Vous êtes sur la page 1sur 46

/FEFSMBOEJOEF8FSFME

8FSLHSPFQ$PODVSSFOUJFLSBDIU

BQSJM

/FEFSMBOEJOEF8FSFME
7FSTUFSLFOWBOEFDPODVSSFOUJFLSBDIUWPPS
EFUPFLPNTUWBO/FEFSMBOE
Innovatieplatform
Werkgroep Concurrentiekracht
IP-leden:
Wiebe Draijer
Bas Verhart
Harry Hendriks, namens Gerard KIeisterlee
Leden IP-projectbureau:
Robert Metzke
Nahied Rezwani
Jan Peter van den Toren
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008

*OIPVE
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

I Welvaartsvoorsprong en concurrentiepositie Nederland staan onder druk


ondanks traditionele sterkten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1.1 Nederland kent een hoge productiviteit en welvaart tot op heden maar de
productiviteitsgroei is blijft achter en brengt onze voorsprong in gevaar . . . . . . . . 5
1.2 Nederland heeft een groot aantal mondiale spelers maar de prestaties en
waardering zijn lager dan die van vergelijkbare buitenlandse bedrijven . . . . . . . . . . 11
1.3 Nederland vooral sterk in stabiele factoren maar scoort slecht in factoren
die dynamiek in de economie brengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

II Kansen voor Nederland als ‘Portal to Europe’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21


2.1 Globalisering en verschuivende economische activiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
2.2 Duurzaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
2.3 Sociale patronen en vergrijzing en verzilvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32

III Veranderingsagenda voor Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34


3.1 Propositie: Nederland als Portal to Europe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
3.2 Vernieuwende economie als kerncompetentie van Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . 38
3.2.1 Vernieuwing van bestaande bedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
3.2.2 Creëren van nieuwe bedrijven (Ondernemerschap) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
3.2.3 Vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
3.2.4 Vernieuwing van overheid en regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
3.3 Versterking van Sleutelgebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
3.4 Effectieve en efficiënte maatschappelijke sectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

Bijlage: Geraadpleegde personen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44


Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

7PPSXPPSE
In zijn eerste periode heeft het Innovatieplatform innovatie op de agenda gezet met
adviezen en acties als vouchers, kenniswerkers en innovatieprestatiecontracten. Het
Innovatieplatform en 20 organisaties hebben in 2006 met de Kennisinvesteringsagenda
(KIA) een pad uitgestippeld om Nederland in 2016 een land te laten zijn dat economisch en
internationaal gezien van een kostenefficiënte middenmotor is veranderd in een land dat
productiviteit en welvaart genereert met intelligente producten en productieprocessen.
Een klein land waarin bedrijven, werknemers, wetenschappers, kennisinstellingen en hun
organisaties niet alles een beetje doen maar zich – in onderlinge afstemming – concentreren
op die activiteiten en plekken in de keten (sleutelgebieden) waar ze in Nederland de meeste
waarde mee kunnen toevoegen. Een land dat behoort tot de top van de Europese kennis-
economieën.

Het kabinet heeft in 2007 de aandacht voor innovatie willen vasthouden en opnieuw een
Innovatieplatform (IP) ingesteld. Het tweede IP, met daarin kabinetsleden en mensen uit de
wereld van bedrijfsleven en kennis, heeft de ambities van het eerste IP overgenomen en
verdiept. Dit rapport bevat de kern van de boodschap van het huidige Innovatieplatform
voor ‘Nederland in de wereld’.

Nederland is een ‘gemaakt’ land waar veel mensen op een klein oppervlak wonen, werken,
zich verplaatsen, zorg nodig hebben en zich beschermen tegen het water, en waar de
vergrijzing ertoe leidt dat met minder mensen meer gedaan moet gaan worden. Het is de
ambitie van het Innovatieplatform dat Nederland innovatieve oplossingen realiseert die de
welvaart van zijn burgers ook in de toekomst vergroten en bijdragen aan onze concurrentie-
kracht. Het IP wil dit versnellen en bevordert daarom bijvoorbeeld experimenten en
doorbraken op de terreinen van water (het ‘eiland voor de kust’), zorg en onderwijs.
Excellent onderwijs is een basisvoorwaarde voor deze strategie op weg naar de top.
De Kennisinvesteringsagenda 2006-2016 geeft aan welke inspanningen en investeringen
daarvoor nodig zijn. Nederland heeft een brede en sterke kennisbasis. Het Innovatieplatform
heeft de ambitie om deze kwaliteit te versterken tot excellentie en deze kwaliteit ook beter
te benutten door meer valorisatie, ofwel economische toepassing van de kennis.

De centrale ambitie van het Innovatieplatform is een plaats bij de top 5 landen qua
concurrentiekracht en een verhoging van onze productiviteitsgroei. Dit rapport biedt
daarvoor een agenda en sluit daarmee aan op de andere activiteiten van het Innovatie-
platform. Het is het doel van het Innovatieplatform om, met name over het tweede deel van
dit programma, in discussie te treden met bedrijven, kennisinstellingen en hun organisaties
om te komen tot een gezamenlijk, ambitieus en concreet actieplan dat invulling geeft aan
deze langjarige ambitie. Hiertoe wil het Innovatieplatform ook nieuwe methoden verkennen
en toepassen om meer doelgericht veranderingen te realiseren.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

4BNFOWBUUJOH
Het Innovatieplatform
Het Innovatieplatform beoogt de innovatiekracht van Nederland te vergroten, en hiermee
de concurrentiepositie en welvaartsontwikkeling van ons land op lange termijn te verster-
ken. Het eerste Innovatieplatform heeft een aantal toonzettende initiatieven gelanceerd die
innovatie op de agenda hebben gezet, zoals de Kennisinvesteringsagenda en de sleutelge-
biedenaanpak. Het tweede Innovatieplatform bouwt voort op deze initiatieven maar richt
zich daarnaast ook op de bredere vragen hoe Nederland zijn concurrentiekracht en
ondernemerschap kan verbeteren en hoe innovatie in maatschappelijke sectoren versneld
kan worden. In dit document beschrijft het Innovatieplatform een diagnose van de huidige
prestaties van Nederland en mogelijke oplossingsrichtingen om de concurrentiekracht van
Nederland te vergroten en in te spelen op de kansen die meerjarige trends ons bieden. Het
gaat om een agenda voor de vernieuwing van Nederland, waarop concrete maatregelen
kunnen worden geënt.

Concurrentiekracht en vernieuwing van Nederland


Nederland kan bouwen op een geschiedenis van hoge welvaart en een mondiaal ingestelde
Nederland kan bouwen op een geschiedenis van hoge welvaart en een mondiaal ingestelde
economie met relatief veel internationaal opererende ondernemingen. De concurrentie-
kracht staat echter onder druk. Er is gerichte inspanning nodig op een aantal terreinen om
hierin verbetering aan te brengen. In productiviteitstermen blijft de groei de laatste jaren
enigszins achter bij andere landen zoals de Verenigde Staten en de Scandinavische landen.
Een hoge productiviteitsgroei is essentieel voor het behoud van de sociale zekerheden en
inkomensniveaus in Nederland. Bedrijven zullen alleen blijven investeren in Nederland als
relatief hoge loonkosten gecompenseerd blijven door een relatief hoge productiviteit en
concurrentiekracht.

Het Nederlandse bedrijfsleven presteert gemiddeld genomen lager dan zijn sectorgenoten
in andere Europese landen, zowel in termen van winstniveau als in termen van groei.
Nederlandse ondernemingen hebben mede hierdoor gemiddeld genomen lagere waarderin-
gen dan de buitenlandse sectorgenoten. Dit maakt Nederlandse bedrijven kwetsbaarder in
een periode waarin internationale overnames aan de orde blijven, voor een deel door de
ontwikkelingen van nieuwe kapitaalbronnen.

Uit internationale concurrentievergelijkingen blijkt dat Nederland weliswaar redelijk mee


doet met een kopgroep van tien landen, maar op een groot aantal factoren structureel laag
scoort. Deze factoren hebben te maken met een gebrek aan dynamiek van de economie en
de economische structuur van Nederland. Het bestaande bedrijfsleven is te weinig
innovatief en heeft te weinig grote groeiers. Daarnaast ontbeert Nederland een breed
gedeelde bereidheid tot ondernemerschap. Dit resulteert in een te klein aantal succesvolle,
nieuwe ondernemers. Er ontstaat over de hele linie van de arbeidsmarkt een structureel
tekort. De arbeidsmarkt is onvoldoende flexibel en draagt daarmee onvoldoende bij aan de
(her)inzetbaarheid van werknemers in verschillende en nieuwe ondernemingen. Bovendien
wordt te weinig gebruik gemaakt van de aantrekkingskracht van Nederland voor buiten-
lands talent. Tenslotte is de overheid niet ingericht op het snel en flexibel inspelen en
realiseren van veranderingen en daardoor onvoldoende ondersteunend en daadkrachtig in
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

het aanscherpen en beperken van regelgeving. Al met al ontstaat het beeld van een land dat
weliswaar vele krachten heeft die bijdragen aan een historisch hoge welvaart, maar dat niet
gezond genoeg is om deze concurrentiekracht op lange termijn te kunnen handhaven.

Mondiale trends en kansen voor Nederland


Vooruitkijkend kan Nederland veel daadkrachtiger inspelen op een aantal wereldwijde
trends en hieruit significant voordeel halen. Allereerst onderkent het Innovatieplatform de
blijvende en steeds verder strekkende globalisering, zowel in de stormachtige ontwikkeling
van de Aziatische economieën, als in de mondialisering van bedrijfsprocessen, de mondiale
harmonisering van consumentenvoorkeuren en de wereldwijde beschikbaarheid van
toptalent. Deze ontwikkeling creëert concrete kansen voor Nederland, uitgaande van
traditionele krachten als openheid, handelsgeest, aantrekkelijkheid als landingsplaats en
lanceermarkt en logistiek gunstige ligging. Nederland heeft al een relatief goede vertegen-
woordiging van Amerikaanse en Aziatische regionale vestigingen, maar deze zijn in aantal
nog steeds veel te beperkt in vergelijking tot de aantallen ondernemingen uit de Aziatische
economieën die in de komende decennia de Fortune-1000 zullen bestormen. Het Innovatie-
platform wil een actieve dialoog aangaan hoe Nederland zich actiever kan positioneren als
‘Portal to Europe’. Dit is een propositie die veel verder gaat dan de traditionele oriëntatie op
logistiek en goederen of hoofdkantoren, maar die inspeelt op het aantrekken van activitei-
ten en diensten met een hoge toegevoegde waarde.

