Vous êtes sur la page 1sur 22

20102011

Examenbrochure
Tweede semester
Jaarbestuur eerste bachelor in de rechten

Morgan Bechet Jaarbestuur < studie > 2010-2011

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

Inhoudstafel
Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Contactgegevens van de proffen ............................................................................................................ 4 Staatsrecht........................................................................................................................................... 4 Internationaal publiekrecht................................................................................................................. 4 Strafrecht ............................................................................................................................................. 4 Sociologie ............................................................................................................................................ 4 Sociale psychologie ............................................................................................................................. 4 Niet te kennen leerstof ........................................................................................................................... 5 Staatsrecht........................................................................................................................................... 5 Strafrecht ............................................................................................................................................. 8 Internationaal publiekrecht................................................................................................................. 8 Sociologie ............................................................................................................................................ 8 Sociale psychologie ............................................................................................................................. 8 Vakgerichte tips en informatie ................................................................................................................ 9 Staatsrecht: ......................................................................................................................................... 9 Strafrecht ............................................................................................................................................. 9 Internationaal publiekrecht................................................................................................................. 9 Sociologie .......................................................................................................................................... 10 Inleiding tot de sociale psychologie .................................................................................................. 10 Voorbeeldvragen ................................................................................................................................... 11 Staatsrecht......................................................................................................................................... 11 Strafrecht ........................................................................................................................................... 17 Internationaal publiekrecht: ............................................................................................................. 18 Sociologie .......................................................................................................................................... 18 Sociale psychologie ........................................................................................................................... 20

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

Inleiding
Dag iedereen! Hopelijk heeft het merendeel het er toch semi-goed vanaf gebracht tijdens de eerste examenperiode Naar t schijnt was t wat moeilijker dan vorige jaren. Nu ja, we slaan er ons wel door! En we gaan nogmaals bewijzen dat we ons niet zullen laten kennen! Ik hoop dat de eerste examenbrochure jullie wat op weg heeft geholpen tijdens het studeren en tijdens het voorbereiden van de examens Want hier volgt een tweede! Want jaja, het is alweer bijna zover. k Denk wel dat de facebookgroep al veel zaken zal opgehelderd hebben i.v.m. de te kennen leerstof. Het was leuk om te zien dat iedereen elkaar toch wel hielp, en dat er toch wel leuke gesprekken waren soms, ondanks de grote groep. Maar, back ontopic, het is inderdaad alweer zover, de tweede examenperiode! Je zal merken dat deze examenbrochure min of meer de structuur volgt van de vorige. Contactgegevens van proffen, tips voor de vakken, etc, etc, etc You know the drill! Als het een troost mag zijn: van alle kanten hoor ik dat dit semester (op staatsrecht na) vl simpeler is dan vorig semester. t Zal natuurlijk ook niet gemakkelijk zijn, maar misschien wat minder bloed, zweet en tranen kosten. k Denk ook wel dat iedereen nu ongeveer weet hoe hij of zij zn studies moet aanpakken. Laten we hopen dat onze examenresultaten er nu wat vroeger op komen, dat we een mooie zomer hebben, met zo weinig mogelijk herexamens en met enorm veel feestjes. Kwestie dat we de naam van studenten zijn drankorgels hooghouden, dat we niet uit de routine raken en dat we met veel trots aan ons tweede jaar kunnen beginnen! Niet meer wetende wat ik hier nog in mijn voorwoord kan schrijven, eindig ik mijn bladvulling met VEEL SUCCES

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

Contactgegevens van de proffen


Staatsrecht
Docent: Prof. Dr. Johan Vande Lanotte Johan.Vandelanotte@UGent.be (zal waarschijnlijk niet antwoorden dus: Riet.Debel@UGent.be )

Internationaal publiekrecht
Prof. Dr. An Cliquet An.Cliquet@UGent.be

Strafrecht
Prof. Dr. Brice De Ruyver Brice.Deruyver@UGent.be

Sociologie
Prof. Dr. Lesley Hustinx Lesley.Hustinx@UGent.be

Sociale psychologie
Prof. Dr. Ivan Mervielde Ivan.Mervielde@UGent.be

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

Niet te kennen leerstof


Waarschijnlijk het leukste deel van heel de examenbrochure! Helaas zal er deze keer minder over te vertellen vallen als vorige keer

Staatsrecht
GESLOTEN BOEK Het boek Basisbegrippen bestaat uit een 70-tal definities met bijhorende toelichting. Zowel de definities als de toelichting behoren tot de actief te kennen leerstof Uit het boek Basisbegrippen moet u volgende stukken evenwel niet kennen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. De illustraties (gele bladzijden, telkens op de linkerzijde); De bibliografie bij elke definitie; Wat betreft de definitie bijzondere wet: de verschillende aangelegenheden waarvoor een bijzondere wet is vereist; Definitie Gemeente; Wat betreft de definitie Grondwet: de verschillende Grondwetswijzigingen Definitie Provincie.

Uit het handboek Overzicht Publiekrecht moet u volgende randnummers actief kennen: Versie 2007: Randnummers 132 tot 162; Randnummers 170 tot 173; Randnummers 177 tot 192; Randnummers 195 tot 218; Randnummers 222 tot 229; Randnummers 262 tot 272.

Versie 2010: Randnummers 134 tot 164; Randnummers 172 tot 175; Randnummers 179 tot 190; Randnummers 193 tot 216; Randnummers 220 tot 226; Randnummers 243 tot 248; Randnummers 259 tot 269. Deze randnummers handelen over de hirarchie der rechtsnormen. Als u de definities uit het boek Basisbegrippen goed beheerst, zult u minder moeite ondervinden bij het studeren van dit stuk.

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

OPEN BOEK 1. 2. 3. De actief te kennen definities en toelichting uit het boek Basisbegrippen Publiekrecht (zie hierboven). De actief te kennen randnummers uit het boek Overzicht Publiekrecht (zie hierboven). Volgende randnummers uit het boek Overzicht Publiekrecht:

Versie 2007

Deel I: De algemene beginselen van het Belgisch publiekrecht Historische inleiding: nrs. 8 tot 131; Hirarchie der rechtsnormen: nrs. 132 tot 192, nrs. 195 tot 218, nrs. 221 tot 243, nrs. 245 tot 256, nrs. 262 tot 272, nrs. 280 tot 284; Essentile kenmerken Belgische Staatsstructuur: nrs. 298 tot 310, nrs. 337 tot 376; De internationale rechtsorde: nrs. 377 tot 412, nrs. 415 tot 416, nrs. 424 tot 429. Opgelet: de randnummers 378 tot 408 (Europese Unie) zijn verouderd. Op Minerva onder documenten kunt u de ingescande nieuwe versie (2010) vinden. Deel II: De Belgen en hun rechten: Rechten en vrijheden in de GW en de intern.verdragen: nrs.440 tot 472 De Belgische nationaliteit: nrs. 473 tot 513; De rechten en vrijheden van vreemdelingen: nrs. 514 tot 541 en 564 tot 570; Het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel: nrs. 571 tot 590 en 609 tot 612

