Vous êtes sur la page 1sur 88

FINANCILE ANALYSE

1 INLEIDING

RAPPORTERING

EN

De consolideerde jaarrekening

Omdat meerdere ondernemingen een affiliatieverbanden (groepen) hebben de dag van vandaag, geven de enkelvoudige JR geen volledig beeld weer van de ondernemingen / groepen. onvoldoende inzicht in: solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit DUS nieuwe perimeter nodig: visibiliteit verhogen door opstellen van de CONSOLIDEERDE JR (= groepsfoto opgesteld door de moeder) Zo wordt de groep voorgesteld alsof het om n enkele grote onderneming gaat, eerder dan via dochterondernemingen met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid. Zo krijgt men een beter economisch beeld van de groep dan het geheel van de individuele statutaire jaarrekeningen. Historische aanschaffingswaarde van de deelneming vervangen door de totaliteit der activa, passiva en resultaten van de deelneming, met toepassing van een aantal correcties. Hiermee wordt het verschil dat meestal ontstaat doordat aanschaffingswaarde van een deelneming wijkt meestal af van de intrinsieke waarde op de datum van verwerving aangepakt Verschil w bij consolidatie naar oorzaak geanalyseerd + toegerekend. Het niet toerekenbaar verschil w als eerste consolidatieverschil, goodwill (positief) of badwill (negatief), geboekt; Probleemaspecten / beperkingen / gevaren: - Alleen activiteiten geregistreerd voor zover die in cijfers uitgedrukt kunnen worden - Budgetten en nietfinancile informatie worden niet opgenomen (ook niet in enkv. JR) - Bij gediversifieerde ondernemingen telt men dikwijls onvergelijkbare posten bij elkaar op - Negatieve resultaten van bepaalde onderdelen van het concern kunnen versluierd worden 2 BEGRIPPEN a.) Controlebevoegheid Een onderneming dient een geconsolideerde JR op te stellen als ze 1/meer ondernemingen controleert. Controle = bevoegdheid om het financile - operationele beleid ve andere onderneming te sturen zodat voordeel kan gehaald worden uit de activiteiten van die ondernemin, dit kan door: - bezit van meer dan de helft van de aandelen (belangrijkste!) Bv. Met helft + 1 AD kan men bestuurders benoemen,JR goedkeuren, beslissen over winstbestemming - overeenkomsten (met voorwaarden voor beloning) - de bevoegdheid om de meerderheid van de bestuurders te benoemen. b.) Rechtstreekse versus onrechtstreekse controle Rechtstreekse deelneming ( A bezit 70 % van de aandelen uitgegeven door B) Onrechtstreekse deelneming (A bezit 70 % van de aandelen uitgegeven door B en B bezit 55 % van de aandelen uitgegeven door B, controle van A in C is indirect omdat hij verloopt via vennootschap B)

c.) Controlepercentage vs. Belangenpercentage Voor consolidatie nagaan: deelneming als dochteronderneming of in consolidatiekring? Hiervoor is het controlepercentage belangrijk = een uitdrukking van de macht die men heeft in een bepaalde onderneming. Het wordt berekend als % van de stemgerechtigde aandelen in het bezit van de controlerende vennootschap t.o.v. het totaal van de door de gecontroleerde vennootschap uitgegeven stemgerechtigde aandelen = graad van macht en zeggingsschap van de moeder en graad van afhankelijkheid van de dochter. Controle wordt bereikt door mogelijke machtsuitoefening, nl de stemrechten verbonden aan het AD Voor het uitwerken vd consolidatie zelf (bv bepaling consolidatieverschil en belang van derden, zie infra) gebeurt daarentegen aan de hand van het belangenpercentage belangrijk = financieel aandeel dat een vennootschap aanhoudt in het netto-actief (EV) en het resultaat van een andere vennootschap. Het wordt uitgedrukt als een percentage van het kapitaal van de onderneming waarin de aandelen worden aangehouden en geeft dus de omvang van het kapitaalbelang weer. Het belangenpercentage kan rechtstreeks en/of onrechtstreeks aangehouden worden. Voorbeeld 1 (zie afbeelding hierboven) A in B Rechtstreekse controle Controlepercentage = Belangenpercentage = 70% B in C Rechtstreekse controle Controlepercentage = belangenpercentage = 55% A in C Onrechtstreekse controle Controlepercentage = 55% Belangenpercentage = 70% x 55% = 38,5% (bij vereffening van B&C krijgt A 38.5%) Voorbeeld 2

A in B B in C A in C

Rechtstreekse controle Controlepercentage = Belangenpercentage = 70% Rechtstreekse controle Controlepercentage = belangenpercentage = 35% Controlepercentage = 25% (rechtstreeks) + 35% (onrechtstreeks) = 60% Belangenpercentage = 25% + (70% x 35%) = 49,5%

Voorbeeld 3

A heeft geen meerderheid in B (40%) kan zij stemrechten van B in C niet benutten volgens haar wil. De aandelen van dochterondernemingen die door henzelf of door hun dochterondernemingen worden aangehouden worden dan ook niet meegerekend om het controlepercentage te bepalen. Het controlepercentage van A in C beloopt hier 25 % (direct) plus 0 % (indirect), hetzij slechts 25 % waardoor A geen controlemeerderheid heeft in C.

A in B Rechtstreekse controle Controlepercentage = Belangenpercentage = 40% A in C Controlepercentage = 25% (rechtstreeks) + 0% (onrechtstreeks) = 25% Belangenpercentage = 25% + (40% x 35%) = 39%
Conclusie: controlepercentage kan afwijken van het belangenpercentage Vooral bij onrechtstreekse deelnemingen, wederzijdse deelnemingen (wanneer de dochteronderneming op haar beurt aandelen aanhoudt van de moederonderneming) en circulaire deelnemingen (wanneer een dochteronderneming zelf een deelneming aanhoudt in een andere (klein)dochteronderneming, die zelf aandelen aanhoudt van de moederonderneming van de eerstgenoemde) inde laatste twee gevallen gebruik maken van een algebrasche formule d.) Consolidatiekring = het geheel van de ondernemingen die in de consolidatie opgenomen worden = consoliderende onderneming en al haar exclusieve en gezamenlijke dochterondernemingen bevat en dit ongeacht hun werkzaamheden of vestigingsplaats begint met inventariseren van de participaties, zowel directe als indirecte (groepsorganigram) Zulks gebeurt door het uittekenen van een groepsorganigram. Hierna volgt een voorbeeld van een vereenvoudigd groepsorganigram.

Hierna volgt de berekening: schema

3 CONSOLIDATIEMETHODES Consolideren = het uitvoeren van een aantal werkzaamheden waardoor de jaarrekeningen van ondernemingen die tot een economische groep behoren, samengevoegd worden Methoden: 1.) integrale consolidatie, waarbij alle activa en passiva, kosten en opbrengsten, rechten en verplichtingen van de consoliderende vennootschap en haar dochters opgenomen worden; 2.) evenredige consolidatie, waarbij van gemeenschappelijke dochterondernemingen het evenredig deel in de A & P, K & O, rechten en verplichtingen opgenomen wordt (jointvernture, 2 bedrijven met elk 50%) 3.) vermogensmutatiemethode, waarbij voor geassocieerde ondernemingen enkel de deelnemingen gewaardeerd wordt en het aandeel in het resultaat van deze ondernemingen opgenomen wordt. Dit is eerder een waarderingsmethode dan een consolidatiemethode. (deelnemingen onder 50%, wijzigingen in vermogen van betrokken onderneming tot uiting brengen) 3.1 INTEGRALE
CONSOLIDATIEMETHODE

(GLOBAL

CONSOLIDATION)

moet toegepast worden voor dochterondernemingen waarover exclusieve controle w uitgeoefend. Conceptueel = eenvoudig: Eliminatie deelneming tegenover het EV vd dochter Integrale samenvoeging van alle actief en passiefbestanden geconsolideerde balans Integrale samenvoeging van alle opbrengsten en kosten geconsolideerde RR Praktisch minder eenvoudig, bijzondere punten: a.) Geconsolideerde balans Herwerking naar statutaire rekn naar zelfde accounting standaarden (door moeder) Eerste consolidatieverschil (bepaling en afschrijving) (goodwill / badwill) Minderheidsbelangen Eliminaties onderlinge transacties (intragroepsvorderingen en -schulden, de opbrengsten en kosten die zijn begrepen in de waarde van een actief in de geconsolideerde balans dat afkomstig is van een andere in de consolidatie opgenomen onderneming bv voorraad) Het geheel van de herwerkte activa en passiva van elke geconsolideerde dochteronderneming, resulteert in een herwerkt eigen vermogen. Het aandeel van de groep in dit herwerkte vermogen wordt gecompenseerd met de boekwaarde van deze aandelen in de ondernemingen die deze aandelen bezitten. Daardoor ontstaan er nieuwe rubrieken in de geconsolideerde jaarrekening zoals minderheidsbelangen en eerste consolidatieverschil

b.) geconsolideerde RR worden alle K&O van de in de consolidatie opgenomen ondernemingen, samengevoegd met uitzondering van: intragroepsaan- en verkopen, intragroepsdividenden of -intresten, intragroepsmeer- of minderwaarden, c.)geconsolideerde toelichting Alle rechten en verplichtingen van de in de consolidatie opgenomen ondernemingen opgenomen met uitzondering van hun onderlinge rechten en verplichtingen. 3.1.2 Bespreking van de voornaamste eliminaties 3.1.2.1 Bepaling en boeking van het eerste consolidatieverschil eerste consolidatieverschil = boekwaarde van de aandelen en het deel van het eigen vermogen dat de aandelen in het bezit van de groep vertegenwoordigt verschillend, kan positief en negatief zijn (goodbadwill). Het positief consolidatieverschil: de aanschaffingswaarde van de deelneming is groter dan het overeenkomstig aandeel in het eigen vermogen (na eventuele herwerkingen) Het negatief consolidatieverschil: de aanschaffingswaarde van de deelneming is lager dan het overeenkomstig aandeel in het eigen vermogen (na eventuele herwerkingen) Voor elke dochteronderneming die in de consolidatie is opgenomen, wordt het deel van het eigen vermogen dat de aandelen vertegenwoordigt in het bezit van de consoliderende vennootschap en van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen, gecompenseerd met de boekwaarde van deze aandelen in de ondernemingen die ze bezitten. Vaststelling van de waarde van het eigen vermogen Het eigen vermogen van de dochteronderneming dat wordt gecompenseerd, is de boekwaarde van de activa van de dochter, verminderd met de voorzieningen en schulden. De boekwaarde van deze activa, voorzieningen en schulden is deze na eventuele herwerkingen ingevolge het aanpassen van de waarderingsregels van de geconsolideerde dochteronderneming aan de waarderingsregels van de consoliderende onderneming. Indien de aandelen van de geconsolideerde onderneming tijdens het boekjaar zijn verworven, dan omvat het te compenseren eigen vermogen eveneens het resultaat van het boekjaar op datum van verwerving (preacquisitiewinst). Datum waarop het consolidatieverschil wordt bepaald Eerste consolidatieverschil op datum waarop de AD zijn verworven of op een nabijzijnde datum daarom berekend worden op basis van het EV zoals dit voorkomt in de laatst beschikbare JR van de dochter of op meer recente tussentijdse cijfers Let op bij dit laatste geval: resultaten van vr de verwerving moeten ingecalculeerd worden in het eigen vermogen voor de berekening van het consolidatieverschil; resultaten behaald na verwerving vd deelneming hebben geen invloed op consolidatieverschil resultaten die tot uiting zijn gekomen na de verwerving van de deelneming en die het gevolg zijn van meer- en minderwaarden die vr de verwerving bestonden, maar slechts nadien tot uiting zijn gekomen, dienen te worden verwerkt als betrekking hebbend op de periode van vr de verwerving Vaststelling van de boekwaarde van de deelneming Boekwaarde die voor berekening van consolidatieverschil in aanmerking komt = waarde van de aandelen van de dochter, zoals zij voorkomt in de herwerkte balansen van de ondernemingen die aandelen bezitten van de dochteronderneming. bij herwerking worden de eventuele geboekte waardeverminderingen of herwaarderingen Tegengeboekt, zo zal de boekwaarde dan gelijk zijn aan de oorspronkelijke aanschaffingswaarde.

Oorzaken van positieve consolidatieverschillen (= Wanneer een onderneming voor de verwerving van een deelneming meer betaalt dan het overeenkomstig aandeel in het eigen vermogen van de onderneming waarin wordt deelgenomen) Onderwaardering van de activa van de dochteronderneming: waardering tegen het historische kostprincipe leidt soms tot het niet uitdrukken in de balans van IMVA zoals het handelsfonds, merken, brevetten, licenties, als het niet uitdrukken van meerwaarden op MVA Overwaardering van passiva van de dochteronderneming: overdreven fiscale voorzieningen Gunstige rentabiliteitsvooruitzichten Het langs de opname van een vennootschap in de groep realiseren van voordelen als uitschakeling van concurrentie, schaalvergroting, betere commercile positie, het kunnen genieten van bekwaamheid van personeel, het verzekeren van toelevering, enz. Oorzaken van negatieve consolidatieverschillen Een lagere aanschaffingswaarde zal bv. als reden hebben: Overwaardering van activa van de dochter: onvoldoende waardeverminderingen op vorderingen en niet uitgedrukte minderwaarden wegens verouderde voorraden Onderwaardering van passiva van de dochter: onvoldoende voorzieningen voor hangende geschillen, niet geboekte bijdrageopslagen voor RSZ en nalatigheidsintresten verschuldigd inzake BTW en bedrijfsvoorheffing Minder gunstige rentabiliteitsvooruitzichten.

Toerekening van consolidatieverschillen


Principe = consolidatieverschillen zoveel mogelijk moeten toegerekend worden aan de A- en P-posten waarvan de werkelijke waarde hoger of lager is dan de boekwaarde in de JR van de dochteronderneming. Rest wordt in de geconsolideerde balans opgenomen onder de post eerste consolidatieverschil. Positief verschil: opgenomen op actiefzijde Negatief verschil: opgenomen op passiefzijde Deze mogen niet gecompenseerd worden, compensatie is dan wel weer verplicht als zij betrekking hebben op eenzelfde dochteronderneming waarvan de deelneming in verschillende fasen verworven werd zodat op elk van de verwervingsdata consolidatieverschillen moeten berekend worden Herschatting van activa en passiva Na vastleggen vh consolidatieverschil wordt beslist welk gedeelte toerekenbaar is aan A- en P-posten. Elke actief- en passiefpost van de te consolideren vennootschap dient voor herschat te worden op basis van de werkelijke waarden waarmee rekening gehouden werd bij de aankoop van de dochter: de historische boekhoudkundige waarde van de activa worden vervangen door de rele waarde op het ogenblik van verwerving van de dochtervennootschap (beinvloedt de statutaire JR niet) Voorstelling in de geconsolideerde jaarrekening Het positief consolidatieverschil : op afzonderlijke post op het A in de geconsolideerde JR (Consolidatieverschil, eerste consolidatieverschil, goodwill) Het negatief consolidatieverschil : op afzonderlijke post op het EV van het P (benamingen bv negatieve consolidatiegoodwill, consolidatiereserve, (consolidatie)badwi1l, 1ste consolidatieverschil)

Voorbeelden:
Voorbeeld 1 : geen consolidatieverschil

100 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 31/12/X1 Geen onderlinge transacties ( d.w.z. geen onderlinge vorderingen / schulden) Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankoopprijs mee bepaald hebben Boekwaarde = aanschaffingswaarde (bv bij betalen extra waarde volledig afgeschreven gebouw) Groepsorganigram: M bezit 100 % van D 6.000 600 6.600 Consolidatieverschil (verschil dat mogelijk bestond tussen AW en boekwaarde dochter): in dit geval is dit gelijk consolidatieboeking (in consolidatiedagboek):deelneming wordt gelimineerd! Kapitaal (P, daalt ,D) Dochter 6.600 Reserves (P, daalt, D) Dochter

Kapitaal (D) Reserves (D) Eigen vermogen (D)

Groepsaandeel 100% Participatie M

6.000 600 6.600

Consolidatieverschi 0 l

Financile vaste activa (A dealt C) Moeder

Herwerkingen & Eliminaties: M


Activa

Eliminaties
Debet Credit

Conso

MVA FVA Voorraden Activa K.T.

5.000 6.600 1.000 10.400 23.000

8.000 6.600 2.000 5.000 15.000

13.000 0 3.000 15.400 31.400

Passiva Kapitaal Reserves Winst boekjaar X1 Schulden L.T. Schulden K.T. 10.000 1.000 500 1.500 10.000 23.000 6.000 600 0 3.300 5.100 15.000 6.600 6.600 6.000 600 10.000 1.000 500 4.800 15.100 31.400

Nu worden de opgenomen ondernemingen als 1 geheeld beschouwd: Bij de consolidatie worden de in Financile vaste activa: de deelneming van M in D moet gelimineerd worden tegenover het aandeel in EV van de te consolideren dochter. In plaats van de deelneming verschijnen de A&P van de dochter in de geconsolideerde balans. Op het niveau van elke te consolideren participatie moet de lijn FVA op nul vallen na de eliminatie! Vorderingen: de moeder bezit voor 10.400 vorderingen, de dochter voor 5.000. De groep bezit 15.400 aan vorderingen. Aangezien er geen wederzijdse vorderingen of schulden zijn, betreft het geheel van de vorderingen van 15.100 vorderingen op derde partijen buiten de groep. Het kapitaal van de dochtervennootschap wordt gelimineerd daar dat vermogen aanwezig was bij de moedermaatschappij in haar deelneming. De post kapitaal moet dus bij correcte eliminatie terugvallen op het bedrag van het kapitaal van de moedervennootschap! De reserves van de dochtervennootschap worden gelimineerd daar dat vermogen aanwezig was bij de moedermaatschappij in haar deelneming. De post reserves moet dus bij correcte eliminatie naar aanleiding van een eerste consolidatie terugvallen op het bedrag van het kapitaal van de moedervennootschap! Besluit: het vermogen en de financile positie van de geconsolideerde ondernemingen opgenomen alsof deze 1 onderneming vormen. Eliminatieboekingen w gevoerd om dubbeltellingen te voorkomen Voorbeeld 2: positief consolidatieverschil

D is een 100 % dochteronderneming van M

Dochteronderneming D is verworven op 31/12/X1 Er zijn geen onderlinge transacties tussen M en D Er waren geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs van D mee bepaald hebben wanneer M de participatie in D verworven heeft Groepsorganigram: M bezit 100% van D

Consolidatieverschil: Kapitaal + Reserves = Eigen vermogen Groepsaandeel 100% Participatie Consolidatieverschil (D) (D) (D) M 2.000 6.000 600 6.600 8.600

Herwerkingen & Eliminaties: Naast de statutaire gegevens van alle te consolideren ondernemingen de eliminaties in D/C weergegeven. Debeteliminaties vertegenwoordigen voor A een toename (A zijn D-saldi) maar voor P een afname (P zijn C-saldi). Crediteliminaties vertegenwoordigen dan andersom een vermindering van A-posten en een toename voor P-posten.

Bespreking analoog vb 1, het besluit is tevens: vermogen & financile positie vd geconsolideerde ond opgenomen alsof deze 1 vormen. Eliminatieboekingen w gevoerd om dubbeltellingen te voorkomen!! Voorbeeld 3: negatief consolidatieverschil: Badwill ipv goodwill (vorige geval), deze twee kunnen enkel samengevoegd worden als het samen valt in 1 onderneming.

100 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 31/12/X1 Geen onderlinge transacties Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs mee bepaald hebben Groepsorganigram: M bezit 100% van D

betaalde prijs evenwel beneden de (boekhoudkundige) waarde van het onderliggende netto-actief consolidatieboeking:

herwerkingen & eliminaties:

MA V
Bespreking analoog vb 1 en vb 2 Voorbeeld 4: Toewijs consolidatieverschil:

K iA l( ) aa p F t aD V R e e( ) e r sD sv Ee vr oe ( ) i n e gnD g m

Vo dn o rra e A tiv c a

K . .T

100 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 31/12/X1 Geen onderlinge transacties Toewijzing van een meerwaarde op het gebouw van de dochteronderneming van 2.500 Groepsorganigram: M bezit 100% van D

Waarde volgens de balans de onderliggende deelneming niet exact = aanschaffingswaarde van de deelneming bij de M. Er werd meer betaald dan de onderliggende (boekhoudkundige) waarde. Van het verschil wordt eerst het (bekende) bedrag van 2.500 meerwaarde aan het gebouw toegewezen. Enkel het na het toewijzen van meer- en minwaarden nog overblijvend saldo van het verschil wordt als consolidatieverschil geboekt. In dat geval blijft een saldo van 500 als + consolidatieverschil over.