De overige wereldwijde trends bieden eveneens kansen voor Nederland. Zo zal de wereld-
wijde aandacht voor duurzaamheid blijvend consequenties hebben voor internationaal
opererende ondernemingen. Nederland heeft hierin specifieke vermogens op het gebied van
bijvoorbeeld water, renewable energy, en mogelijk CO2-opslag. Het Nederlandse bedrijfs-
leven manifesteert zich nu al sterk op deze gebieden, zoals blijkt uit de leidende positie die
Nederlandse bedrijven innemen in internationale duurzaamheidsrankings als de Dow Jones
Sustainability Index. Daarnaast forceert de komende vergrijzing Nederland om creatieve
oplossingen te zoeken en de kansen van de ‘verzilverende’ samenleving te grijpen. Het
actief laten participeren van ouderen in het werkzame deel van de samenleving helpt de
vergrijzingsdruk te verlagen, en creëert daarnaast een aantrekkelijke economische motor.
Innovaties die inspelen op maatschappelijke veranderingen kunnen zo tevens bijdragen aan
onze concurrentiekracht.

Veranderingsagenda voor Nederland


Het Innovatieplatform ziet daarom voor de nabije toekomst een vierdelig programma om de
concurrentiepositie van Nederland blijvend te versterken en in te spelen op globale kansen
in de komende decennia: 1) Nederland scherp te positioneren als ‘Portal to Europe’ en zo
proactief in te spelen op globaliseringskansen, 2) het verder vernieuwen en dynamiseren van
bestaande bedrijven, ondernemerschap, arbeidsmarkt en regelgeving, 3) het verder bouwen
op en versterken van eerder geïdentificeerde sleutelgebieden en 4) het waarborgen van een
krachtdadige overheid en innovatief opererende maatschappelijke sectoren (onderwijs,
zorg, water, energie, veiligheid).

Het is het doel van het Innovatieplatform om te komen tot een gezamenlijk gedragen,
ambitieus en concreet actieplan dat invulling geeft aan deze langjarige ambitie.
Dit document biedt hiervoor een aanzet, maar om dat doel te bereiken, wil het Innovatie-
platform in discussie treden met bedrijven en instellingen en nieuwe methoden verkennen
en toepassen om deze doelgerichte veranderingen te realiseren.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

* 8FMWBBSUTWPPSTQSPOHFODPODVSSFOUJF
QPTJUJF/FEFSMBOETUBBOPOEFS
ESVLPOEBOLTUSBEJUJPOFMFTUFSLUFO

Dit hoofdstuk beschrijft de diagnose van de huidige concurrentiekracht van Nederland en


verkent op welke terreinen fundamentele aanscherping nodig is. Het inventariseert als eerst
de productiviteit en productiviteitsgroei van de Nederlandse economie in vergelijking met
andere landen. Daarna wordt ingegaan op de prestaties van Nederlandse bedrijven in
vergelijking met sectorgenoten in het buitenland. Tenslotte komen de lessen aan bod die
voor de positie van Nederland te leren zijn uit internationale concurrentievergelijkingen en
wordt ingegaan op vier gebieden waarin Nederland zijn dynamiek kan vergroten.

1.1 Nederland kent een hoge productiviteit en welvaart


tot op heden maar de productiviteitsgroei blijft achter en
brengt onze voorsprong in gevaar

Nederland heeft nog steeds een hoge welvaart. Het neemt weliswaar een positie in achter de
VS maar staat vóór de meeste EU landen (met een BBP per hoofd van USD 31.000 (PPP 2005)).
In de periode van 1990 tot 2000 steeg het BBP per hoofd van de bevolking fors, met name
gedreven door een grote sprong in de arbeidsparticipatie, en hieraan dankt Nederland zijn
hoge positie. Deze welvaart is sinds 2000 echter onder druk komen te staan. In de periode
2000-2005 zwakte de economische groei af, tot het laagste niveau binnen de set van
vergelijkbare landen, namelijk tot 0,6%1. Hoewel Nederland op korte termijn nog hoog in
de ranglijst van BBP per hoofd zal blijven staan zal deze positie verder eroderen indien het
niet lukt om een been bij te trekken (Schema 1).

1 Hierbij wordt uitgegaan van de nieuwe, bijgestelde productiviteitscijfers uit maart 2008 van EU KLEMS waardoor
een minder sterke daling van de productiviteitsgroei in vergelijking met bijvoorbeeld de VS zichtbaar is. Desondanks
blijft de groei van Nederland sinds 2000 scherp achter bij de sneller groeiende Westerse economieën
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 1

De huidige lage groei van het BBP per hoofd wordt gedreven door een combinatie van:
A) achterblijvende productiviteitsgroei;
B) dalende hoeveelheid gewerkte uren en
C) dalende arbeidsparticipatie (Schema 2).
Productiviteitsgroei is structureel 1 procentpunt lager dan in Zweden en de VS en het aantal
gewerkte uren laat een continue daling zien. De arbeidsparticipatie is in de periode 1990-
2000 sterk gestegen en was toen de motor van de economische groei, maar is sinds 2000
weer teruggezakt.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 2

A. Achterblijvende productiviteitsgroei
Productiviteitsgroei is belangrijk voor de concurrentiekracht van Nederland en is een
belangrijke voorwaarde voor het behoud en de groei van de inkomens in Nederland. De
productiviteit (uitgedrukt als het bruto binnenlands product per gewerkt uur) in Nederland
is historisch hoog – tot voor kort de nummer twee in de set van 10 vergelijkbare landen –
maar heeft al sinds 1990 een minder grote versnelling laten zien dan vergelijkbare landen,
waardoor de sterke relatieve positie van Nederland erodeert. Nederland heeft sinds 1990
een productiviteitsgroei die rond de 1 procentpunt lager ligt dan die van Zweden en de VS
(Schema 3). Om in Nederland de verworven sociale zekerheden en inkomensniveaus te
behouden en de kosten hiervan te kunnen dragen zonder onze relatieve concurrentiepositie
te verliezen is het essentieel dat Nederland de voorsprong in productiviteit volhoudt.
Bedrijven zullen alleen in Nederland blijven investeren als de relatief hoge loonkosten
gecompenseerd blijven worden door een hoge productiviteit ten opzichte van andere
landen, gecombineerd met een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 3

Als wordt gekeken naar de productiviteit op sectorniveau ten opzichte van andere landen
(Schema 4) is het opvallend dat Nederland relatief zwak scoort op de productiviteit van
diensten als de detailhandel – in de zakelijke diensten valt Nederland zelfs steeds verder
achterop. Hoewel in sommige sectoren bewuste beleidskeuzes een deel van de achterstand
verklaren (bijvoorbeeld in het behoud van kleinschalige en bereikbare detailhandel in plaats
van grootschalige weidewinkels), zijn er ook veel sectoren (zoals de zakelijke dienstverlening)
waar Nederland de prestaties van de Scandinavische of Noord-Amerikaanse landen zou
moeten kunnen evenaren. Voor het adresseren van deze achterstand is het essentieel dat
er voldoende concurrentie en mobiliteit van kapitaal en arbeid is zodat herallocatie kan
plaatsvinden naar meer productieve sectoren en dat zwak presterende bedrijven kunnen
worden overgenomen door meer productieve sectorgenoten. Er blijken gelukkig ook
sectoren te zijn waar Nederland een zeer goede productiviteit heeft en haar koppositie
verder uitbouwt. Hieronder vallen onder andere voeding, chemie en transport.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 4

B. Korte en dalende werktijden


Het aantal gewerkte uren in Nederland is laag en laat een nog steeds een neerwaartse trend
zien. Nederlanders werken gemiddeld 1.392 uur per jaar versus bijvoorbeeld 1.718 in Finland
(Schema 5). Dit lage aantal uren kan verklaard worden door het grote aantal deeltijders, maar
ook door de relatief korte werkdag en het relatief lage aantal werkdagen per jaar (Schema 6).
.

Schema 5
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 6

C. Dalende arbeidsparticipatie
Nederland heeft een zeer hoge arbeidsparticipatie; het aandeel werkenden onder de
bevolking tussen 15 en 64 jaar behoort met 74% tot de top van Europa. In de periode 1990-
2000 steeg het aantal werkenden zelfs sneller dan de gehele bevolking, vooral door een
toename van het aantal gezinnen met tweeverdieners. Dit was de belangrijkste motor
achter de mooie economische groei die Nederland liet zien in deze periode. Sinds 2000 is
het tij echter gekeerd en is de groei van de arbeidsparticipatie niet meer voldoende om het
groeiende aantal gepensioneerden bij te houden (Schema 7).
.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 7

1.2 Nederland heeft een groot aantal mondiale spelers


maar de prestaties en waardering zijn lager dan die van
vergelijkbare buitenlandse bedrijven

Nederland heeft een relatief groot aantal mondiale spelers. In het voorgaande kwam naar
voren dat de prestaties van de Nederlandse economie als geheel achterblijven bij die van
andere landen. Ook als gekeken wordt naar Nederlandse bedrijven, blijkt dat de prestaties
internationaal gezien achterblijven. In het algemeen hebben Nederlandse bedrijven een
lagere beurswaarde dan vergelijkbare bedrijven in het buitenland. Dit geldt voor de meeste
sectoren en is dus niet het resultaat van een minder gunstige sectormix voor Nederland
(Schema 8). De gemiddeld lagere waardering is het meest prominent bij de grote (AEX) en
kleinere bedrijven. Middelgrote bedrijven worden vergelijkbaar gewaardeerd met buiten-
landse.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 8

De lage waardering wordt voor een deel verklaard door een lage winstgevendheid van
Nederlandse bedrijven in vergelijking met sectorgenoten in het buitenland. Dit geldt voor
kleine, middelgrote en grote bedrijven, en tevens voor de meeste sectoren (Schema 9).

Schema 9
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Nederlandse bedrijven hebben als geheel ook een lagere groei dan vergelijkbare bedrijven
in het buitenland. De achterblijvende groei en waardering maken Nederlandse bedrijven
een gemakkelijker doelwit voor overnames uit het buitenland. Uit internationaal onderzoek
blijkt dat een lage groei leidt tot een grotere kans op faillissement of overname. Deze
kwetsbaarheid wordt niet gecompenseerd door de aanwas van voldoende nieuwe bedrijven
van enige omvang in Nederland.

