Vous êtes sur la page 1sur 6

Een scherpe steek in mijn pols doet mij ernaar kijken.

Op het bandje is in felgroene letters een woord verschenen. Voer. Zegt het in de vierkante maar duidelijke letters. Misschien noemen ze het zo in plaats van eten omdat het ruimte spaart, maar ik heb altijd gedacht dat het een maatregel is puur om ons te laten zien dat wij beesten zijn. Het is een heel handig systeem, iedere bewoner van de toren heeft een band en een nummer. Het kan de toezichthouders hier weinig schelen wat je naam is, zolang ze je nummer maar weten. Ik ben nummer 306. Driehonderdenzes, de eerste keer dat ik het hoorde verbaasde ik mij erover. 305 waren er voor mij, 305 met dezelfde afwijking. Inmiddels is het geen getal meer, het is een merk, een label, en ik probeer niet meer na te denken bij de betekenis van dat merk. Voor iedere bewoner wordt bepaald hoeveel, en wat, zij moeten eten. Niet meer, niet minder. Het gaat allemaal automatisch, het is verbazingwekkend hoeveel geld mensen uit willen geven om dat waar ze bang voor zijn veilig op te sluiten. Dat ze nauwelijks geld kunnen vinden voor hun eigen volk, maar bereid zijn miljoenen te besteden aan hun vijanden. Ik kijk naar Ves, die langzaam opstaat. Gaan eten is zo ongeveer het enige wat hij zonder gevecht of weigeringen doet. Ik draai me om en loop naar de deur en duw hem zachtjes open. Wanneer je lang genoeg in deze toren bent leer je om zo min mogelijk geluid te maken, zo min mogelijk opvallen in negatieve zin. Ves neemt de deur van mij aan en laat hem achteloos met een klap in het slot vallen. We zetten een paar stappen voordat een bewaker naar ons toe komt en ons een serie vragen begint te stellen. (Vinden wij het normaal om onszelf zo op te laten vallen? De deuren kapot maken is zeker een deel van ons ontsnappingsplan!) Ik werp een gerriteerde blik naar Ves, dat hij zichzelf in de problemen bracht was zijn eigen keuze, maar ik kon er niet tegen dat ik steeds erdoor aangekeken werd. Ves reageerde niet op mijn blik en bleef de bewaker kalm aanstaren. Ik legde zo kalm mogelijk uit wat het probleem was en besloot om Ves later die dag eens duidelijk te vertellen dat ik niet gediend was van zijn gedrag. De bewaker deed onze handboeien om. Als wij buiten onze kamer kwamen waren we gedwongen ze te dragen. Zogenaamd om gevechten te voorkomen, maar iedereen weet dat het is zodat uitbreken moeilijker wordt. Hij doet onze handboeien overdreven strak en ik bijt op mijn lip om er geen commentaar op te leveren. Dit is onze vaste bewaker, ik geloof dat hij Maric heet, maar wij horen de namen van onze bewakers niet te kennen. Een grote man met sterke armen, grijze ogen en een huid zo bleek dat hij bijna doorschijnend lijkt. Maric is volgens verhalen een van de strengste bewakers van de toren, hij is al Ves zijn bewaker sinds hij hier kwam, en omdat Ves mijn kamergenoot is nu ook mijn bewaker. Vr Maric had ik een andere bewaker, het was de bewaker in de toren die het dichtst bij aardig in de buurt kwam. Hoewel hij toegewijd was aan zijn werk en ervan overtuigd was dat ik een monster was, behandelde hij mij zo vriendelijk als mogelijk. Misschien dacht hij dat ik mentaal gestoord was, ik weet het niet, maar ik mocht hem. Op een vreemde manier. Jared, zo heette hij, smokkelde soms de restjes van zijn lunch mee naar mij en deed mijn handboeien altijd zo los dat ik nog wat bewegingsvrijheid had. Ik weet niet waar Jared nu is, ik heb hem al tijden niet meer gezien en de bewakers geven ook geen antwoord op vragen. Dat was nog iets wat Jared een fijne bewaker maakte; je kon hem dingen vragen. Natuurlijk gaf hij geen antwoorden als vragen als Hoe kom ik hieruit?, maar hij zei tenminste wat er voor eten op het menu stond voor die dag, of welke dag het was. (dagen maken weinig uit in de toren, je dagrooster is hetzelfde, iedere dag. Sommigen hebben hele kalenders