K ia ( ) at a D p l R e e( ) e r sD sv
Bepspreking: analoog vb 1, 2 & 3, uitgezonderd:

MA V

F ne g ( ) EV vr o nD i e me gA Vo dn o rra e

De M bezit MVA voor 2.000 en de D heeft MVA met een boekwaarde van 8.000 waarop een meerwaarde toegerekend wordt van 2.500, waardoor het totaal van de boekwaarde van de materile

Ge a d l1 % r pae 0 os ne 0

vaste activa in de consolidatie uitkomt op 12.500. Nu wordt voor het gebouw van D de historische prijs verlaten. - Ofwel wordt zoveel mogelijk informatie verstrekt over de waarden binnen de groep en dan moet het gebouw van D getoond worden aan de prijs die ervoor betaald werd, het overschot van de meerprijs op de deelneming is dan het algemene (niet toewijsbare) consolidatieverschil. - Ofwel moet indien men het historisch kostprijsbeginsel wil laten primeren, het volledige prijsverschil op de deelneming als consolidatieverschil weergegeven worden. Voorbeeld 5: Preacquisitiewinst

100 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 31/05/X1 Geen onderlinge transacties Winst dochter 01/01/X1 t/m 31/05/X1: 100 Winst dochter 01/06/X1 t/m 31/12/X1: 200 Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs mee bepaald hebben Groepsorganigram: M bezit 100% van D

In een aantal gevallen kan men een tussentijdse balans en resultatenrekening opstellen, waarin een tussentijds resultaat voorkomt. Dit tussentijds resultaat wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van het consolidatieverschil en wordt bijgevolg bij compensatie van de boekwaarde van de deelneming en het overeenkomstig aandeel in het EV gelimineerd. Het bedrag van de winst gerealiseerd vr overnamedatum wordt de preacquisitiewinst genoemd. Het winstbedrag gerealiseerd na overname, ook postacquisitiewinst genoemd, zal opgenomen worden in het groepsresultaat in de geconsolideerde resultatenrekening

MA V

Bespreking analoog vb 1, 2 & 3 + De winst van het boekjaar X1 beloop bij de moeder 500, bij de dochter 300 waarvan evenwel 100 preacquisitiewinst die niet meegeteld mag worden voor de bepaling van de winst van het boekjaar, aldus wordt de geconsolideerde winst van het boekjaar 700. Besluit: het vermogen en de financile positie van de geconsolideerde ondernemingen opgenomen alsof deze n onderneming vormen. Eliminatieboekingen gevoerd voor dubbeltellingen te vermijden. Het consolidatieverschil op het actief duidt aan welke meerprijs t.o.v. het herschat eigen vermogen van de dochter neergeteld werd bij de verwerving. Voor de berekening van dat laatste eigen vermogen wordt de preacquisitiewinst aanzien als deeluitmakend van het eigen vermogen: zij was immers aanwezig en dus mee betaald via de overnameprijs terwijl op die manier ook de winst van de dochter kan gezuiverd worden tot die periode dat de dochter effectief onder de controle van de moeder viel.

Belangen van derden


=gedeelte van het EV vd geconsolideerde JR dat niet aan groepsAH toebehoort,maar aan derden-AH = post op de passiefzijde van de geconsolideerde balans, staat voor het deel dat beantwoordt aan de Voorstelling van de belangen van derden in de geconsolideerde jaarrekening Minderheidsbelang is volgens sommige een component van het EV en van andere een van het VV: Eenheidstheorie Minderheidsbelang: component eigen vermogen 100% waardeaanpassing en winsteliminatie Belangentheorie Minderheidsbelang: component vreemd vermogen Proportionele waardeaanpassing en winsteliminatie Uitgebreide belangentheorie Minderheidsbelang: tussenvorm eigen en vreemd vermogen 100% waardeaanpassing en winsteliminatie

A tiv c a MA V FA V

C n o a v rs h o s lid tie e c il

Behandeling van herschatting van A- P-componenten en het verschil van 1ste consolidatie Moet men bij berekening van de belangen van derden dient rekening te houden met herschatting van A en P en/of een niet-toerekenbaar verschil? Herschatting van activa en passiva:

Vo dn o rra e

Ja, zowel de consoliderende onderneming als de derden AH hebben een aandeel in de latente meer- en minderwaarden. Geeft een meer getrouw beeld Niet-toerekenbaar verschil: Neen, de verwerving van een deelneming kan opportuniteiten opleveren voor de consoliderende onderneming, bv commercile of technische synergie, waardoor verwervingsprijs na toerekening toch hoger is komen te liggen dan het aandeel in het herwerkt eigen vermogen (+ consolidatieverschil) Voorbeeld 6: Belangen van derden zonder toewijzing van meer-of minderwaarden)

60 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 31/12/X1 Geen onderlinge transacties Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs mee bepaald hebben Groepsorganigram: M bezit 60% van D

MA V Kp a l ( ) a it a D

Volledige bespreking: Ondernemingen w als 1 beschouwd: - FVA: de deelneming van M in D moeten gelimineerd worden tegenover het aandeel in eigen vermogen van de te consolideren dochter. In plaats van de deelneming verschijnen de activa en passiva van de dochter in de geconsolideerde balans. Op het niveau van elke te consolideren participatie moet de lijn FVA op nul vallen na de eliminatie. - Consolidatieverschillen: eliminatie van de deelneming tegenover het onderliggend EV in evenwicht. Betaalde prijs > balanswaarde: + consolidatieverschil dat aan A-zijde van balans opgevoerd wordt. - Het kapitaal van de dochtervennootschap wordt gelimineerd daar dat vermogen aanwezig was bij de moedermaatschappij in haar deelneming. De post kapitaal moet dus bij correcte eliminatie terugvallen op het bedrag van het kapitaal van de moedervennootschap. - De reserves van de dochtervennootschap worden gelimineerd daar dat vermogen aanwezig was bij de moedermaatschappij in haar deelneming. De post reserves moet dus bij correcte eliminatie naar aanleiding van een eerste consolidatie terugvallen op het bedrag van het kapitaal van de M. - Belangen van derden verschijnt als nieuwe post op het passief van de balans. Bij afwezigheid van herwerkingen voor de consolidatie en van toerekeningen van meer- of minderwaarden aan activa en passiva is de betrokken post gelijk aan het eigen vermogen van de dochter vermenigvuldigd met het aandeelhouderspercentage van de minderheidsaandeelhouders. - Het commentaar voor de andere lijnen kan mutadis mutandis afgeleid worden uit 3.1.3.1.5 Besluit: vermogen + financile positie vd geconsolideerde ond opgenomen alsof deze 1 ond vormen. Eliminatieboekingen om dubbeltellingen te vermijden. Het consolidatieverschil op het A duidt aan welke meerprijs t.o.v. het herschat EV van de D neergeteld werd bij de verwerving. De post belangen van derden vertellen welk deel van het vermogen van de dochter niet tot de groep behoort, alwaar wel alle A&P van de D volledig opgenomen zijn in de geconsolideerde balans. Voorbeeld 7: Belangen van 3en (met toewijzing van meer- en minderwaarden en preacquisitiewinst, maar zonder toewijzing van de winst van het boekjaar)

A ctiva MA V F A V

C onsolidatieverschil

M bezit 70 % van D D verworven op 01/01/X1(zodat het volledige resultaat van jaar X1 in het groepsresultaat over X1 mag opgenomen worden) Er zijn geen onderlinge transacties tussen M en D (d.w.z. geen onderlinge schulden en vorderingen, noch onderlinge aan- en verkopen) Er waren geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs van D mee bepaald hebben wanneer M de participatie in D verworven heeft.

Tabel voor overgang statutaire winstverdeling naar geconsolideerd resultaat en resultaatverdeling:

De uitgangspunten voor de verwerking van het geconsolideerd resultaat zijn: De bovenstaande staat moet als volgt gelezen worden: - Resultaat dat binnen M statutair aan haar reserves wordt toegevoegd (110), blijft natuurlijk integraal binnen de groep en brengt een aangroei van de groepsreserves teweeg. - Resultaat van de D dat aan de reserves wordt toegevoegd (200), blijft voor een 100%-deelneming binnen de groep en resulteert eveneens een aangroei van de groepsreserves. - Bij niet-100%-deelnemingen (zoals hierboven) moet de toevoeging aan de reserves gesplitst worden in: toevoeging aan de groepsreserves (deel @ reserves 200 x deelneming moeder 70 %) en toevoeging aan Belangen van derden. De verdeling gebeurt op basis van het belangenpercentage dat de moeder heeft in het kapitaal van de dochter. Er moet dus een onderscheid gemaakt te worden tussen de winst die effectief aan derden wordt uitgekeerd (dividend D 100 @ 30% minderheidsaandeelhouders) en de uit te keren winst die (gezien in de economische entiteit groep) binnen de groep blijft (dividend D 100 @ 70 % gehouden door M).

Bd k s n e rijfs o te

F i niD in c o Kpal ( )lek s a aa t

R ensrlijk k s e r d D s U oe ( )e o t itz v e

Evntedoe ( in i er e gnD g m n ) O e vr ra e w g

- De uit te keren winst van de consoliderende vennootschap (500) zal de groep verlaten als te betalen dividenden. Zij zit niet in de groepsreserves maar in de schulden tegenover derden in een Belgische publicatiebalans.

Toewijzing winst boekjaar D aan minderheid Winstverdeling consoliderende vennootschap (M) Toewijzing aandeel in resultaat D aan de minderheid

Herwerkingen & Eliminaties: De eliminaties in de resultatenrekening worden gemaakt in de tabel van K&O. D: toename van de K of afname van de O C: afnamen van K of toenamen van O Winst boekjaar wordt daarbij als een echte rekening behandeld die functioneert als een Krekening

Kpa l ai a t
Beschouwingen over rubrieken om de gevolgen per post te bespreken (balans): - Belangen van derden = post op het passief van de balans. Ingevolge de afwezigheid van toerekening van meer- of minderwaarden aan activa of passiva is de betrokken post gelijk aan het eigen vermogen van de dochter inclusief de winst van het boekjaar (in deze casus is geen

Rs r e ( eev s
Bla g n e ne

Cnod t os l a i

A tiv @ c a

@ Ws int

vn a

preacquisitiewinst!) vermenigvuldigd met het aandeelhouderspercentage van de minderheidsaandeelhouders. (6.000+600+300)x30%=2.070. - Winst boekjaar =hoeveel van de groepswinst toegevoegd wordt aan het EV door aandikken van de groepsreserves. Post verschilt van de winst uitgewezen door de RR (verschil = voorstel van dividenduitkering van de M; dit dividendbedrag wordt gevoegd bij de schulden op KT in de balans) Inzake de RR kan gelezen worden: - De moeder realiseerde een omzet van 1.500 en de dochter een omzet van 700, zodat het geconsolideerd geheel een zakencijfer gerealiseerd heeft van 2.200. - De financile opbrengsten en de (uitzonderlijke) kosten van de beide geconsolideerde ondernemingen wordt per lijn samengeteld. - Voor wat de jaarwinst betreft wordt het deel in het resultaat dat toekomt aan de minderheid duidelijk afgezonderd. De lijn winst boekjaar geeft dus enkel het resultaat voor de groep weer. De lijn winst boekjaar in de resultatenrekening komt vr boeking van de verdeling in de balans, overeen met de lijn winst boekjaar in de balans. Dit laatste is evident een uiterts belangrijke aansluiting binnen het geconsolideerd geheel omdat aldus aangetoond wordt dat, vaar wat boekingen met impact op het geconsolideerd resultaat er overeenstemming is in de beide luiken. Besluit: vermogen en de financile positie van de geconsolideerde ondernemingen opgenomen als 1. In de resultatenrekening wordt de opbouw van het resultaat verklaard alsof de verkopen en bijhorende elementen door n onderneming gerealiseerd worden. De resultaten van de minderheden worden duidelijk afgezonderd in de resultatenrekening; in de balans gaan zij op in de post belangen van de minderheid. Zodoende is voor analyse beschikbaar het bedrag van het geconsolideerde resultaat gerealiseerd door de groep en het eigen vermogen van de groep (exclusief belangen van derden) waarmee dat resultaat gerealiseerd werd.

Geconsolideerd resultaat (consolidatie uitgebreid tot RR en R-verwerking)


Vooraleer de consolidatie aan te vatten: - wordt in de individuele JR van elke te consolideren JR de resultaatverwerking geannuleerd en het resultaat van het boekjaar als een over te dragen resultaat beschouwd - wordt de overboeking naar de belastingvrije reserves en de onttrekkingen aan deze reserves worden ook tegen geboekt Na consolidatie geschiedt de verdeling van het geconsolideerd resultaat: - bestaat uit de toewijzing van het niet-geconsolideerd resultaat van de consoliderende vennootschap en de toewijzing van het resterend geconsolideerd resultaat aan de derden - gedeelte van het geconsolideerd resultaat dat moet worden toegerekend aan aandelen die worden gehouden door andere dan de in de consolidatie opgenomen ondernemingen, wordt in de geconsolideerde RR vermeld onder de post aandeel van derden in het resultaat. 3.1.2.3 Eliminatie van onderlinge verrichtingen Geconsolideerde JR geeft de financile toestand en het resultaat weer van n enkele economische eenheid (concept entiteit). Bijgevolg moeten alle verrichtingen gelimineerd worden die binnen de gedefinieerde entiteit plaatsgevonden en geen echte gerealiseerde transacties op het niveau van de groep zijn. Het betreft: o Onderlinge vorderingen en schulden o Onderlinge opbrengsten en kosten o Resultaten begrepen in prijzen van onderlinge cessies van activa o Dividenden ontvangen van een geconsolideerde onderneming Soorten eliminaties: 1. Binnen de balans 2. Binnen de resultatenrekening

3. Met impact op de balans n op de resultatenrekening Door consolidatie zijn alle vorderingen, schulden, K en O van de integraal in de consolidatie op te nemen ondernemingen eerst samengevoegd. Daarom moet onderlinge zaken gelimineerd worden op dubbeltellingen te vermijden! Uitzonderingen (om onderlinge K en O niet te elimineren in enkele limitatieve gevallen) o Onderlinge verrichtingen aan normale marktvoorwaarden o Kost loont de baat niet (concept relevantie, als je 5 euro moet elimineren en je moet heel de dag zoeken, doe dit dan niet) o Verwaarloosbaar karakter (concept relevantie) 1. Eliminaties binnen de balans = eliminaties betreffende uitboekingen van A&P,zonder impact op het geconsolideerd resultaat Om dubbeltellingen te voorkomen in de geconsolideerde balans Onderlinge vorderingen en schulden ontstaan door: onderlinge leveringen van goederen en diensten, die nog niet zijn gend of betaald; onderlinge verkopen van vaste activa die nog niet zijn gend of betaald; onderling lenen of uitlenen van gelden op korte of lange termijn; Voorwaarde: saldo vordering = saldo schuld De oorzaak van verschillen is komen er doordat de verrichting is geboekt in de ene onderneming en nog niet geboekt in de andere. Het is dus meestal een tijdsverschil; uitzonderlijk komt het door het toepassen van verschillende (nationale) accountingregels. Voorbeelden: VF g&d of investeringsgoederen geboekt bij moeder, AF nog niet geboekt bij dochter; Betaling geboekt bij de dochter, ontvangst van de gelden nog niet geboekt bij de moeder; Toegestane lening al geboekt bij de moeder, nog niet geboekt bij de dochter, Prorata intresten m.b.t. voorgaande operaties van leningen of betalingsuitstel niet op zelfde wijze berekend, bij de ene geboekt en bij de andere niet; Voorbeeld 8: Eliminaties binnen balans:

60 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 31/12/X1 Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankoopprijs mee bepaald hebben M heeft vordering op K.T. op D van 4.000 (verschil in overeenstemmingszaken)

Consolidatieboekingen:

Herwerkingen & Eliminaties:

Beschouwingen gegeven om de gevolgen per post van de balans te beschrijven: - Activa KT niet meer gewoon optellen correctie maken - M heeft 10.400 vorderingen op KT en D heeft er 5.000, samen is dat 15.400 maar daarin zit een vordering van M op D van 4.000 vervat, zodat netto vorderingen op debiteuren buiten de groep overgehouden worden van 11.400. - M heeft schulden op KT voor 10.000 en D heeft er voor 5.100, samen is dat 15.100, maar daarin zit een schuld van D aan M van 4.000 vervat, zodat netto schulden aan crediteuren buiten de groep overgehouden worden van 11.100. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat het effect van de eliminaties is de dubbeltellingen te schrappen, van belang voor de juiste beoordelingen van de verhoudingen binnen de balans (denk aan beoordeling vorderingen op totaal actief, schulden binnen totaal passief enz.) 2. Eliminaties binnen de RR

Kpa l a it a

Rs r e ( e ev s @

= eliminaties om wederzijdse K&O zonder impact op het geconsolideerd resultaat uit te boeken Om dubbeltellingen te vermijden in de geconsolideerde RR Onderlinge kosten en opbrengsten ontstaan bv. door: aankopen en verkopen van goederen; aankopen en verkopen van diverse goederen en diensten (o.a. doorrekening van kosten); intrestkosten en intrestopbrengsten.

C n o ai o s lid t

Onderlinge verschillen mogelijk door: Verschil in boekingsdatum (bij ene wel en andere niet geboekt) oplossen via herwerkingen Verschil in boekingswijze oplossen via eliminaties (zie volgende punt)

Activa Shldn @ cu e

Voorbeeld 9: Eliminaties binnen RR:

100 % dochteronderneming Dochteronderneming verworven op 01/01/X1 Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs mee bepaald hebben Onderlinge transacties in X1 op resultaatniveau: M heeft aan D 200 goederen verkocht D heeft aan M 70 huur betaald M heeft aan D 40 rente betaald op leningen

An pn a ko e

D rse g e e n ive o d re

De bij consolidatie opgenomen ondernemingen = 1 geheel. Over de diverse rubrieken kunnen volgende beschouwingen gegeven worden om de gevolgen per post van de balans te beschrijven: - Resultaatlijnen worden vooreerst samengevoegd zonder rekening te houden met onderlinge verrichtingen. In de eliminaties worden om dubbeltelling te vermijden. De omzet weerspiegelt aldus alle transacties die door de groep met derden buiten de groep afgehandeld werden. 3. Eliminaties binnen de balans en de resultatenrekening Te elimineren: resultaten begrepen in A-post verworven ve andere geconsolideerde onderneming, daarom benvloeden een aantal onderlinge verrichtingen bij eliminatie zowel balans als RR posten. De eliminatie gaat dan ook veelal gepaard met een wijziging in het geconsolideerd resultaat. Vbn: meer- en minderwaarden gerealiseerd op intragroepsverkopen van vaste activa; intragroepsresultaten begrepen in voorraden; intragroepsdividenden; Ook te elimineren: De resultaten die voor de groep niet gerealiseerd zijn (toepassing realisatietype) De resultaten die geen betrekking hebben op het geconsolideerd resultaat van het boekjaar (betreft dividenden uitgekeerd door groepsondernemingen). Voorbeeld 10: Eliminaties binnen balans en RR (vaste activa) Opgave:

M bezit 60% van D (D is verworven op 01/01/X1 resultaat van jaar X1 mag in groepsresultaat over X1 opgenomen worden) Er waren geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankooprijs van D mee bepaald hebben wanneer M de participatie in D verworven heeft.

M heeft een machine verkocht aan D voor 400. Het resultaat op de intragroepsverkoop wordt volledig toegewezen aan het groepsvermogen (moeten die derden 40% meedelen? De derden vallen hier buiten, de 60% staat in voor het risico)

300 teveel winst in consolidatie, dus actie ondernemen: maar ook rekn houden met het feit dat de machine bij de dochter is binnen gekomen

Consolidatieboeking in balans: Eliminatie van de deelneming

Toewijzing winst boekjaar D aan minderheid

Eliminatie winst door intragroepsverkoop van de machine

Bewad in b ok ar e M

Opvoeren afschrijvingen boekjaar (verschil in afschrijving wordt opgevongen)

Anc a in s a a s h f gwa f

Consolidatieboeking in RR (afzonderen van winst van de dochter met minderheidsbelangen): Toewijzing aandeel in resultaat D aan de minderheid

A c r in e ( ja f hijv g n 4 s

A n c af g wa a s h f in s a

Bewad o v ok ar e p e

Eliminatie winst door intragroepsverkoop van de machine

Opvoeren afschrijvingen boekjaar

Herwerkingen & Eliminaties:

( 120 Minderheidsbelang = 40% van de statuaire winst) Beschouwingen om de gevolgen per post van de balans en resultatenrekening te beschrijven: - De meerwaarde van 300 is geboekt bij de M (onder de uitzonderlijke opbrengsten). De M is 100%, dus moet eliminatie voor 100% gelimineerd worden ten laste van het groepsvermogen in de balans - D schrijft 20 minder af dan het geval zou geweest zijn wanneer M de machine had behouden (en dus niet verkocht aan D) Geconsolideerde rekn: afschrijvingskost + 20 - Geconsolideerde groepswinst = winsten van de consoliderende ondernemingen (500+300) + deel van de winst van de ondernemingen met minderheidsparticipaties aan de derden toe te wijzen (120) + intragroepswinst van de verkoop van de machine te elimineren volledig ten laste van de groepswinst (300) +/- afschrijvingen te corrigeren(20)= peil dat zou gehaald zijn mocht er gn verkoop geweest zijn.