De groei van Nederlandse bedrijven blijkt op verschillende manieren achter te blijven op


basis van een vergelijking van een twintigtal internationaal opererende Nederlandse
bedrijven. Uit de vergelijking blijkt dat bij de Nederlandse bedrijven bijvoorbeeld een kleiner
aandeel van de groei wordt ingevuld door acquisities. Tevens opereren deze bedrijven in
minder snel groeiende sectoren en landen dan multinationals in bijvoorbeeld de Verenigde
Staten. Tenslotte verliezen Nederlandse multinationals binnen hun markten marktaandeel.

1.3 Nederland vooral sterk in stabiele factoren maar scoort slecht


in factoren die dynamiek in de economie brengen

Er is een flink aantal internationale vergelijksonderzoeken naar de concurrentiekracht van


nationale economieën, zoals het Global Competitiveness Report van het World Economic
Forum, of de Ease of Doing Business Index van de World Bank (Schema 10). In deze
internationale vergelijkingsoverzichten scoort Nederland vaak als laatste van een topgroep
van landen, met een duidelijke afstand tot de koplopers. Het Innovatieplatform heeft voor
ogen dat Nederland hierin een top 5 positie zou moeten innemen.

Schema 10
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Nederland scoort in deze vergelijkingen traditioneel hoog op wat zich het beste laat
karakteriseren als ‘statische concurrentiefactoren’. Hieronder vallen infrastructuur,
stabiliteit van de overheid en de kapitaalmarkt. Nederland scoort echter aanzienlijk lager en
minder dan de meeste andere landen op factoren die gerelateerd zijn aan het vermogen en
de ambitie om te vernieuwen zoals innovatie, arbeidsmarktregulering, onderwijs, regelge-
ving en efficiëntie van de overheid. Daarmee lijken de kansen die nieuwe markten en nieuw
ontwikkelde kennis bieden in Nederland onvoldoende te worden benut 2.

In het bijzonder komt uit de voorgaande concurrentievergelijking de roep om scherper te


vernieuwen op een aantal cruciale gebieden. De vier belangrijkste gebieden zijn: de
vernieuwing van en in bestaande bedrijven, het creëren van nieuwe bedrijven (ondernemer-
schap), vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt en vernieuwing van overheid en
regelgeving.

Vernieuwing van en in bestaande bedrijven


Nederland heeft een relatief hoog aantal mondiale spelers, maar is ook gekenmerkt door
verhoudingsgewijs weinig innovatieve bedrijven (42% van industriële bedrijven tov 74%
voor Duitsland), een laag omzetaandeel uit innovatieve producten (7% tov 15% voor
Finland), lage investeringen in R&D en innovatie (6,2% tov 14,6% voor Zweden), relatief lage
buitenlandse investeringen in R&D in Nederland (nr 15 in Europa) en lage scores op niet-
technische, of sociale innovatie (34% van bedrijven past procesvernieuwing toe tov 65% in
Duitsland). Kortom een roep om meer vernieuwing in de bestaande populatie van onderne-
mingen. Deze vernieuwing is een essentieel onderdeel van de benodigde verbetering
van de productiviteitsgroei in de economie en de groei en waardecreatie van Nederlandse
bedrijven. Uit onderzoek onder wereldwijde commissarissen blijkt bijvoorbeeld dat
commissarissen van Nederlandse bedrijven aanknopingspunten zien om de besluitvorming
te verbeteren. Van de commissarissen ondersteunt 91% de benoeming van externe experts
en wil 100% meer diversiteit van inzichten in RvC’s.
.

2) Zie onder andere Het Nederlandse ondernemingsklimaat in cijfers, CBS 2007; Global Competitiveness Report,
WEF 2008
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 11

Het creëren van nieuwe bedrijven en ondernemerschap


Ondanks talrijke start-ups in sommige gebieden kampt Nederland met een gebrek aan
nieuwe ondernemers met groeipotentie, en een beperkt aantal snelgroeiende bedrijven
(8,2% versus 13,4% in de VS). In de houding van Nederlanders is er onvoldoende motivatie
om ondernemer te worden en risico’s aan te gaan (slechts 33% is positief over onderne-
merschap tegen 61% in de VS) hetgeen tot uiting komt in weinig startende ondernemers
(4,4% van de beroepsbevolking tov 12,4 in de VS). Naast de beperkte effectiviteit in het
genereren van nieuwe ondernemers, zien we ook weinig jonge bedrijven doorgroeien naar
de top (Schema 12).
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 12

Vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt


Nederland heeft een van de hoogste arbeidsparticipatiegraden in de wereld en een lage
werkloosheid, maar wordt belemmerd door starre afspraken die de flexibiliteit van de
arbeidsmarkt beperken. Het World Economic Forum plaatst Nederland op positie 113 in de
wereld met betrekking tot de flexibiliteit van arbeid (Schema 13). Dit gebrek aan flexibiliteit
komt minder door regelgeving dan door de complexiteit van processen – de OECD plaatst
Nederland in de categorie met de meest complexe en frequent toegepaste ontslagprocedu-
res, bijvoorbeeld ten opzichte van België waar de complexiteit veel lager is. Mede als gevolg
hiervan is de gemiddelde arbeidsduur in Nederland erg lang (10,5 jaar tegen 8,7 jaar in het
VK). Hoewel dit positief te lezen is voor Nederland als geheel, vormt het een barrière voor
nieuwe en snelgroeiende sectoren en ondernemingen. Een betere en flexibeler benutting
van het arbeidspotentieel is mede nodig in het licht van grote dreigende tekorten op de
arbeidsmarkt. Ook blijkt uit internationale vergelijkingen dat flexibilisering bijdraagt aan een
netto groter groei van arbeid, met name doordat snelle groeiers eerder mensen aannemen.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 13

Daarnaast is er een toenemend gebrek aan hoogopgeleide werknemers op het gebied van
wetenschap en techniek. De instroom van nieuwe technisch geschoolden zal volgens een
analyse van de Nationale Denktank in de komende 5 jaar 90.000 minder zijn dan benodigd.
Bovendien heeft Nederland een beperkte attractiviteit voor buitenlands talent in een zeer
competitieve mondiale talentmarkt. De meeste nieuwe ingenieurs in de wereld zijn te
vinden in China en India maar het aantal hoogopgeleide buitenlanders in Nederland is nog
zeer beperkt (1,8% van de bevolking tov 7,3% voor Canada, dat al sinds 1967 een speciaal
immigratiebeleid heeft voor hooggeschoolden). Nederlandse werknemers leren ook
onvoldoende bij tijdens hun werkende leven (15,9% leert bij tov 32,1% in Zweden en 35%
als KIA doelstelling). Ook wordt de Nederlandse arbeidsmarkt gekenmerkt door een laag
aandeel van vrouwen in topposities van 7%3. Hierin loopt Nederland ver achter vergeleken
met andere West-Europese landen (EU gemiddelde 11%; koploper Noorwegen 32%).
Een mogelijke achtergronden is dat vrouwen in Nederland veel vaker parttime werken en
daardoor minder carrièrekansen hebben voor topposities. Terwijl vrouwen in Nederland
45% van de actieve beroepsbevolking uitmaken, vertegenwoordigen zij slechts 35% van de
gewerkte uren (ten opzichte van 47% in Finland en 46% in Duitsland).

Vernieuwing van overheid en regelgeving


Ondanks stabiliteit en betrouwbaarheid van de overheid kampt Nederland met 1) een beperkt
geloof in verbetering van overheidsefficiëntie, 2) nog steeds te hoge regeldruk ondanks
blijvende inspanningen op rijksniveau, en 3) een beperkt vermogen om plannen en grote
projecten doelgericht uit te voeren. Nederland kent veel, langdurige en kostbare procedures
voor bedrijven en staat daarin op een 84ste plaats in de wereld volgens de Wereldbank
(Schema 14).

3) Women Matter, European Commission 2006


Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 14

Nederland is een land met een relatief dure overheid. Als gekeken wordt naar de sectoren
overheid, zorg en onderwijs in de EU KLEMS database zijn de kosten met USD 6.300 per
inwoner veel hoger dan in Duitsland (USD 4.900 per inwoner). Dit komt niet doordat de
Nederlandse overheid minder efficiënt is dan in andere landen (met 158 uur per inwoner
besteed aan overheid, zorg en onderwijs is Nederland gemiddeld) maar doordat de kosten
per uur van de overheid relatief hoog zijn (USD 40 versus 32 in Duitsland). Deze hoge kosten
zijn een combinatie van relatief hoge loonkosten van ambtenaren (USD 50.000 toegevoegde
waarde per ambtenaar in Nederland versus 45.000 in Duitsland) en een beperkt aantal uren
dat ambtenaren werken per jaar (1.262 versus 1.403 in Duitsland en 1.435 in de Nederlandse
private sector).
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 15

Als gekeken wordt naar specifieke diensten van de overheid zoals zorg is er ruimte voor
verbetering. In termen van kosten per behandeling zijn de kosten in Nederland relatief hoog
(€8.385 versus €3.671 voor Duitsland). Onze levensverwachting blijft de laatste jaren achter
ten opzichte van andere landen. Ondanks de toegenomen medische en voedingskennis zijn
mensen niet gezonder gaan leven – hier lijkt een kans te liggen voor meer preventieve
gezondheidszorg.

Schema 16
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

In het onderwijs schat de Nationale Denktank dat er jaarlijks €13 miljard verloren gaat door
onbenutte capaciteit van leerlingen (onbenut toptalent, studie-uitval, verkeerde studie-
keuze, etc.), lerarentekort (lesuitval, zittenblijvers) en een mismatch tussen onderwijs en
arbeidsmarkt (onvervulde vacatures en werkeloze afgestudeerden).

De slagkracht van de overheid laat te wensen over, met name bij de realisatie van grote
projecten, mede als gevolg van bestuurlijke drukte. Illustraties hiervan zijn het elektronisch
patiëntendossier, het variabel prijzen van weggebruik, de verlenging van de A4 tussen Delft
en Schiedam of de aanleg van de Betuwelijn. Deze problemen komen zowel door trage en
complexe inspraak- en besluitvormingsprocessen voordat implementatie kan beginnen als
door management van de projecten tijdens de realisatie. In haar rapport ‘Sneller en Beter’
concludeert de Commissie Elverding dat besluitvorming rondom infrastructurele projecten
traag is en kan worden ingekort met de helft van de tijd. De drie grootste knelpunten liggen
bij voorbereiding en bestuurscultuur, het besluitvormingsproces en in de juridische sfeer.
Een belangrijk advies is om te werken met een verkenningsfase waarin bewoners, decentrale
overheden en milieuorganisaties ruimer en eerder betrokken zijn, inclusief heldere tijds-
afspraken en een gebiedswijze benadering. Bovendien moet er een opleveringtoets
geïntroduceerd worden om te meten of na realisatie de milieunormen zijn gehaald. Verder
stelt de commissie verbeteringen in de ambtelijke besluitvorming en bestuurscultuur voor.