Deel III: De federale overheid: De federale wetgevende macht: nrs. 981 tot 1004; nrs. 1007 tot 1131; De federale uitvoerende macht: nrs. 1132 tot 1180; nrs. 1184 tot 1188; nrs. 1231-1262. De rechterlijke macht: nrs. 1263 tot 1331 en 1369 tot 1402 Deel IV. Gemeenschappen en gewesten: De basiskenmerken van de Belgische staatshervorming: nrs. 1415 tot 1483. De bevoegdheidsverdeling: nrs. 1484 tot 1497; 1514 tot 1517; 1540 tot 1543; 1547 tot 1553. Parlementen en regeringen: 1554 tot 1594; 1598 tot 1600. De Duitstalige Gemeenschap: 1601-1603; Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1604 tot 1630; De Belangen- en Bevoegdheidsconflicten: 1631 tot 1654. Deel VII: Rechtsbescherming tegen de overheid: Overzicht van de rechtsbeschermingsmechanismen: nrs. 1893 tot 1898; Rechtsbescherming tegen het bestuur: nrs. 1899 tot 1909, 1921 tot 1940, 1947 tot 1951 en 1958 tot 2032.

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


Rechtsbescherming tegen de wetgevende macht: nrs. 2033 tot 2113.

Versie 2010

Deel I: De algemene beginselen van het Belgisch publiekrecht Historische inleiding: nrs. 8 tot 133; Hirarchie der rechtsnormen: nrs. 134 tot 190, nrs. 193 tot 216, nrs. 219 tot 240, nrs. 242 tot 253, nrs. 259 tot 269, nrs. 277 tot 281; Essentile kenmerken Belgische Staatsstructuur: nrs. 294 tot 306, nrs. 334 tot 373; De internationale rechtsorde: nrs. 374 tot 410, nrs. 413 tot 414, nrs. 422 tot 427.

Deel II: De Belgen en hun rechten: Rechten en vrijheden in de GW en de intern.verdragen: nrs.439 tot 471 De Belgische nationaliteit: nrs. 472 tot 512; De rechten en vrijheden van vreemdelingen: nrs. 513 tot 540 en 565 tot 571; Het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel: nrs. 572 tot 590 en 618 tot 621

Deel III: De federale overheid: De federale wetgevende macht: nrs. 999 tot 1022; nrs. 1025 tot 1090, nrs. 1092 tot 1149; De federale uitvoerende macht: nrs. 1150 tot 1199; nrs. 1203 tot 1207; nrs. 1249-1279 De rechterlijke macht: nrs. 1280 tot 1349 en 1387 tot 1419.

Deel IV. Gemeenschappen en gewesten: De basiskenmerken van de Belgische staatshervorming: nrs. 1433 tot 1500; De bevoegdheidsverdeling: nrs. 1501 tot 1514; 1531 tot 1535; 1558 tot 1561; 1565 tot 1571. Parlementen en regeringen: 1572 tot 1613; 1616 tot 1618: De Duitstalige Gemeenschap: 1619-1621; Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1622 tot 1648; De Belangen- en Bevoegdheidsconflicten: 1649 tot 1672. Deel VII: Rechtsbescherming tegen de overheid: Overzicht van de rechtsbeschermingsmechanismen: nrs. 1909 tot 1914; Rechtsbescherming tegen het bestuur: nrs. 1915 tot 1925, 1937 tot 1956, 1963 tot 1967 en 1974 tot 2047. Rechtsbescherming tegen de wetgevende macht: nrs. 2048 tot 2129.

OPGELET:

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


De voetnoten behoren niet tot de te kennen leerstof!

Strafrecht
De volgende paginas behoren tot de NIET te kennen leerstof. Controleer hier best ook eens met je notas, hier 1 kunnen een aantal foutjes zitten. De cursief gedrukte/onderstreepte stukken zijn wel te kennen maar daar is hij oppervlakkig over gegaan. 6-10 12-13 (B&C) 61-66 163-165 (bijzondere catgorien misdrijven en personen) 167-173 210-220 232-236 308-309 312 laatste alinea 314 325 (C) 332 555-einde

Internationaal publiekrecht
helaas valt er hier niks weg

Sociologie
de blauwe kaders zijn niet te kennen, de grijze wel. H9 en 10 vallen weg.

Sociale psychologie
H1, 2, 4, 7, 11 en 12 zijn volledig te kennen. De rest niet.

Toon Huybrechts; merci voor de hulp, Toon! :P

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

Vakgerichte tips en informatie


Staatsrecht:
Waarschijnlijk het zwaarste vak van het tweede semester. Werk hier dus GOED aan! Ik zal eerst het gesloten boek-gedeelte bespreken, daarna het open boek Gesloten boek: Er kan niet genoeg benadrukt worden hoe belangrijk het is om het begrippenboek van voor naar achter en van achter naar voor vanbuiten te kennen. Zowel de definities op zich als de toelichting moeten tot op de letter gekend zijn, de kleinste details kunnen gevraagd worden! Probeer verbanden te zien tussen de begrippen (check de zie ook-stukjes!) Ok, blok het rats vanbuiten, maar maak wel dat je alles begrijpt! Veel vragen zijn nl. praktische toepassingen! Net zoals bij economie indertijd zijn ook gelijkenissen en verschillen zeer belangrijk. Probeer hier toch een 7/10 te halen, als je je stof goed kent, mag dit zeker geen probleem zijn! Open boek: Redelijk aantal meerkeuzevragen, telkens met 4 stellingen waarvan er telkens minstens n juist is. Dat wil dus zeggen dat er meerdere juist kunnen zijn. Als je het boek onderstreept in de blok: 1 kernwoord(groep) + uitzonderingen per randnummer Echt niet meer, anders fluoriseer je te veel en bij zon dik boek is dat cht niet aan te raden. Schrap alle randnummers die je niet moet kennen. (ook doortrekken naar de inhoudstafel: zorgt voor heel wat minder zinloos opzoekwerk) Slechts aanduiden als je het echt hl zeker weet: +1, -1 is cht een zware giscorrectie. Als je denkt dat iets fout is, sla de stelling dan over en focus je op de overige stellingen. Als je denkt dat iets juist is, zoek het op voor de zekerheid Breng om de 50/100 randnummers een plakkertje aan, dat kan handig zijn. Tevens kn je de grote stukken die we niet moeten kennen gewoon dichtplakken met plakband ofzo. Ten slotte: als je denkt het antwoord gevonden te hebben lees zeker nog eens verder, het kan goed zijn dat er op de volgende pagina staat: pas op, uitzondering!. Tevens kunnen de antwoorden ook uit het begrippenboek komen

Strafrecht
De prof die waarschijnlijk het snelst is gegaan van alle proffen die we gehad hebben het eerste jaar Maar als je t boek bekijkt, toch wel een boeiend vak! Het handboek is dik, maar leert echt ENORM vlot. Het is een van de betere die we tijdens onze studie zullen krijgen, geniet er maar van! (lol) Vooral de fundamenten en de basisbegrippen van het strafrecht zijn heel belangrijk! Namen e.d zijn niet te kennen. Tracht ook de structuur van het boek te zien, gebruik je inhoudstafel! t Is belangrijker dat je de grote structuren ziet dan dat je heel het boek vanbuiten kent. Check ook met de slides wat er evt. niet te kennen is.

