Vous êtes sur la page 1sur 8

Het

Menselijk Keuzegedrag:

Een Universeel Model als Spiegel van de Werkelijkheid


Vrije Universiteit Economie en Bedrijfseconomie Wetenschapsleer Groep 2.05 Robin Massini Robert-Jan van der Poel Bart Willemstein

I Inleiding
Wie is er niet grootgebracht met de levenswijsheid: er een nachtje over slapen? Na een nachtje slapen zal de oplossing vanzelf komen. Soms blijkt dit te kloppen, maar vaak ook niet. Als we slapen zijn we niet in staat om bewust na te denken, toch is het dan mogelijk beslissingen te nemen.

Het

nemen

van

beslissingen

is

een

complex

proces,

afhankelijk

van

verschillende factoren. Omdat er zo veel factoren zijn, is het lastig tot een goed model te komen. Het is de vraag of er een model is dat ons een goede verklaring geeft voor menselijk handelen, maar ons niet laat

verstrikken in een eindeloze hoeveelheid uitzonderingen. Het is dus de vraag of er wel sprake kan zijn van een universele theorie die het keuzegedrag van mensen kan verklaren.

In

dit

essay

gaan

we

aan

de

hand

van

het

neoklassieke

rationele

keuzemodel en verschillende kritiekasters proberen een eigen model te construeren die een betere voorspelling van de werkelijkheid geeft. We zullen dan ook beginnen met het bespreken en het beoordelen van verschillende invalshoeken met betrekking tot het keuzegedrag van de mens. Daarna gebruiken we verschillende inzichten en raamwerken om tot een zo

waarheidsgetrouw mogelijk model te komen. In onze conclusie zullen we uiteindelijk terugblikken op de beperkingen die ten grondslag liggen aan een universeel model.

II Inzichten op het keuzegedrag van de mens


Nemen we het voorbeeld van het kopen van een fles shampoo, dan is het volgens Dijksterhuis eenvoudig kenmerken tegen elkaar af te wegen. Hierbij valt te denken aan geur, kwaliteit (ervaring), verpakking en prijs. Dijksterhuis stelt in zijn boek Het slimme onbewuste1 dan ook dat dit soort keuzen door de ratio genomen worden. Dit is vergelijkbaar met het idee dat

McKenzie/Tullock2 presenteren over rationeel kiezen: baten moeten opwegen tegen kosten teneinde een zo groot mogelijk verwacht nut te realiseren.

Daarentegen stelt Dijksterhuis, dat het veel vaker niet mogelijk is om bewust een beslissing te nemen. Met name bij grotere beslissingen - goed voorbeeld hier is het kopen van een huis zijn er te veel factoren die meewegen om je bewuste een keuze te laten maken. Als je het onderwerp (en jezelf) laat rusten, waar slaap een ultieme vorm van is, dan neemt het onbewuste het over van het bewuste. Met een 200.000 maal grotere capaciteit, komt een individu volgens Dijksterhuis zo toch tot een beslissing.

Dijksterhuis heeft het hierbij over de afweging van plus en minpunten. Een klassieke econoom kan dit opvatten als een kosten en baten analyse uit het rationele keuzemodel. Dijksterhuis geeft echter ook nog ruimte aan gevoel, wat tot gevolg heeft dat de plussen en minnen niet slechts door fysieke eigenschappen worden ingevuld. Het gevoel is een breed begrip waarin onder andere waarden, normen en emoties een rol spelen. Met deze beschrijving stapt hij af van het idee van een instrumentele rationele keuze. Het gevoel heeft meer weg van normatieve affectieve factoren zoals Etzioni die in zijn stuk Beyond Rationalism: The role of Values and Emotions3 beschrijft.

1 2 3

Dijksterhuis, A., Het slimme onbewuste McKenzie, R.B., Tullock, G., The New World of Economics Etzioni, A., The Moral Dimension, toward a New Economics, Part II

Waar Dijksterhuis vaag in blijft, is de precieze werking van het onbewuste. Etzioni geeft soortgelijke ideen over de grote rol die normen en waarden spelen, terwijl Sen4 meent dat een individu ook door sympathie en

commitment bewogen wordt in zijn keuze. Krijnen5 geeft in zijn these handreikingen over mogelijke grondslagen van de keuzetheorie, die afwijken van de gronden van het rationele keuzemodel. Wat al deze auteurs gemeen hebben is dat ze aantonen dat er meer, en tevens diepere gronden zijn die onze keuzen benvloeden, dan dat het rationele keuzemodel doet vermoeden. Al deze auteurs zijn er echter ook beter in de bestaande theorie van de neoklassieken te falsificeren, dan een eigen, nieuw, beter model te geven. Verder dan het creren van een raamwerk met gronden voor een nieuwe theorie om het menselijk keuzegedrag te verklaren komen ze niet.

