Vous êtes sur la page 1sur 4

ECONOMIE

GROENE KOPIE
meerkeuze (40p) 1)Een inelastisch aanbod wordt weergegeven door volgend figuur: A: een steile stijgende curve B: een vlakke stijgende curve C: een verticale rechte D: een horizontale rechte Antwoord A 2)Volgende cijfers zijn gekend: BBPf = 293 mlD: ; Ti= 12 mld; Sub= 5mld; D= 8 mld; (XyMy)=3Mld; De hoogte van het NNPm is gelijk aan: A: 288 B: 300 mld C: 295 mld D: 292 mld Antwoord: C 3)In een gesloten economie zonder Overheid zijn volgende waarden gegeven: Ygb= 7600 euro; BNP= 8.320 euro; Sg= 320 euro; Sn=920 euro De waarde van Ibr is geblijk aan: A: 320 EUR B: 1040 EUR C: 920 EUR D: 1220 EUR Antwoord B 4)En van de volgende verrichtingen (indien ze een aanzienlijk niveau bereiken) verzwakt de eigen munt, de overige verrichtingen zullen de eigen munt versterken. Duid de verzwakkende verrichting aan: A: Belgische vrachtwagenchauffeurs verzorgen transport voor ons land door buitenlandse bedrijven B: onze export van chemische en farmaceutische producten C: buitenlandse toeristen aan de Belgische kust D: Belgen die verre buitenlandse reizen maken Antwoord: D

5)De elasticiteit van het aanbod van tomaten bedraagt +0.5. De huidige afzet is 500 ton, men wil deze verlagen tot 450 ton. Wat moet er gebeuren met de prijs van de tomaten om het gestelde doel te bereiken? A: een prijsdaling met 10% B: een prijsstijging met 10% C: een prijsdaling met 20% D: een prijsstijging met 20% Antwoord: C 6)En van de onderstaande stellingen hoort niet thuis bij protectionisme: welke? A: zoveel mogelijk selfsupporting zijn i.v.m. de voedselvoorziening B: exportsubsidies geven op de export van Europese landbouwproducten C: invoerheffingen toepassen op de producten waarvan de bedrijfssector in eigen land nog in volle ontwikkeling is D: mijn grenzen open stellen voor producten uit landen met lage lonen Antwoord: D 7)De evolutie van de rele waarde van het BNP(m) wordt benvloed door: A: de evolutie van prijzen en hoeveelheden B: de evolutie van prijzen alleen C: de evolutie van hoeveelheden alleen D: de evolutie van prijzen of hoeveelheden Antwoord: A 8)Een evenwijdige verschuiving van de budgetlijn naar links kan onder volgende omstandigheden: A: een inkomensverhoging bij constante prijzen B: de prijs van n van de goederen verdubbelt, de andere prijzen en het budget blijven constant C: de prijzen van beide goederen verdubbelen bij een constant budget D: de prijzen van beide goederen halveren bij een constant budget Antwoord: C 9)Als de overheid een maximumprijs oplegt op de markt voor een bepaald product dan betekent dit: A: een bescherming van de producent van het betrokken goed B: een bescherming van de consument van het betrokken goed C: een prijsstelling onder de geldende marktprijs van het betrokken goed D: een stimulans voor extra productie van hete goed Antwoord: B

10)Als de overheid een maximumprijs oplegt op de markt voor een bepaald product dan betekent dit: A: een bescherming van de producent van het betrokken goed B: een bescherming van de consument van het betrokken goed C: een prijsstelling onder de geldende marktprijs van het betrokken goed D: een stimulans voor extra productie van hete goed Antwoord: B 11)Productdifferentiatie is een kenmerk van en van de volgende marktvormen: A)Monopolie B)Volkomen concurrentie C)Oligopolie D)Monopolistische concurrentie Antwoord: D 12)Hoe ziet de indifferentiecuve eruit van 2 substitueerbare goederen? A een stijgende lijn B een dalende lijn C een horizontale D een verticale Antwoord: 13)Stel, het inkomen blijft hetzelfde, maar goed X en goed Y worden alletwee duurder. De prijsstijging van bijde goederen is evenredig, wat gebeurt er met de budgetlijn? A: De helling verandert B: De budgetlijn schuift evenwijdig naar Rechts C: De budgetlijn schuift evenwijdig naar links D: De budgetlijn verschuift niet Antwoord: C

14)Als de banken hun minimumreserves doen stijgen, wat gebeurt er dan? A: de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt en de rente daalt B: de maatschappelijke geldhoeveelheid daalt en de rente stijgt C: de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt en de rente stijgt D: de maatschappelijke geldhoeveelheid daalt en de rente daalt Antwoord:

Vraag 2: Kan het BNpm groter zijn dan het BBpm bewijs met formukes + verklaar alle symbolen Vraag 3: grafiek met marginale kosten/marginale opbrengst TK/TO of was het GTK en GTO? Zie boek (2009) p100, benoem de lijnen van GO=P=V, MO, MK en GTK bij een monopolie. Ook werd P en Q gevraagd bij maximale opbrengst, maximale winst en het technisch optimum + een beetje uitleg waarom

Vous aimerez peut-être aussi

  • Roze Kopie
    Roze Kopie
    Document7 pages
    Roze Kopie
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation
  • Paarse Kopie
    Paarse Kopie
    Document16 pages
    Paarse Kopie
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation
  • Paarse Deel 2
    Paarse Deel 2
    Document11 pages
    Paarse Deel 2
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation
  • Lege Kringloop
    Lege Kringloop
    Document1 page
    Lege Kringloop
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation
  • Gele Kopie
    Gele Kopie
    Document1 page
    Gele Kopie
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation
  • Economie
    Economie
    Document24 pages
    Economie
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation
  • Blauwe Kopie
    Blauwe Kopie
    Document3 pages
    Blauwe Kopie
    Matthias Rochtus
    Pas encore d'évaluation