A tiv c a

Gevolgen van de eliminatie van intragroepsresultaten voor de belangen van derden De intragroepsresultaten kunnen op verschillende wijzen worden gelimineerd (voorbeeld, M bezit 60% van D , verkoop van D naar M (omgekeerd van hierboven) met een intragroepswinst van 200): 1. 100% met verdeling van het gelimineerd resultaat over de groepsbelangen en de belangen

C n o a v rsc il o s lid tie e h Uz n elijk it o d r e MA V


@

van derden Elimineren winst 200 via groep voor 120 (60 % ) en belangen van derden voor 80 (40 % minderheid) 2. eliminatie van intragroepsresultaat a rato het belangen-% van de consoliderende onderneming Elimineren van 60 % van de winst, hetzij 60% x 200 = 120 ten laste van de groepswinst. Het resterend saldo van 80 wordt aanzien als gerealiseerd met de minderheid 3. 100% met volledige toerekening van het gelimineerd resultaat aan de groepsbelangen Elimineren van de volledige winst van 200 via de groepswinst Deze zienswijzen zijn het gevolg van verschillende theorien die proberen rekening te houden met het publiek waarvoor geconsolodieerde JR is opgesteld: 1. Entititeitsconcept (entity concept, economische benadering) Geconsolideerde JR = JR ve economische entiteit met twee categorien aandeelhouders: de meerderheidsaandeelhouders enerzijds en de minderheidsaandeelhouders anderzijds. 2. Concept van dominerende onderneming (parent company-concept, financile benadering) Geconsolideerde JR = doel informatie te verschaffen aan de aandeelhouders van de consoliderende M over de boekhoudkundige waarde van hun aandelen, zoals deze voortvloeit enerzijds rechtstreeks uit de werking van je M en anderzijds onrechtstreeks via de werking van haar D. In tegenstelling met de vorige methode die gelijke behandeling van alle aandeelhouders als uitgangspunt had, worden hier de groepsbelangen en belangen van derden verschillend behandeld. De intragroepsresultaten worden slechts gelimineerd rato van het belangen-% van de consoliderende onderneming. Het restant wordt beschouwd als gerealiseerd met 3e, ten gevolge van een normale (d.w.z. niet-intragroeps)verrichting. 3. Volledige eliminatie ten laste van het groepsresultaat (gaat uit van de juridische toestand) De derden hebben recht op hun procent van het eigen vermogen van de dochtermaatschappij waarin zij aandeelhouder zijn. Hoe en met wie de in de statutaire jaarrekening van de dochter gerapporteerde transacties gerealiseerd werden heeft geen effect op hun rechten. In die redenering gaat het niet op hen een deel van het resultaat van een juridisch tussen de onafhankelijke vennootschappen gerealiseerd resultaat aan de derden te ontnemen resp. hen ten laste te leggen. In geval van te verwaarlozen belangen van derden wordt deze methode evenwel om praktische redenen behoorlijk veel aangewend. Het vorige toegepast op de bovenstaande casus impliceert dat naargelang de gehanteerde visie, - in elk geval de intragroepswinst van 300 gelimineerd wordt daar zij door de moeder gerealiseerd is (en daar dus geen probleem van deling over meerderheid/minderheid geldt) - dat m.b.t. de 20 bijkomend te boeken afschrijvingen die spelen in hoofde van D: 20 bijkomende afschrijvingen geboekt worden, waarvan 16 ten laste van de groepswinst en 4 ten laste van het deel van de belangen van derden; Slechts 60% van 20 zou geboekt worden, voor het overige wordt het afschrijvingsritme binnen D gehandhaafd; 20 bijkomende afschrijvingen geboekt worden volledig ten laste van het groepsresultaat (zoals uitgewerkt supra) Voorbeeld 11: Eliminaties binnen balans en RR (Voorraden)

M bezit 60 % van D Dochteronderneming verworven op 01/01/X1 Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankoopprijs mee bepaald hebben M heeft goederen verkocht aan D voor 200, waarvan per einde jaar 160 nog in voorraad is. (over 40 geen zorgen maken want deze zijn verkocht) qua hoeveelheden is redenering goed, maar qua waarde? Het resultaat op de intragroepsvoorraad wordt volledig toegewezen aan het groepsvermogen

In de balans:

Eliminatie deelneming:

Toewijzing winst boekjaar D aan minderheid:

Eliminatie winst door intragroepsverkoop van goederen nog vervat in eindvoorraad:

In RR: Toewijzing aandeel in resultaat D aan de minderheid:

Eliminatie intragroepsverkoop goederen:

Correctie kostprijs goederen ingevolge aanpassen voorraadwaarde intragroepsaankopen:

Herwerkingen & Eliminaties:

Ondn worden nu als 1 geheel beschouwd, beschouwingen om posten van balans en RR te beschouwen -Voorraden zijn op groepsniveau voor 64 te hoog gewaardeerd: met zelfde bedrag verminderen voor D - In geconsolideerde RR is via het credit van de rekening voorraadwijzigingen 64 kostprijs van de goederen met 64 debiteren - De eliminatie wordt volledig ten laste gelegd van het groepsresultaat. Evenwel zou daarvan bij ander groepsregels kunnen afgeweken worden. Zo zou 40% van de eliminatie (d.w.z. 64 x 40%) ten laste kunne gelegd worden van de minderheid of zou de eliminatie kunnen beperkt worden tot 60 % van 64. - Het commentaar voor de andere lijnen van de balans kan mutadis mutandis afgeleid worden uit de bespreking onder punt 3.1.3.1.5 t/m 3.1.3.11.5. 4. Eliminatie intragroepsdividenden Binnen een groep kan een DIV uitgekeerd worden, deze uitkering die op statutair vlak een vermindering van de eigen middelen van de uitkerende vennootschap inhoudt en een toename van de winst van de ontvangen maatschappij veroorzaakt, mag op consolidatievlak geen weerslag hebben. Daarom moeten in de ontvangen maatschappij het ontvangen DIV uit de resultaten van het boekjaar gelimineerd worden (om enkel resultaat van het boekjaar te tonen) en terug toegevoegd te worden aan de groepsreserves (waar het betrokken DIV einde van het vorige jaar reeds in vervat zat). Voorbeeld 12: Eliminaties intragroepsdividenden vorig jaar:

M bezit 60 % van D (was reeds in bezit op 01/01/X0, volledige resultaat mag dus opgenomen worden) D heeft in X1 via haar winstverdeling over boekjaar X0 een dividend uitgekeerd van 400

In de balans (boeking enkel voor dividend): Wegnemen ontvangen dividend aan de winst boekjaar om het toe te voegen aan de reserves en deze te

herstellen op het peil van vorig jaar:

In de RR (boeking enkel voor dividend): Eliminatie intragroepsdividend

Herwerkingen & Eliminaties:

Beschouwingen: - M is de genieter van het dividend waarvan D de uitbetaler is. D is evenwel geen 100% dochter. - De winst van D in X0 werd opgenomen in de geconsolideerde resultatenrekening over X0 en in de reserves per 31/12/X0 (natuurlijk rekening houdend met het belangenpercentage) rato van 240. - Het dividend in het totaal van 400 dat door D uitgekeerd is in X1 uit haar winst over X0, bevindt zich niet meer in het eigen vermogen van D op 31/12/X1. Immers langs de boeking van de winstverdeling en de betaling heeft het bedrag van het dividend D verlaten in X1. - De bedoelde uitkering heeft in X1 geen invloed op de resultatenrekening van D over X1. - De bedoelde winstuitkering is bij M in X1 geboekt voor haar deel (60%) als financile opbrengst (240). - Door de samenvoeging van de rekeningen voor de consolidatie in X1 is er op het eerste gezicht geen probleem: in de balans komt het dividend rato van 240 slechts nmaal voor. Zoals gezegd het zit niet meer het eigen vermogen van D maar bevindt zicht enkel in het eigen vermogen van M (via de jaarwinst). - In het geconsolideerd resultaat zou het bedrag van 240 niet mogen spelen. Het maakte immers al deel uit van de winst van vorig jaar (X0) en is daardoor reeds toegevoegd aan de groepsreserves. Toch zit het bedrag in de samengevoegde cijfers, omdat het bedrag vervat zit in de financile opbrengsten van M. Om een getrouw beeld te geven van het jaarresultaat moet het uit de resultatenrekening gelimineerd worden. - Wat betreft de minderheidsbelangen aangaat is er geen probleem: hetgeen waarop zij recht hadden (40 % van 400) is uit het eigen vermogen van D weg en het is hen ook uitbetaald.

- Het commentaar voor de andere lijnen van de balans kan mutadis mutandis afgeleid worden uit de bespreking onder punt 3.1.3.1.5 t/m 3.1.3.12.5. 5. Afschrijving op positieve eerste consolidatieverschillen Positieve consolidatieverschillen moeten ten laste van de geconsolideerde resultatenrekening afgeschreven. Hun afschrijving wordt gespreid over een termijn die moet verantwoord worden in de toelichting. In de literatuur worden termijnen van 5 tot 40 jaar als aanduiding gevonden, terwijl de IAS/IFRS regels het planmatig afschrijven als idee zelfs verlaten en een impairment (waardevermindering) voorschrijven (cf. ook hoofdstuk IAS/IFRS). Algemeen moet de afschrijvingen van positieve consolidatieverschillen gebaseerd zijn op een voorzichtige raming van de economische bijdrageduur van de dochter tot het groepsresultaat. Hoelang zal die dochter meer bijdragen dan uit haar historische staten van voor de verwerving blijkt? Afschrijvingen op consolidatieverschillen behoren tot de consolidatieboekingen, maar zijn in feite geen eliminatieboekingen, d.w.z. er wordt niets gelimineerd maar de boeking heeft wel effect op het geconsolideerd eigen vermogen en het geconsolideerd resultaat. De afschrijvingen op consolidatieverschillen hebben dan natuurlijk geen impact op de belangen van derden. Hoger is al aangetoond dat de meerprijs betaling uitsluitend uit groepsoverwegingen voortkomt. Voorbeeld 13: Afschrijving op positieve eerste consolidatieverschillen

M bezit 60 % van D Dochteronderneming verworven op 01/01/X1 Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankoopprijs mee bepaald hebben Positieve consolidatieverschillen af te schrijven over 5 jaar lineair

In de balans: Eliminatie deelneming:

Afschrijving positief consolidatieverschil:

Toewijzing winst boekjaar D aan minderheid:

In de RR: Afschrijving positief consolidatieverschil:

Toewijzing aandeel in resultaat D aan de minderheid

Herwerkingen & Eliminaties:

Beschouwingen: - De afschrijving van de positieve consolidatiegoodwill benvloedt negatief het groepsresultaat van het boekjaar verhoogde winstbijdrage na toetreding van de onderneming waarop de positieve consolidatieverschil drukt of de daardoor mogelijk geworden synergien of andere effecten bij machte moeten zijn om die afschrijving minstens te dekken. Anders is er voor de groep geen positief effect aan de verwerving van de dochter (althans voor de afschrijvingsperiode) - Het commentaar voor de andere lijnen van de balans = mutadis mutandis afgeleid worden uit de bespreking onder punt 3.1.3.1.5 t/m 3.1.3.13.5.

Consolidatie in jaren volgend op het eerste verwervingsjaar


Deze verschilt in regel niet, bij consolidatie is het uitgangspunt steeds de individuele JR op de datum van de opstelling van de consolidatie. Er bestaat dus geen doorlopende consolidatieboekhouding maar elk jaar wordt de consolidatie opnieuw uitgewerkt in een op zichzelf staande administratie. Het eerste consolidatieverschil (positief of negatief) dat vastgesteld werd bij de eerste consolidatie blijft ongewijzigd. Principe dat de deelnemingsverhouding sinds de verwerving niet gewijzigd is. Consolidatie wordt elk jaar zelfstandig uitgevoerd maar men volgt toch het consistentieprincipe: - De reserves moeten dus van jaar tot jaar op elkaar aansluiten, de groepsreserves zullen dus einde van het jaar X2 gelijk zijn aan deze van X1 verhoogd met de (niet uitgekeerde) groepswinst van het jaar X2, eventueel aangepast voor groepswijzigingen - Zuivere eliminaties zonder effect op de reserves of het geconsolideerd resultaat worden evenwel niet herhaald; zij zijn gebonden aan punctuele saldi op balansdatum en moeten elk jaar het voorwerp vormen van een ad hoc analyse

Voorbeeld 14: Consolidatie na verwervingsjaar

M bezit 60 % van D - % niet gewijzigd (verworven op 01/01/X1) Geen toewijsbare latente meer- of minderwaarden die de aankoopprijs mee bepaald hebben Positieve consolidatieverschillen af te schrijven over 5 jaar lineair Het eigen vermogen D op 01/01/X1: kapitaal 6.000 en reserves 600. In X1 werd door D 300 winst gerealiseerd, die volledig onder vorm van dividend uitgekeerd werd in X2. In X1 waren er geen onderlinge transacties net als in X2 behoudens de DIV-uitkering De herwerkings- en eliminatietabellen van het jaar X0 waren deze van voorbeeld 13

In de balans: Eliminatie deelneming:

Herhaling afschrijving positief consolidatieverschil uit jaar X1:

Opnemen ontvangen dividend D in de reserves vorig jaar:

Toewijzing winst boekjaar D aan minderheid:

Afschrijving positief consolidatieverschil voor het boekjaar X2:

In de RR: Afschrijving positief consolidatieverschil:

Toewijzing aandeel in resultaat D aan de minderheid

Elimineren dividend D ontvangen in X2 door M:

Herwerkingen & Eliminaties:

Beschouwingen: - Het betreft de tweede consolidatie. - Eliminatie van deelneming (zie op nul vallen van lijn FVA) = eliminatiepost als voorbije jaar (vb 13) - Het 1ste consolidatieverschil vr afschrijvingen is ongewijzigd t.o.v. het eerste consolidatiejaar. De afschrijvingen sluiten consistent aan (boekwaarde eerste consolidatieverschil per 31/12/X1 1632 min afschrijving in geconsolideerde resultatenrekening X2 408 geeft de boekwaarde einde X2 in de geconsolideerde balans 1.224) - Afschrijving van de positieve consolidatiegoodwill benvloedt opnieuw negatief het groepsresultaat van het boekjaar en dit in dezelfde mate als in X1 (telkens 408) - De lijn reserves komt einde X2 op hetzelfde bedrag als per einde X1 de reserves (1000) plus de groepswinst boekjaar X1 (272). De wedersamenstelling van de reserves van het vorig boekjaar is een absolute noodzaak (voor zover de groepssamenstelling niet veranderd is). - De belangen van derden ondergaan geen specifieke boekingen voor de dividenduitkering en uitbetaling in X2. De belangen van derden worden evenwel ook met meerdere posten tot stand gebracht. De juistheid van de betrokken post kan globaal als volgt gecontroleerd worden (voor zover er geen wijziging in de groepssamenstelling opgetreden is)

Het commentaar voor de andere lijnen van de balans kan mutadis mutandis afgeleid worden uit de bespreking onder punt 3.1.3.1.5 t/m 3.1.3.14.5. 3.2 EVENREDIGE
CONSOLIDATIE

(=PROPROTIONELE

CONSOLIDATIE)

worden de A- en basisbestanddelen alsook de kosten en opbrengsten van de gemeenschappelijke D in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen ten belope van de rechten in hun kapitaal die door de consoliderende vennootschap en door haar de in de consolidatie opgenomen D worden aangehouden. gebruik = beperkt, mag enkel bij gemeenschappelijke dochterondernemingen (joint ventures, ondernemingen waarbij bestuur gevoerd wordt door 2 of meer groepen, waar geen van hen een allen beslissende zeggenschap heeft). Toepassing = grote gelijnen gelijk met integrale consolidatie, maar hier komen geen belangen van derden voor (opname van de deelneming in gecons JR beperkt tot het aandeel dat de groep bezit in het EV, A & P en resultaat van de betrokken aanverwante onderneming

Bij de evenredige consolidatie: eerst balansen en RR samengeteld, dan wordt het aandeel van derden uit de groepsrekeningen uitgeboekt. Zo blijft van D onder proportionele consolidatie nog enkel het eigen deel over, zodat de eliminaties ook steeds voor het deel van de eigen groep (en niet voor het totale cijfer) doorgevoerd worden. Redeneringen zijn analoog met de hierboven gegeven gevallen Voorbeeld 15: evenredige consolidatie:

Dochteronderneming opgericht op 01/01/X1 M heeft per 31/12/X1een vordering op KT op de dochter van 100 Gezamenlijke dochteronderneming: o M bezit 50% van D, X bezit 50% van D

Analyse:

Consolidatieboeking: In de balans:

In de RR:

Herwerkingen & Eliminaties:

3.3 VERMOGENSMUTATIEMETHODE (=EQUIVALENTIEMETHODE) =de deelneming in de balans op te nemen voor het bedrag dat overeenkomt met het aandeel in het EV van de betrokken vennootschap inclusief het resultaat over het boekjaar Aandeel in het resultaat van deelneming moet in RR onder afzonderlijke post aangegeven worden Vermogensmutatie wijst erop dat rekening gehouden wordt met de mutaties (= wijzigingen in het EV van de onderliggende vennootschap per jaar voordoen) waarde wordt dus ieder jaar aangepast om rekn te houden met wijzigingen in het EV van de deelneming dus eerder waarderingsmethode dan consolidatiemethode3.3.2 Toepassing Gezien deze methode veel minder informatie oplevert dan de integrale en evenredige consolidatie mag de methode slechts toegepast worden indien noch de integrale, noch de evenredige consolidatie toepassing kunnen vinden. methode wordt gebruikt als ond waarop de methode wordt toegepast, zelf een geconsolideerde JR opmaakt. Anders wordt de statutaire JR gebruikt Consolidatieverschillen = verschil tussen de balanswaarde en de AW van deelneming die in de consolidatie opgenomen wordt bij middel van de vermogensmutatiemethode is het eerste consolidatieverschil = AW van de deelneming - daarrmee overeenstemmende fractie van het EV, gecorrigeerd met de bedragen die toerekenbaar zijn aan identificeerbare A-of Pbestanddelen van betrokken onderneming. Opname in de resultatenrekening Moet onder een afzonderlijke rubriek worden getoond

Eliminatieboekingen Geen eliminatieposten van onderlinge verrichtingen ( daar er geen samenvoegingen gebeuren van A en P, noch van K&O), uitgezonderd: De ontvangen dividenden Waarden op A verworven van venn onder vermogensmutatiemethode (eliminatie resultaat op de verkoop) Voorbeeld 16: Vermogensmutatie:

M bezit 30 % van D (verworven op 01/01/X1bij oprichting) Geen onderlinge verwerving actief of voorraden Dividenduitkering door D over X1: 10, Dividenduitkering door D over X2: 50

Analyse:

Consolidatieboekingen (jaar1): In de balans: Vervangen boekwaarde deelneming door aandeel in eigen vermogen: Verhogen waarde deelneming met het deel in het resultaat boekjaar:

In de RR:

Herwerkingen & Eliminaties:

Consolidatieboekingen (na jaar1): In de balans: Vervangen boekwaarde deelneming door aandeel in eigen vermogen bij eerste toepassing VMM:

Verhogen waarde deelneming met toename in eigen vermogen sinds verwerving tot einde vorig jaar

Eliminatie van het ontvangen dividend:

Verhogen waarde deelneming met het deel in het resultaat boekjaar:

In de RR:

Herwerkingen & Eliminaties:

Wettelijke verplichtingen: leer slide 177 tot en met slide 189 (de laatste)!!!!!!!!!!!!!