Nederland heeft een aantal traditionele krachten die er toe hebben bijgedragen dat onze
welvaart hoog is en onze industriële structuur relatief mondiaal. De achterblijvende groei
in productiviteit en daling in de participatie, de achterblijvende prestaties van bestaande
ondernemingen en het gebrek aan vernieuwingskracht en slagkracht van de overheid geeft
echter de noodzaak aan om meer op vernieuwing te oriënteren en zo de concurrentiekracht
van Nederland op lange termijn fundamenteel te versterken.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

**,BOTFOWPPS/FEFSMBOEBMT¡1PSUBMUP&VSPQF¢

Nederland kan zich beter en proactiever profileren voor de toekomst als het inspeelt op
belangrijke mondiale trends en vorm geeft aan een heldere positionering van Nederland.
Hoewel de toekomst uiteraard in veel opzichten onzeker is, bieden tien globale trends
bruikbare aanknopingspunten voor zo’n positionering. De trends zijn te vangen in drie grote
gebieden: globalisering en verschuivende economische activiteit, duurzaamheid (klimaat-
veranderingen, krapte aan grondstoffen en maatschappelijk verantwoord ondernemen) en
demografische en sociale veranderingen zoals de vergrijzing en verzilvering van de westerse
landen. Dit hoofdstuk beoogt ieder van deze clusters met trends te verkennen, en te
vertalen naar kansen en een mogelijke positionering voor Nederland. Op basis van deze
eerste inventarisatie lijkt een positionering als ‘Portal to Europe’ (werktitel) het meest
onderscheidend te zijn en concurrentievoordeel voor Nederland te creëren.

In het navolgende komen de trends en bijkomende kansen voor de positionering van


Nederland achtereenvolgens aan de orde. Dit hoofdstuk gaat niet in op de specifieke acties
en het beleid dat noodzakelijk is om een dergelijke positionering vorm te geven.

Schema 17

2.1 Globalisering en verschuivende economische activiteit

De toenemende globalisering en verschuivende economische activiteit manifesteren zich


voor Nederland in verschillende vormen. Allereerst in de directe consequenties van de groei
in welvaart en economische activiteit van de Aziatische economieën. Daaraan gekoppeld is
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

de sterke groei van nieuwe consumenten in deze landen, die gedeeltelijk vergelijkbare
behoeftes vertonen als consumenten in andere werelddelen. Daarnaast ontwikkelen de
wereldwijde talentpools zich in sneltreinvaart, waardoor traditionele krachten in het westen
onder druk staan. Verder zet de wereldwijde groei van het nieuwe kapitaal zich verder door.
Zo is bijvoorbeeld het kapitaal in overheidsfondsen (Sovereign Wealth Funds, SWFs) van
olieproducerende en Aziatische landen sterk gegroeid met 20% per jaar naar $6.500 miljard
in 2006. Door nieuw kapitaal komen meer internationale overnames en participaties tot
stand. Tenslotte de-vertikaliseren bedrijfsprocessen zich in hoog tempo. Dit geeft
aanleiding tot het verschuiven van lage en in toenemende mate ook hogere-toegevoegde-
waardeactiviteiten naar lagere lonen landen. Deze trends komen hier aan de orde.

Trend 1: Verschuivende centra van economische activiteit.


In de komende jaren zal het belang van opkomende economieën in de wereld sterk
toenemen. Terwijl Europese landen, waaronder Nederland, blijven groeien met rond de 2%,
wordt de BBP-groei van China en India in de komende jaren geraamd op 8%. Terwijl Europa,
Noord Amerika en Japan in 2005 nog 74,5% van het wereld BBP hebben, zal dit in 2020 zijn
gedaald naar 62,5%. In dezelfde periode zal het aandeel van Nederland dalen van 1,5% naar
1,2% en zal Nederland dalen van de 14e naar de 16e plaats van BBP in de wereld, voorbij-
gestreefd door India en Zuid-Korea (Schema 19). De groei van de opkomende economieën
is gunstig voor Westerse economieën. Realiteit is wel dat de economische verhoudingen
verschuiven en dat Europese landen in toenemende mate gezamenlijk zullen moeten
optrekken om hun invloed in de wereld te behouden. Landen met de meest open economie
kunnen hierbij disproportioneel profiteren.

Schema 18
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Trend 2: Nieuwe consumenten.


In 2005-2015 zullen er bijna één miljard nieuwe consumenten bijkomen in de wereld,
waarvan 60% in China en India (Schema 19). Er ontstaat een grote stedelijke middenklasse
in opkomende landen, waarvan de smaken en consumptiepatronen in toenemende mate
beginnen te lijken op die in het westen (Schema 20). Deze nieuwe consumenten vormen
ook een potentiële nieuwe afzetmarkt voor Nederlandse bedrijven waarbij de import van
Azië uit Europa in de komende jaren naar verwachting zal blijven stijgen met 9% per jaar.
Nederland heeft reeds een sterk aandeel van meer dan 20% in de export van medische
technologie, landbouw, voedsel, schepen, computers en halfgeleidertechnologie van Europa
naar Azië.

Schema 19
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 20

Trend 3: Turbulente wereldwijde markten voor talent.


Met de groei van kennisintensieve sectoren neemt het tekort aan talent toe. Het vinden van
talent is de grootste managementuitdaging voor de komende 5 jaar volgens Europese
topmanagers (Schema 21). Nederland zal in de komende 5 jaar kampen met een tekort van
90.000 in de instroom van technisch geschoold personeel. In toenemende mate vindt er een
strijd plaats om de grote hoeveelheden ingenieurs uit China, India en Rusland (meer dan
800.000 afgestudeerden per jaar versus 15000 in Nederland).
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 21

Trend 4: Nieuw kapitaal van private en overheidsfondsen zet door.


In de afgelopen jaren is er een sterke groei geweest in de belangen die private en overheids-
investeringsfondsen hebben in Nederlandse ondernemingen. Het investeringsvolume van
private equity en fondsen van met name Aziatische en olieproducerende landen bedroeg in
2006 al $8,5 biljoen en zal naar verwachting ook de komende jaren blijven stijgen met circa
20% per jaar (Schema 22). Deze investeringen zullen positieve effecten hebben, zoals een
toegenomen kapitaalmarkt discipline van management, extra investeringskapitaal met een
lange termijn horizon en een redding in tijden van onvoldoende liquiditeit in openbare
markten. Deze investeringen vragen echter ook om meer transparantie om zeker te stellen
dat investeringen niet voor politieke doeleinden worden gebruikt.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 22

Trend 5: Internationale decompositie van bedrijfsprocessen.


Als gevolg van technologie en nieuwe vormen van kapitaal ontstaan nieuwe dynamische
bedrijfs- en bedrijfstakstructuren. Bedrijven worden steeds meer een internationaal
netwerk van samenwerkende onderdelen. Een voorbeeld is een personal computer met
ontwerp in Amerika, geheugenchipproductie in Korea, componentenproductie in China, en
assemblage en distributie vanuit Nederland. Bedrijven offshoren ook in toenemende mate
hoogwaardige bedrijfsprocessen zoals softwareontwikkeling en R&D naar India of China.
Nederlandse bedrijven maken nog relatief beperkt gebruik van deze kansen die toegang
kunnen verschaffen tot lagere kosten en schaarse vaardigheden. Om een positief effect op
de economie te realiseren met offshoren is het essentieel dat de arbeidsmarkt voldoende
flexibel is en werknemers voldoende bijgeschoold worden zodat ze snel een alternatieve
baan kunnen vinden. Deze trend betekent dat bedrijven voor onderdelen van de waardeketen
op zoek gaan naar biotopen waar ze de voorhoede aan consumenten, bruikbare R&D,
interessante combinaties met andere bedrijven en creatieve werknemers kunnen vinden.
Bedrijven geven dit vorm met steeds meer open innovatie en het zoeken en creëren van een
ecosysteem waar andere bedrijven graag landen. Hierbij wordt instituutvorming (voor
centrale kennisvergaring en -borging) belangrijker, zodat niet elk bedrijf het wiel opnieuw
hoeft uit te vinden.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 23

‘Portal to Europe’
Bovengenoemde trends bieden grote kansen aan Nederland met haar traditionele kracht
als handels- en transportland en vestigingsplaats voor internationale bedrijven en haar
moderne consumenten en rijke schakering in de bevolkingssamenstelling. Nederland heeft
door zijn omvang altijd moeten samenwerken met andere landen en heeft op zijn kleine
oppervlakte mensen van allerlei landen en culturen laten leven. De Randstad functioneert
als creatieve hub in Europa. Nederland zou zich kunnen positioneren als ‘Portal to Europe’
(werktitel). Nederland zou zich daarbij kunnen profileren als de eerste keuze voor Aziatische
bedrijven als vestigingsplaats voor hoofdkantoren en toegang tot Europese markten en
smaken (‘Europe in one country’), kennis en distributie, als aanvulling op haar rol als belang-
rijkste hub voor transport van goederen van en naar Azië via lucht- en scheepvaart. Het gaat
zowel om ‘greenfield’ regionale hoofdkantoren (zoals Tommy Hilfiger, Cisko en Nike) als om
overnames, zoals van Twaron (Teijin), DSM Petrochemie (Sabic) en Corus (Tata). Nederland
heeft in absolute zin nu nog een veel te beperkt aantal van deze hoofdkantoren, ook al is dit
in relatieve zin in lijn met andere Europese landen. Op dit moment heeft Amsterdam bijvoor-
beeld de Europese hoofdkantoren van onder meer Kintetsu International Express, Canon,
Mitsubishi Electric en Hitachi. Nederland wordt aantrekkelijk gevonden om Europese sales en
marketingfuncties neer te zetten (op dit terrein nr 5 na VK, Frankrijk, Duitsland en Spanje).