Een

groot

probleem

voor

het

creren

van

een

model

voor

menselijk

keuzegedrag is het feit dat we (nog) niet met zekerheid weten welke factoren en gronden van invloed zijn op keuzes. Dit komt voornamelijk doordat het lastig is om het denken van de mens (de ratio), tezamen met natuurlijke impulsen (emoties en driften) aan onderzoek te toetsen. Wat voor nu het beste model is, is dan ook lastig te bepalen. Zodra we bijvoorbeeld ook ervaring in een model laten meewegen, is er geen herhaalbaar en zo dus controleerbaar empirisch onderzoek mogelijk, aangezien ervaring niet

kwantitatief is uit te drukken.

Dijksterhuis maakt in zijn boek een goede start, door te stellen dat er bewust en onbewust beslissingen worden genomen. Dit laat zich vertalen in rationele factoren en minder rationele factoren. Hoe complexer de keuze, hoe kleiner het aandeel van rationele factoren. Dit is logisch te verklaren, want

4 5

Sen, A., Rational Fools: A critique of the behavioral foundations of economic theory Krijnen, Rational Choice en menselijk gedrag

hoe complexer de keuze, hoe lastiger het wordt om alles rationeel af te wegen en hoe belangrijker het gevoel voor de keuze wordt.

De

minder

rationele en de van

factoren sympathie Krijnen

van van

Dijksterhuis Sen zijn

kunnen theorie, aan

bijvoorbeeld of de

het

commitment

maximen sociale

(gedragsregels)

zijn.

Het

voldoen

geldende

maatstaven benvloedt dan ook onze gedragingen, iets dat Dijksterhuis ook in zijn boek bespreekt. Ook Etzioni heeft het in zekere zin over deze

maatstaven, maar dan in de vorm van normatieve factoren. Hffe6 stelt dat we niet slechts streven naar instrumentele rationaliteit, maar ook naar geldigheid van onze doelen streven en tevens gebruik maken van morele en ethische evaluaties. We kunnen dan ook voorzichtig concluderen, dat de verschillende kritiekasten van het rationele keuzemodel eenzelfde soort

raamwerk bieden voor een nieuwe keuzetheorie.

Als we vanuit dit perspectief de case bekijken uit het hoorcollege, de bespreking van een liefdesrelatie, is het lastig deze zoals A puur rationeel te beschouwen. We kunnen namelijk het voor het rationele keuzemodel noodzakelijke egosme niet plaatsen. Immers, in een liefdesrelatie doe je ook dingen om de ander te plezieren. Jij maakt kosten, terwijl de ander de baten krijgt. Anderzijds is het plezier van de ander natuurlijk een baat voor jezelf, maar dat is vanuit het ratio niet te beschrijven. Dat is een affectieve factor zoals Etzioni die beschrijft.

Hiermee had Etzioni misschien wel een krachtiger argument in huis, dan hij zelf in de gaten had. Want wanneer we een dergelijke affectieve factor meenemen in de overweging, hebben we een maatstaf gevonden op basis waarvan we nut kunnen waarderen. Analoog hieraan kan ook een normatieve factor een maatstaf zijn voor een nutoverweging. Op deze wijze zou het

Hffe, O., Political Justice, Foundations for a Critical Philosophy of Law and the State

gedachtegoed van Etzioni bruikbaar zijn binnen een rationeel keuzemodel. Wel zal dit betekenen dat we niet meer kunnen spreken van instrumentele rationaliteit. Normen en waarden liggen dan namelijk ten grondslag van de nutberekening waardoor er geen sprake meer is van het egostisch nastreven van eigen doelen. Het is dan ook maar de vraag of we nu nog kunnen spreken van het rationele keuzemodel van de neoklassieken als McKenzie en Tullock.

Als we terug gaan naar de case van de relatie, dan zien we dat B het meer vanuit het gevoel beschrijft. B stelt de vraag hoe het komt dat je verliefd wordt. Dit is een vraag die zich slecht door het rationele keuzemodel laat verklaren. Normatieve affectieve factoren spelen hier ongetwijfeld een rol, omdat het met emotie heeft te maken. Maar het is ook een vorm van commitment die je aangaat en sympathie die je voor elkaar hebt. Verliefdheid kan dus gezien worden als een soort samenwerking dat een stel met elkaar aangaat waarin ze elkaar ondersteunen.