IAS/IFRS 1 INLEIDING TOT IAS/IFRS IAS/IFRS is een logisch gevolg van de internationalisering, een nieuw normkader dient zich aan. IAS (International Accounting Standards) / IFRS (International Financial Reporting Standards) is een systeem van accounting standaardzetting die, vanuit een privaat initiatief opgestart vele jaren geleden, thans komt tot de unieke standaard op niveau van de Europese Gemeenschap. Er is een bedrijfseconomische noodzaak tot verandering + evolutie van de accountingpraktijken + noodzaak uit de EU Tot dan toe was er sprake van een verouderd model: - regels en principes die de opstelling van de jaarrekening van vennootschappen regelen - principes en regels die moeten voorliggen bij opstellen van geconsolideerde jaarrekeningen - richtlijn aan kredietinstellingen - richtlijn aan verzekeringen Enkel verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen Welke moderniseringen zijn doorgevoerd? 1. Nieuw presentatiemodel voor de jaarrekening 2. Mogelijkheid om alle VA, en dus ook de immaterile, te herwaarderen 3. Mogelijkheid om de activa veralgemeend aan fair value1 te waarderen 4. Aanpassing van de consolidatiekring, ook alle ad hoc gecontroleerde identiteiten zouden kunnen opgenomen worden Doel van IAS/IFRS: IAS/IFRS beoogt het ontwikkelen van een eenduidige hoogkwalitatieve en verstaanbare Wereldwijde toegepaste boekhoudstandaarden. oplossingen en normen aan te bieden van een hoge kwaliteit en daarbij de convergentie tussen nationale en internationale accounting standaards bevorderen 2. BESLUITVORMING 2.1. De ontstaansgeschiedenis van het huidige Belgisch boekhoudrecht gaat terug tot regelgeving voor banken ingevolge de crisis van 30, veroorzaakt door een verkeerde risicobeoordeling en het in portefeuille nemen van AD van industrile en commercile bedrijven 1934: controleorgaan (CBFA) + splitsing van de gemengde banken bevolen waardoor de wetgever de autonomie van de bankfunctie wou veiligstellen. Het opleggen van regels inzake de boekhouding en de balans en de verlies- en winstrekening was een aanzienlijke nieuwigheid. Hiervoor enkel koopmansboeken (dagboek, inventarisboek, brievencopieboek) zonder sanctiemechanismen 1948: Wet op de Organisatie van het Bedrijfsleven (o.a. oprichting van ondernemingsraden) 1973: reglementering van de economische en financile inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden. Vooral de opsplitsing in de door het ondernemingshoofd te verschaffen informatie belangrijk 1. de basisinformatie is een bundel met permanente gegevens die aan de leden van de ondernemingsraad overhandigd
1

fair value = waarde in het economisch verkeer (rele waarde, werkelijke waarde of marktconforme waarde)

2. de jaarlijkse voorlichting bestaat uit financile en economische gegevens noodzakelijk voor beoordeling vd onderneming door de ondernemingsraad. 3. de periodieke voorlichting, (op kwartaalbasis) omvat tussentijdse gegevens om de evolutie van de onderneming te kunnen opvolgen. 4. de occasionele voorlichting wanneer markante gebeurtenissen de toestand van de onderneming zouden kunnen benvloeden 1978: 4e richtlijn aangenomen die betrekking heeft op de inhoud van de JR van de ondernemingen. Op basis van deze voorstelteksten heeft de Belgische wetgever op in 1975 de wetgeving betreffende de boekhouding en de jaarrekening van ondernemingen uitgevaardigd. Met als redenen: - toepassen ve eenvormige techniek van het financieel management van de onderneming; - het eenvormig bijeenbrengen van informatie (ondernemingsraden); - grotere rol van de overheid (o.a. subsidies, prijsreglementering) waardoor de nood aan info over bedrijven toenam Hierdoor ging men van bijna geen reglementering naar formele wetgeving op boekhouding en JR 1986: een richtlijn betreffende de JR en de geconsolideerde JR van banken / financile instellingen. Dit omdat kredietinstellingen steeds meer activiteiten begonnen in andere lidstaten, zodat (vanuit het Europese concurrentieoogpunt) harmonisatiemaatregelen zich opdrongen (pas in 1990 omgezet in de Belgische wetgeving). 2.2. Besluitvormingsprocedure voor de totstandkoming van regelgeving op JR van de ondernemingen
Er pe n eu uo e s iv a
C m is ie o ms

Eo o is he S c a c n m c n o ia l Cm o it

Ra ad

E r p e P r mn uo e s ale e t

Rh ic tlijn

B lg c n e u e is h iv a
Wtg v r e ee Wt e Kn g o in K n k B s it ( .B o in lijk e lu K .) C .N .B . Av s d ie C m ec le/ in u tr le o m r i d s i o d r e in e n en m g n

Europees niveau: - De Commissie stelt een voorstel van richtlijn op en dient dit in bij het Europees Parlement en de Raad

- Het Economisch en Sociaal Comit, brengt advies uit aan het Europees Parlement en de Raad over het door de Commissie ingediende voorstel -De Raad & Europees Parlement nemen deze tekst aan. Op dat moment komt een Europese richtlijn tot stand,waarbij de lidstaten binnen hun verplichting tot regulering, beetje vrijheid hebben mits ze het beoogde doel van de richtlijn bereiken. Nationaal niveau: - Federale Parlement (wetgever) vaardigt wetten uit. Wetten ve omzetting van een Europese richtlijn zijn / ontspruiten uit een bevoegdheid die niet naar de Europese Gemeenschap is overgedragen. - De Koning stelt besluiten op ter uitvoering van de wetten. Voor kredietinstellingen mogelijk de CBFA. - De Commissie voor Boekhoudkundige Normen / CBFA viseert de wetgever m.b.t. de implementatie van de Richtlijn in de Belgische wetgeving. 3. DE EVOLUTIE NAAR EN DE TOESTAND NA DE IAS VERORDENING Evolutie: IAS/IFRS vanaf zijn oprichting tot aan de omzetting van de standaarden in EU-wetgeving 3.1. De IASC Foundation (1973),Privaatrechtelijk orgaan opgericht door accountantsorganisaties uit verschillende landen. Doel? Externe financile verslaggeving door ondernemingen te verbeteren en wereldwijd te harmoniseren Hoe? Vervaardigde accountingstandaarden en ijverde voor wereldwijde erkenning + toepassing van de standaarden 3.1.1. De structuur
Trustees
19 leden

I.A.S.B.
International Accounting Standards Board
14 leden

Standards Advisory Council


49 leden

I.F.R.I.C.
International Financial Reporting Committee
12 leden

benoemt adviseert rapporteert

Trustees: benoemen de leden van de andere organen en bepalen de strategie van de organisatie

International Accounting Standards Board (IASB, belangrijkste orgaan): staat in voor het uitwerken en het uitvaardigen van internationale accountingstandaarden. Dit orgaan had vroeger de naam IASC (standaarden: IAS IFRS) De uitgevaardigde standaarden (IFRS) worden aangevuld met Interpretations of International Accounting Standards die opgesteld worden door het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) en vervolgens door de IASB goedgekeurd worden. Standards Advisory Council (SAC): geeft advies over planning en de dringendheid waarmee de IASB standaarden zou moeten uitwerken / herwerken

3.1.2. De Europese Commissie 3.1.2.1. De harmonisatie van de jaarrekeningen: een nieuwe strategie ten aanzien van internationale harmonisatie 1995 een discussienota van de Europese Commissie met als doel het bereiken van een harmonisatie op het vlak van het jaarrekeningenrecht. De voor- en de nadelen van de bestaande Europese regelgeving (op dat moment werd de boekhoudmaterie gedomineerd door de Vierde en de Zevende richtlijn, en aangevuld met de richtlijnen 86/635/EEG en 91/674/EEG respectievelijk voor de kredietinstellingen en de verzekeringsondernemingen) Positieve gevolgen: + vergelijkbaarheid tussen JR van verschillende ondernemingen uit n lidstaat vermeld worden. +financile informatie meer betrouwbaar door gebruik van algemeen aanvaarde kwalitatieve normen. Het boekhoudrecht werd aldus opgewaardeerd. Weliswaar slechts een afgeleide van de bepalingen uit de richtlijnen, maar hun algemene principes (nationale wetgeving) stemmen overeen stijging van grensoverschrijdende handelstransacties + beursgenoteerde ondernemingen met dubbele/buitenlandse notering binnen de E.G. bespaarde K door vermijden van opstellen van financile verslagen volgens verschillende boekhoudnormen. In praktijk niet de gewenste uniformiteit van het JR-recht van de Europese regelgevers (lidstaten behouden keuzemogelijkheden + aanleiding mogelijk tot verschillende nationale interpretaties) E.G. mankeerde een uniforme visie over het domein van het boekhoudrecht, europese bedrijven moeten bv financile informatie te publiceren conform US GAAP om de Amerikaanse beurs te betreden, dit is uiteraard kostenverhogend (tenzij een uitz. als globar player werd bekomen) Europese Commissie overwegen scenarios om tot gelijkwaardige JR binnen de EU te komen: uitbreiden van het global player statuut waarbij enkele sectoren uitgesloten zouden worden van het toepassingsgebied van de richtlijnen nastreven van wederzijdse erkenning tussen US GAAP en de richtlijnen invullen van open bepalingen, het wegwerken van de keuzemogelijkheden en het rechtzetten van foutieve interpretaties van de richtlijnen allen niet haalbaar volgens Europese Commissie, daarom als oplossing het overnemen van de internationale accountingstandaarden van het IASC. 3.1.2.2. Het onderzoek naar de conformiteit tussen IAS en de richtlijnen 1996: in geval van inconsistenties tussen beide normkaders vastgesteld werden, zou men de richtlijnen moeten aanpassen / internationale standaarden in heroverweging nemen. 2003 conclusie van de Europese Raad van Lissabon: snel werk te maken van de verbetering van de vergelijkbaarheid van de financile staten van ondernemingen

2000 Europese Commissie stelde voor bijkomende maatregelen voor om de financile verslaggeving in de Unie te verbeteren om tegemoet te komen aan de eisen van het veranderde beurslandschap (internationaal heeft zich een fusiebeweging tussen kapitaalmarkten afgespeeld) vragen om eenvormige rapporteringregels op te leggen + ook de belegger was veranderd. Door de mogelijkheden van het Internet eist de belegger thans continu aangepaste on-line bedrijfsinformatie. 2001: Europese Commissie dient een voorstel van verordening tot harmonisering van de rapporteringnormen in bij het Europese Parlement en de Raad. Economisch en Sociaal Comit geeft een advies over het Commissievoorstel. Definitieve tekst door de Raad en het Parlement in 2002 bekrachtigd werd. De verordening is vooral gericht op beursgenoteerde ondernemingen, moeten vanaf 2005 hun geconsolideerde JR opstellen volgens de IAS normen door de Europese Commissie opgelegd., maar lidstaten kunnen ook de statutaire jaarrekening volgens de internationale standaarden opstellen. De verordening kan door de nationale instanties uitgebreid worden naar niet-beursgenoteerde ond., bv. voor bedrijven uit specifieke sectoren zoals financile instellingen en de verzekeringsondernemingen. Uit de historische schets in bleek zowel de nationale als de Europese regelgevers de kredietinstellingen door hun eigenheid steeds op een afzonderlijke wijze behandeld hebben. De IAS Verordening verlaat dit historisch onderscheid. In het geval de kredietinstellingen inderdaad de IAS standaarden moeten toepassen, mogen moeilijkheden verwacht worden, de internationale standaarden zijn echter tot op heden een onvolledig geheel en de bestaande standaarden zijn nog aan wijzigingen onderhevig. Er bestaat slechts 1 standaard die specifiek voor kredietinstellingen en zijn toepassingsgebied blijkt dan nog beperkt te zijn. Het bancair boekhoudrecht is door zijn bijzondere bepalingen op zich reeds ingewikkeld. De overschakeling naar een nieuw boekhoudkundig referentiekader zal het bancair boekhoudrecht mogelijk nog ingewikkelder maken. Onderzoek toont dat dergelijke overschakeling tussen rapporteringnormen zelfs voor bekwaam personeel minstens 18 maanden vereist, daarom maakt Bazelcomit zich zorgen om mogelijke algemene onderwerping van kredietinstellingen aan IAS Het wetgevend proces wordt voorgesteld in de figuur.
E uropese R aad

E uropees P arlem ent

R aad

C m om issie

B eleidslijn vastleggen U erken voorstel IA V itw S erordering U itvaardigen IA V S erordening en delegatie aan C m om issie

3.1.3. De procedure tot vaststelling van de IAS/IFRS standaarden De IAS verordening bepaalt dat de Europese Commissie moet IAS/IFRS standaarden bekrachtigen vooraleer ze bindend zijn voor ondernemingen, dit om toezicht uit te oefenen op de kwaliteit van de standaarden van het IASB + verklaart dat de standaarden in overeenstemming zijn met JR-richtlijnen De lijst van goedgekeurde standaarden is opgenomen in tabel 2.1.

Alvorens de Europese Commissie haar goedkeuring verleent aan een IAS/IFRS standaard, worden hij beoordeeld door twee comits. Het betreft een politiek en een technisch niveau. Bovendien bestaat de mogelijkheid om werkgroepen in te stellen rond specifieke onderwerpen: 1. Accounting Regulatory Committee (A.R.C.) (Regelgevend Comit voor Financile Verslaglegging) Politiek niveau bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door de Europese Commissie. Het brengt advies uit aan de Europese Commissie m.b.t. het al dan niet goedkeuren van een IAS/IFRS standaard. Samenspel van de Europese Commissie en Europese comits bij goedkeuring IAS/IFRS standaarden
C m is ie o ms

C .S . .E .R

A c u tin R g la ry c o n g e u to C m itte (A .C o m e .R .)

B n gA v o C m itte a kin d is ry o m e (B .C .A .)

C .S . F . .E .R in

E ro e ec m s u p s o it Av s d ie D e a ea nv rg d rin e e ln m a e a e g n

2. Committee of European Securities Regulators (C.E.S.R.) Het comit waarin vertegenwoordigers van de effectentoezichthouders van de Europese lidstaten verenigd, opgericht door de Europese Commissie. Voor Belgi participeert de C.B.F.A het C.E.S.R. cordinerende rol van activiteiten van de Europese effectentoezichthouders + adviserende rol op verzoek van de Europese Commissie, hetzij op eigen initiatief, aan de Europese Commissie over alle aspecten van het effectenwezen C.E.S.R werkt. actief mee aan het beleid omtrent de harmonisatie van accounting standaarden permanente werkgroep C.E.S.R. Fin: cordinatie van de activiteiten van al haar leden m.b.t. de bekrachtiging van internationale standaarden en controle op toepassing van IAS/IFRS door ond 3. Banking Advisory Committee (B.A.C.) Leden ervan kunnen vergadering van A.R.C bijwonen als IAS/IFRS standaarden behandeld worden die gericht zijn op de banksector / bijzondere impact hebben op rapportering van kredietinstellingen. 4. European Financial Reporting Advisory Group (E.F.R.A.G.) Technisch comit bestaande uit deskundigen die IAS/IFRS standaarden en hun overeenstemming met de Europese richtlijnen beoordelen. deelt bevindingen mee aan het A.R.C + wordt op pro-actieve wijze betrokken bij de opstelling van de IAS/IFRS normen door te reageren op exposure drafts, dit zijn voorstellen tot standaarden. Voorstellen zijn echter niet bindend In onderstaand figuur is de samenstelling en structuur van de E.F.R.A.G. weergegeven. Daaruit blijkt dat de organisatie over twee niveaus beschikt: de Technical Expert Group en de Supervisory Board of

European Organisations die toezicht houdt. Binnen de E.F.R.A.G werden de Europese Commissie, de IASB en de C.E.S.R. betrokken door aan deze instanties het statuut van waarnemer te verlenen. Op die wijze wil de E.F.RA.G. zich profileren als een orgaan dat handelt voor het Europees publiek belang. De E.F.R.A.G. kan een beroep doen op een uitgebreid netwerk van nationale boekhoudautoriteiten. (lobbyorganisaties en sectoraal overleg)

E.F.R.A .G.
Technical Expert Group Supervisory Board

F.E.E.

F.B.E.

G.E.B.C.

F.E.S.E.

E.F.A.A.

U.N.I.C.E.

E.S.B.G.

C.E.A.

U.E.A.P.M.E.

3.1.4. De uitgangspunten van IAS/IFRS Filosofie van standaarden: dat informatieve behoeften van kapitaalmarkten ingelost moeten worden. door de vraag van de investeerders naar volledige rapportering in te willigen, wordt automatisch tegemoetgekomen aan de informatie-eisen van de stakeholders (schuldeisers, overheid, personeel, ). De investeerder wordt aldus verheven tot de meest eisende van de betrokken partijen voor wat de financile rapportering betreft. Rapportering in Belgi bestaat uit de publicatie van JR ( balans, RR, toelichting en sociale balans) De internationale standaarden eisen meer: - de balans en RR moeten aangevuld worden met uitgebreider arsenaal aan toelichtingen. - Kasstroomoverzicht en een staat van wijzigingen in het eigen vermogen verplicht gesteld - Informatieaanbod verruimd door de publicatie van segmentgevens, de berekening van de winst per aandeel, de bijzondere rapporteringsverplichtingen rond de activiteiten in discontinuteit en de aanvullendemeldingen aangaande de aanwending van financile instrumenten. Ook het ondernemingsgebeuren waarover gerapporteerd moet worden, wordt uitgebreid via de notie relaties met verwante partijen en via de opname van special purpose entities (SPEs) in het balansbeeld. - De standaarden leggen een grote nadruk op de balans. De resultatenrekening is slechts een afgeleide van de balans. De standaarden hechten ook veel belang aan de economische realiteit, eerder dan aan de werkelijke juridische toestand. In de literatuur is dergelijk uitgangspunt bekend onder het begrip substance over form. Aangezien de opstellers van de standaarden sterke nadruk legden op de creatie van shareholders value, wensten zij de werkelijke waarde van de onderneming tot uitdrukking te brengen in de JR afgezien van historische kostprijs en men ging richting waardering tegen marktwaarde (fair value) 3.1.5. De wereldwijde erkenning van IAS/IFRS IASC Foundation is een privaatrechtelijke organisatie, daarom zijn haar standaarden juridisch niet bindend Lange tijd had de organisatie slechts weinig invloed en geen draagvlak bestond. Haar invloed nam toch toe omwille van: - van een toenemend aantal multinationale ondernemingen - afspraak met I.O.S.C.O.

van hun functie als inspiratiebron voor nationale regelgevers door de Europese Gemeenschap, die de toepassing van de IAS/IFRS standaarden vanaf 2005 verplicht oplegt aan alle Europese beursgenoteerde bedrijven.

opmerkelijk: dat het IASC sinds 1973 internationaal actief en dus al lange tijd de deelnemers aan het economisch verkeer niet konden overtuigen van TW en mogelijk hoge kwaliteit van IAS-regels, de meerderheid koos voor US GAAP (indien ze afwijken van nationale normen). Kritiek is dan ook niet verwonderlijk. 3.2. Het belang van IAS/IFRS voor (Belgische) ondernemingen 1. 2. IAS zal de benchmark worden in vele landen, minstens in de uitgebreide EU definitief de nationale verschillen uitschakelen. Gebruik niet beperkt tot de EU Door hun verbreiding het toezicht op de beursgenoteerde ondernemingen, en in het algemeen van alle ondernemingen die vallen onder het prudentieel toezicht (zoals daar zijn banken, kredietinstellingen, beleggingsfondsen, ) vergemakkelijken. Vroeger waren ondernemingen soms verplicht volgens verschillende nationale standaarden rapporteringen op te bouwen, wat niet alleen niet erg efficint is, maar vooral kan leiden tot fouten in de toepassing. Overheidstoezicht kan vanuit een internationaal orgaan Vereenvoudigt voor ondernemingen toezicht op hun dochterondernemingen Uniforme regeling vergemakkelijkt zoektocht van ondernemingen naar kapitaalverschaffers. Eenvoudiger dan US GAAP, die een echte regelgeving zijn, waarbij m.a.w. streng en formeel casus per casus gereglementeerd wordt. (principle based versus rule based) EU erkent IAS/IFRS als enig alternatief voor de nationale wetgeving

3. 4. 5. 6. 7.

