagt Hanna Huysmans of ze Xavier kan spreken?
9. Hanna Huysmans geeft Xavier, Vera en Anton telkens een reden waarom ze met hen wil
spreken. Welke redenen zijn dat?
voor Xavier:
voor Vera:
voor Anton:
10. Anton vertelt Hanna Huysmans dat hij veel zal verdienen. Hoe zegt hij dat precies?
11. Anton vraagt wie die mevrouw aan de telefoon eigenlijk was. Xavier zegt dat hij dat helemaal
niet weet. Met welke twee woorden drukt hij dat uit?