Internationaal publiekrecht
Nieuwe prof, nieuw vak, nieuw boek. Verwacht niet te veel informatie dus in deze examenbrochure Maak wel dat je de Leidraad goed geblokt hebt, de voorbeelden zijn ook heel belangrijk! Voor wie het dik boek van Dixon heeft, de voorbeeldjes staan er ook telkens in uitgewerkt. De prof zegt dat voor het examen de lesnotities en

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


de leidraad voldoende moeten zijn, voor wie niet naar de les gaat is volgens haar het boek een must. De namen van verdragen zijn ook belangrijk.

Sociologie
Zucht Opnieuw Nieuwe prof Heb wel de vragen van de online test gecopy-pastet. er staan ook vragen in de cursus. t Is geen gigantische hoop leerstof, maar wel een redelijk lastig boek om uit te leren. Het proefexamen zal ook een goede weergave zijn van het echte examen. De blauwe kaders zijn telkens niet te kennen, de grijze helaas wel Marx, Weber en Durkheim zijn de enige auteurs die te kennen zijn. Al de rest dus niet.

Inleiding tot de sociale psychologie


Er wordt gefocust op de experimenten, leer deze dus goed! Achtergrond, methodiek en resultaten! De grafieken zijn ook zeer belangrijk! Soms vervormt hij ze en moet jij de juiste uitleg aanduiden. Er staat soms informatie op de slides die je niet in je boek terugvindt zeker checken dus!

10

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!

Voorbeeldvragen
Staatsrecht
Rechtstreeks van Curios: Door de wet van 31 juli 1921 wordt inzake taalaangelegenheden de "gelijkheid in rechte en in feite" ingevoerd. Hierdoor kan een Vlaming die in Walloni woont nu zelf kiezen in welke taal hij/zij met de verschillende overheden communiceert. J/F Een Vlaming die in 1871 wegens een misdrijf voor de rechtbank werd gebracht kon niet eisen dat zijn zaak in het Nederlands werd behandeld. J/F De gemeente Kraainem kan slechts van het Nederlandse taalgebied naar het tweetalig gebied BrusselHoofdstad worden overgeheveld indien artikel 4 van de Grondwet wordt gewijzigd.J/F Artikel 30 van de Grondwet stelt: "Het gebruik van de in Belgi gesproken talen is vrij. Het kan niet worden geregeld dan door de wet ...". Dit betekent dat enkel het Federale Parlement het gebruik van de taal in het onderwijs kan regelen. J/F Randnrs. 47 -> 95 Door de besluitwet van 28 december 1944 wordt voor de eerste maal een verplichte sociale verzekering ingevoerd voor arbeiders en bedienden. J/F Door de niet-uitvoering van het Egmont-pact en het Stuyvenbergakkoord duurt het tot de grondwetsherziening van 1980 voor er in de grondwet melding wordt gemaakt van de term "gewest". J/F Met uitzondering voor wat betreft de zes Brusselse randgemeenten, de gemeenten Komen-Waasten en Voeren en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn de drie gemeenschappen bevoegd om de hoogte te bepalen van het bestaansminimum waarop een burger recht heeft. J/F Door de staatshervorming van 1992-1993 (Sint-Michielsakkoord) verkregen de gemeenschappen en gewesten de principile regelgevende bevoegdheid voor iedere aangelegenheid die niet expliciet aan de Federale overheid is toegewezen. J/F Een vrederechter stelt vast dat een Koninklijk Besluit strijdig is met artikel 24 G.W. Hij kan dat Koninklijk Besluit niet omwille van die reden vernietigen. J/F Een vrederechter stelt vast dat een Koninklijk Besluit strijdig is met artikel 24 G.W. Hij kan dat Koninklijk Besluit niet omwille van die reden vernietigen. J/F Het principe van de scheiding der machten behoort niet tot de formele, maar wel tot de materile grondwet. J/F Een Vlaams decreet dat strijdig is met het EG-verdrag, kan door het Europese Hof van Justitie worden vernietigd. J/F Een richtlijn die directe werking heeft verkregen, kan voor een particulier wel rechten, maar geen verplichtingen met zich meebrengen. J/F Een Koninklijk Besluit dat strijdig is met het E.G.-verdrag kan door het Europees Hof van Justitie worden vernietigd. J/F De Europese Commissie ziet toe op de tenuitvoerlegging van de arresten van het Europees Hof voor de rechten van de Mens. J/F In een rechtsstaat kan een democratische meerderheid toch beslissen om het recht op godsdienstvrijheid af te schaffen. J/F Een bijzonder machtenbesluit dat achteraf wordt bekrachtigd door de wetgevende macht, blijft een besluit. De Raad van State is bijgevolg bevoegd om een dergelijk bekrachtigd bijzonder machtenbesluit te vernietigen indien dit besluit strijdig zou zijn met de Grondwet.

11

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


J/F Een wet die de Koning de bevoegdheid geeft om wetten te wijzigen, is een bijzondere machtenwet (volmachtenwet) J/F De gewone rechter is niet bevoegd om een ordonnantie te toetsen aan het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. J/F In Belgi moeten internationale verdragen eerst inhoudelijk worden omgezet in de nationale wetgeving vooraleer ze directe werking kunnen verkrijgen. J/F Volgens artikel 14 G.W. kan een straf enkel en alleen worden ingevoerd door een wet in formele zin. J/F Een interpretatieve wet geeft een interpretatie die voor iedereen bindend is, maar heeft geen terugwerkende kracht. J/F De Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak kan een gemeentereglement vernietigen wegens strijdigheid met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. J/F Wanneer een wet de Koning machtigt om een onbeperkte verordeningsbevoegdheid aan een individuele minister te delegeren, kan de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak dat delegerend K.B. vernietigen wegens strijdigheid met artikel 108 G.W. J/F Buiten Curios