3.3. De gevolgen van IAS/IFRS voor de Belgische ondernemingen 3.3.1. De vroegere reglementering m.b.t. niet Belgische jaarrekeningnormen Vroeger: Global Player beleid Basisidee: Global PLayers mogen hun geconsolideerde JR opstellen volgens een niet-Belgisch referentiekader (IAS, US GAAP,). bedrijven die: 1. genoteerd worden op een buitenlandse kapitaalmarkt of de intentie hebben aldus te doen naar aanleiding van een beursintroductie 2. multinationals zijn met belangrijke activiteiten in het buitenland 3. Belgische dochters zijn van buitenlandse ondernemingen 4. behoren tot sectoren met dominante buitenlandse accountingstandaarden. Als global player erkend als: - een speciale toelating van de Minister van Economische Zaken bekomen - nadat de Commissie voor boekhoudkundige normen (CBN) positief advies heeft uitgebracht - toelating = beperkte periode verstrekt (3 tot 5 jaar) maar is hernieuwbaar - toelating moet gemeld worden in de JR en keuze moet verantwoord zijn - CBFA moet verduidelijken dat zij een voorkeur had voor de IAS-normen. Slechts een beperkt succes: - We zitten nog steeds in een aanloopperiode (termijn sinds ontstaan is relatief kort) - Overgaan naar internationale standaarden vereist veel techniciteit voor de betrokken onderneming en moet omkaderd worden door een goed organisatorisch geheel (=moeilijk) - Voordelen moeilijk in te schatten en niet veralgemeenbaar - Nationale evolutie? Het global player beleid: samengevat

Global Players Andere ondernemingen 3.3.2. De nieuwe situatie

Geconsolideerde JR IAS - US GAAP (tot 2005) of Belgische normen Belgische normen

Enkelvoudige JR Belgische normen Belgische normen

Europese Commissie: verordening 27 mei 2002: - IAS verplicht voor beursgenoteerde EU-ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen (uitstel tot 2007 indien al andere internationale norm toegepast) - Mogelijkheid dit uit te breiden tot de niet-beursgenoteerde ondernemingen alsook tot de statutaire jaarrekening - Europese boekhoudrichtlijnen niet afgeschaft worden (bedoeling = moderniseren)
Belgi: K. B. van 4 december 2003, geconsolideerde JR in IAS:

Toegelaten vanaf 2004 voor beursgenoteerden op Belgische beurs Verplicht vanaf 2005 voor beursgenoteerden (excl. banken en verzekeringsondernemingen) Verplichting tot consolidatie volgt uit Belgisch recht Melding in revisoraal verslag Geconsolideerde JR IAS Belgische normen of IAS Enkelvoudige JR Belgische normen Belgische normen

Beursgenoteerde ondernemingen Andere ondernemingen

Nieuwe situatie voor Belgi heeft een reeks nadelen: 1. Geen mogelijkheid is voor de statutaire JR naar de IAS-normen te opteren moet de klassieke boekhouding verder gevoerd worden volgens de Belgische boekhoudvoorschriften 2. Daardoor: statutaire JR en geconsolideerde JR niet meer aansluitbaar / conform 3. meer kosten bij uitwerking 4. Geen enkele vooruitgang geboekt om de fiscale gevolgen die zouden kunnen verbonden zijn aan het gebruik van het fair value systeem uit te schakelen 5. Er wordt nog geen eenheid bereikt van boekhouding voor een multinationale groep die zich over verschillende landen actief stelt waar overal IAS toegepast wordt (enkel op geconsolideerd niveau); IAS/IFRS vs. Belgian GAAP Indrukwekkende reeks verschillen Belgian GAAP: veel elementen niet aanvaard in IAS/IFRS IAS/IFRS: weinig elementen niet aanvaard in Belgian GAAP Overgang eist toetsing iedere IAS/IFRS standaard en IFRIC uitspraak Inventarisatie verschillen opstellen Te publiceren notes gaan veel verder dan onze toelichting Niet alleen aanpassing externe financile staten Ook aanpassing beheersmodellen en informaticasystemen 4. HET IASB FRAMEWORK 1989: algemene beginselen vastgelegd, een soort memorie van toelichting Ondersteunt de ontwikkeling van nieuwe standaarden + herziening van bestaande standaarden

Conceptuele kader van het IASB zoals opgenomen in dit framework is niet alomvattend, er blijven een aantal domeinen waar geen restrictief standpunt ingenomen wordt en derhalve veel interpretatieruimte overblijft, werd het niet goedgekeurd door de verordening van de EC / Verordening Belgisch boekhoudrecht voorziet dergelijk conceptueel kader niet 4.1. Kapitaalmarkt orintatie In het concetptuele kader van het IASB wordt het accent gelegd op de relatie tussen de inhoud van de financile staten en de informatiebehoeften van de kapitaalmarkt gevolg: alhoewel er vele doelgroepen zijn voor de financile rapportering (zoals beleggers, werknemers, kredietverschaffers, klanten en leveranciers, overheidsorganen en in het algemeen het grote publiek) worden de informatiebehoeften van de kapitaalmarkt als primordiaal aangegeven. >< in contrast met meervoudige doelstelling geformuleerd bij de uitwerking van boekhoudrecht, waar getracht werd op evenwichtige wijze met de interesses van alle voormelde partijen rekening te houden. IAS is dus uiteindelijk gegroeid vanuit het idee van de maximalisatie van de eandeelhouderswaarde die in het vorige decennium zijn omgang gemaakt heeft. Gevolgen deze stelling: - Nadruk op marktconforme waardering - Invloed uit de DCF waarderingsmethode - Toevoeging van kasstroomoverzicht Erkenningscriteria voor opname in het conceptuele kader van de IASB: Actief: = ondernemingsmiddel dat door de onderneming beheerst wordt als gevolg van gebeurtenissen uit het verleden en waarvan verwacht wordt dat er in de toekomst economische voordelen zullen uit voortvloeien voor de onderneming Een actief wordt in de balans erkend: als het waarschijnlijk is dat de economische voordelen aan de onderneming zullen toekomen+ de waarde op een betrouwbare manier kan gemeten worden Passief: = financile verplichting is een huidige verplichting voor de onderneming die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, waarvan verwacht wordt dat de afwikkeling een besteding van ondernemingsmiddelen die economische voordelen weerspiegelen zullen tot gevolg hebben. Een verplichting wordt in de balans erkend: als het wss is dat de afwikkeling de besteding van economische middelen zal inhouden + het bedrag voor de afwikkeling op een betrouwbare manier kan gemeten worden Kost wordt in de RR erkend als: wanneer een afname in toekomstige economische voordelen is ontstaan door een vermindering van actief of een vermeerdering van passief + de afname op een betrouwbare manier kan gemeten worden Opbrengst wordt in de RR erkend als: als een toename in toekomstige economische voordelen is ontstaan door een vermeerdering van actief of een vermindering van passief + de toename op een betrouwbare manier kan gemeten worden De IASB kiest (zoals US-GAAP) voor de balance sheet approach: - Erkenning en meting van activa en verplichtingen komen op de eerste plaats - K & O worden afgeleid uit de mutaties van A & P met als gevolg dat het EV een restpost is die volgt uit de waardering van de balanselementen en het verschil in het eigen vermogen tussen het begin en het einde van de periode =perioderesultaat

behoudens voor wat betreft enkele bewerkingen die aanleiding gegeven hebben tot rechtstreekse imputaties op het eigen vermogen. IAS: nadruk op waardering in functie van huidige economische waarde matching principe (toerekenen van de K & O van de verrichting aaneen zelfde periode) en het voorzichtigheidsprincipe, beide nochtans traditionele concepten, in de verdrukking komen. Vbn hiervan zijn de verwerking van de latente belastingen en de pensioenverplichtingen voor meer informatie zie: cursustekst pagina 32-78 4.4. Substance over form economische realiteit primeert op de juridische benadering Een bekend voorbeeld is het overdragen van de eigendom aan een andere partij alwaar de verkoper de toekomstige economische voordelen blijft genieten die voortkomen uit het overgedragen element. IAS/IFRS maakt dan geen toepassing van het realisatieprincipe en laat geen realisatieresultaat zien. Dit principe heeft vooral een weerslag op het onderscheid tussen EV< - > VV - Passiefelement met een betalingsverplichting = VV, zonder = EV - Preferente aandelen met een overeengekomen terugbetalingsverplichting = dus VV - Leningen met een contractueel verplichte conversie in aandelen = EV - Converteerbare obligaties zijn dan een hybride vorm, waarbij een deel in eigen vermogen gaat (nl. de waarde van de conversie optie), en het saldo in vreemd vermogen (de schuldverplichting zonder de conversieoptie). visie heeft gevolgen voor RR: - Preferente aandelen met terugbetalingsverplichtingen worden vreemd vermogen: de daaraan toegekende dividenden worden geen deel van de winstverdeling maar maken wel een kostencomponent uit. - De intrest op de lening met conversieverplichting wordt niet als een kost aanzien, maar wel een als winstbestemming; - De nominale rente op de converteerbare obligatie gaat niet naar de resultatenrekening, het is de rente van toepassing op een lening zonder conversiemogelijkheid die de kost uitmaakt. 5. TERMINOLOGIE IAS/IFRS bindend en bekrachtigt door Europese Commissie, (met een verordening : oefent zo toezicht uit en verklaart dat de standaarden in overeenstemming zijn met de JR-richtlijnen), direct toegepast in de lokale wetgeving zonder keuze of implementatiemogelijkheden. De lijst van de tot op heden goedgekeurde standaarden is opgenomen in tabel 2.1 + de SIC/IFRIC (International Financial Reporting Interpretations Committee): wet als aangenomen bij EU-verordening (Europese Commissie) + voor EU omvat statements geen voorbeelden, basis voor conclusies en geen implementation guide + de totstandkoming van de Statements de EDs (Exposure drafts) zijnde de ontwerpen van nieuwe of herwerkte statements. Daarop kan gereageerd worden door genteresseerden. Zo komen dikwijls vele tientallen comment letters tot stand die alle publiek gemaakt worden via de website van de IASB. rekening houden met het feit dat de normen die door de EU bij verordening bekrachtigd zijn, in de diverse talen van de gemeenschap beschikbaar zijn enkel deze zijn geldig als wet intussen werkt het IASB verder, de standaarden volgen hier elkaar niet meer op. De elementen worden niet bij EU-verordening opgenomen, dit is niet meer noodzakelijk.. Voorstellen voor wijziging en/of nieuwe normering worden uitgewerkt, exposure drafts voorgelegd om reactie te bekomen enz.

6. HET FINANCILE RAPPORTERINGSMODEL VAN DE IASB

Belgian GAAP

IAS/IFRS

Balans Resultatenrekening Toelichting Sociale balans

Balans Winst- en verliesrekening Grondslagen voor financile rapportering en toelichting (waarderingsregels maar uitgebreider) Kasstroomoverzicht Overzicht van de vermogensmutaties (hoe beweegt het EV van het begin van het jaar

+ jaarverslag, verplichting van het wetboek van


8.1. Balans Minimale indeling: MVA IVA FVA Investeringen equity methode Voorraden Handelsvorderingen en overige vorderingen Geldmiddelen en kasequivalenten

Handelsschulden en overige te betalen posten Belastingverplichtingen Voorzieningen Lopende rentedragende verplichtingen Minderheidsbelangen Geplaatst kapitaal en reserves

maar dus geen standaard schema zoals bij de Belgian GAAP, de IAS normen toe verder opsplitsing te maken naargelang de aard en de omvang van de onderneming nu wordt er echter gezocht naar een vast schema door de EU er is een voorstel van de NBB, maar niet zomaar over te nemen van de site, het model is opgesteld via de statements maar bij elk bedrijf moeten er verschillende nadrukken gelegdworden (gemaakt voor didactische doeleinden) referentie naar statements, geen uitvinding van NBB, maar een verplichting van IAS

A ctiva
IA S/IFR S Paragraaf B oekjaar Huidig Vorig
(000) (000)

I. VA STE A CTIVA 1. M aterile vaste activa 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. M aterile vaste activa in aanbouw Terreinen en gebouw en Insta llaties, m achines en uitrusting M otorvoertuigen IT m ateriaal Inrichting en toebehoren Verbeteringe n aangebracht aan gehuurd bezit O verige m aterile vaste activa

1.51

1.68.a

16.37.b 16.73 16.73, 16.37.f C P 16.73, 16.37.g 16.73 16.73

Common practice, elementen uit IAS/IFRS opgestelde geconsolideerde JR die door Belgische /buitenlandse beursgenoteerde bedrijven openbaar worden gemaakt(toepassing van het gewoonterecht) Het model kan volgens de NBB gebruikt worden door handels- en industrile ondernemingen die hun verslaglegging al dan niet geconsolideerd presenteren in overeenstemming met IAS. Daarbij stelt de NBB dat het model moet genterpreteerd worden als een lijst van elementen die in een pdf-bestand gegoten zijn om de interpretatie te vereenvoudigen. Daarbij is het logisch volgens de NBB: Dat op grond van het materialiteitsbeginsel eigen elementen mogen of moeten voorzien worden rekening houdende met de specifieke kenmerken van het bedrijf en zijn sector Niet-materile bedragen mogen samengevoegd worden met bedragen van soortgelijke aard of functie en dus niet noodzakelijk afzonderlijk hoeven gepresenteerd te worden. De NBB zwijgt erover dat: IAS slechts n methode voorziet voor alle bedrijven; bijgevolg ook sectoren die traditioneel bij ons een afwijkend (en striktere) wetgeving opgelegd krijgen, onder diezelfde structuur vallen. Wij noemen hier evident banken, effectenbanken en verzekeringsondernemingen. Deze sectoren trekken dan ook het hevigst van leer tegen de invoering van IAS in hun rapporteringsverplichtingen. Het model geeft enkel een voorstelling van de balans op basis van de indeling vast/vlottend (langlopend/kortlopend voor de verplichtingen). Een presentatie in volgorde van de liquiditeit is een optiemogelijkheid die onder IAS/IFRS slechts mag gebruikt worden in het geval dat deze een getrouwer beeld geeft. Aangezien die mogelijkheid als een uitzondering op de regel wordt beschouwd heeft de NBB dergelijke presentatie niet voorzien in het model. Definitie van de indeling vast-vlottend conform volgend schema: Operationeel Korte termijn (tem 12 maanden Lange Termijn (>12m) VLOTTEND Vlottend Vast Niet-operationeel

Verdere opmerkingen: Activa - Geen oprichtingskosten meer op het actief; - Aanduidingen at cost wat aangeeft dat het IASB model een gemengd waarderingsmodel is en niet steeds naar huidige waarde grijpt; - De deferred tax assets; - Het op de balans komen van hedging instrumenten; - De assets held for sale (bij ons vervat in de andere materile vaste activa). Passiva - Eigen vermogen met aftrek van de eigen aandelen; - Aanduiding dat het een geconsolideerd schema is met de minderheidsbelangen; -Afzonderlijke melding van de intrestdragende en de renteloze schulden; - Kapitaalsubsidies als schuld en niet meer als deel van het eigen vermogen; - De uitgestelde belastingen als schuld en niet meer als voorziening; - Het niet meer voorkomen van voorzieningen in het algemeen; - De schulden voor de pensioenen (cf ook supra).

6.2. De resultatenrekening RR volgens IAS heeft een andere structuur en vooral een ander detailniveau dan onder het Belgische regime. Een (geconsolideerde) resultatenrekening volgens IAS dient minimaal volgende gegevens te omvatten (geen standaardschema), niet uitgebreid want IAS is vooral balance sheet oriented: opbrengsten de resultaten van de bedrijfsactiviteiten (bedrijfsresultaat) financieringskosten het aandeel in de winst of het verlies van geassocieerde deelnemingen en joint ventures dat volgens de equity-methode is gewaardeerd belastinglasten winst of verlies uit de normale bedrijfsactiviteiten buitengewone posten (uitzonderlijke K & O) minderheidsbelangen (= belangen van derden in het resultaat) nettowinst of -verlies over de periode winst per aandeel IAS stelt het opnemen van bijkomende indeling verplicht stelt als deze nodig zijn voor goed begrip. Belastingen: enkel de belastingen met betrekking tot de gewone bedrijfsuitoefening afzonderlijk in de resultatenrekening te worden opgenomen < - > Belgische normen worden de belastingen op de gewone bedrijfsuitoefening niet afzonderlijk weergegeven en wordt in de resultatenrekening enkel het geheel van de belastingkosten en - opbrengsten van de periode getoond Uitzonderlijke elementen: worden strikt gedefinieerd als O & K die voortvloeien uit gebeurtenissen en verrichtingen die duidelijk te onderscheiden zijn van de gewone bedrijfsuitoefening (komen zelden voor volgens IAS/IFRS) vb: de onteigening van activa en het optreden van aardbevingen of andere natuurrampen tenware de onderneming zich verzekert tegen zulke rampen. De schade ten gevolge van een natuurramp is echter geen uitzonderlijk element, indien de locatie van de bedrijfsactiviteiten de onderneming blootstelt aan bv aardbevingen. Worden door IAS niet beschouwd als uitzonderlijke elementen: - resultaten bij de realisatie van vaste activa; - herstructureringskosten en; - het grootste deel van de uitzonderlijke vormingen en terugnemingen van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen. De resultaten gerealiseerd n.a.v. de stopzetting van een deel van de activiteiten worden evenmin als uitzonderlijke elementen beschouwd. Kosten en opbrengsten worden uitgesplitst naar hun aard of naar hun bestemming en IAS/IFRS laat de keuze zulks te doen in de resultatenrekening zelf dan wel in de toelichting: 1. Categorie indeling (= naar aard) Opbrengsten X Kosten van verkoop (X) Brutowinst X Overige exploitatiebaten X Distributiekosten (X) Beheerskosten (X) Overige exploitatielasten (X) Winst uit de bedrijfsactiviteiten X 2. Functionele indeling (= naar functie) Opbrengsten X

Overige exploitatiebaten Wijzigingen in voorraden gereed product en werk in uitvoering Grondstoffen en gebruikte hulpstoffen Personeelskosten Kosten van afschrijvingen Overige exploitatielasten Totaal exploitatielasten Winst uit de bedrijfsactiviteiten

X X X X X X (X) X

Toelichting (voor elk element een passende statement die zegt wat je moet doen): Inhoud: - Notes (verwijzingen met balans, RR, tabel wijziging EV, kasstroomoverzicht) - Waarderingsregels (per rubriek) - Notes kunnen beschrijvend zijn, bv. conditionele verbintenissen of bij voorzieningen - Statement of compliance with IAS/IFRS - Segmentrapportering Niet voor zien: - Jaarverslag 6.3. Staat van wijzigingen in het eigen vermogen (kennen we niet in Belgisch recht, vb in bijlage) IAS legt de publicatie op van een afzonderlijke financile staat die de bewegingen in het eigen vermogen van het boekjaar weergeeft (gaat om een aanvulling bij de balans, RR en toelichting) = traditionele overeenstemmingstabel van het eigen vermogen van begin- naar eindsaldo In IAS/IFRS directe toerekening aan componenten van het eigen vermogen toegelaten of verplicht is (mutaties), wat juist expliciet verboden is bij de Belgische wetgeving Mutaties in het eigen vermogen van een onderneming tussen twee balansdata weerspiegelen de stijging of daling van haar netto-activa of rijkdom tijdens de periode, op basis van de specifieke waarderingsprincipes die de onderneming gehanteerd heeft en in de jaarrekening heeft vermeld. Globale vermogensmutatie toont het totaal van de winst en het verlies dat tijdens de periode werd gegenereerd door de activiteiten van de onderneming. De opzet van deze staat is een brug te leggen tussen het nettoresultaat van het boekjaar zoals dat voortvloeit uit de resultatenrekening en de wijzigingen in het eigen vermogen van het boekjaar die niet gerelateerd zijn aan transacties met of uitkeringen aan de aandeelhouders (nl. het aanhouden en wijzigen van activa en verplichtingen). Begintoestand kapitaal, uitgiftepremies en reserves per soort Bewegingen boekjaar Resultaat boekjaar Kapitaalbewegingen Mutaties rechtstreeks in eigen vermogen - fundamentele fouten - wijzigingen waarderingsregels - bewegingen rechtstreeks op vermogen Elementen rechtstreeks in eigen vermogen: o.a. - Herwaarderingsmeerwaarden - Sommige omrekeningsverschillen - Dividenden (nog uit te keren) - Kapitaalbewegingen

6.4. Kasstroomoverzicht (voorbeeld in bijlage)

Opgave van inkomende en uitgaande kasstromen (=een overzicht van de geldmiddelen die in de periode gend zijn en van het gebruik dat van deze geldmiddelen is gemaakt) + samenhangende toelichting, voor elke periode waarvoor een JR wordt opgesteld. In Belgi tot nu niet verplicht, enkel bij het prospectusbesluit

IAS 7 stelt dat informatie over de kasstromen van een onderneming nuttig is omdat zij de gebruikers van JR een grondslag verschaft voor de beoordeling van het vermogen van de onderneming om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren en van de behoeften van de onderneming om deze kasstromen te gebruiken. 7. BESPREKING VAN EEN AANTAL FREQUENT VOORKOMENDE BALANSPOSTEN 7.1. Oprichtingskosten kan je geen O van verwachten, allemaal uitgegeven, uitgesloten dat het voorkomt bij IAS/IFRS Kosten kapitaalverhoging (rechtstreeks van kapitaal af te trekken, door wijziging in EV) Resultaat bij ontstaan (want geen toekomstige econ voordelen) Kosten uitgifte leningen (= kosten van VV) Resultaat bij ontstaan (want geen toekomstige econ voordelen) Begrepen in prijs MVA gaat naar winst-verliesrekn of je kan het in de prijs van een MVA verwerken (met betrekking tot leningen waarvan de aanwending rechtstreeks kan toegewezen worden aan de verwerving, de opbouw of de productie van een actief waarvan het gebruiksklaar maken voor productief gebruik of verkoop een lange tijd in beslag neemtIn dat geval mogen de uitgiftekosten geactiveerd worden als een onderdeel van de aanschaffingswaarde van het actief waarvoor het vreemd vermogen werd gebruikt. Indien voor deze alternatieve behandeling wordt gekozen, moet ze wel algemeen toegepast te worden voor alle activa met lange opbouwduur) = intercalaire intresten (deze komen via afschrijvingen op O) Intercalaire intresten Deel van aanschaffingswaarde MVA Herstructureringskosten Onmiddellijk in resultaat IAS gaat niet mee in activeringsgedachte, het zijn K waar je niets meer aan kunt doen resultaat .7.2. Immaterieel vast actief Definitie: Een niet tastbaar en gendividualiseerd niet monetair bestanddeel, dat gebruikt wordt door de onderneming voor haar productie of de levering van goederen of diensten, voor verhuur of voor administratieve doeleinden, dat uit gebeurtenissen in het verleden is voortgekomen en waarover de onderneming de zeggingsschap heeft en waarvan toekomstige economische voordelen voor de onderneming worden verwacht. Slechts op actief als: - identificeerbaar actief gecontroleerd door de onderneming - onderneming zal genieter zijn van de waarschijnlijke toekomstige economische voordelen - kostprijs betrouwbaar te meten De voorwaarden gelden zowel voor extern verworven als voor intern voortgebrachte immaterile activa. Voor intern geproduceerde immaterile activa gelden evenwel bijkomende erkenningscriteria.