Terug naar het rationele keuzemodel. Als de verliefdheid over is dan zegt dit model dat de volgende verliefdheid van toepassing is op eenzelfde persoon, aangezien de preferentie onveranderlijk is. Hier volgt een ander commentaar op het rationele keuzemodel: het gebrek aan reflexiviteit zoals Krijnen dit beschrijft. Preferenties worden geacht gegeven en onveranderlijk te zijn. Het is alom bekend dat de meeste mensen een preferentie hebben voor variatie. Daarnaast is het zo dat als preferenties inderdaad gegeven zijn, dat we geen keuzevrijheid hebben. En dit is wel heel gek. Het rationele keuzemodel stelt dus dat we die preferentie kiezen die ons nut maximaliseert, terwijl onze preferentie al bekend is. Het rationele keuzemodel haalt zijn eigen

veronderstellingen dus onderuit. En als we dan ook nog voortschrijdend inzicht, nieuwe ervaringen en impulsen uit de omgeving meenemen, dan wordt deze stelling zeer onhoudbaar.

III Een waarheidsgetrouw model


Om tot een nieuw model te komen, moeten we kijken welke theorien verdedigbaar zijn en hoe we de verschillende inzichten kunnen gebruiken. Het principe van nutmaximalisering uit het rationeel keuzemodel is een goed concept om vanuit te starten, mits we het bereik van de begrippen vergroten. Het meten van nut berust volgens ons dan ook op onderliggende

maatstaven. Hierdoor implementeren we de reflexiviteit van Krijnen in ons model en verwijderen we de tegenstelling van gegeven preferenties uit het rationele keuzemodel. Om maatstaven vorm te geven kunnen we normatieve en affectieve factoren inzetten, maar bijvoorbeeld ook gebruik maken van commitment of morele en ethische evaluaties.

Naast deze factoren bestaat er ook nog feitelijke informatie die moet worden geanalyseerd en overwogen om tot een keuze te komen. Voor dit soort keuzen is volgens ons een ratio nodig. Zonder ratio (lees: common sense) is het dan ook niet mogelijk om een keuze in de werkelijkheid te realiseren, bijvoorbeeld door te achterhalen of een droomhuis betaalbaar is.

Vervolgens nemen we afscheid van de neoklassieke invulling van het begrip rationaliteit. Onze bredere opvatting van rationaliteit betreft namelijk ook een streven naar de geldigheid van de doelen middels morele evaluaties. Volgens ons streeft een mens er dan ook naar om volgens algemene normen en waarden hun keuzen te verantwoorden.

Als we dit model vervolgens zouden toepassen op de werkelijkheid zouden we waarschijnlijk kunnen concluderen dat er veel verschillende soorten keuzen zijn, die allemaal op verschillende gronden worden genomen. Dit betekent dat er per soort keuze een weloverwogen gewicht moet worden gegeven aan onze verschillende maatstaven. Ons model, waarmee we zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid willen komen, zal hierdoor zeer complex

worden. Daarnaast zal het lastig zijn om dit model te ondersteunen met empirische resultaten.

IV Conclusie
Zoals we met het creren van ons eigen model hebben ondervonden, is het zeer lastig om een waarheidsgetrouw model te maken die bruikbaar is om voorspellende kracht uit te oefenen. In de eerste plaats is het model gebaseerd op vooronderstellingen en onze huidige kennis van het menselijke gedrag. Doordat een groot deel van het besluitvormingsproces een intern proces is, wordt de mogelijkheid van toetsing beperkt. Daarnaast is met ons model gebleken dat als je rekening houdt met de verschillende maatstaven en factoren, het model te complex wordt om in de werkelijkheid te gebruiken.

Voor de vraag of er sprake kan zijn van een universeel model voor keuzegedrag dat gebaseerd is op de werkelijkheid is het misschien nog wel belangrijker dat geen enkel individu zijn of haar keuzes op precies dezelfde manier maakt en dat elke andere situatie vraagt om een andere mix van maatstaven om het menselijke gedrag te voorspellen. Dit zal namelijk

betekenen dat bij elk universeel model sprake is van een generalisering, terwijl elk individu de uitzondering op de regel zal zijn. Wat volgt is een model dat in geen enkel geval een nauwkeurige voorspelling kan doen.

Wij concluderen dan ook dat er met de kennis van nu geen universeel waarheidsgetrouw model voor het keuzegedrag mogelijk is, aangezien het menselijke gedrag nog te complex is om volledig te begrijpen. Er zijn dan nog steeds vele vraagstukken over wie wij, als mens, zijn en wat ons beweegt tot handelen. Onze generatie is dan ook niet de eerste, en zal ook zeker niet de laatste zijn die zich met dit vraagstuk bezig zal houden. Zo vroeg de grote filosoof Aristoteles in de vierde eeuw voor Christus zich het volgende al af: Wat is de mens? Een monument van zwakheden, een prooi van het moment, een speling van het lot; al wat rest is slijm en gal.

Vous aimerez peut-être aussi