GESLOTEN BOEK
1) Wat is de 2e pijler van de Europese Unie en hoe wordt daarover beslist? 2) Geef 2 verschillen tussen jurisdictioneel en administratief beroep. 3) Vergelijk de exceptie van onwettigheid met het annulatieberoep bij de Raad van State. 4) Beschrijf de procedure die moet worden gevolgd bij het hanteren van de alarmbel. 5) Schets de evolutie van het Flandria-arrest naar het wegverkeersattest. 6) Een K.B. bepaalt het volgende: "Bany Mcdonald, geboren te New York op 13 april 1959 wordt uitgezet. Hij wordt gelast het grondgebied van het Rijk te verlaten met verbod er gedurende 10 jaar terug te keren." Bespreek de verschillende soorten K.B'.s en duid aan onder welke categorie het bovenstaande besluit valt. Moet dit K.B. ter advisering aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd? 7) Is het sluiten van een huurovereenkomst tussen de stad Gent en een V.Z.W. een administratieve rechtshandeling? Leg kort uit waarom of waarom niet aan de hand van de verschillende bestanddelen van de definitie. 8) Bespreek het verschil tussen decentralisatie en federalisering. 9) Wat betekent een absoluut kracht van gewijsde in strafzaken? 10) Leg uit wat een communautaire wet is. 11) Op 15 September 1998 wensen de gerechtelijke instanties een huiszoeking uit te voeren bij een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Is een dergelijke huiszoeking mogelijk en zo ja, onder welke voorwaarden? 12) Duid bij de onderstaande normen aan of zij wetten in formele zin, materile en/of verordeningen zijn of geen van allen: begrotingswet, reglementair K.B., beschikkend K.B., wet houdende goedkeuring van een verdrag. 13) Op welke manier is de Nederlandse taalgroep van de senaat samengesteld? Geef de verschillende categorien, de aantallen en de wijze waarop zij lid van de senaat geworden zijn. 14) De omstreden schrijver Said Hoessein heeft in Belgi politiek asiel aangevraagd. Zijn aanvraag werd weliswaar ontvankelijk, maar uiteindelijk door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (een administratief rechtscollege) ongegrond verklaard. Said is hiermee natuurlijk niet blij. Hij zegt dat

12

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


hij in eigen land omwille van zijn boeken voor zijn leven vreest. Volgens hem is de beslissing van de Vaste Beroepscommissie dan ook strijdig met artikel 23 Grondwet, dat eenieder het recht op een menswaardig leven garandeert. Bij welk rechtscollege kan Said de beslissing van de Vaste B. aanvechten? In welke hoedanigheid zal dit rechtscollege optreden? 15) Wat is het onderscheid tussen een algemeen rechtsbeginsel en een gewoonte? 16) Op 3 juli 2002 weigert het ministerie van Justitie de N.V. Blitz een vergunning tot uitbating van een kansspelinrichting klasse II. De N.V. Blitz stapt vervolgens naar de Raad van State waar zij de schorsing van deze weigering vordert. In zijn schorsingsarrest van 9 oktober 2002 stelt de Raad van State het volgende: overwegende,in dit licht, dat het opgegeven motief niet alleen in rechte en feite juist dient te zijn, maar ook van die aard dat het de genomen beslissing naar redelijkheid kan dragen; dat zulks lijkt in te houden dat de beslissing het resultaat is van een evenwichtige afweging van alle betrokken gegevens en belangen () : Overwegende dat de evenredige verhouding tussen het aangevoerde motief en de beslissing om de bestaande kansspelinrichting geen vergunning te verlenen, zodat zij haar deuren moest sluiten, zich niet spontaan opdringt; dat alleszins uit niets blijkt dat de kansspelcommissie de beleidsvrijheid waarover zij op het eerste gezicht beschikt daadwerkelijk - en behoorlijk: in concreto en met zin voor maat- heeft uitgeoefend. Hoe noemt men de controle die door de Raad van State in dit schorsingsarrest werd uitgeoefend? Leg grondig uit wat dit inhoudt. 17) In Sneeuwland wil men het VN Kinderrechtenverdrag in de interne rechtsorde opnemen. Artikel 15 van de grondwet van Sneeuwland luidt als volgt; (1) alle macht gaat uit van het Sneeuwlandse parlement. Alle normen, besluiten en verordeningen zijn ondergeschikt aan de Sneeuwlandse wetten zoals goedgekeurd in het Sneeuwlandse parlement en bekrachtigd door het staatshoofd. (2) Een internationaal verdrag kan slecht juridische gevolgen verkrijgen in de Sneeuwlandse rechtsorde indien dit internationaal verdrag is omgezet in de nationale rechtsorde door middel van een Sneeuwlandse wet. a) Welke leer wordt in de Sneeuwlandse grondwet verdedigt? (enkel de term vermelden) b) Nadat het VN- kinderrechtenverdrag in de Sneeuwlandse rechtsorde is opgenomen , keurt het Sneeuwlandse parlement een wet goed waardoor de doodstraf terug wordt ingevoerd voor jongeren tussen 12 en 18 jaar. Artikel 6 van het Vn-kinderrechtenverdrag garandeert nochtans het recht op leven voor ieder kind jonger dan 18 jaar. Welke norm zal volgens de hierboven vermelde leer primeren, de Sneeuwlandse wet of artikel 6 van het VN-kinderrechtenverdrag? Motiveer uw keuze. 18) kijk ook naar het proefexamen dat op minerva beschikbaar is gesteld.

OPEN BOEK
1) Duid de juiste stellingen aan. A. Bijzondere machtenwetten onderscheiden zich van de gewone opdrachtwetten door de aard van de bevoegdheid die aan de uitvoerende macht wordt gegeven. B. Een K.B. kan een t.a.v. iedereen bindende interpretatie van een wet geven. C. De algemene rechtsbeginselen staan in de hirarchie der rechtsnormen hoger dan de administratieve besluiten en verordeningen. D. Een particulier die meent dat een Europese verordening in strijd is met het E.G.verdrag kan op voorwaarde dat hij belang heeft bij het Hof van Justitie een beroep tot nietigverklaring van deze verordening indienen. 2) Duid de juiste stellingen aan.