De definitie van een immaterieel actief gaat verder dan de erkenningscriteria van een actief kortweg. In de definitie zijn een aantal kenmerken van essentieel belang, met name identificeerbaarheid van het actief, controle over het actief en het bestaan van toekomstige economische voordelen. De inschatting van de toekomstige economische voordelen is de taak van het management, waarbij redelijke en onderbouwde veronderstellingen moeten gebruikt worden en dit binnen de visie van het management Niet op actief als (en dus rechtstreeks in winst-verliesrekn): - kosten onderzoek - start-up kosten - vorming- en opleiding - reclamekosten - intern opgebouwde goodwill - merken - klantenlijsten ... Wel op actief als: - eigen ontwikkelde software, moet goed te meten zijn (loonK,..) timesheets, IMVA moet duidelijk te onderscheiden zijn van goodwill, heeft betrekking op toekomstige economische voordelen die het gevolg zijn van synergie tussen identificeerbare activa en activa niet identificeerbaar op de balans, maar waar de werkgever wel wil voor betalen. Kosten van onderzoek: nooit op actief!, want worden bij besteding direct in RR opgenomen Kosten van ontwikkeling: activeerbaar mits naleven van vwn: - technische haalbaarheid van afwerken voor verkoop of gebruik - bedoeling af te werken en het te gebruiken en te verkopen - hoe toekomstige economische voordelen opleveren? (bv bestaat er een markt?) - beschikbaarheid van aangepaste technische, financile en andere middelen om de ontwikkeling rond te maken en te gebruiken of te verkopen - mogelijkheid die uitgaven betrouwbaar te meten - het ontwerpen, bouwen en testen van prototypes en modellen, voorafgaand aan de productie of het gebruik - het ontwerpen van gereedschap, mallen en matrijzen met betrekking tot nieuwe technologie - het ontwerpen, bouwen en in gebruik nemen van een proeffabriek die nog niet geschikt is voor commercile productie het ontwerpen, bouwen en testen van een gekozen alternatief voor nieuwe of verbeterde materialen, apparaten, producten, processen, systemen of diensten. Software: - Machinesoftware / systeemsoftware = MVA, andere software beschouwt IAS/ IFRS als IMVA - Toepassingssoftware (intern geproduceerde software) = IMVA indien aan vw voldaan is interne productie (alle uitgaven die direct worden toegerekend aan het creeeren vh actief voor het beoogde gebruik kostprijs omwat: Directe materialen en diensten Directe lonen en wedden Andere directe kosten Overheads nodig om het actief te maken (bijvoorbeeld een deel van de afschrijvingen van materile vaste activa, verzekeringspremies en huur) omvat niet: Verkoop- en administratiekosten Algemene overhead Initile opstartverliezen

Opleidingskosten

als vroeger uitgaven als K geboekt w dan wordt activeren voor latere uitgaven niet meer mogelijk Aanschaffingswaarde = Aankoopprijs + bijkomende kosten (belastingen, nt terugvorderbare kosten, professionele erelonen aan advocaten inzake de wetgeving, intresten ...) - onder aftrok van de bekomen kortingen Waardering = AW/kostprijs - gecumuleerde afs - uitz waardeverminderingsverliezen (impairment) Herwaardering (mogelijk voor zover er een actieve markt is voor het betrokken actief): - Bij herwaardering toepassen op alle zelfde IVA bij actieve markt - Rechtstreeks in eigen vermogen boeken Afschrijvingen: systematisch, gebaseerd op de beste inschatting van de gebruiksduur, afschrijvingen worden berekend onder aftrok van de residuwaarde (= nul behoudens bij vaste overname door derden). Impairment test: nagaan van de noodzaak van bijzondere waardeverminderingen. IAS vereist dat de realiseerbare waarde van een actief wordt geschat telkens wanneer er een indicatie bestaat dat het actief mogelijk een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. 7.3. Materile vaste activa Definitie = activa aangehouden door de onderneming voor het gebruik in de productie of de levering van g & d, voor verhuur of voor administratieve doeleinden waarvan verwacht wordt dat zij gebruikt zullen worden voor een periode van meer dan n jaar. MVA moet geactiveerd als het: - waarschijnlijk is dat toekomstige econ winsten verbonden met het A kunnen gegenereerd worden, - de kost van het actief betrouwbaar kan gemeten worden Voorbeelden / opmerkelijke gevallen: 1. MVA kunnen ook verworven worden omwille van veiligheids- of milieuredenen. De verwerving van dergelijke materile vaste activa verhoogt de toekomstige economische voordelen van een bepaald bestaand materieel vast actief niet rechtstreeks, maar kan nodig zijn opdat de onderneming de toekomstige economische voordelen van haar andere activa zou kunnen verkrijgen. In dit geval komt de MVA dus in aanmerking voor opname als activa aangezien er sprake is van econ voordelen. (resulterende boekwaarde mag wel niet > dan totale realiseerbare waarde van het actief) 2. Belangrijke reserveonderdelen en reserveapparatuur komen echter in aanmerking als materile vaste activa indien de onderneming verwacht ze langer dan n periode te gebruiken. Evenzo worden reserveonderdelen en onderhoudsbenodigdheden die uitsluitend in verband met n materieel vast actief kunnen worden gebruikt en waarvan men verwacht dat ze incidenteel zullen worden gebruikt, verwerkt als materile vaste activa en afgeschreven over een periode die niet langer is dan de gebruiksduur van het actief waarmee ze verband houden. Reparaties/onderhoud van MVA=geen MVA Latere uitgaven voor MVA worden alleen wel als actief opgenomen indien de uitgave de toestand van het actief verbetert ten opzichte van zijn oorspronkelijk geraamde prestatienorm Voorbeelden: - de wijziging v/e bedrijfsmiddel om zijn gebruiksduur te verlengen /verhoging van zijn capaciteit - de verbetering van machineonderdelen om zo kwaliteit van de productie te bereiken - de toepassing van nieuwe productieprocessen om zo de kosten te verminderen Waardering bij aanschaf (tegen zijn kostprijs, hier worden de kostprijselementen gegeven):

+ + + + + -

zijn aankoopprijs invoerrechten en niet-restitueerbare omzetbelasting niet terugvorderbare aankoopkosten alle rechtstreeks toerekenbare kosten om het actief klaar te maken voor zijn bedoelde gebruik eventuele handelskortingen / andere kortingen worden bij bepaling van de AP in mindering verwachte kosten ontmanteling en opkuis subsidies (mag, moet niet)

Voorbeelden van rechtstreeks toerekenbare kosten zijn: - de kosten van de voorbereiding van het terrein; - de eerste leverings- en afhandelingskosten; - installatiekosten - erelonen van architecten en ingenieurs - de geraamde kostprijs van de ontmanteling en verwijdering van het actief en het herstel van het terrein, in zoverre deze kostprijs wordt opgenomen als een voorziening Verschil met Belgian GAAP: voorzieningen / opstartkosten / pre-productieruns zijn geen activa. Waardering eens in de boekhouding opgenomen: Gebruikelijke wijze = AW - gecum afschrijvingen gecum bijzondere waardeverminderingen. Alternatieve verwerkingswijze = herwaardering tegen rele waarde gecum afschrijvingen gecumuleerde impairment loss ( +/- = waardevermindering) De herwaardering moet dan voldoende regelmatig gebeuren, zodat de boekwaarde niet beduidend verschilt van de boekwaarde die zou worden bepaald aan de hand van de rele waarde op de balansdatum. Herwaarderingen: men tracht de boekwaarde zo dicht mogelijk tegen de marktwaarde te houden Door deskundigen (objectief: waarde zo dicht mogelijk tegen de werkelijke waarde op balansdatum), de frequentie van de herwaarderingen hangt af van de evolutie van de rele waarde van de materile vaste activa die worden geherwaardeerd. Bv voor MVA waarvan de rele waarde niet aanzienlijk schommelt volstaat een herwaardering om de 3 of 5 jaar. Een categorie van materile vaste activa is een groepering van activa met een gelijksoortige aard en een gelijksoortig gebruik in de activiteiten van de onderneming. Voorbeelden van afzonderlijke categorien zijn: (a) grond; (b) terreinen en gebouwen; (c) machines; (d) schepen; (e) vliegtuigen; (f) motorvoertuigen; (g) meubilair en inrichting; en (h) kantoorinrichting. ... De posten binnen een categorie van materile vaste activa worden gelijktijdig geherwaardeerd om te voorkomen dat activa selectief (=cherry picking) worden geherwaardeerd en dat de jaarrekening bedragen weergeeft die een mengeling zijn van kosten en waarden op verschillende data. Volledige groep, dus vermijden van selectief herwaarderen. De boekingsregels m.b.t. herwaarderingen verdien bijzonder aandacht: - De regel is dat de herwaardering rechtstreeks in het eigen vermogen opgenomen wordt Actief Grond AW 700

Herwaardering + 900 E.V. + 900 Totaal actief 1.600 Een stijging door herwaardering moet echter als resultaat worden opgenomen in zoverre zij een afwaardering van hetzelfde actief terugdraait die voorheen als last was opgenomen. Actief Gebouw AW 1.000 Afschrijving - 300 R.R. V.J. Herwaardering + 900 R.R. + 300 E.V. + 600 Totaal actief 1.600 Wanneer de boekwaarde van een actief als gevolg van een herwaardering daalt, moet de daling als last worden opgenomen. Actief Gebouw AW 1.000 Afschrijving - 300 R.R. V.J. Herwaardering - 200 R.R. - 200 Totaal actief 500 Een afwaardering moet echter direct worden verrekend met de aan het activum gelieerde herwaarderingsreserve; enkel het in meer van de bestaande herwaarderingsreserve met betrekking tot het betrokken actiefelement wordt dan in kosten geboekt. Actief Gebouw AW 1.000 Afschrijving - 300 R.R. V.J. Herwaardering + 900 R.R./E.V. V.J. 2deHerwaardering - 600 E.V. - 600 Totaal actief 1.000

De verdere behandeling van de herwaarderingsreserve na de boeking ervan voorziet in een geleidelijke overboeking van de herwaarderingsreserve naar de ingehouden winsten zonder over de resultatenrekening te passeren. Dit is vergelijkbaar met de huidige Belgian GAAP. Bij de realisatie mag in IAS/IFRS evenwel ook direct naar de reserves geboekt worden zonder over de resultatenrekening te passeren. Het feit uit zich dus dan alleen in het overzicht van het eigen vermogen. Afschrijvingen: - systematisch boeken van de kost - gespreid over de levensduur (gebruiksduur) - berekening onder aftrok residuwaarde (exclusief verkoopkost) - vanaf datum in gebruik, gebruik wordt geschat op basis van de verwachte capaciteit of fysieke productie van het actief - bij wijziging levensduur: afschrijvingsritme vroeger en nu aanpassen methodes: lineair (constante last over de gebruiksduur van het actief), degressief (een dalende last over de gebruiksduur van het actief), volgens gebruik (last die gebaseerd is op het verwachte gebruik of de verwachte productie van het actief, bv a rato het aantal stuks) afschrijvingen op MVA moeten periodiek beoordeeld worden, bij wijziging van de levensduur en het verwachte patroon van de economische voordelen, zo het afschrijvingsritme aanpassen. Het activum moet worden uitgeboekt wanneer het verkocht wordt, bij definitieve buitengebruikstelling en/of wanneer het actief geen toekomstig economisch nut meer biedt. De meer-

en minderwaarden lopen over de resultatenrekening waarbij wel moet tekening gehouden worden met het hierboven gestelde m.b.t. de realisatie van vroeger geboekte herwaarderingen. De meer- en minderwaarden worden bepaald tegenover de boekwaarde op het ogenblik van de verkoop. 7.4. Kapitaalsubsidies (handelt over alle subsidies) Specifieke voordelen zijnde kapitaalsubsidies dienen weergegeven te worden als uitgestelde opbrengsten of als een vermindering van de aanschaffingswaarde van activa. Kapitaalsubsidies dienen toegerekend te worden als opbrengsten in de resultatenrekening van de periodes waarin de kosten ter compensatie waarvan ze werden toegekend, ten laste worden genomen ('matching'-beginsel). In tegenstelling met de vigerende Belgische reglementering mogen kapitaalsubsidies niet rechtstreeks op het eigen vermogen geboekt worden. Als uitgestelde opbrengsten zullen de ontvangen kapitaalsubsidies in de vorm van overlopende posten op het passief van de balans worden geboekt. Een rubriek van het eigen vermogen komt hiervoor niet in aanmerking, daar de aandeelhouders niet de originele financieringsbron vertegenwoordigen. De kapitaalsubsidies komen de aandeelhouders slechts onrechtstreeks ten goede, namelijk na verrekening met overeenstemmende kosten in de resultatenrekening. Een alternatieve verwerkingsmethode bestaat erin de kapitaalsubsidies in mindering te brengen van de aanschaffingswaarde van de activa waarop de overheidstussenkomst betrekking heeft. De kapitaalsubsidies worden dan als opbrengsten erkend over de levensduur van een afschrijfbaar actief als een vermindering van afschrijvingskosten. Subsidie op activa = specifiek voordeel Casus - Investering: 10.000 - Afschrijving: 5 jaar - Subsidie: 3.000 In mindering actief Investering (netto): 7.000 Jaarafschrijving: 1.400 Als uitgesteld inkomen Investering (bruto): 10.000 Uitgestelde baat (passief) 3.000 Jaarafschrijving: 2.000 Diverse opbrengst (elk jaar): 600 Subsidie op resultaat = indirect voordeel Casus - Campagne export 10.000 - Subsidie: 3.000 In mindering van de kost - kost exportcampagne (netto): 7.000 Bruto kost versus andere opbrengsten - kost exportcampagne (bruto): 10.000 - andere opbrengsten: 3.000 Alleen opname als ( methode +/- gelijk met Belgian GAAP): - zekerheid over voldoen toekenningsvoorwaarden - opvorderbaarheid

Terugbetaling van overheidssubsidies: De terugbetaling van een investeringssubsidie

- Ofwel is de subsidie bij de eerste opname afgetrokken van het actief: dan moet de terugbetaling opgenomen worden door de boekwaarde van het actief te verhogen. De aanvullende afschrijving die tot dan toe als last zou zijn opgenomen als er geen subsidie zou geweest zijn, dient onmiddellijk als last te worden opgenomen. - Ofwel is de subsidie onder de over te dragen opbrengsten op het passief gebracht: dan moet de terugbetaling eerst in mindering gebracht worden van het saldo van de uitgestelde baten. Het eventuele nog overblijvende excedent van de terugbetaling is dan een last van de periode. Casus - Investering: 10.000 - Afschrijving: 5 jaar - Subsidie: 3.000 terugbetaling subsidie na 3 jaar Boekwaarde vr terugbetaling na 3 jaar - Investering (netto): 7.000 - gecumuleerde afschrijvingen: - 4.200 - boekwaarde 2.800 Boekwaarde na terugbetaling 3.000 - Investering : 10.000 - gecumuleerde afschrijvingen : - 6.000 - RR BJ kosten 1.800 - boekwaarde 4.000
De terugbetaling van een exploitatiesubsidie Deze moet eerst worden verrekend met elke nog niet in resultaat genomen en op het passief behouden over te dragen opbrengsten, die met betrekking tot de subsidie in de balans nog is verwerkt. In zoverre de terugbetaling groter is dan de resterende passiefpost of indien er geen passiefpost terzake bestaat, dient de terugbetaling onmiddellijk te worden opgenomen als een last van de periode. Casus - Investering: 10.000 - Afschrijving: 5 jaar - Subsidie: 3.000 terugbetaling subsidie na 3 jaar Boekwaarde vr terugbetaling na 3 jaar - Investering (bruto): 10.000 - Gecumuleerde afschrijvingen: -6.000 - Over te dragen kosten (passief) 1.200

Boekwaarde na terugbetaling (3.000) - Investering (bruto): 10.000 - Gecumuleerde afschrijvingen: -6.000 - Over te dragen kosten (passief) 0 - RR BJ kosten 1.800

7.5. Voorraden = - Goederen aangehouden ter verkoop in de normale exploitatie - Activa gebruikt in het productieproces voor zulke verkoop - Grond- en hulpstoffen noodzakelijk om te komen tot productie van verkoopbare g & d Toepassingsgebied van IAS 2 Niet van toepassing op - Bestellingen en werken in uitvoering - Financile instrumenten

Voorraadwaardering in agrarische ondernemingen Biologische teelten verbonden met de agrarische industrie

Waardering: - Laagste van Kostprijs en Opbrengstwaarde - Kostprijs >< vervaardigingskost - Opbrengstwaarde >< marktwaarde Kostprijs = Inkoopkosten Conversiekosten Andere Kosten - Inkoopkosten van voorraden omvatten: - de aankoopprijs; - de invoerrechten en andere belastingen (met uitzondering van deze die de onderneming later kan terugvorderen van de betreffende belastingdienst, m.n. de aftrekbare btw) - transport-, afhandelings- en andere kosten die direct kunnen worden toegerekend aan de verwerving van het handelsgoederen, materialen en diensten; - Handelskortingen, kortingen en andere soortgelijke posten worden afgetrokken bij het bepalen van de inkoopkosten - Conversiekosten van voorraden omvatten: - de kosten die direct betrekking hebben op de productie-eenheden, zoals directe arbeidskosten. - een systematische toerekening van vaste en variabele indirecte productiekosten die voortvloeien uit de conversie van materialen in gereed product. IAS/IFRS definieert het onderscheid tussen vaste en variabele (algemene productie-) kosten als volgt: FK=indirecte productiekosten die ongeacht het productievolume relatief constant blijven, zoals afschrijving en onderhoud van fabrieksgebouwen en installaties, en de kostprijs van het beheer en bestuur van de fabriek. Toerekening: gebaseerd op normale capaciteit (=gemiddelde productie die naar verwachting geproduceerd zal worden, rekening houdend met het verlies van capaciteit als gevolg van planmatig onderhoud) van productfaciliteiten Nt toegerekende overheadK w opgenomen in de periode waarin ze zijn ontstaan. In perioden waarin de productie abnormaal hoog is, wordt het bedrag vd vaste algemene productiekosten dat aan elke productie-eenheid wordt toegerekend verlaagd, zodat voorraden niet boven de kostprijs worden gewaardeerd. VK = indirecte productiekosten die direct of vrijwel direct variren met het productievolume, zoals indirecte materiaalkosten en indirecte arbeidskosten. Toerekening: aan elke productie-eenheid op basis van het eigenlijke gebruik van productiefaciliteiten