op de muren gekerfd, simpelweg om te kunnen onthouden welke dag en welke datum het is.) Maric geeft geen antwoorden, op niets. Hij praat nauwelijks tegen ons, behalve wanneer hij ons afsnauwt of bevelen geeft. Ik loop met Ves naar de centrale eetzaal in het midden van de toren. Vanuit mijn ooghoeken zie ik anderen lopen, maar het is verboden om in de gangen met elkaar te praten. Volgens het regelement om de effectiviteit te bevorderen. Jared vertelde me echter dat er vr deze regel wel eens stakingen in de gangen werden gepland waardoor het hele systeem overhoop werd gegooid en dat het daarom is aangepast. Hoe het ook zij, Maric houdt streng in de gaten dat ik mijn blik naar voren gericht houdt, en ik ben niet stom genoeg om opzij te kijken. Hij steekt zijn hand uit in een korte beweging om ons te vertellen dat we moeten stoppen. We wachten even voordat ze deur open gaat en we de centrale eetzaal in kunnen lopen. Maric doet onze handboeien af en gaat bij de deur staan. Het is ongelofelijk hoeveel bewakers er tijdens de etenstijden aanwezig zijn in de

centrale hal. Logisch ook, dit is vrijwel het enige moment dat iedereen bij elkaar is zonder handboeien. Ik heb n keer een opstand meegemaakt, en ik heb gezien hoe die neergeslagen was. Terwijl ik terugdenk aan die dag dwalen mijn ogen af naar mijn pols. De horloge die niet de tijd aangeeft, is meer een kooi dan alle muren bij elkaar. Ze kunnen je ermee verdoven en je voor tot wel 3 dagen slap op je bed laten liggen. Ves heeft zijn eerste jaren hier continu geprobeerd het ding af te krijgen, met als enige gevolg dat het ding nu zo strak zit dat het zijn pols bijna afknelt. Ik houd datzelfde polsbandje voor de scanner, en er valt een plens soep op mijn bord. Ik mag niet klagen, maar ik kan niet helpen om gerriteerd op mijn tong te bijten. De soep hier smaakt nergens naar, behalve een vage mengeling van het eten van gisteren en lauw water. Ik ga zitten op mijn vaste plek, we mogen niet zelf kiezen waar we gaan zitten, dat zou veel te ongeordend zijn. Iedereen weet wie waar zit en welk nummer ze hebben. Ik ga zitten naast Ves en tegenover een meisje met een scherp gezicht en felblauwe ogen. Nummer 334, ze is een jaar of 2 jonger dan ik. Elisa heet ze, haar blonde haren vielen in glanzende pijpenkrullen toen ze voor het eerst binnenliep. Inmiddels zitten ze in een futloze staart achterop haar staart. Elisa is goed gezelschap, zeker na een hele dag opgescheept met de eeuwig zwijgende Ves en chagrijnige maar stocijnse Maric. Ze glimlacht zodra ik aan tafel ga zitten. Mijn vader heeft weer geschreven. Ze klinkt opgewekter dan ik haar in weken heb gehoord en een oprechte glimlach verschijnt op mijn gezicht. Hoewel mijn ouders mij nooit schrijven (toen ze hoorden van mijn afwijking werd ik het schandaal van de familie en verbraken zij alle banden met mij) kan ik blij zijn voor het meisje dat een teken van de buitenwereld krijgt. Bovendien, het is de enige manier van nog enig nieuws mee te krijgen hierbinnen. We hebben geen radios of televisies, omdat ze het niet nodig vinden om ons op de hoogte te houden van recente ontwikkelingen. (het zou zelfs gevaarlijk zijn, opstanden kunnen inspirerend werken. Dat zou desastreus zijn voor de orde.) Brieven worden gecontroleerd, maar de bewaker van Elisa staat een beperkt aantal informatie toe in de brieven. Ik begin te eten van mijn soep (aka. Afwaswater). Hm, wat zei hij? Vraag ik, terwijl ik op mijn soep blaas (wat eigenlijk niet nodig is, want het is al lauw genoeg.) Elisa heeft net een hap van haar soep genomen en gebaart mij te wachten. Hij heeft een belangrijke functie gekregen in de regering! Zegt ze, haar ogen wijdt in enthousiasme. Ik knik, Elisas vader is altijd een prominent politiek figuur geweest, maar zelfs zijn invloed kon zijn geliefde dochter niet uit de toren houden. Elisa vervolgt haar verhaal met