13

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


A. Indien de strafrechter een ambtenaar vrijspreekt voor bepaalde feiten, kan zijn/haar hirarchisch meerdere voor dezelfde feiten die ambtenaar geen tuchtstraf meer opleggen. B. De beginselen van behoorlijk bestuur zijn algemene rechtsbeginselen waarvan de wetgever niet kan afwijken . C. Bij een samenloop tussen een parlementair en een gerechtelijk onderzoek kan de procureurgeneraal bij het Hof van Beroep weigeren om de door de parlementaire onderzoekscommissie gevraagde stukken over te zenden, zonder dat hiertegen een rechtsmiddel openstaat. D. Het principe van de scheiding der machten verhindert dat de overheid wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding voor een rechtscollege begane,fout tijdens de uitoefening van de rechtsprekende functie. 3) Duid de juiste stellingen aan. A. Doordat hij is uitgegaan van de leer van de nationale soevereiniteit heeft de Belgische grondwetgever van 1831 geopteerd voor de invoering van de stemplicht. B. De magistraten worden benoemd door de Benoemings- en Aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de justitie C. Bij een senator kan een huiszoeking slechts worden uitgevoerd indien de toestemming van de Senaat wordt verkregen. D. De Senaat heeft geen bevoegdheid om politieke controle op de Regering uit te oefenen, maar de senatoren hebben wel het vragenrecht. 4) Duid de juiste stellingen aan . A. In een staat die de leer van het monisme volgt kan de burger de rechten en de vrijheden die voortvloeien uit de Universele Verklaring voor de rechten van de Mens door de rechter laten afdwingen. B. Een provinciegouverneur mag zich kandidaat stellen voor de verkiezingen van het federale parlement C. De vrederechter is niet bevoegd om, zonder prejudicile vraagstelling aan het Europees Hof van Justitie, een federale wet buiten toepassing te laten wegens strijdigheid met een ondubbelzinnige Europese verordening. D. Indien een rechter , krachtens het arrest Waleffe , een bijzondere machtenwet conform de Grondwet interpreteert, dan mag hij het ongrondwettelijk volmachtenbesluit op basis van de strijdigheid met de bijzondere machtenwet buiten beschouwing laten. 5) Duid de juiste stellingen aan. A. De Hoge Raad voor de Justitie is een orgaan sui generis , dat niet onder n van de gestelde machten kan worden ondergebracht. B. De Koning kan bij het nemen van een beschikkend KB gebonden zijn door een verordenend gemeenteraadsbesluit C. Men kan slechts een schorsing voor de Raad van State vorderen indien men reeds een nadeel heeft ondervonden van de bestreden administratieve rechtshandeling. D. De regeling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van ministers voorziet in de toepassing van het beginsel van de dubbele aanleg. 6) Duid de juiste stellingen aan. A. Een particulier kan door de rechter niet worden veroordeeld voor het niet naleven van een richtlijn die niet in het Belgisch recht werd omgezet, zelfs al betreft het een richtlijn die direct werking heeft gekregen. B. Bij de uitoefening van het administratief toezicht kan de toezichthoudende overheid nooit haar beslissing in de plaats stellen van de gedecentraliseerde overheid. C. Een instemmingswet bij een internationaal verdrag is een louter formele wet en moet daarom niet ter advies aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd. D. De Federale regering is verplicht het advies van de Raad van State in te winnen over een volmachtenbesluit , zelfs wanneer het besluit bij hoogdringendheid moet worden opgenomen. 7) Duid de juiste stellingen aan. A. Vooraleer een wetsontwerp door het parlement kan worden behandeld moet het ontwerp door de kamer waar het wed ingediend in overweging worden genomen. B. Wanneer in de Senaat een wetgevend initiatief wordt ingediend waarvoor de procedure van het

14

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


optioneel bicameralisme geldt, dan gaat het ofwel om een initiatief van n of van verscheidene senatoren, ofwel om een regeringsinitiatief. C. De Grondwet verbiedt niet dat de wetgever een administratief rechtscollege bevoegd maakt voor geschillen omtrent burgerlijke rechten. D. Wanneer de wetgever de Koning de bevoegdheid geeft om de datum van inwerkingstelling van de wet te bepalen, dan kan de Koning, eenmaal hij deze datum bij KB heeft vastgesteld, hieraan geen wijzigingen meer aanbrengen. 8) Duid de juiste stellingen aan. A. Een administratieve overheid die wordt geconfronteerd met een onwettige administratieve rechtshandeling is verplicht deze administratieve rechtshandeling buiten beschouwing te laten B. Indien een ontslagnemende Regering haar verminderende bevoegdheden overschrijdt ( lopende zaken) , dan kan deze bevoegdheidsoverschrijding niet juridisch gesanctioneerd worden. Het gaat hier immers om een schending van een grondwettelijk gebruik. C. De Raad van Staat kan op vraag van een belanghebbende een administratieve rechtshandeling die strijdig is met een Europese verordening vernietigen. D. Tot de oprichting van de Raad van State in 1946 bestond er geen enkele mogelijkheid om het onrechtmatig optreden van de overheid te laten sanctioneren door een rechtscollege. 9) Duid de juiste stellingen aan. A. Indien de Koning beslist de Kamer van volksvertegenwoordigers te ontbinden , zonder uitdrukkelijk ook de Senaat te ontbinden blijven de senatoren hun functie uitoefenen. B. Stel dat er bij de parlementsverkiezingen van juni 1999 in een bepaalde kieskring 12 zetels te begeven zijn. Een partij die in die kieskring een lijst indient die bestaat uit 9 mannen en 3 vrouwen voldoet niet aan de wettelijke voorwaarden. C. De Raad van State is bevoegd om na te gaan of een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers op rechtsgeldige manier volksvertegenwoordiger is geworden. D. Behoudens bij betrapping op heterdaad of na opheffing van de parlementaire onschendbaarheid, kunnen de gerechtelijke instanties geen enkele onderzoeksdaad stellen in een zaak waarin een parlementslid verdacht is. 10) Duid de juiste stellingen aan. A. De gemeente Kraainem kan slechts van het Nederlandse taalgebied naar het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden overgeheveld indien artikel 4 van de Grondwet wordt gewijzigd. B. Een Vlaming die in 1871 wegens een misdrijf voor de rechtbank werd gebracht kon niet eisen dat zijn zaak in het Nederlands werd behandeld. C. Artikel 30 van de Grondwet stelt: "Het gebruik van de in Belgi gesproken talen is vrij. Het kan niet worden geregeld dan door de wet ..." Dit betekent dat enkel het Federale Parlement het gebruik van de taal in het onderwijs kan regelen. D. Door de wet van 31 juli 1921 wordt inzake taalaangelegenheden de "gelijkheid in rechte en feite" ingevoerd. Hierdoor kan een Vlaming die in Walloni woont nu zelf kiezen in welke taal hij/zij met de verschillende overheden wil communiceren 11) Duid de juiste stellingen aan. A. Door de besluitwet van 28 december 1944 wordt voor de eerste maal een verplichte sociale verzekering ingevoerd voor arbeiders en bedienden B. Door de niet-uitvoering van het Egmont-pact en het Stuyvenbergakkoord duurt het tot de grondwetsherziening van 1980 voor er in de grondwet melding wordt gemaakt van de term "gewest". C. Door de staatshervorming van 1992-1993 (Sint-Michielsakkoord) verkregen de gemeenschappen en gewesten de principile regelgevende bevoegdheid voor iedere aangelegenheid die niet expliciet aan de Federale overheid is toegewezen D. Met uitzondering voor wat betreft de zes Brusselse randgemeenten, de gemeenten Komen-