Uit onderzoek van het CPB blijkt dat Nederland wel vaart bij samenwerking en handel met
landen als China. Volgens de berekeningen van het CPB heeft de handel met China in
Nederland 23.000 arbeidsplaatsen gecreëerd, zowel in exportsectoren zoals voeding en
high-tech als vanuit de rol als doorvoerland (2/3 van de import uit China wordt na een kleine
bewerking heruitgevoerd naar Europa). De risico’s voor Nederland van de groei van de
handel met China zijn zeer beperkt door de geringe overlap van de twee economieën en
hebben volgens het CPB tot nu toe niet geleid tot negatieve sociale gevolgen .
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Het is te verwachten dat er in de komende tien jaar meer dan 120 Aziatische bedrijven zullen
toetreden tot de globale Fortune-1000. Nederland zou zich actief moeten opstellen om
de regionale standplaats te worden van deze snelle groeiers en hun marketing- en sales-
activiteiten. Hierbij hoort ook dat Nederland een aantrekkelijke plaats wordt voor mondiaal
talent. De rol van de overheid bij de ontwikkeling van deze kans ligt in de communicatie van
de mogelijkheden en voordelen van Nederland, het wegnemen van barrières zoals immigra-
tiebeperkingen voor talent en het actief benaderen en ondersteunen van Aziatische
bedrijven die zich in Europa willen vestigen. Enkele jaren geleden gaf de Vestigingsklimaat-
brief een goed overzicht van de belangrijkste noodzakelijke verbeteringen. Op een fors
aantal gebieden is hier, ondanks de inspanningen van voorgaande kabinetten, nog
verbetering mogelijk. Tot nog toe zijn andere Europese landen nog onvoldoende in dit gat
gesprongen.

Schema 24

Deze globaliseringstrends bieden ook de mogelijkheid om de internationale positie van


Nederland verder te versterken in een aantal sleutelgebieden. Gebieden waar Nederland
een sterke positie heeft, lenen zich in het bijzonder voor het aantrekken van investeringen,
talent en vraag vanuit het buitenland. Bij het creëren van de juiste randvoorwaarden kan
Nederland leren van andere clusters in de wereld, zoals het high-tech cluster in Silicon
Valley, het pharma cluster in Noord-Oost VS en het financiële cluster in Londen. Dit type
clusters hebben de eigenschap dat ze steeds meer bedrijven aantrekken omdat deze
bedrijven in de buurt willen zijn van kennis, talent, kapitaal, klanten en toeleveranciers.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 25

2.2 Duurzaamheid

Duurzaamheid zal zich verder ontwikkelen naar een blijvende factor in de mondiale
economie en samenleving. Dit biedt ook sterke kansen voor bedrijven, zoals treffend
verwoord in de quote van Michael Porter en Forst Reinhardt:
“Periodically, major new forces dramatically reshape the business world – as globalization
and the information technology revolution have been doing for the past several decades.
Climate change, in its complexity and potential impact, may rival them both. While many
companies may still think of global warming as a corporate social responsibility issue,
business leaders need to approach it in the same hardheaded manner as any other strategic
threat or opportunity.” 4
Dit manifesteert zich in een blijvend en toenemend tekort aan grondstoffen, een toenemend
duurzaamheidsbewustzijn en een nog sterkere rol voor maatschappelijk verantwoord
ondernemen.

Trend 6: Toenemende tekorten aan grondstoffen.


Doordat de economische ontwikkeling versnelt, met name in ontwikkelende landen, stijgt
de vraag naar natuurlijke hulpbronnen in een ongekend tempo, terwijl het aanbod begrensd
is. De vraag naar olie zal naar verwachting met 50% groeien in de komende twintig jaar.
De schaarste van grondstoffen uit zich in scherpe prijsstijgingen: Sinds 2000 zijn de prijzen
van olie, koper, nikkel en lood meer dan verdrievoudigd. In Nederland zal de afhankelijkheid
van importen voor de energiebehoefte toenemen van 39% in 2007 naar 62% in 2030,
gedreven door toenemende vraag en afnemende gasproductie (Schema 26).

4) Michael Porter and Forest Reinhardt, Harvard Business Review October 2007
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Olie wordt ook in toenemende mate een diplomatiek aandachtspunt - voor de olie-
importen is Nederland bijvoorbeeld voor zo’n 40% afhankelijk van importen uit landen met
een lage rating, zoals Nigeria, Iraq, Rusland, Saoedi-Arabië en Algerije.

Schema 26

Trend 7: Toenemend duurzaamheidsbewustzijn.


Burgers, overheden en bedrijven zijn in toenemende mate bereid om – in sommige gevallen
kostbare – maatregelen te nemen om het milieu te beschermen, zoals de ontwikkeling van
duurzame energiebronnen en energiezuinige verlichting, auto’s en huishoudelijke appara-
tuur. Ook de toenemend strenge regelgeving zal deze beweging versterken. Wereldwijd
verwachten 82% van de CEO’s klimaatregelgeving in hun thuislanden in de komende jaren.
In Nederland stijgt het volume aan duurzame beleggingen met 20% per jaar en houdt 69%
van de consumenten rekening met brandstofverbruik bij aanschaf van een nieuwe auto
(Schema 27). Nederlandse bedrijven zijn koplopers op het gebied van duurzaamheid – in 4 van
de 18 supersectoren in de Dow Jones sustainability index staan Nederlandse bedrijven aan
top (Philips, Unilever, Akzo Nobel en TNT). Hoewel nog weinig consumenten direct rekening
houden met duurzaamheid in hun dagelijkse bestedingen, is het te verwachten dat hierin
ook een omslag op zal treden als verdere stimulering wordt ingezet.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 27

Trend 8: Aandacht voor stakeholders en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)


zetten door.
Met het ontstaan van steeds grotere wereldwijde ondernemingen groeit de verwachting dat
bedrijven zich niet alleen toeleggen op het creëren van aandeelhouderswaarde. Bedrijven
zullen in toenemende mate aan de maatschappij moeten uitleggen en verantwoorden hoe
zij bijdragen aan het welzijn en ontwikkeling van al hun stakeholders. Het is een uitdaging
voor bedrijven om tegelijkertijd bij te dragen aan de diverse doelstellingen van aandeelhou-
ders, werknemers, klanten, overheden en aan de maatschappij als geheel. In Nederland zegt
60% van de burgers dat ze liever een lagere economische groei hebben als hoge groei
gepaard gaat met hogere druk voor het milieu of inkomensonzekerheid. Inmiddels geeft
60% procent van de mondiale ondernemingen aan MVO als een topprioriteit te beschouwen
voor strategie, productplanning en marketing.

Samenvattend kan worden gesteld dat de trend naar duurzaamheid goede kansen voor
Nederland biedt. Zo kan Nederland een voortrekkersrol spelen in de ontwikkeling van
duurzame energiebronnen (zonne-energie), waterbeheer en -management, CO2 opvang
en opslag, ontwerp, productie en verkoop van duurzame producten zoals grondstoffen
voor Cradle to Cradle producten, duurzame consumentenelektronica etc. Daarnaast zijn
Nederlandse bedrijven aantrekkelijke zakenpartners voor internationale bedrijven die
hun duurzaamheid willen versterken en zijn ze voorbereid op strengere wetgeving in de
toekomst. De aandacht voor duurzaamheid speelt wereldwijd. De terreinen waarin
Nederland meer posities heeft dan andere landen liggen in enkele niches, die we moeten
versterken. Niches waaraan je kan denken zijn bijvoorbeeld offshore windenergie of bio-
energie uit afval. Het kabinet kan dit ondersteunen door een duidelijk en consistent beleid
neer te zetten rondom duurzaamheid en energietransitie.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

2.3 Sociale patronen en vergrijzing en verzilvering

Trend 9: Verzilvering en stijgende kosten publieke sector.


Doordat mensen steeds later en steeds minder kinderen krijgen, vergrijst de bevolking.
De ratio tussen 65+ers en de werkzame bevolking zal bij ongewijzigd beleid stijgen van 0,30
in 2005 naar 0,56 in 2030 (Schema 28). In het theoretische geval dat er geen institutionele
veranderingen plaatsvinden zullen de overheidsuitgaven voor pensioenen en zorg stijgen
van 13% van BBP in 2001 naar 23% in 2030. Hoewel het probleem in Nederland kleiner is dan
in omringende landen zal dit bij ongewijzigd beleid volgens schattingen van de OECD leiden
tot een stijging van de belastingen met 38%. Daarnaast vraagt deze uitdaging om een
aanzienlijke vergroting van de productiviteit van de zorg en de overige publieke sector, bij
een al bestaand tekort aan arbeidskrachten.

Schema 28

Er zijn ook grote kansen in de zilveren economie als groeisector. Het aandeel van 65+ers in
het privévermogen van Nederlandse burgers is nu al groter dan 50%. Deze bevolkingsgroep
zorgt bovendien voor een grote vraag naar onder andere medische technologie, financiële
producten en vrijetijdsdiensten; in deelsectoren hiervan heeft Nederland sterke posities,
denk aan de pensioensector. Ook vormt deze bevolkingsgroep en grote onaangeboorde
beroepsgroep. Meer dan de helft is bereid om na pensionering part-time te blijven werken.
Het meer actief inzetten van 65-plussers vormt op zich zelf een van de oplossingen voor de
uitdagingen die ontstaan door verdergaande vergrijzing, maar stimuleert ook een actieve
participatie van deze bevolkingsgroep in de economie.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Trend 10: Grensoverschrijdende sociale patronen in een technologische wereld.


Mensen van over de gehele wereld maken een ongekende transformatie door in de manier
van communiceren en samenleven. Sinds november 2007 heeft meer dan de helft van de
mensen in de wereld een mobiele telefoon en in 2010 zal 90% dekking hebben van een
mobiel telefoonnetwerk – dit geeft mensen in afgelegen gebieden ongekende toegang tot
nieuws, sociale contacten en marktinformatie. Via internet ontstaan sociale netwerken van
mensen met soortgelijke interesses zonder geografische beperkingen; mensen werken
virtueel bijvoorbeeld samen aan wetenschappelijk onderzoek, software ontwikkeling,
encyclopedieën. 92% van de Nederlanders met kinderen is minimaal 1 keer per week actief
op Internet. 70% van alle 15-24 jarige Nederlanders heeft in maart 2008 gebruik gemaakt
van de netwerksite Hyves.

Nederland is sterk gepositioneerd om in te spelen op deze trend. Met name onze sterkte in
de creatieve sector kan hierbij als basis dienen. Deze sector vormt nu al een grote bijdrage
aan de economie, en kan in lijn met de sleutelgebieden aanpak, een nog prominentere rol in
nemen.