handgebaren en haar gebruikelijke overdreven intonatie. Misschien kan hij de mensen wel overtuigen dat wij geen monsters zijn! Het moment dat Elisa het zegt krimp ik bijna automatisch ineen. Dit soort dingen zeg je hier niet zonder consequenties. Elisa lijkt het kwaad niet door te hebben, maar ik tel bijna af tot het komt. Mijn ogen dwalen af naar Ves naast mij, hij heeft het ook gehoord. Ik zie het aan de manier waarop zijn gele ogen door de ruimte schieten. Binnen een halve minuut staat hij achter haar, een stevige gebruinde man die ik herken als een van de ordebewaarders. Hij is nieuw, net 3 maanden op zijn werk. Ze zeggen soms dat het ergste zijn, de nieuwelingen. Ambitieuze zielen die het liefst zoveel mogelijk opstandigen oppakken en straffen. Ik heb me laten vertellen dat deze bewaker (de meesten van ons noemen hem Bear), net een jaar uit de gevangenis komt. Elisa draait zich vliegensvlug om wanneer hij zijn enorme hand op haar schouder legt en haar omhoog trekt. Ze spert haar ogen open in vrees en haar ademhaling versnelt. Ze weet dat ze iets verkeerds heeft gezegd, en dat wordt hier niet getolereerd. In n beweging draait hij haar handen achter haar rug en binnen een paar seconden neemt hij haar mee, de zaal uit. Waarschijnlijk zal ze kamerarrest krijgen, of geen eten voor een aantal dagen. Een milde straf hier, maar genoeg om een punt te maken. Ves gromt iets onverstaanbaars, ik kijk even op, maar besteed er verder weinig aandacht aan. Nog iets wolfachtigs aan Ves, wanneer hij het ergens niet eens mee is gaat hij onverstaanbare dingen grommen. Ik zucht en kijk naar de deur waar Elisa net door is verdwenen. Mijn ogen dwalen naar de jongen schuin voor mij. Ik heb een aantal keer met hem gepraat, maar echt hoogte van hem heb ik nooit gekregen. Zijn lange, zwarte sluike haren vormen een gordijn dat hem af sluit van de wereld. Hij prikt met de lepel in zijn soep, klaarblijkelijk weinig honger hebbend. Ik schraap mijn keel. Misschien moet je je soep opeten, je weet wat ze doen wanneer je ondankbaar overkomt. Ik probeer het genuanceerd te zeggen, maar mensen die problemen veroorzaken

beginnen op mijn zenuwen te werken. De jongen kijkt door zijn sluike haar even naar mij, maar besluit blijkbaar dat er wijsheid in mijn woorden zit en begint langzaam te eten. Ik tik met mijn linkerhand op de tafel terwijl ik de soep met mijn rechterhand naar binnen werk. Wanneer ik mijn soep op heb sta ik op om mijn bord weg te leggen, maar Ves pakt het bord voor mij weg en stapelt het op zijn eigen bord. Zonder verder naar mij te kijken brengt hij onze borden weg. Waarschijnlijk heeft Ves mijn gerriteerde staat opgemerkt en probeert hij het te compenseren. Hij is geen onaardige jongen, maar veel koppiger dan goed voor hem is. Ik gebruik de vrijheid van mijn andere hand om daarmee mijn drumconcert voort te zetten. Straks hebben ik, Ves en de bewoners van de andere oostervleugel Geschiedenis. Ik heb een hekel aan Geschiedenis, omdat het enige wat we leren de misdaden van Animi door de eeuwen heen is. Op de seconde nauwkeurig zoemt een bekend geluid door de hal. Iedereen staat op en we lopen als een kudde schapen naar de deuren naar onze vleugel. Maric vangt mij en Ves op bij de deur en doet opnieuw onze handboeien om. Ik probeer Maric zo min mogelijk aan te kijken, maar Ves staart hem in zijn ogen alsof hij het enige op de wereld is. Zwijgend lopen ik en Ves voor hem uit naar ons lokaal. Ik sluit me aan bij de rij van mijn klasgenoten. Elisa staat er niet tussen, waarschijnlijk mist ze de les vandaag. Een rilling gaat over mijn rug als ik denk aan wat ze met haar kunnen doen in plaats van kamerarrest of etensverbod. Wanneer de deuren open gaat lopen we naar binnen, en binnen een paar seconden zit iedereen op zijn vaste plek. Mijn klas bestaat uit 10 mensen, waarvan ik er of mij en Ves na ongeveer drie bij naam kan