- Overige kosten, worden maar alleen opgenomen in de kostprijs van voorraden, in zoverre ze voortvloeien uit het transport van de voorraden naar hun huidige locatie en de verwerking van de voorraden tot hun huidige toestand. Expliciet uitgesloten: Verspilde materialen en werkuren Opslagkosten Administratieve indirecte kosten Verkoopkosten Financieringskosten (behoudens uitzondering)

De opbrengstwaarde = de verwachte VP minus de verwachte kosten ter afronding van de verkoop inschatting op balansdatum, bij deze schatting moet men wel rekening houden met prijs- of kostprijsschommelingen die rechtstreeks verband houden met gebeurtenissen die plaatsvinden na afloop van de periode in zoverre dergelijke gebeurtenissen een bevestiging vormen voor omstandigheden die bestonden aan het einde van de periode Rekening houden met het doel van de voorraad bv de opbrengstwaarde van de voorraad die wordt aangehouden om afgesloten verkopen of servicecontracten na te komen, is gebaseerd op de contractprijs. Als de verkoopcontracten die afgesloten zijn minder behoefte meebrengen dan de aangehouden voorraden, dan wordt de opbrengstwaarde van het excedent aan voorraad gebaseerd op de algemene verkoopprijzen zoals hierboven geschetst. Voorraadadministratie - Regel: individualisering van elk voorraaditem - Toegelaten Standaardkostprijs Retail methode (voor zij die in groothandel zitten, bv grootwarenhuizen) - Enkel massagoederen Fifo Gewogen gemiddelde Lifo (toegelaten alternatief) 7.6. Voorzieningen Bij Belgian GAAP: vaag, tussen EV < - > VV Wanneer een voorziening erkend in balans? Bij cumulatieve voorwaarden (indien een van deze voorwaarden niet is vervuld, mag er geen voorziening worden opgenomen): - de onderneming kent een huidige wettelijke of contractuele) verplichting die het gevolg is verrichtingen of gebeurtenissen in het verleden; - het is waarschijnlijk ('kans dat het gebeurt moet groter zijn dan kans dat het niet gebeurt') dat om te voldoen aan de verplichting er gelden zullen moeten uitgegeven worden om de verplichting uit te voeren (economische middelen) - betrouwbare schatting is mogelijk Een feitelijke/wettelijke verplichting is een verplichting die ontstaat uit handelingen van een onderneming, waarbij: - onderneming, op basis van patroon van gedragingen in het verleden (bv een bedrijf dat garantie geeft voor producten moet een schatting maken over een periode en gevallen die voorkomen, als een bedrijf bv 6 maanden garantie geeft maar mensen komen na 6 maanden en 2 dagen dan kan je deze mensen best ook nog helpen dus voorzieningen aanleggen voor die 6 maanden + X aantal dagen hierna nog gaat helpen (bv 5 dagen)) gepubliceerde beleidsregels of een voldoende specifieke actuele verklaring, aan andere partijen te kennen heeft gegeven dat zij bepaalde verantwoordelijken accepteert; - de onderneming als gevolg daarvan bij die andere partijen een geldige verwachting heeft gewekt dat zij die verantwoordelijkheden zal opnemen. Voorziening heeft altijd een verplichting t.o.v. een 3e, dus wordt vereist dat 3e partij ook duidelijk en op specifieke wijze op de hoogte gesteld is van de situatie zodat op balansdatum bij hen sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen dat de onderneming haar verantwoordelijkheden zal nakomen. In zeldzame gevallen, bv een rechtszaak: leiden gebeurtenissen tot een bestaande verplichting?? bepaalt een onderneming of een bestaande verplichting op de balansdatum bestaat door rekening te houden met alle beschikbare bewijzen, bijvoorbeeld de opinie van experts. Het in

aanmerking genomen bewijs omvat ook de gebeurtenissen na balansdatum. Op basis van dergelijke bewijzen: 1. neemt de onderneming een voorziening op als het meer waarschijnlijk is dan niet dat er op de balansdatum een bestaande verplichting bestaat (indien de opnamecriteria zijn vervuld) 2. indien het meer waarschijnlijk is dat er op de balansdatum geen bestaande verplichting bestaat, vermeldt de onderneming een voorwaardelijke verplichting = een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in t verleden en waarvan het bestaan alleen w bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van 1 of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de onderneming niet volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: - het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van geldmiddelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen; of - het bedrag van de verplichting niet met voldoende betrouwbaarheid kan worden gewaardeerd. In Belgische wetgeving voorziet men 2 soorten voorzieningen: 1. De voorzieningen die de indekking beogen van waarschijnlijke verliezen en waarschijnlijke verplichtingen 2. De voorzieningen bedoeld ter indekking van kosten die hun oorsprong vinden in het betrokken boekjaar of in een vorig boekjaar die naar hun aard duidelijk omschreven zijn en op de balansdatum als waarschijnlijk of vaststaand worden beschouwd, doch waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen worden gemaakt. Bij IAS enkel deze eerste categorie van voorzieningen Dit heeft tot gevolg dat een "voorziening voor herstructureringskosten" onder IAS/IFRS niet toelaatbaar is maar IAS/IFRS erkent dat er een feitelijke verplichting ontstaat om te reorganiseren indien een onderneming: - gedetailleerd formeel plan met: - betrokken activiteit, afdeling - aantal en functie van de werknemers die compensatie krijgen voor einde dienst - te maken kosten - tijdskader voor de uitwerking van het plan - aankondiging van voldoende elementen vr einde boekjaar ook voor voorzieningen voor groot onderhoud en herstellingen: - onder IAS geen voorziening aangelegd. De reden is dat er geen verplichting is om deze kosten van de toekomst op te nemen. - kost te erkennen bij echt voorkomen Het gevolg van de verschillen tussen de huidige wetgeving en de nieuwe regels maken dat de verschillen in de openingsbalans via het eigen vermogen zullen moeten opgelost worden. Bijzondere zorg moet worden besteed aan de meting van de voorziening. De beste schatting van de uitgaven die vereist zijn om de bestaande verplichting af te wikkelen, is het bedrag dat een onderneming redelijkerwijs zou betalen om de verplichting op de balansdatum af te wikkelen of ze op dat moment aan een derde partij over te dragen. Onzekerheden over bedrag dat als voorziening moet w opgenomen, als de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geschat door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen (=verwachtingswaarde)

schattingen van resultaat en financieel effect: door oordeel van het management vd onderneming, aangevuld door ervaringen met soortgelijke transacties (+ evt. verslagen van onafhankelijke experts) Voorbeeld van IAS: Een onderneming verkoopt goederen met garantie die bepaalt dat clinten gedekt zijn voor de reparatiekosten van fabricagefouten die binnen de 6 maanden na de aankoop duidelijk worden. Als alle verkochte producten geringe defecten werden ontdekt reparatiekosten = 1 miljoen Als alle verkochte producten grote defecten werden ontdekt reparatiekosten = 4 miljoen Ervaring van onderneming en verwachtingen voor toekomst geven voor het komende jaar: 75 % van de verkochte goederen geen defecten zal vertonen 20 % van de goederen geringe defecten zal hebben en 5 % van de verkochte goederen grote defecten zal vertonen verwachte waarde reparatiekosten= (75 % * 0) + (20 % * 1.000.000) + (5 % * 4.000.000)= 400.000

7.7. Uitgestelde belastingen = belastinglatenties ( om overwaardering van het EV tegen te gaan) Belgische normen = Summier en conceptueel onduidelijk - Enkel voor gerealiseerde meerwaarden op MVA en IVA en kapitaalsubsidies uitgedrukt in het kader van enkelvoudige JR. Bij geconsolideerde balans en RR moet worden uitgedrukt voor zover in afzienbare toekomst kosten zullen genoteerd moeten worden. Omtrent de methode van verwerking en de waardering van de uitgestelde belastingen werd niets voorgeschreven. De Belgische consolidatiewetgeving laat verder toe om afwijkingen in de enkelvoudige jaarrekening van de geconsolideerde ondernemingen tussen bedrijfseconomisch verantwoorde en fiscale waarderingen in de geconsolideerde jaarrekening niet ongedaan te maken. Het volstaat de invloed ervan op de resultaten van het boekjaar te vermelden in de toelichting. Indien voor deze mogelijkheid wordt gekozen, worden natuurlijk de bijhorende belastinglatenties niet in de geconsolideerde jaarrekening uitgedrukt. weinig of geen toepassing

De opstelling van de geconsolideerde jaarrekening IAS/IFRS-normen terwijl de enkelvoudige jaarrekening zal opgesteld blijven volgens de Belgische boekhoudnorrnen, zal vooreerst reeds een aantal bijkomende verschillen tussen de boekwaarde op consolidatieniveau en de fiscale waarde van de activa en verplichtingen die opgenomen worden in de geconsolideerde jaarrekening doen ontstaan. Het zal oorzaak zijn van een reeks tijdelijke verschillen waarvan voor elk zal moeten onderzocht worden of er uitgestelde belastingen door in het leven geroepen worden. Denken we daarbij alvast maar aan de verschillen die we onder vorige punten aangehaald hebben zoals niet toegelaten voorzieningen en andere wel te boeken kosten. IAS: veralgemeende aanpak balans: - Actieve latenties: in niet-courante activa - Passieve latenties: in voorzieningen gevolg: door het opnemen stijging balanstotaal resultatenrekening: - Voor lopende activiteiten en uitzonderlijke elementen moeten afzonderlijk weergegeven worden. eigen vermogen: - Voor de posten daarvan, rechtstreeks aan het EV toegerekend ( en niet in RR) - Voor aanpassingen bij eerste toepassing

Door IAS/IFRS zijn bepalingen over uitgestelde belastingen: mogelijke negatieve effecten van bepaalde overgangsaanpassingen op andere domeinen op het EV zou kunnen temperen IAS/IFRS bepaalt immers dat de mutatie van de uitgestelde belastingen tussen de beginbalans en de eindbalans in de regel in de resultatenrekening geboekt wordt, maar op deze regel bestaan twee uitzonderingen. En daarvan zegt dat uitgestelde belastingen die verbonden zijn aan verrichtingen die rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt, ook rechtstreeks in het eigen vermogen worden opgenomen. De toepassing van die uitzondering leidt ertoe dat een negatief aanpassingsbedrag volgend uit de toepassing van de IAS-standaarden in het eigen vermogen kan beperkt worden tot een netto-bedrag na aftrek van de toekomstige belastingvoordelen. 8. BALANS VR RESULTAATBESTEMMING Belgian GAAP (wacht niet op AV) < - > onder IAS/IFRS niet toegestaan dividenden met betrekking tot afgelopen boekjaar die worden voorgesteld na balansdatum, te boeken als schulden op balansdatum Dividenden worden een verplicht in te boeken als ze worden goedgekeurd op AV (idem tantimes) De voorgestelde uitkeringen moeten wel vermeld worden. Dit kan enkel gebeuren: - ofwel in de toelichting - ofwel in het jaarverslag als bijkomende informatie, - ofwel op de balans maar dan als afzonderlijk onderdeel van het eigen vermogen. Deze bepaling zal bij eerste toepassing het EV gunstig benvloeden. 9. FEITEN NA BALANSDATUM Balans = foto, momentopname op die datum is echter nog niet alle info gekend, gebeurtenissen erna kunnen uiterst belangrijk zijn Welke gebeurtenissen na de balansdatum vragen nog een aanpassing vd JR vragen en welke niet? IAS twee soorten - met retroactief karakter (gebeurtenissen die nadere informatie inhouden van omstandigheden die op balansdatum bestonden) aanpassing van de jaarrekening geen melding meer in toelichting (wel aangewezen indien er een belangrijke aanpassing van JR is geweest) b.v. vonnis na balansdatum zonder retroactief karakter (gebeurtenissen die geen nadere inhouden van omstandigheden die die op balansdatum bestonden) geen aanpassing van de jaarrekening eventueel melding in toelichting

Absolute tijdslimiet voor erkennen van gebeurtenissen na balansdatum (zowel voor gebeurtenissen met een positieve en negatieve impact: tot datum goedkeuring jaarrekening voor publicatie

Doordat de bedragen in de JR dienen aangepast te worden voor gebeurtenissen na balansdatum met retroactief effect, maar niet voor gebeurtenissen zonder retroactief effect. Zo kan een uitspraak van de rechtbank na balansdatum bevestigen dat de onderneming op balansdatum reeds een verplichting heeft. Dit impliceert dat een voorziening moet aangepast worden of moet aangelegd worden in plaats van het louter vermelden van een voorwaardelijke verplichting. 10. BESLUIT

Belgische regelgeving: vooral beoordelen vd financile positie en prestaties van een onderneming aan de hand van de klassieke algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die trachten een ganse reeks genteresseerden te informeren (aandeelhouders, schuldeisers, fiscale overheid,...). IAS/IFRS: eenduidige marktgerichte rapportering (maar niet meer dan rapportering, geen organisatiesysteem, geeft bijvoorbeeld gaan standaardnormen voor RR) met als hoofdbestemmelingen de AH en de kandidaat-investeerders. Ruimer spectrum van informatie dan Belgian GAAP. Daarbij bestaat de informatie niet meer alleen uit de elementen die het historische resultaat verklaart maar wordt meer de nadruk gelegd op de geactualiseerde inschatting vd huidige situatie vd ondernemingselementen en -risico's zoals ze gedragen zijn door het management van de onderneming. ==> Gemengd waarderingsmodel: 1. fair value accounting vooral toepasselijk gesteld op de ondernemingsinstrumenten van financile aard, waarover in deze uiteenzetting gelet op hun sterk technisch karakter niet ingegaan is 2. Voor de niet-financile ondernemingsmiddelen blijft de vroegere waarderingsbases van de historische uitgaafprijs voor het grootste deel behouden Zo ontstaat hybride waarderingsmodel met combinatie van historische waarden & marktwaarden. Waarom een onderscheid in waardering tss financile en niet-financile vermogensbestanddelen? Financile instrumenten in zich contractueel bepaalde kasstromen houden terwijl niet financile instrumenten eerst moeten omgezet worden vooraleer ze kunnen verwezenlijkt worden in de vorm van geldmiddelen of andere financile instrumenten. De waardering van die niet-financile instrumenten is derhalve afhankelijk van fundamenteel andere factoren dan bij financile instrumenten. Voortzetting naar fair value accounting?Toch zal de tendens naar fair value accounting zich Waarschijnlijk wel, mede onder impuls vd verdere ontwikkelingen met betrekking tot financile instrumenten. Het gebruik van financile instrumenten en meer bepaald van afgeleide instrumenten neemt snel toe in industrile en commercile, dus niet- financile ondernemingen. De redenen zijn daarvoor velerlei, zoals de vermindering van vermogensbeslag, het afsluiten van hedgingproducten, soepelheid en kostprijs van de producten ... Samengaand met die grotere V ontwikkelen de markten voor dergelijke financile instrumenten zich ook snel. Meer en meer worden voor al die instrumenten regelmatige markttransacties in een actieve markt mogelijk. Volgens IASB moet dergelijke evolutie weerspiegeld worden in de financile staten zodat deze een getrouw beeld geven en accurate informatie leveren met betrekking tot dergelijke verrichtingen en instrumenten. Toch nog veel onbeantwoorde vragen van technische aard ! (IAS = niet compleet) Fair value heeft ontegensprekelijk een grote reeks kwaliteiten zoals daar zijn de voorspelbaarheid, de vergelijkbaarheid, de coherentie, de eenvoud, enz. dit althans wanneer het gaat om financile instrumenten waarvoor een actieve en liquide markt bestaat. Indien een dergelijke actieve en liquide markt niet bestaat, moet beroep gedaan worden op schattingen en door de ondernemingen zelf opgebouwde modellen waarbij heel wat hypothesen moeten geformuleerd worden waarvan de neutraliteit op zijn zachts uitgedrukt ernstige risico's inhoudt. (Betrouwbaarheid?!) Invloed op interne beleidsvoering, kan zelfs zo ver gaan dat de beslissing al dan niet dekkingsoperaties af te sluiten erdoor benvloed wordt De introductie in de balansen van de fair value cijfers ter vervanging van de historische uitgaafprijs zal onvermijdelijk een grotere volatiliteit in de resultaten meebrengen. Daarbij moet men in het oog houden dat deze grotere volatiliteit niet veroorzaakt wordt door de prestaties van de onderneming, maar volledig op rekening komt van de volatiliteit van de financile markten. De

ondernemingen zullen het nodige moeten doen om de lezer van hun jaarrekening de exacte context te schetsen waarin de resultaten dan moeten gezien worden. JR (IAS/IFRS): handicap dat enkel geldt voor geconsolideerde en voor beperkt # ondernemingen Enkelvoudige JR zullen in een andere wetgeving opgesteld worden en dit is niet goed voor de transparantie! Maar uitbreiding is niet haalbaar, mede door de kostprijs en complexiteit van het geheel, maar vooral door onvoorzienbare fiscale effecten en de fiscale wetgever helemaal niet bereid lijkt zijn taxatiewijze aan te passen in de nabije toekomst.

DE BOEKHOUDKUNDIGE VERWERKING VAN FUSIES 1 INLEIDING Fusieverrichting = feit dat het hele vermogen van in of meer vennootschappen, als gevolg van een ontbinding zonder vereffening, overgaat op een andere vennootschap, waarbij de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap(pen) aandelen in de overnemende vennootschap ontvangen. (fusiebesluit = koninklijkbesluit van 3 december 1993) Soorten fusie: Fusie door overneming

A A
Fusie door creatie

B B B C

A
n

Omdat fusie door overneming niet alleen vennootschapsrechtelijk maar ook boekhoudrechtelijk model staat voor de andere vormen van fusie en splitsing, wordt fusie door overneming besproken. Juridische continuteit Hele vermogen gaat over op een andere vennootschap Aandeelhouders van de overgenomen vennootschap ontvangen aandelen in de overnemende vennootschap Boekhoudkundige continuteit Actief- en passiefbestanddelen op tijdstip van fusie gewaardeerd, zo kan de samenstelling van eigenvermogensbestanddelen behouden blijven. Ruilwaarden worden boekhoudkundig niet tot uitdrukking gebracht als deze niet overeenstemmen

Daartoe moet worden gezocht naar een billijke ruilverhouding tussen de nieuwe aandelen van de overnemende onderneming en de bestaande aandelen van de overgenomen onderneming, wat kan uitgedrukt worden in volgende formule : (ruil)waarde per aandeel van de overgenomen onderneming = (ruil)waarde per aandeel van de overnemende onderneming #bestaande AD van overgen ond. Hiermee wil men vermijden dat: - de eigenvermogensbestanddelen van de overgenomen onderneming in kapitaal zouden omgezet worden, wat samen met de waardecorrecties op activa en passiva zou leiden tot een gewijzigd beeld van de rendabiliteit; - de richting van de fusie bepalend zou zijn voor haar boekhoudkundige verwerking. Fiscale continuteit Geen taxatie, garanderen dat er geen taxatie komt voor diegene die alles volgens de regels doen. Er wordt niet getaxeerd bij fusie. Boekwaarden blijven behouden, zo kan er nog later bij verkoop getaxeerd worden. # nieuwe AD vd overnem ond.

Dit gaat niet helemaal op als 1 van de bedrijven fiscale verliezen heeft geleden, dit gaat niet over naar de nieuwe entiteit uit vrees voor onethisch/oneconomisch gedrag.