15

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


Waasten en Voeren en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de drie gemeenschappen bevoegd om de hoogte te bepalen van het bestaansminimum waarop een burger recht heeft. 12) Duid de juiste stellingen aan. A. Een vrederechter stelt vast dat een Koninklijk Besluit strijdig is met artikel 24 G.W. Hij kan dat Koninklijk Besluit niet omwille van die reden vernietigen B. Door het Verdrag van Maastricht werd de Europese Gemeenschap omgevormd tot de Europese Unie C. Het principe van de scheiding der machten behoort niet tot de formele, maar wel tot de materile grondwet D. Een Vlaams decreet dat strijdig is met het EG-verdrag kan door het Europese Hof van Justitie worden vernietigd 13) Duid de juiste stellingen aan. A. Een bijzonder machtenbesluit dat achteraf wordt bekrachtigd door de wetgevende macht blijft een besluit. De Raad van State is bijgevolg bevoegd om een dergelijk bekrachtigd bijzonder machtenbesluit te vernietigen indien dit besluit strijdig zou zijn met de Grondwet. B. Een wet die de Koning de bevoegdheid geeft om wetten te wijzigen is een bijzondere machtenwet (volmachtenwet) C. De gewone rechter is niet bevoegd om een ordonnantie te toetsen aan het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. D. In Belgi moeten internationale verdragen eerst inhoudelijk worden omgezet in de nationale wetgeving vooraleer ze directe werking kunnen verkrijgen 14) Duid de juiste stellingen aan. A. Een Koninklijk Besluit kan bepalen dat Belgen die door het Hof van Assisen werden veroordeeld geen stem mogen uitbrengen voor de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers B. De nieuwe partij Lang Leven haalt bij de federale verkiezingen n zetel, namelijk in de Senaat. Deze partij heeft recht op een dotatie C. Indien de federale Regering zelf haar ontslag aan de Koning aanbiedt kan deze laatste een nieuwe federale regering aanduiden zonder dat er eerst verkiezingen worden georganiseerd D. Een interpretatieve wet geeft een interpretatie die voor iedereen bindend is, maar heeft geen terugwerkende kracht. 15) Duid de juiste stellingen aan. A. Een rechtmatige administratieve rechtshandeling die rechten toekent kan enkel worden ingetrokken binnen de termijn van 60 dagen, bepaald voor het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State. B. De federale regering kan haar ontslag niet aanbieden aan de Koning dan nadat ze in de minderheid werd gesteld in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, die de politieke controle op de federale regering uitoefent. C. De federale regering kan haar ontslag niet aanbieden aan de Koning dan nadat ze in de minderheid werd gesteld in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, die de politieke controle op de federale regering uitoefent. D. De openbaarmaking van een bestuursdocument mag geweigerd worden indien dit document onvolledig is en daardoor tot misvatting aanleiding kan geven. 16) Duid de juiste stellingen aan. A. De gewone hoven en rechtbanken beslechten alle geschillen inzake burgerlijke rechten, en die geschillen inzake politieke rechten die hen door een wet zijn toegewezen. B. De verplichting om alle opgeworpen middelen van de partijen te behandelen geldt ook voor de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling. C. De wetgever kan afwijken van het principe dat de rechters onmiddellijk door het Hof van Beroep worden berecht. D. De administratieve rechtscolleges zijn niet onderworpen aan de openbaarheid van terechtzitting,

16

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


tenzij ze oordelen over de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen of over de gegrondheid van een ingestelde strafvordering. 17) Duid de juiste stellingen aan. A. Vooraleer de Koning een internationaal verdrag ondertekent, waardoor artikel 205 EGVerdrag(stemverhouding in de Raad van Ministers) wordt gewijzigd, moet het federale parlement over de onderhandelingen over dit internationaal verdrag worden ingelicht. B. De bestendige deputatie en de Europese Commissie hebben met elkaar gemeen dat de leden uit en door de beraadslagende organen worden gekozen. C. De federale overheid kan een retributie heffen op het gebruik van gewestwegen D. De toezichthoudende overheid mag haar goedkeuring niet weigeren aan een rechtshandeling van het onder toezicht staand bestuur wegens het enkele feit dat die rechtshandeling de belangen van de onder toezicht staande overheid zou schenden. 18) Duid de juiste stellingen aan. A. Een jurisdictioneel beroep kan niet worden ingesteld bij een administratief rechtscollege. B. Het niet inwinnen van het advies van het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving voer een verordenende ministerile omzendbrief waarvoor de hoogdringendheid niet werd ingeroepen kan geen aanleiding geven tot de toepassing van de exceptie van onwettigheid. C. De 35-jarige Nederlander Jan Kroos heeft na vijf jaar regelmatig en ononderbroken hoofdverblijf in Belgi recht op de Belgische nationaliteit. D. De benoeming van een ambtenaar (bij K.B.) wordt door de Raad van State vernietigd. De Raad van State kan niet beslissen om de gevolgen van dit K.B. aan te wijzen die als gehandhaafd moeten worden beschouwd. 19) Duid de juiste stellingen aan. A. Een federale wet die dateert van voor de staatshervorming van 1970 kan niet door het Arbitragehof worden vernietigd wegens strijdigheid met de bevoegdheidsverdelende regels. B. In tegenstelling tot de Brusselse Hoofdstedelijke Raad beschikken het Vlaams Parlement, de Waalse Gewestraad, de Franse Gemeenschapsraad en de Duitstalige Gemeenschapsraad over constitutieve autonomie. C. Indien in het Vlaams Parlement een motie van wantrouwen wordt gestemd, moet de Vlaamse Regering ontslag nemen en kan ze het Vlaams Parlement ontbinden. D. Decreten en ordonnanties worden afgekondigd door de voorzitter van de respectievelijke Gemeenschaps- of Gewestraden.

Strafrecht
Vergelijk TBR internering 2. Een casus: politieagent X arresteert Y, waarbij deze laatste zich verzet omdat hij denkt dat het om een onrechtmatige aanval gaat. Kan Y zich beroepen op de figuur van wettige verdediging? Kan Y zich op een ander rechtsfiguur beroepen? Wat als het aanhoudingsbevel geldig is? I s de politieagent strafbaar wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving? 3. Kan je deelnemen aan een strafbare poging tot misdrijf? 4. Wat is de aberratio ictus? 5. Geert wil deelnemen aan een overval om indruk te maken op zijn vriendin, maar Bert wil Geert er niet bij. Is Geert strafbaar? 6. Louis zit in kroeg en drinkt te veel. Hij krijgt ruzie met iemand en slaat die persoon in elkaar. Is hij strafbaar wegens opzettelijke slagen en verwondingen als je weet dat hij niet de bedoeling had die persoon in elkaar te slaan voor hij zat was? 7. Geef een voorbeeld van een eendaadse samenloop die geen collectief misdrijf is. wordt dit bestraft (verwijs naar de relevante artikels)? 8. Louis koopt bij Peter 100 gram organo, in de veronderstelling dat hij marihuana kocht. Is Louis strafbaar? 9. Is het zetten van een piercing strafbaar? Waarom - Waarom niet? En in welke gevallen

17

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


wel/niet? Verwijs naar de relevante artikels 10. Art 21 VTsv is gewijzigd. Is dit retroactief van toepassing? 11. Vergelijk noodweer met dwang (belangrijk verbanden te leggen!) 12. Bespreek de strafbare poging 13. Vergelijk provocatie met wettelijke verdediging 14. Vergelijk de dwang met noodtoestand 15. Vergelijk genade en amnestie. 16. Geef de voorwaarden voor wettelijke verdediging 17. Geef vijf voorbeelden van buitengerechtelijke afhandeling van een misdrijf. 18. Verklaar nullem crimen sine lege, nulla poena sine lege. Wat is de draagwijdte van dit beginsel en waar vindt men dit terug in de wetgeving? 19. Wanneer spreekt men van een persmisdrijf en hoe wordt dit bestraft? 20. Omschrijf en vergelijk de verschoningsgronden en de schulduitsluitingsgronden. 21. Leg uit: ubiqiteitsleer, verzuimsdelict, putatieve noodweer, spontane terugtred. 22. Wat zijn de voorwaarden om te kunnen spreken van recidive? 23. Een rechter kan met een onduidelijke wetsbepaling geconfronteerd worden. Aan welke grenzen moet hij zich dan houden bij zijn interpretatie? Leg uit. 24. Bespreek de omstandigheden die het voorval of het tenietgaan van de straf met zich meebrengt. 25. Vergelijk amnestie en genade. 26. Verklaar waarom er geen sprake kan zijn van strafbare deelneming aan zelfmoord