noemen. Je mag geen woord spreken in de klas, en omdat we allemaal bij nummer genoemd worden ken ik de namen van de meesten niet. De jongen met het zwarte haar zit aan de andere kant van de klas, naast een kleine jongen met knalrood haar en sproeten. Zijn kamergenoot. (We zitten verplicht naast onze kamergenoot, dat is makkelijker met de papieren.) Voor Ves en ik zitten normaal gesproken Elisa en een ander meisje. Als ik het me goed herinner is haar kamergenootje Jamie, een fragiel gebouwd meisje met bruine haren in twee staartjes. Ik heb nooit echt met Jamie gepraat, maar Elisa kletst me regelmatig de oren van het hoofd over haar. Blijkbaar heeft Jamie een prachtige zangstem, maar mag ze bijna nooit zingen omdat het teveel lawaai maakt. Ze kijkt nu ongemakkelijk naar de lege stoel naast haar en ik voel haar ongerustheid. Ik probeer haar een geruststellende glimlach toe te werpen, maar ze ziet me niet. Wanneer ik naast mij kijk zie ik Ves naar mij kijken. Hij kijkt niet weg wanneer ik hem zie. Ves kijkt niet weg, nooit. Ik glimlach even naar Ves, voordat ik schrik van een stem die door de ruimte galmt. Ze staat voor de klas in haar groene doek, dat bijna achteloos maar stijlvol over haar gedrapeerd lijkt te zijn. Haar bruine haren naar achteren in een knot met een veer erdoorheen (die haar, aan het einde van de dag, soms op een indiaan doet lijken) en een klein rond brilletje dat op de punt van haar spitste neus balanceert. We kennen de namen van onze docenten niet, maar ze wordt meestal Havik genoemd. Haar ogen zijn namelijk als die van een havik, mijn oude kamergenootje grapte eens dat zij de grootste Animi van allemaal was. Een oncomfortabel gevoel bekruipt me wanneer ik aan hem denk. Ze zeggen dat hij naar de zuidervleugel is verhuisd, maar ik heb hem nooit meer gezien. Zo gebeurt dat, sommige mensen verdwijnen en komen nooit meer terug. Ze worden nooit meer teruggevonden, en niemand zoekt ze. Welkom. Ze zegt het kalm, maar haar stem is zo fel dat ze altijd lijkt te schreeuwen. Haar wenkbrauwen staan streng en haar ogen schieten door de klas. Ze tikt met haar zilveren stok op de grond en trekt, al lopend door de klas, de gordijnen dicht. Ze stopt voor de tafel van de jongen met het sluike haar en haalt haar neus op. 367, wij hebben hier beschikking over een geweldige sanitaire voorziening. Gebruik het. Ze tikt met haar stok op zijn hoofd voordat ze met haar hoofd recht op haar schouders haar weg vervolgt. Ze stopt voor de tafel van mij en Ves, ik wend mijn ogen af en kijk net iets naast haar, maar Ves staart in haar ogen. Ze trekt bijna onzichtbaar met haar lip en haar ogen inspecteren Ves. Nummer 313, weet U nog wat wij de vorige keer hebben besproken? Ves reageert niet en staart haar aan. Na een ijzingwekkende stilte verbreekt Havik de stilte. 313 NU antwoorden of het wordt een enkeltje naar de kerkers. Ik begin gerriteerd te raken. Ves zijn gezwijg zorgt ervoor dat wij allemaal in de problemen komen. Het verbaast me wanneer ik zijn stem plotseling naast mij

hoor. Ik verwacht altijd dat zijn stem krakerig en roestig zal zijn na dagen zwijgen, maar hij is helder en sterk. Alhoewel er altijd wanneer Ves praat een soort grom doorheen lijkt te zitten. Gisteren. Begint hij kalm. Heeft U verteld over de Animi-opstanden van 1877. Hij blijft haar nog steeds recht aanstaren met zijn scherpe ogen en vouwt zijn handen in elkaar, alsof hij haar reactie afwacht. Havik vernauwt haar ogen, ik weet dat ze Ves niet mag en hem dolgraag op een misstap wil betrappen. Met een tik van haar stok loopt ze terug voor de klas en tikt de beamer aan. Inderdaad, de Animiopstand van 1877. Waarin een groep van doorgeslagen Animi het land teisterde met hun moorden en berovingen. Een vreselijke, vreselijke zwarte dag in de Geschiedenis. Al die mensen dood doordat de Animi zich niet in konden houden. In een theatraal gebaar