2 BOEKHOUDKUNDIGE VERWERKING 2.1 Overnemende en overgenomen onderneming houden geen aandelen van elkaar. Er wordt geen opleg in geld toegekend. De overgenomen onderneming bezit geen eigen aandelen A & P bestanddelen: door de overnemende onderneming tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen onderneming stond op het tijdstip vanaf de handelingen van de overgenomen vennootschap voor rekening van de overnemende vennootschap werden gedaan. EV: kapitaal van overgenomen onderneming wordt toegevoegd aan overnemende overneming (ook uitgiftepremies, de herwaarderingsmeerwaarden, de reserves, het overgedragen resultaat en de kapitaalsubsidies) Er kunnen vr de fusie wel waardeaanpassingen worden doorgevoerd! 2.1.1 Kapitaal vd overnemende onderneming is samengesteld uit aandelen zonder nominale waarde Er moeten geen kapitaalcorrecties gebeuren, tenzij men de oude fractiewaarde wenst te behouden (voor deze correcties : zie verder onder 1.2.) Voorbeeld 1: onafhankelijke venn met fractiewaarde A+B of B+A Activa (000 EUR) Vaste activa Vlottende activa A 3.080 1.610 4.690 Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzieningen Schulden A 1.800 1.670 400 820 4.690 + Aandelen zonder nominale waarde + ondernemingen houden geen aandelen van elkaar + geen opleg in geld B 12.660 5.720 18.380 B 4.000 8.900 1.680 3.800 18.380

+ overgenomen onderneming bezit geen eigen aandelen Ruilverhouding, deze dient berekent te A worden mits boekhoudkundige waarde geen goede maatstaf is! Deze moet ook voorgelegd worden aan de aandeelhouder Aantal aandelen Nominale waarde Overeengekomen ruilwaarde Ruilwaarde per aandeel 31/12/08 28/2/2008 1.200 Nee 3.750.000 3.125 6 weken (= standstillperiod) B

2.000 Nee 12.500.000 6.250 BAV 30/6/2009 31/7

28/2/2008: Rvb is akkoord fusievoorstel voorleggen op griffie van rechtbank van Kooph. standstillperiod: tijdens deze periode mag geen AV georganiseerd worden en wordt het verslag van de RvB voorgelegd aan de algemene voorleggen. Zij controleren vervolgens of de ruilverhouding werkzaam is. (+ een controleverslag) 30/6/2009: Vanaf je hier over gaat moet je tussen-informatie geven 31/7/2009: Na meer dan 7 mnd zal voor de fiscus retroactiviteit gelden Stel dat uiteindelijk B wordt overgenomen door A, moet voor elk aandeel van B twee aandelen van A ingeleverd worden. Na fusie zullen er dan 2600 aandelen in omloop zijn van vennootschap B. Fusiebalans A Activa (000 EUR) Vaste activa Vlottende activa 3.080 1.610 4.690 12.660 5.720 18.380 B Fusieboeking + 15.740 7.330 23.070 A+B / B+A

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzieningen Schulden 1.800 1.670 400 820 4.690 4.000 8.900 1.680 3.800 18.380

+ 5.800 10.570 2.080 4.620 23.070

A + B of B + A geeft het zelfde resultaat Opm: als A de overnemende onderneming is, de uitgifte van de nieuwe aandelen gebeurt beneden de fractiewaarde (4 000 000/4 000) = 1 000 per nieuw aandeel t.a.v. 1 800 000/1 200 = 1 500 per bestaand aandeel).

2.1.2 Kapitaal van de overnemende onderneming is samengesteld uit aandelen met nominale waarde Aandelen met nominale waarde (nw) dan wordt hun waarde na fusie niet gewijzigd, nieuw aandeel zal dan per definitie overeenstemmen met de nominale waarde van een bestand aandeel van de overnemende vennootschap. Opm: het bedrag waarmee het kapitaal van de overnemende onderneming wordt verhoogd niet gelijk aan het kapitaalbedrag van de overgenomen onderneming. Het is immers de ruilverhouding die het aantal nieuw uit te geven aandelen bepaalt en, door vermenigvuldiging met de nominale waarde van de uitgegeven aandelen, ook het bedrag van de kapitaalverhoging. Meestal volgende correcties vereist: - Kapitaal van de overnemende vennootschap > kapitaal van de overgenomen vennootschap, wordt het verschil onttrokken aan de andere eigen- vermogensbestanddelen volgens de regels vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit; - In het tegenovergestelde geval wordt het verschil geboekt als uitgiftepremie. Voorbeeld 2: onafhankelijke venn met nominale waarde (A slorpt B op)

+ Aandelen MET nominale waarde + ondernemingen houden geen aandelen van elkaar + geen opleg in geld + overgenomen onderneming bezit geen eigen aandelen Ruilverhouding A Aantal aandelen Overeengekomen ruilwaarde Ruilwaarde per aandeel 1.200 3.750.000 3.125

B 2.000 12.500.000 6.250

Ruilverhouding 2 A = 1 B = 2.000 B x 2 = 4.000 nieuwe aandelen A

Fusiebalans Activa (000 EUR) Vaste activa

Fusieboeking + -

A+B

3.080

12.660

15.740

Vlottende activa

1.610 4.690

5.720 18.380

7.330 23.070

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzieningen Schulden 1.800 1.670 400 820 4.690 4.000 8.900 1.680 3.800 18.380

+ 2.000 7.800 8.570 2.080 4.620

2.000

2.000

2.000

23.070

Voorbeeld 3: onafhankelijke venn met nominale waarde (B slorpt A op) 2 A = 1 B => creatie van 1 200 x 1/2 = 600 nieuwe aandelen B met nominale of fractiewaarde 2 000. Het kapitaal van B wordt dus verhoogd met 600 x 2 000 = 1 200 000 d.i. 600 000 minder dan het kapitaal van A. Dit verschil wordt geboekt als uitgiftepremie. A B Fusieboeking B+A Activa (000 EUR) Vaste activa Vlottende activa 3.080 1.610 4.690 12.660 5.720 18.380 + 15.740 7.330 23.070

Passiva (000 EUR) Kapitaal Uitgiftepremie Reserves Voorzieningen Schulden 1.670 400 820 4.690 8.900 1.680 3.800 18.380 1.800 4.000

600

+ 5.200 600 600 10.570 2.080 4.620

600

600

23.070

Niet op reserves of overgedragen winst omdat deze posten eenvoudig uit te keren zijn (en uitgiftepremies niet) 2.1.3 Kosten en opbrengsten van de overgenomen onderneming Vennootschapsrechtelijk bepaald dat : het fusievoorstel de datum vermeldt vanaf welke de handelingen van de overgenomen vennootschap worden geacht verricht te zijn voor rekening van de overnemende vennootschap; de jaarrekening van de overgenomen vennootschap die het fusietijdstip voorafgaat, de verrichtingen bevat van de periode begrepen tussen de datum van de laatste jaarafsluiting en de voormelde datum. Hieruit volgt dat :

de kosten en opbrengsten van de overgenomen onderneming die betrekking hebben op de periode vr het fusietijdstip, opgenomen worden in de laatste jaarrekening van de overgenomen vennootschap; de kosten en opbrengsten van de overgenomen onderneming die betrekking hebben op de periode tussen het fusietijdstip en de datum waarop de fusie vennootschapsrechtelijk wordt voltrokken, worden opgenomen in de jaarrekening van de overnemende onderneming 2.2 Overnemende en overgenomen onderneming houden geen aandelen van elkaar. Er wordt geen opleg in geld toegekend. De overgenomen onderneming bezit eigen aandelen Geen omwisseling aandelen van de overnemende vennootschap tegen aandelen van de overgenomen vennootschap die worden gehouden door de overgenomen vennootschap zelf (= eigen aandelen). bij fusie verdwijnen dan ook de eigen aandelen gehouden door de overgenomen vennootschap en wordt haar eigen vermogen verminderd ten belope van de boekwaarde van deze aandelen. Werd met overtreding van het W. Venn. geen onbeschikbare reserve gevormd, dan moet de in het W. Venn. bepaalde toerekening worden gevolgd: eerst worden de beschikbare reserves verminderd en, bij gebreke, het kapitaal. Voorbeeld 4: opgeslorpte venn met eigen aandelen (A slorpt B op):

+ De overgenomen onderneming heeft eigen aandelen + Overnemende en overgenomen onderneming houden geen aandelen van elkaar + Geen opleg in geld + Geen nominale waarde A B Aantal aandelen Nominale waarde Overeengekomen ruilwaarde Ruilwaarde per aandeel Eigen aandelen % Eigen aandelen boekwaarde 1.200 Nee 3.750.000 3.125 2.000 Nee 12.500.000 6.250 10% 1.300.000

Fusiebalans Activa (000 EUR) Vaste activa Vlottende activa Eigen aandelen

Fusieboeking + -

A+B

3.080 1.610

12.660 4.420 1.300 1.300

15.740 6.030

4.690

18.380

21.770

Passiva (000 EUR) Kapitaal Onbeschikbare reserve eigen aandelen Beschikbare reserve Voorzieningen Schulden 1.670 400 820 4.690 1.800 4.000

+ 5.800

1.300 7.600 1.680 3.800 18.380

1.300 9.270 2.080 4.620 1.300 1.300 21.770

Deze methode wordt gehanteerd omdat onderneming A anders in een keer eigen aandelen zou bezitten. Dat zou tot gevolg hebben dat men via een achterpoort (zonder beslissingsketen) eigen aandelen in bezit zou krijgen. De wetgever zorgt ervoor dat een deze worden vernietigt en een reserve wordt aangelegd. 2.3 Overnemende en overgenomen onderneming houden geen aandelen van elkaar. De overgenomen onderneming bezit geen eigen aandelen. Er wordt een opleg in geld toegekend Kan toegekend worden als die niet meer mag bedragen dan 1/5 van de nominale / fractiewaarde van de toegekende aandelen Boekhoudkundig: dient onttrokken te zijn aan het EV van de overgenomen vennootschap, vastgesteld door de AV. Is er geen beslissing van de algemene vergadering, dan gebeurt de onttrekking, in volgorde: - aan de overgedragen winst - de beschikbare/overige res die volgens de wet en de statuten kunnen uitgekeerd w Voorbeeld 5: opgeslorpte venn met opleg in geld

+ De overgenomen onderneming heeft geen eigen aandelen + Overnemende en overgenomen onderneming houden geen aandelen van elkaar + Opleg in geld + Geen nominale waarde A B Aantal aandelen Nominale waarde Overeengekomen ruilwaarde Ruilwaarde per aandeel Fusiebalans Activa (000 EUR) Vaste activa Vlottende activa 3.080 1.610 12.660 5.720 600
(verminderen met hetgeen uitbetaald w)

1.200 Nee 3.750.000 3.125 A B

2.000 Nee 12.500.000 6.250 Fusieboeking + 15.740 6.730 A+B

4.690

18.380

22.470

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves 1.800 1.670 4.000 8.900

+ 5.800

600 (uitkering
van reserves

9.970

EV daalt)

Voorzieningen Schulden

400 820 4.690

1.680 3.800 18.380 600 600

2.080 4.620 22.470

2.4 De overnemende onderneming bezit aandelen van de overgenomen onderneming. Er wordt geen opleg in geld toegekend. De overgenomen onderneming bezit geen eigen aandelen Deze worden niet omgewisseld, geen nieuwe aandelen worden gecreerd. zorgt ervoor dat in de boekhouding de boekwaarde van deze deelneming wordt vervangen door het overeenstemmende aandeel in de activa en passiva van de overgenomen onderneming. Tegelijk wordt deze deelneming verrekend met de fractie die zij vertegenwoordigt in het eigen vermogen van de overgenomen onderneming. Wordt er een verschil vastgesteld tussen de boekwaarde van de aandelen in de overgenomen onderneming en het overeenstemmende aandeel in haar eigen vermogen, dan wordt dit verwerkt volgens zijn aard of oorsprong. 2.4.1 De boekwaarde van de aandelen in de overgenomen onderneming stemt overeen met het aandeel in haar eigen vermogen Voorbeeld 6: opgeslorpte venn met deelneming in opgeslorpte venn, boekwaarde = aandeel in EV

4000 + 8900 = 12900

A bezit 20% van B waarvan de boekwaarde overeenstemt met het aandeel in het EV v B (20% x 12900 = 2580) Overnemende onderneming bezit 20% van de aandelen van overgenomen onderneming A neemt B over Geen opleg in geld + De overgenomen onderneming heeft geen Ruilverhouding A B eigen aandelen + Geen nominale waarde Aantal aandelen 1.200 2.000 Nominale waarde Nee Nee 12.500.000 6.250 + + +

Overeengekomen 3.750.000 ruilwaarde Ruilwaarde per aandeel 3.125

Ruilverhouding A neemt B over 2 A = 1 B

Bijkomende stap: Analyse boekwaarde deelneming Kapitaal Reserves

B 4.000 8.900 12.900

% 20% 20%

Waarde 800 1.780 2.580 2.580 0

Boekwaarde deelneming B in A Verschil

A zou 2 000 x 2 = 4 000 aandelen moeten creren waarvan er 4 000 x 20 % = 800 zouden toekomen als eigen aandelen. Aangezien dit niet mag creert A slechts 4 000 - 800 = 3 200 nieuwe aandelen die toegekend worden in de verhouding 2 A = 1 B. Fusiebalans Activa (000 EUR) Vaste activa Deelneming B (20%) Vlottende activa 500 2.580 1.610 4.690 5.720 18.380 12.660 2.580 7.330 20.490 A B Fusieboeking + 13.160 A+B

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzieningen Schulden 1.800 1.670 400 820 4.690 4.000 8.900 1.680 3.800 18.380

800 1.780

+ 5.000 8.790 2.080 4.620

2.580

2.580

20.490

Boekhoudkundig kan afgeweken worden van een proportionele overname van de verschillende

bestanddelen van de reserves om aldus de belastingvrije reserves van de overgenomen onderneming bij de overnemende onderneming te kunnen weder samenstellen Voorbeeld 7: opgeslorpte venn met deelneming in opgeslorpte venn, boekwaarde = aandeel in EV + (afwijking van de proportionele reserves) Opgave zie voorbeeld 6, enkel heeft B nu 8 000 000 beschikbare res en 900 000 belastingvrije res + + + + + + Overnemende onderneming bezit 20% van de aandelen van overgenomen onderneming Overgenomen vennootschap heeft belastingvrije reserves A neemt B over Geen opleg in geld De overgenomen onderneming heeft geen eigen aandelen Geen nominale waarde

Als we de normale methode volgen zou elk eigenvermogensbestanddeel van B slechts overgenomen worden ten belope van 80 %, inclusief de belastingvrije reserves. Vermijden door de vermindering van de reserves toe te rekenen aan andere dan de belastingvrije reserves. In dit geval zal 900 000 belastingvrije reserve van B toegekend aan de beschikbare reserves A B Fusieboeking A+B Activa (000 EUR) Vaste activa Deelneming B (20%) Vlottende activa 500 2.580 1.610 4.690 5.720 18.380 12.660 2.580 7.330 20.490 + 13.160

Passiva (000 EUR) Kapitaal Belastingvrije reserves Beschikbare reserves 1.670 1.800 4.000 900 8.000

800 180 1600+180 (als


tegenpool voor verhogen van bel.)

+ 5.000 180 900 7.890

Voorzieningen Schulden

400 820 4.690

1.680 3.800 18.380 2.760 2.760

2.080 4.620 20.490

2.4.2 De boekwaarde van de aandelen in de overgenomen onderneming stemt niet overeen met het aandeel in haar eigen vermogen 2.4.2.1 de boekwaarde van de aandelen in de overgenomen onderneming stemt niet overeen met het aandeel in haar eigen vermogen Het eigen vermogen van de overgenomen onderneming moet gecorrigeerd worden :

- aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen moeten teruggenomen worden indien zij niet langer verantwoord blijken; - waardeverminderingen en voorzieningen mogen niet gehandhaafd blijven in de mate waarin zij op het einde van het boekjaar hoger zijn dan vereist volgens een actuele beoordeling. Uiteraard staat het de overgenomen ondernemingen ook vrij om met toepassing van de gemeenrechtelijke bepalingen van het boekhoudrecht, -hetzij materile of financile vaste activa te herwaarderen wanneer hun waarde, bepaald in functie van het nut voor de onderneming, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven de gebruikswaarde, - hetzij afschrijvingen op materile en immaterile vaste activa terug te nemen wanneer blijkt dat het voordien toegepaste afschrijvingsplan wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden een te snelle afschrijving tot gevolg had. voortvloeiende vermogenswijziging wordt ten belope van het aandelenpercentage verrekend met de boekwaarde van de aandelen in de overgenomen onderneming. Overblijvende verschil zoveel mogelijk toegerekend te worden aan activa met een hogere of passiva met een lagere waarde dan hun boekwaarde. Zij gebeuren rechtstreeks, dus niet via de resultatenrekening. Nu nog steeds groter/kleiner verschil al naargelang het geval geactiveerd als goodwill of ten laste genomen door de overnemende onderneming. 2.4.2.2 de boekwaarde van de aandelen in de boekhouding van de overnemende vennootschap is kleiner dan het overeenstemmende aandeel in het eigen vermogen. Eerst nagaan of het EV van de overgenomen onderneming niet is overgewaardeerd : - aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen moeten geboekt worden indien wegens technische omstandigheden of wijziging van economische of technologische omstandigheden, de boekwaarde van materile of immaterile vaste activa met beperkte gebruiksduur, hoger is dan hun gebruikswaarde voor de onderneming; - aanvullende waardeverminderingen worden geboekt om rekening te houden hetzij met de evolutie van de markt- of realisatiewaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of gevoerde activiteit; -verplichting om rekening te houden met alle voorzienbare risico's. Als het fusieverschil niet volgens deze weg weggewerkt kan worden, dan wordt dit in resultaat genomen door de overnemende onderneming. Want de overnemende onderneming heeft een netto-actief ontvangen die hoger is dan de boekwaarde van de betrokken aandelen.

2.4.2.3 de boekwaarde van de aandelen in de boekhouding van de overnemende vennootschap is groter dan het overeenstemmende aandeel in het eigen vermogen. Zelfde gegevens als onder punt 1.1., maar A bezit 20 % van de aandelen van B met een boekwaarde die 65 000 hoger is dan het aandeel in het eigen vermogen van B (20 % x 12 900 000 = 2 580 000). Onderneming A neemt B over. Voorbeeld 8: opgeslorpte venn met deelneming in opgeslorpte venn, boekwaarde is > aandeel in EV

Overnemende onderneming bezit 20% van de aandelen van overgenomen onderneming A neemt B over Voorzieningen bij B zijn 50.000 te hoog (blijkt uit een actuele beoordeling) Geen opleg in geld, overgenomen ondern. heeft gn eigen aandelen, gn nominale waarde

Aanpassing EV B

Ruilverhouding 2A = 1B Aantal aandelen Nominale waarde Overeengekomen ruilwaarde

A 1.200 Nee 3.750.000

B 2.000 Nee 12.500.000

Ruilwaarde per aandeel Analyse deeln. Kapitaal Beschikbare reserves Aanpassing vermogen Boekwaarde B

3.125 % 20% 20% 20%

6.250 Waarde 800 1.780 10 2.590 2.645 55

4.000 8.900 50 12.950

Boekwaarde deelneming B in A Verschil

Na aanpassing van het EV van B, blijft er een verschil van 55 000 tussen de boekwaarde van de aandelen B en het aandeel in het eigen vermogen van B (20 % x 12 950 000)
Nu bestaan er drie mogelijkheden om dit verschil toe te wijzen (afhankelijk van de situatie)

A Activa (000 EUR) Vaste activa Deelnemin g B (20%) Vordering +1 jaar Vlottende activa 1.545 4.690 500 2.645

Fusieboeking + -

A+B

12.660

55 800+1.790+5 5 (op 0 stellen van


participatie)

13.215

5.720

5.720 1.545

18.380

20.480

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzienin gen Schulden 1.800 1.670 400 820 4.690 4.000 8.950 1.630 3.800 18.380

800 1.790

+ 5.000 8.830 2.030 4.620

2.645

2.645

20.480

1.) Toerekening aan een materieel vast actief, wanneer B b.v. 60 000 zou kunnen toerekenen aan een VA, dan wordt deze toerekening beperkt tot het bedrag vh resterende verschil, 55 000. 2.)Toerekening aan een geactualiseerde vordering, Wanneer B b.v. 60 0000 zou kunnen toerekenen aan een vordering die wordt geactualiseerd, wordt deze toerekening beperkt tot het bedrag van het resterende verschil A B Fusieboeking Activa (000 EUR) Vaste activa Deelnemin g B (20%) Vordering + 1 jaar Vlottende activa Overlopend e rekening 4.690 18.380 1.545 55 500 2.645 5.720 12.660 800+1.790+5 5 + -

A+B

13.16 0

5.720

1.545 55

20.4

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzienin gen Schulden 1.800 1.670 400 820 4.690 4.000 8.950 1.630 3.800 18.380

800 1.790

5.000

8.830

2.030

4.620 2.645 2.645

20.4

3.)Toerekening aan een geactualiseerde schuld, wanneer B b.v. 60 000 zou kunnen toerekenen aan een schuld die wordt geactualiseerd, wordt deze toerekening beperkt tot het bedrag van het resterende verschil A B Fusieboeking Activa (000 EUR) Vaste activa Deelnemin g B (20%) 500 2.645 12.660 800+1.790+5 5 + -

A+B

13.16

Vordering + 1 jaar Vlottende activa Overlopend e rekening 4.690 1.545

5.720

5.720

1.545 55 18.380 55

20.4

Passiva (000 EUR) Kapitaal Reserves Voorzienin gen Schulden 1.800 1.670 400 820 4.690 4.000 8.900 1.630 3.800 18.380

800 1.790

5.000

8.830

2.030

4.620 2.645 2.645

20.4

Voor extra oefening zie slides!!

Vous aimerez peut-être aussi