Internationaal publiekrecht:
Nieuwe prof, weinig informatie beschikbaar over examenvragen Wie het proefexamen niet gemaakt heeft: er was n MC-vraag met 4 stellingen, zonder giscorrectie (met giscorrectie op het echte examen) en 2 grote vragen. De ene ging over diplomatieke immuniteit, de ander over de erkenning van staten. Niet heel erg moeilijk.

Sociologie (online test, voor degenen die er plezier aan blijven hebben! Verder zijn de voorbeeldvragen in
de cursus ook mooi ) Emma doet onderzoek naar studiekeuzes bij leerlingen die de overstap maken van basis naar secundair onderwijs. Ze trekt hiervoor een steekproef van 30 basisscholen en bevraagt alle leerlingen van het 6de leerjaar in die scholen. Op basis van literatuurstudie maakt ze een overzicht van de variabelen die van invloed zijn op studiekeuze. Ze distilleert deze uit haar vragenlijsten en gaat statistisch na wat nu de voornaamste verklarende variabelen zijn. Welke van volgende uitspraken beschrijft het best hoe Emma te werk is gegaan: Emma gaat interpretatief te werk op basis van secundaire data. Emma gaat interpretatief te werk op basis van primaire data. Emma gaat positivistisch te werk op basis van secundaire gegevens. Emma gaat positivistisch te werk op basis van primaire data. Welke stelling is juist? De uitspraak van sommige Antwerpenaren 'ge hebt 't stad en al de rest is parking' is een uiting van etnocentrisme. Sociologen zoeken naar middle range theorien. Dat wil zeggen dat hun theorien niet bedoeld zijn om te generaliseren naar de totale bevolking. De waarden van een socioloog mogen nooit een rol spelen in zijn of haar werk als socioloog. De assistent van het vak sociologie gaat op bezoek bij vrienden en treft daar n van zijn studenten. Hij

18

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


weet nu niet goed welke houding aan te nemen en blijft in zijn rol van assistent. Dit is een voorbeeld van roldistantiring. Welke van de onderstaande situaties is een voorbeeld van gedrag? Nonkel Jef lijdt aan het syndroom van Gilles de la Tourette. Deze aandoening gaat vaak gepaard met het onvrijwillig uiten van scheldwoorden, racistische en/of seksistische taal. Als gevolg hiervan scheldt hij zijn vrouw Bertha regelmatig uit voor achterlijk viswijf. Steven mag weer eens niet binnen in een Gentse discotheek omwille van zijn uiterlijk. Hij geeft de portier een briefje van 20 euro in de hoop dat hij hem dan wel zal binnenlaten. Nonkel Jef is ervan overtuigd dat het goed is dat een man zijn vrouw af en toe kleineert en op haar plaats zet om te tonen wie het voor het zeggen heeft. Als zijn vrouw Bertha naar zijn mening de touwtjes wat te veel in handen neemt, roept hij daarom altijd: " Achterlijk mens, uw plaats is aan de stoof!", om haar duidelijk te maken dat hij de baas is in huis. Steven mag wegens het dragen van sportschoenen weer niet binnen in een Gentse discotheek. Hij is hier bijzonder gefrustreerd over en trakteert de portier op zijn beste rechtse uppercut in de hoop dat die zal worden afgevoerd naar 't ziekenhuis, en hij dan wel binnen zal kunnen. Welke persoon heeft rationeel-legale autoriteit volgens Weber? Ivo Callewaert, een man die sinds mensheugenis de spirituele leider is van een klein dorp. Yves De Ferme, een Eerste minister die het zeer slecht doet in de populariteitspolls. Osama Been Hiden, een terroristenleider met een zeer grote groep volgelingen omwille van zijn uitstraling? Ward De Bever, een politicus die populair is omwille van zijn sappige humor en welbespraaktheid. Vandaag de dag is het vanzelfsprekend geworden dat vrouwen de arbeidsmarkt betreden. Sinds 2005 halen vrouwen in Vlaanderen vaker dan mannen een hoger diploma en de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen gaat al decennia in een gestaag stijgende lijn. Tegelijkertijd blijven vrouwen echter ook nog het merendeel van het huishoudelijk werk en kinderzorg verrichten. De combinatie van werk- en gezinsrollen leidt ertoe dat vrouwen soms moeite hebben om deze rollen te balanceren. Hier is duidelijk sprake van: Rollenconflict. Rolspanning. Statusangst. Statusconflict Welke stelling is juist? Als Amerikaanse holebi's betogen om net als heterokoppels het recht op een grondwettelijk huwelijk te eisen, dan gedragen die holebi's zich als een tegencultuur. Riduan is nogal verlegen en dit heeft gevolgen voor zijn carrire als dokter. Riduans verlegenheid is een structurele factor bij het verklaren van zijn carrireverloop. George verklaart racisme niet als iets aangeboren, maar door erop te wijzen dat racistische mensen meestal slechte ervaringen met allochtonen gehad hebben in het verleden. George gebruikt hier zijn sociologische verbeelding. Twee mensen die op de bus staan te wachten, maar niet met elkaar praten, zijn toch in interactie met elkaar omdat ze samen hetzelfde staan te doen.

19

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


Elk jaar tijdens de kerstperiode verkoopt Marie samen met haar vriend Erik kaarsen ten voordele van de mensenrechtenorganisatie Amnesty International. Ze doet dit vanuit een uitgesproken humanistisch standpunt. Ze verdraagt geen onrechtvaardigheid, waar ook ter wereld. Erik daarentegen doet dit minder uit idealisme. Hij doet dit vooral om mensen de indruk te geven dat hij begaan is met de minder fortuinlijke medemens. Vanuit Webers typologie van sociaal handelen zou men het handelen van Marie en Erik kunnen typeren als: Marie waarde rationeel handelen en Erik instrumenteel rationeel handelen Marie affectief handelen en Erik instrumenteel rationeel handelen Marie affectief handelen en Erik reflexief handelen Marie waarde rationeel handelen en Erik traditioneel handelen Welke stelling is fout? Studenten die samen een groepstaakje maken vormen volgens Elias een figuratie. De sociologie is een objectieve, naar veralgemeningen strevende wetenschap. De resultaten van sociologisch onderzoek moeten ook verifieerbaar of controleerbaar zijn. De ministers van de federale regering vormen een primaire groep. De hippiecultuur is een voorbeeld van een tegencultuur.