Globale trends zoals geschetst in dit hoofdstuk hebben een significante invloed op de
wereld economie en samenleving in de komende decennia. Nederland zal hierdoor evenzeer
worden geraakt. Een gerichte keuze en positionering voor de toekomst biedt Nederland te
mogelijkheid meer dan gemiddeld gebruik te maken van de kansen die deze trends bieden.
Een positionering als ‘Portal to Europe’ speelt goed in op de sterke punten van Nederland in
vergelijking met andere Europese landen. Het proactief vormgeven van zo’n positionering
kan een significant concurrentievoordeel opleveren.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

*** 7FSBOEFSJOHTBHFOEBWPPS/FEFSMBOE

In het eerste hoofdstuk hebben we in beeld gebracht waar Nederland internationaal goed
scoort en waar Nederland achterloopt. In het tweede hoofdstuk is aangegeven hoe
Nederland actiever kan inspelen op wereldwijde trends. Op basis van deze analyses heeft
het Innovatieplatform een veranderingsagenda geformuleerd voor Nederland als vertrek-
punt voor een debat met overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen om te komen tot een
specifiek, ambitieus en aangescherpt actieprogramma dat geloofwaardig invulling geeft aan
de geformuleerde ambitie.

Volgens het Innovatieplatform zou de ambitie voor de positionering van Nederland in de


toekomst hoog moeten zijn. Te denken is bijvoorbeeld aan het terugkeren in de WEF top 5
qua concurrentiekracht, een verhoging van de jaarlijkse productiviteitsgroei met 1 procent-
punt en het herbergen van 50 (regionale) hoofdkantoren in 2016. De KIA gaat daarnaast uit
van €3 mrd extra publieke investeringen en een gelijk bedrag aan private investeringen in
een kabinetsperiode. De voorgestelde veranderingsagenda voor Nederland bestaat uit vier
onderdelen (Schema 29):

Schema 29
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

1. Positionering van Nederland als ‘Portal to Europe’. Nederland heeft traditioneel een
sterke positie als toegangspoort naar Europa, maar deze positie heeft zich in de afgelopen
decennia te veel geconcentreerd op de logistieke kant. Met de wereldwijde trend van
globalisering is Nederland bij uitstek gepositioneerd om veel actiever in te spelen op de
economische activiteit die vanuit Amerika en met name Azië naar Europa komt. Een actief
beleid gericht op het wegnemen van barrières, het beter positioneren en neerzetten van de
merknaam van Nederland, en een proactieve houding richting potentiële in Nederland te
vestigen ondernemingen is hierbij noodzakelijk.

2. Vernieuwende economie als kern. Het Innovatieplatform vindt dat fundamentele


vernieuwing van de economie noodzakelijk is om de opgelopen achterstanden in concur-
rentiekracht te adresseren. Deze verdere voortgaande vernieuwing is nodig op een viertal
gebieden om de huidige afstand tot de koplopers in te lopen: 2.1) vernieuwing van
bestaande bedrijven gebaseerd op het stimuleren van innovatie en het ‘slimmer werken’
gericht op het verhogen van de productiviteit van bedrijven ook in de lagere groeisectoren,
2.2) het creëren van nieuwe bedrijven en het stimuleren van ondernemerschap, 2.3) het
vernieuwen van arbeidskracht en arbeidsmarkt door het flexibiliseren van het arbeids-
aanbod, en het inzetten op de ontwikkeling en opleiding van talent, en 2.4) een overheid die
bijdraagt aan de concurrentiekracht van Nederland en regels beperkt.

3. Keuze voor speerpunten en sleutelgebieden. In zijn eerste periode heeft het Innovatie-
platform een duidelijke keuze voorgesteld voor zes sleutelgebieden als pijlers van groei van
onze economie. Het huidige Innovatieplatform wil dit bekrachtigen. In de komende jaren
is een proces van toetsing en stimulering van deze sleutelgebieden wenselijk om zeker te
stellen dat vooruitgang wordt geboekt.

4. Innovatieve publieke sector en overheid. Een innovatieve en productieve publieke


sector en overheid zijn cruciaal om invulling te geven aan de ambities van Nederland.
Het ontbreekt de overheid tot op heden aan slagkracht om grote veranderingen en grote
projecten voortvarend uit te voeren. Dit beperkt het vermogen om de gewenste verbeterin-
gen in regelgeving en infrastructuur tijdig door te kunnen voeren. Daarnaast vormen ook
goed functionerende innovatieve maatschappelijke sectoren een centraal onderdeel van
een concurrerender Nederland.

In het navolgende wordt in meer detail beschreven welke inspanningen nodig zijn om
Nederland fundamenteel te verbeteren en robuust te maken voor de toekomst. We formu-
leren adviezen en ambities voor de acties van kabinet, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
Op enkele punten zal het Innovatieplatform zelf ook concrete bijdragen leveren in de vorm
van specifieke initiatieven. Dit wordt in het navolgende per programma onderdeel in een
kader kort beschreven. De benodigde veranderingen voor Nederland zijn samengevat in het
volgende schema.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Schema 30

Schema 31

Hieronder worden de onderdelen van de agenda nader toegelicht, en wordt aangegeven


welke acties het Innovatieplatform zelf in gang zet.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

3.1. Propositie: Nederland als Portal to Europe.

Een naar verhouding kleine maar open economie als de Nederlandse (nr 14 qua BBP, 1,5% van
mondiale BBP) moet zich profileren rond een heldere propositie. Het Innovatieplatform
vindt dat bedrijfsleven, wetenschap en overheid er baat bij hebben zich uit te spreken voor
zo’n positionering en daar een integrale strategie op te hebben. Het Innovatieplatform wil
graag de propositie van Nederland als Portal to Europe nader verkennen met markt- en
kennispartijen. Nederland als bruggenhoofd of stepping-stone voor bedrijven die topkennis
en Europese consumenten willen ontmoeten en die verbinding willen leggen met andere
afnemers in West-Europa. Het gaat niet zozeer om de rol van Nederland als fysieke
mainport, hoezeer die daar ook een belangrijk onderdeel van is. Het gaat ook om het
vermogen om verbindingen te leggen met andere Europese landen en vanuit Nederland de
Europese markten te verkennen en te bedienen. Nederland is bijvoorbeeld een testmarkt of
‘pilotland’ met een ideale schaal en toegankelijkheid, van waaruit een nieuwe positie in
Europa op te bouwen. Ook kan hier gedacht worden aan het uitbouwen van de rotonde-
functie van Nederland in gas en als knooppunt voor internetverkeer. Dit zal in het bijzonder
gelden op de gebieden die eerder al als sleutelgebied waren betiteld. De Europese markt
is een cruciaal onderdeel van het succes van Nederland op lange termijn. Nederland kan
als portal ook een plek worden die toptalent van over de gehele wereld aantrekt en op een
aantal gebieden topuniversiteiten heeft.

Nederland kan onder deze noemer een bovenproportioneel deel van de buitenlandse
hoofdkantoren naar zich toe trekken, hoofdkantoren die hun R&D en/of hun sales en
marketing in Nederland uitvoeren. Een vestigingsprogramma zal ervoor moeten zorgen dat
Nederland in de komende jaren erin slaagt om belangrijke spelers te overtuigen hun
(regionale) hoofdkantoren en hun R&D in Nederland te vestigen. Nederland moet hierin nu
bijvoorbeeld België (niet-Europese hoofdkantoren en R&D) en Zweden (R&D) laten
voorgaan, maar het heeft wel weer een sterke positie als het gaat om vestigingen of
investeringen van buitenlandse bedrijven in marketing en sales. Succes op deze markt voor
hoofdvestigingen vereist een actieve scouting en gerichte werving van partijen die een
nieuwe vestiging in Europa of een relocatie overwegen. Ook is het belangrijk Nederland te
positioneren als een aantrekkelijk land om te wonen voor het topmanagement van
buitenlandse ondernemingen met een goed aanbod aan internationaal onderwijs, een
goede locatie en vliegverbindingen, cultuur, een bruisende Aziatische gemeenschap en een
prettige woonomgeving. De ambitie voor Nederland zou kunnen zijn 50 Europese hoofd-
kantoren (nu 14) en 2 mrd buitenlandse R&D (nu 1 mrd). Deze keuze zal consequenties
hebben voor overheid (in haar langetermijnstrategie en investeringen), bedrijven en
wetenschap. Deze propositie zal relevant moeten zijn zeker nu investeringsbeslissingen
over Nederlandse bedrijven steeds meer in het buitenland worden genomen.

Het Innovatieplatform wil de noodzaak van deze actieve benadering op de kaart


zetten en de totstandkoming van een actief programma ondersteunen. De
komende maanden nodigt het Innovatieplatform markt- en kennisinstellingen uit
om te reageren op deze propositie en mee te werken aan het creëren van een
ambitieus en concreet actieprogramma om dit te kunnen realiseren. Een onderdeel
van dit programma is het proactief verkennen van potentiële buitenlandse
ondernemingen, met name Aziatische, die overwegen een vestiging in Europa te
openen of te verleggen.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Ook gaat het Innovatieplatform een ‘visitorsprogramma’ helpen vormgeven (in


navolging van een aantal succesvolle landen) dat uitgevoerd kan worden door het
ministerie van Economische zaken samen met kennisinstellingen en bedrijfsleven.
Dit visitorsprogramma heeft tot doel toonaangevende denkers, beslissers en
beïnvloeders naar Nederland te halen met een overtuigend introductieprogramma
rondom de voor hen relevante clusters, locaties of thema’s.
Als derde zal het Innovatieplatform dit jaar in samenwerking met het Ministerie van
Economische Zaken de ‘Make the World Orange’ contest lanceren. Het doel van de
‘Make the World Orange’ contest is om door middel van een competitie succes-volle
voorstellen te krijgen om Nederland in de wereld prominenter op de kaart te zetten,
en de positionering van Nederland te realiseren. Prijs van deze contest bestaat uit
een substantieel budget om het winnende voorstel daadwerkelijk te realiseren.
Tenslotte wil het Innovatieplatform doorpakken op de eerdere vestigingsklimaat-
brief waarin een reeks concrete aanbevelingen zijn opgesteld om Nederland aan-
trekkelijker te maken voor buitenlandse ondernemingen en talent. Het Innovatie-
platform heeft een inventarisatie gemaakt van deze aanbevelingen. De maatregelen
hebben een bijdrage aan de Nederlandse concurrentiekracht kunnen leveren, maar
het is nog niet voldoende. Het wegnemen van de bureaucratische rompslomp voor
buitenlandse investeerders is bijvoorbeeld nodig voor de aantrekkingskracht van
ons land. Daarnaast heeft een complexe en negatieve discussie rondom topinkomens
niet bijgedragen aan de aantrekkingskracht van Nederland voor buitenlands
toptalent. Het Innovatieplatform heeft daarom vastgesteld dat er weliswaar de
nodige stappen zijn gezet over de afgelopen jaren, maar dat nog veel aanbevelingen
overeind staan.

3.2. Vernieuwende economie als kern

3.2.1 Vernieuwing van bestaande bedrijven

Sterkere groei van middelgrote ondernemingen


Een groot knelpunt in Nederland is het gebrek aan aanwas in de top van het bedrijfsleven.
Nederland heeft verhoudingsgewijs wel veel grote ondernemingen, maar mist in vergelijking
met andere economieën een hoog percentage snelgroeiende bedrijven. De dynamiek in de
top van het Nederlandse bedrijfsleven wordt voornamelijk veroorzaakt door wisseling van
eigendom door overnames en fusies. Nederland heeft meer snelle groeiers nodig van kleine
naar middelgrote ondernemingen, en van middelgrote naar grote ondernemingen, om de
top aan te vullen en te versterken.

In de zomer van 2008 zal het Innovatieplatform samen met het ministerie van
Economische Zaken het startsein geven voor het programma Groeiversneller.
Dit programma heeft als doel in vijf jaar 100 bedrijven te ondersteunen bij het
realiseren van een omzetgroei van enkele miljoenen naar minimaal 20 miljoen per
jaar. Dit initiatief bouwt op een aantal bestaande, meer lokale initiatieven. Het
ondersteunen van deze snelgroeiende bedrijven bij het betreden van nieuwe
(geografische) markten vormt een belangrijk onderdeel van het programma.
Het programma zal ook een publicitaire uitstraling moeten krijgen en daardoor
een verdere impuls geven aan overige potentieel snelle groeiers.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Meer private investeringen in R&D


Zoals geïnventariseerd in de Kennisinvesteringsagenda, zijn in Nederland de uitgaven van
bedrijven aan R&D als percentage van het BNP veel lager dan in veel andere landen. Dit is
het geval in zowel de industrie als de dienstverlening. Verder werken Nederlandse bedrijven
relatief weinig samen met kennisinstellingen. Meer bedrijven zouden onderdeel moeten zijn
van kennisnetwerken. Een grotere toestroom en beschikbaarheid van (wetenschappelijke)
kennis moet leiden tot innovatie en vernieuwing. De Kennisinvesteringsagenda heeft als
ambitie dat 2% van het BNP geïnvesteerd wordt in R&D, dat 50% van de innovatieve bedrijven
samenwerkingsverbanden heeft met kennisinstellingen, dat 25% van de MKB’ers ervaring
heeft in samenwerking met kennisinstellingen en dat het aantal octrooien dat wordt benut
met 25% wordt vergroot. Kabinet en Innovatieplatform hebben al veel acties in gang gezet
om innovatie te bevorderen, waarvoor veel belangstelling blijkt te bestaan (vouchers, ipc’s,
innovatieprogramma’s, wbso). De uitgaven aan private R&D moeten stijgen (recentelijk
ging het percentage R&D echter nog van 1,03 naar 1,02 van het BBP). Verdere stimulering van
een aantrekkelijk vestigingsklimaat, mondiaal relevante en herkenbare hotspots, nieuwe
hoofdkantoren en goede wetenschap moeten bijdragen aan een verhoging van private R&D.

Bij de recente KIA-foto gemaakt door het Innovatieplatform op 22 februari 2008,


hebben de opstellers en de ondertekenaars nog eens vastgesteld dat we geen
genoegen kunnen nemen met het niet realiseren van het doel van 2% private R&D
en 1% publieke R&D. De inspanningen die het kabinet in zijn eerste jaar heeft
verricht zijn, samen met de inspanningen van bedrijven en kennisinstellingen
gelegd naast de ambities van de KIA. De conclusie was dat er meer acties moeten
worden genomen en investeringen moeten worden gedaan in een beter opgeleide
beroepsbevolking, versterking van de kennisbasis en innovatief ondernemer-
schap. Het IP zal het bedrijfsleven uitdagen zijn bijdrage te leveren aan, onder
meer, private R&D en wil samen met de wetenschappelijke wereld gaan werken
aan een roadmap en valorisatie om een excellente basis voor de toekomst te
creëren en de economische en maatschappelijke benutting van wetenschappelijke
kennis te verbeteren. Ook het kabinet zal zijn inzet moeten vergroten.

Meer bedrijven met organisatorische innovatie


Een groot verschil in productiviteit tussen Nederland en de economieën die koploper zijn
wordt mede veroorzaakt doordat ook ‘traditionele’ sectoren onvoldoende innoveren en
onvoldoende verbetering laten zien in productiviteit. Het gaat hierbij om sectoren buiten de
sleutelgebieden, zoals de hout-/meubelindustrie, papier/grafische industrie en de detail-
handel, die qua aard niet geassocieerd worden met product- of marktinnovatie, en over
het algemeen een lage investering hebben in R&D. Voor deze sectoren geldt dat ze qua
productiviteit nu opvallend slechter presteren dan het buitenland. In Nederland doet slechts
20 procent van de bedrijven aan organisatorische innovatie, of innovatie van werkprocessen
en -methodes. Dat is veel lager dan in vele Europese landen, (bijvoorbeeld 47 procent in
Duitsland en 42 procent in Denemarken). Veel kleine en middelgrote ondernemingen
hebben onvoldoende toegang tot de kennis die grote ondernemingen op het gebied van
proces- en organisatieverbetering kunnen inkopen.
Tenslotte bieden nieuwe communicatietechnieken en methoden ruimte om op veel
flexibeler locaties en tijden te werken. Deze werkplek- en werktijdflexibilisering kan
eveneens een passend antwoord vormen op de stijgende fileproblematiek, en zou met veel
meer voortvarendheid moeten worden nagestreefd.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Het Innovatieplatform wil de komende jaren extra aandacht geven aan ‘slimmer werken’,
of organisatorische innovaties en uiteindelijk het aantal bedrijven dat daartoe een impuls
krijgt zichtbaar en beslissend vergroten zodat alle sectoren een bijdrage leveren aan het
inlopen van de achterstand in onze productiviteitsgroei (ten opzichte van de kopgroep)
met 1 procentpunt per jaar. IP en EZ zijn al enige jaren bezig om met creatieve en flexibele
instrumenten als vouchers en IPC’s en met gerichte intermediairs als Syntens en Senter-
novem veel bedrijven een innovatie impuls te geven. Veel van deze impulsen gaan echter
nog over product- en markt innovaties, en minder over ‘slimmer werken’. Met name kleine
en middelgrote bedrijven kunnen een productiviteitswinst halen van 10 procent – normale
ervaringscijfers bij grotere ondernemingen. Het Innovatieplatform werkt aan een program-
ma van initiatieven dat hieraan in de komende jaren vorm kan geven. Daarnaast komt het
Innovatieplatform met voorstellen over hoe werk-plek- en werktijd-innovaties kunnen
worden opgeschaald, met inschakeling van belanghebbenden. Werkplekverzamelgebouwen,
telewerken of virtueel werken en zelfroosteren door medewerkers zijn daarbij kernelemen-
ten. Dit programma zal in het komend najaar worden aangekondigd.

3.2.2. Creëren van nieuwe bedrijven (Ondernemerschap)

Nederland heeft meer nieuwe bedrijven nodig. Doel is 50% meer innovatieve starters,
waarvan 12% snelgroeiend (KIA) en een cultuur waarbij ondernemers en ondernemerschap
gestimuleerd worden. Dit vergt aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs, meer en
grotere spin-offs van kennisinstellingen en meer early-stage investments.
Start-ups vanuit kennisinstellingen zijn na 5 tot 10 jaar nog veel te vaak kleine bedrijven met
minder dan 25 personeelsleden. Veel bedrijven zijn ‘subkritisch’ qua omvang en reikwijdte
wanneer zij loskomen van de universiteit. Te vaak zijn er oprichters vanuit één studieachter-
grond bij betrokken en richt het bedrijf zich op één product of dienst. Verbetering van de
kwaliteit van de innovatieve starters die voortkomt uit kennisinstellingen is nodig. Het is
nodig dat kennisinstellingen langer en intensiever participeren in start-ups en daarmee ook
meer profiteren van de successen hiervan. Universiteiten moeten niet afgerekend worden
op het aantal innovatieve starters dat zij voortbrengen, maar op het vermogen waarmee de
startups die zij voortbrengen kapitaal weten aan te trekken en door te groeien. Tenslotte
hebben universiteiten een ruim en onvoldoende aangeboord potentieel aan niet vercom-
mercialiseerde octrooien en patenten. Een programma gericht op het systematisch
‘uitventen’ van dit arsenaal is nodig.
Verdere stimulansen voor ondernemerschap dienen zich te richten op het verder wegnemen
van regelgevingsbarrières, het verkennen van aanvullende belasting stimulansen voor
starters en het bevorderen van regionale en stedelijke hotspots waar jonge innovatieve en
vaak creatieve bedrijven baat hebben bij elkaars aanwezigheid en grote ‘oude’ bedrijven
daar weer van profiteren.

Het Innovatieplatform werkt aan initiatieven die specifiek bijdragen aan het
stimuleren van ondernemerschap, in aanvulling op de vele initiatieven die al in
gang gezet zijn door onder meer het ministerie van Economische Zaken. In het
bijzonder denkt het IP hierbij aan een gericht programma van groeiversnellers,
met als doel 100 bedrijven te ondersteunen bij het groeien voorbij een omzet van
20 miljoen. Daarnaast verkent het Innovatieplatform hoe de kennisvalorisatie
versneld kan worden, door universiteiten zich meer en langer te laten inzetten
voor start-ups vanuit de universiteiten. Daarnaast wil het Innovatieplatform laten
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

verkennen welke fundamentele barrières een grotere behoefte aan ondernemer-


schap in de weg staan. Tenslotte onderzoekt het Innovatieplatform methoden om
programma’s voor ondernemerschap op scholen te versnellen en op te schalen.

3.2.3. Vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt

De KIA heeft ambitieuze doelstellingen voor de instroom van (hoog)opgeleiden in de


samenleving door meer en beter onderwijs. Bij de eerste KIA-foto bleek dat de realisatie
nog niet op koers ligt. Intensivering is nodig.
Vernieuwing van arbeidskracht en flexibilisering van de arbeidsmarkt zijn belangrijke voor-
waarden voor de verbetering van de concurrentiepositie van Nederland. Volgens het IP
vereisen de volgende punten bijzondere aandacht: verhoging van de arbeidsmarktflexibiliteit
(waar nu zzp-ers al een belangrijke rol spelen), verhoging van de instroom van beta-technici,
vooral ook op VMBO, MBO niveau, het afbouwen van barrières voor buitenlands talent dat
naar Nederland wil komen, en het vergroten van het opleidingsaanbod voor werkenden.