Sociale psychologie
HOOFDSTUK 1 1. Kurt en Dirk bestuderen beide het menselijk gedrag. Kurt is een sociaal psycholoog en Dirk een journalist. Steunend op de omschrijving van sociale psychologie, welke verschillen verwacht je tussen Kurt en Dirk? Kurt gebruikt statistieken maar Dirk niet Kurt maakt gebruik van de wetenschappelijke methode, terwijl Dirk dit niet doet Kurt bestudeert verschillende groepen, terwijl Dirk vooral individuele politici bestudeert Kurt is vooral genteresseerd in hoe mensen zich tegen over elkaar gedragen, terwijl Dirk vooral interesse heeft voor de attitudes van personen 2. Sociale psychologie ontwikkelde zich tot een afzonderlijke discipline: in de late zeventiende eeuw in de late achttiende en het begin van de negentiende eeuw in de late negentiende en het begin van de twintigste eeuw midden de jaren 1950 3. In vergelijking met sociaal-psychologen zijn persoonlijkheidspsychologen meer genteresseerd in: hoe personen denken, voelen en zich gedragen het begrijpen van de onderliggende oorzaken van gedrag de wetenschappelijke studie van de psychologie verschillen tussen personen die stabiel zijn over situaties 4. Welk van de volgende stellingen is het minst consistent met de opvattingen van Kurt Lewin? gedrag is functie van de persoon en van de omgeving sociaal-psychologen moeten zich eerder richten op fundamenteel dan op toegepast onderzoek dat eerder bedoeld is om de psychologie te verkopen sociaal-psychologen worden geacht onderzoek van persoonlijkheidspsychologen te integreren in hun eigen theorien en onderzoek het gedrag van verschillende personen kan zelf verschillen indien ze in exact dezelfde situatie opereren

20

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


HOOFDSTUK 2 1. Madonna ontwikkelt een toetsbare voorspelling over welke reclamecampagne het meest effectief zal zijn voor haar platenverkoop. Ze voorspelt dat een campagne die beroep doet op emoties meer succes heeft dan een die gericht is op logische argumenten. Dit is een voorbeeld van: veldonderzoek een hypothese meta-analyse toegepast onderzoek 2. Armand voert een experiment uit om de effecten van lawaai op agressiviteit te onderzoeken. Hij manipuleert de hoeveelheid lawaai in een studentenclub en registreert het aantal keer dat de aanwezigen elkaar agressief aankijken. Dit onderzoek werd door beoordelaars bekritiseerd omwille van de lage begripsvaliditeit. Hun kritiek stelt dat: de operationele definitie van agressiviteit bedenkelijk is de resultaten niet statistisch significant zijn de onafhankelijke variabele slecht ontworpen is geen gebruik gemaakt werd van volkomen toevallige toew 3. Uit een onderzoek over het effect van lawaai en moeilijkheidsgraad op de examenuitslag blijkt dat lawaai effect heeft op de examenuitslag maar moeilijkheidsgraad veel effect. Dit resultaat suggereert dat er sprake is van: een interactie tussen twee onafhankelijke variabelen een hoofdeffect van lawaai een correlatie tussen lawaai en moeilijkheidsgraad een hoofdeffect van lawaai en van moeilijkheidsgraad 4. Mieke onderzoekt de effecten van crowding door personen toevallig toe te wijzen aan een conditie waarin ze moeten werken in een klein of in een groot kantoor op haar kabinet. Dit heeft tot doel te garanderen dat: verschillen tussen beide condities niet kunnen worden toegeschreven aan persoonlijke eigenschappen van de kabinetsmedewerkers de externe validiteit van het onderzoek optimaal is een representatieve steekproef van de medewerkers deel neemt aan het onderzoek de medewerkers geen ethische bezwaren hebben tegen deelname aan dit onderzoek HOOFDSTUK 4 1. Personen, situaties en gedrag zijn de drie voornaamste elementen van: zelfvervullende voorspellingen sociale perceptie het covariatiemodel corresponderende inferentietheorie 2. Een vrouw met kleine ogen, lage wenkbrauwen, een klein voorhoofd en een hoekige kin zal er het goed van af brengen indien ze: ze als kind in aanraking komt met het gerecht kandidaat is voor een job als kinderverzorgster beschuldigd wordt van een misdaad beschuldigd wordt van verwaarlozing als volwassene 3. Onderzoek toont aan dat personen met goed ontwikkelde scripts voor een bepaalde situatie doorgaans: gebruik maken van cognitieve heuristieken geloven in een rechtvaardige wereld geneigd zijn tot confirmatorische vertekening veel ervaring hebben met die situatie 4. Darwin stelde vast dat mensen overal ter wereld dezelfde emotionele gelaatsuitdrukkingen herkennen omdat: ze aangeboren zijn aangeleerd worden op jonge leeftijd cultureel bepaald zijn gereguleerd worden door dezelfde display rules

21

Oppassen: de vragen kunnen verouderd zijn!


5. Mark gaat voor het eerst hulp vragen aan een professor van zijn faculteit. De professor toont hem zijn laatste onderzoeksresultaten. Mark denkt dat de professor bijzonder plichtbewust is. Dit is een illustratie van: het primauteitseffect het effect van een centrale trek op de impressie een persoonlijke attributie een situationele attributie HOOFDSTUK 7 1. Welk van de volgende kwalificaties is van toepassing op de begrippen conformiteit, inwilliging en gehoorzaamheid? ze zijn kwalitatief verschillend ze kunnen voortkomen uit diverse bronnen ze resulteren doorgaans in constructief gedrag ze resulteren doorgaans in destructief gedrag 2. Nadys vriendinnen zijn van mening dat het laatste examen erg moeilijk was. Zij vindt echter van niet. Om onenigheid te vermijden gaat ze evenwel akkoord met haar vriendinnen. Dit is een voorbeeld van: private conformiteit de wederkerigheidsnorm normatieve sociale benvloeding gehoorzaamheid 3. In welke groep zal de conformiteit het eerst een top bereiken: een groep met 4 personen een groep met 10 personen een groep met 15 personen een groep met 25 personen 4. Alhoewel de meeste personen akkoord gaan met een unanieme meerderheid, ontdekte S. Asch dat de conformiteit met 80 % daalt indien het subject: een medestander heeft die niet akkoord gaat weinig ervaring heeft met de taak zijn antwoord publiek maakt antwoordt na de meerderheid 5. De ouders van Jan zijn van plan te verhuizen. Iedereen van de familie, met uitzondering van Jan, is enthousiast over de verhuis. Jan heeft meest kans de familie te overtuigen indien hij: gebruik maakt van passief agressieve argumenten weigert de dingen te zien vanuit het gezichtspunt van de anderen voortdurend argumenteert tegen de verhuis vertekende argumenten gebruikt voor zijn standpunt

22

Vous aimerez peut-être aussi