Er komen naar schatting jaarlijks zo’n 2000 kenniswerkers naar Nederland. De recente maat-
regelen, gericht op het aantal kenniswerkers onder andere de kennismigrantenregeling,
heeft er toe geleid dat recent een forse stijging zichtbaar was in de instroom van buiten-
lands talent. Het aantal migranten echter kan nog steeds aanzienlijk hoger Onze totale
populatie hoogopgeleide migranten ligt naar verhouding nog een derde lager dan VS, VK en
Zweden. Bovendien worden ook wereldtoppers die werkzaam zijn in Nederland nog te vaak
geconfronteerd met onaangename migratieregelgeving die negatief uitwerkt op de
reputatie van Nederland voor toptalent.

Het Innovatieplatform merkt dat er grote behoefte is aan een gemeenschappelijk


Nederlands recruitingprogramma voor internationaal toptalent. Het IP wil daar
een impuls aan geven. Het doel is om jaarlijks 1000 top PhD studenten en postdocs
extra aan te trekken. Nu komen kenniswerkers naar Nederland op uitnodiging
van concerns en in reactie op vacatures bij universiteiten en kennisinstellingen.
Werving en selectie zijn belangrijk maar lopen niet altijd goed. Nederlandse
bedrijven en instellingen zijn nu ieder voor zich op zoek in, onder meer, Azië.
We stellen voor dit met een stimulans en een gerichte aanpak meer gezamenlijk
te doen. Daarnaast spelen bij binnenkomst juridische en praktische zaken, die
kunnen dan ook beter opgepakt worden.

3.2.4. Vernieuwing van overheid en regelgeving

Als laatste van de vier gebieden voor fundamentele vernieuwingen ziet het Innovatie-
platform de overheid en regelgeving. Speerpunten zijn het verbeteren van efficiëntie en
effectiviteit van de overheid, meer flexibiliteit, betere samenwerking tussen overheden en
verlagen van drempels door regelgeving. Het is van belang dat de doelen van de lopende
programma’s aangaande de organisatie van de rijksdienst worden gerealiseerd.
Daarnaast is een verdere verlaging van administratieve lastendruk (inclusief die van andere
overheden) cruciaal. Op dit terrein is in de afgelopen jaren al het nodige gedaan.
Nederland loopt hierin echter nog onvoldoende hard, in vergelijking met bijvoorbeeld de
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

Scandinavische landen. Een ambitieuze en voortvarende aanpak is noodzakelijk.


De overheid is door haar inkoopkracht in de positie om effectief nieuwe markten te creëren
en de ontwikkeling en introductie van innovatieve producten te stimuleren. Succesvolle
voorbeelden zijn bekend uit de VS op het gebied van lucht- en ruimtevaart, maar ook in de
energiesectorenergiesector, onder meer met behulp van de X-Prize. Dit kan ook door de
Nederlandse overheid worden toegepast.

3.3. Versterking van de sleutelgebieden

In 2004, 2005 en 2006 heeft het Innovatieplatform zes sleutelgebieden benoemd: Flowers &
Food, High-tech Systemen en Materialen (HTSM), Water, Creatieve Industrie Chemie en
Pensioenen & Verzekeringen. Daarnaast zijn ICT en energietransitie benoemd als innovatie-
as omdat zij op bijna alle gebieden een cruciale doorsnijdende rol spelen. Op de meeste van
deze gebieden worden nu innovatieprogramma’s ontwikkeld en gestart met als doel om
wetenschap en kleine en grote bedrijven een impuls te geven en intensiever met elkaar te
laten samenwerken.

De sleutelgebieden zullen een belangrijke bijdrage gaan leveren aan Nederland als Portal to
Europa. Sleutelgebieden opereren op de internationale voorhoede en kunnen daardoor
andere bedrijven in hun sectoren meetrekken. Dit zal bijdragen aan productiviteit. Ook als
Nederlandse concerns vaker in buitenlandse handen zullen komen, zullen sterke clusters en
hotspots ertoe leiden dat in Nederland hoogwaardige bedrijvigheid en werkgelegenheid
plaats blijft vinden.

Het tweede Innovatieplatform houdt vast aan de bestaande sleutelgebieden


aangezien realisatie van geloofwaardige vooruitgang meerdere jaren vergt.
De benoemde sleutelgebieden hebben hun ambities naar het Innovatieplatform
verwoord. Dit najaar zal het Innovatieplatform de sleutelgebieden uitnodigen om
met hen na te gaan hoe de realisatie van hun doelen verloopt en hoe ze zelf en
samen met de overheid eventuele belemmeringen kunnen wegnemen.

3.4. Effectieve en efficiënte maatschappelijke sectoren

In publieke en maatschappelijke sectoren is innovatie tot nu toe onvoldoende doorgedron-


gen. De productiviteit en productiviteitsgroei liggen daardoor lager dan in marktsectoren.
Om maatschappelijke voorzieningen in stand te houden en het arbeidsmarktbeslag van
deze sectoren niet buitensporig groot te laten worden met de stijgende vraag, zijn innovatie
en productiviteitsverhoging noodzakelijk. Het IP heeft van de sectoren zorg, onderwijs en
water vastgesteld dat er meer ruimte moet zijn voor experimenteren en dat institutionele
doorbraken nodig zijn. Energie en duurzaamheid zijn uitdagingen voor alle landen.
Nederland kan zich niet gemakkelijk onderscheiden naar boven, maar ondervindt wel nadeel
als het niet me voorop loopt in energie-efficiënte en duurzaamheid.

Innovatie in maatschappelijke sectoren vergt meer ruimte voor experimenten, meer ruimte
voor marktwerking en daardoor een grotere inbreng van consumenten en meer ruimte voor
ondernemerschap. Voor het onderwijs heeft het IP in 2006 al gepleit voor regelvrije scholen,
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

om vernieuwing en excellentie aan te wakkeren (Leren excelleren, talenten maken het


verschil). Bij slimme combinaties van private en publieke investeringen kunnen Nederlandse
ondernemingen producten en diensten ontwikkelen die naast maatschappelijk relevant zijn
maar ook commercieel verkoopbaar (Vergelijk IP, Grenzen zoeken, grenzen verleggen, 2005).
Daarnaast is een daadkrachtige overheid van belang die in staat is grote belangrijke
projecten tijdig te realiseren. Een van de elementen hierin is de versnelling van beslissingen
over infrastructuurprojecten. Het is cruciaal dat de aanbevelingen die hierover momenteel
worden ontwikkeld (Commissies Ruding en Elverding) worden gerealiseerd.

Het Innovatieplatform heeft een belangrijke rol gespeeld bij het op de kaart
zetten van het ‘Tulpeiland voor de kust’, een metafoor voor het innovatieve en
daadkrachtige vermogen van Nederland om op het gebied van water zichtbare en
toonaangevende projecten te kunnen realiseren. Het Innovatieplatform stelt
voor om te organiseren dat jaarlijks drie van dergelijke grote projecten worden
gebruikt als voorbeeldprojecten met het doel om waar nodig en mogelijk
beslissingen te versnellen en afbreukrisico’s te verkleinen (vergelijkbaar met de
huidige Franse aanpak waarbij externen bij grote projecten bewindslieden scherp
houden).5 Het Innovatieplatform neemt hierbij niet de regie overneemt, maar
zorgt voor het doorbreken van barrières trekt lessen trekt uit de belemmeringen
die bij de uitvoer van dergelijke projecten ontstaan.

Nederland heeft een aantal fundamentele verbeteringen en vernieuwingen nodig om haar


concurrentiekracht te behouden en te versterken. Naar de toekomst toe is een scherpere
positionering als internationale ‘Portal to Europe’ gewenst om in te spelen op de globale
veranderingen. Dit moet gecombineerd worden met een versterking van de benoemde
sleutelgebieden, innovatievere maatschappelijke sectoren en een daadkrachtiger overheid.
Het Innovatieplatform wil zich inzetten om deze ambitieuze veranderingsagenda te helpen
vormgeven. De komende periode zal worden gebruikt om de beoogde positionering en het
daarbij behorende actieprogramma in te vullen in samenwerking en -spraak met overheid,
bedrijfsleven en kennisinstellingen.

5) In 2008 zal het IP, in het verlengde van zijn kustconferentie, een rol spelen bij de vernieuwing van de Afsluitdijk en
een multifunctioneel energie-eiland voor de kust.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008 

#JKMBHF
(FSBBEQMFFHEFQFSTPOFO
Deze analyse is tot stand gekomen met behulp van een aantal expertmetingen en in het
gesprek met een aantal stakeholders, deskundigen en belangenorganisaties. Hieronder
bevindt zich een lijst van de namen met wie het bureau naast alle IP leden heeft
gesprekken gevoerd:

1. Prof. Dr. Steven Brakman Rijksuniversiteit Groningen


2. Prof. Roland Brandsma Nyenrode
3. Prof. Dr. Henk Volberda Erasmus Universiteit Rotterdam
4. Prof. Dr. Alfred Kleinknecht TU-Delft
5. Prof. Dr. Robert de Hoog Universiteit van Twente
6. Prof. Dr. Wim de Moor Vrije Universiteit Brussel
7. Dr. Erik Stam WRR/ University of Cambridge
8. Dr. Wim Boomstra Rabobank
9. Dr. Hans Vijlbrief Ministerie van Economische Zaken
10. Drs. Riëtte Blacquière American Chamber of Commerce Netherlands
11. Drs. Alx Lai Kamer van Koophandel China
12. Drs. Peter de Langen Havenbedrijf Rotterdam
13. Dhr. Jan Klaver VNO-NCW
14. Drs. Joke van den Bandt VNO-NCW
15. Drs. Cees Oudshoorn VNO-NCW
16. Dhr. Ben van der Veer KPMG
17. Dhr. Koen Jonker PricewaterhouseCoopers
18. Dhr. Hans Zwarts Dutch Trade Board
19. Drs Guy Kerpen Philips
20. Drs. Johan de Koning Unilever
21. Mr. Frans Crul ING bank
22. Drs. Wanda Cornelissen Shell Nederland
23. Drs. Rodrik Ponds Ruimtelijk Planbureau
24. Dhr. Willem van der Stokker Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC)
25. Drs. Geert Huizinga FME-CWM
26. Drs. Robin Fransman Holland Financial Centre
27. Dr. Joeri Gorter CPB
28. Prof. dr. Jules Theeuwes SEO Economisch Onderzoek
29. Drs. Joep Rats MKB-Nederland
30. Dhr. Willie Berentsen FME CWM
31. Drs. Gerrit Zalm DSB bank

Vous aimerez peut-être aussi