slaat ze haar handen ten hemel en kijkt, bijna beschuldigend de klas in. Wij mensen gaven de Animi de vrijheid, maar toen zagen we in dat beesten niet vrij rond kunnen lopen, en dus werd besloten om de Animi voor de veiligheid van de samenleving af te sluiten van de mensen. En daarom werd een toren gebouwd waarin de Animi voortaan konden wonen. Deze toren waarin wij ons nu bevinden. Ze tikt met haar stok opnieuw op de grond en begint weer door de klas te lopen. Jullie hebben heel veel geluk, jullie mogen hier in luxe wonen, jullie worden onderwezen. In andere gebieden worden Animi ter dood veroordeeld. In werkelijkheid heb ik geen idee of er Animi buiten ons gebied leven. Ik heb er nooit van gehoord vr ik hier terecht kwam, en wij leren hier alleen maar hele selecte stof. Ze willen niet dat we dingen weten die eventueel tot een opstand zouden kunnen leiden. Ze doen net alsof het belangrijk is dat ze ons opleiden, dat dit een school is, maar we weten allemaal wel beter. Aangezien we nooit terug terecht komen in de maatschappij is het zinloos om ons op te leiden, om ons iets te leren. Niemand weet wat er gebeurt wanneer je 21 wordt. Ieder jaar zien we ze gaan, vaak gebroken door hun vele jaren in de toren. Waar ze heen gaan is niet bekend, maar volgens geruchten worden ze ingezet in de mijnen, totdat hun longen zo stoffig zijn dat ze niet meer kunnen ademen. Een rilling gaat over mijn rug, ik moet er niet aan denken dat die verhalen waar zijn. Ik wil dat jullie voor mij een betoog van 3 kantjes schrijven over waarom het, van historisch oogpunt, een wijze keuze is geweest om de toren de stichten. Haar stem doet mij ontwaken uit mijn dagdroom, en wanneer ik op kijk boren Haviks strenge ogen zich in de mijne. Ik knik snel en sla mijn dikke geschiedenisboek open. Ik weet zeker dat ze speciaal boeken schrijven voor de toren, want er staat niks in over de oorlogen tussen mensen waar mijn ouders mij vroeger over vertelden. Het hele boek lijkt te bestaan uit namen van Animi in het criminele circuit. Ik kijk naar Ves naast mij, die zijn boek open heeft liggen op de pagina die ik moet hebben. Ik sla mijn boek open op dezelfde bladzijde. De toren, -veiligheid voor mens en Animi. Luidt de titel, met daaronder een lang verhaal. Ik zucht en pak mijn pen en begin te lezen. Een scherpe tik op mijn hand doet mij opkijken, recht in de felle ogen van Havik. Wij eten hier ons schrijfmateriaal niet op, 306. Snuift ze, haar ogen lijken nog meer uit haar oogkassen te puilen dan normaal achter haar kleine brilletje. Ik realiseer dat ik zonder het te weten op mijn pen zat de kauwen. Snel haal ik het uit mijn mond en richt mijn ogen naar beneden naar mijn tafel. Havik grijpt mijn pols en drukt op een klein rood knopje, dan draait ze zich in een korte, houterige beweging om en stampt weg. Ik zucht, ik weet wat dit betekent. Ik heb de gewoonte van op mijn pennen kauwen een paar jaar geleden ontwikkeld, en sindsdien heeft het mijn regelmatig een maaltijd gekost. Een druk op het rode knopje betekent een halve maaltijd die avond. Stilletjes hoop ik dat er die dag weer soep op het menu zou staan. Ik richt me snel weer op mijn boek, dit betoog wil ik goed doen. Ik merk dat ik moeite heb met de toren verdedigen, zeker nu ik de laatste tijd steeds meer het idee krijg dat de toren een middel van onderdrukking is. Te groot om tegen te vechten of protesteren. Het verbaast me dat Ves ijverig aan het schrijven is. Ik probeer te lezen wat hij schrijft, maar ik kan zijn handschrift nauwelijks lezen. Ik schudt mijn hoofd en lees verder. De tekst is, zoals verwacht, een opsomming van misdaden van Animi en een rechtvaardiging van de toren. Ik besluit voor de veilige weg te gaan en schrijf alle argumenten letterlijk over uit mijn boek. Het kan Havik niets schelen hoe je argumenten in elkaar zitten. Zo lang je maar zegt dat de toren goed is zijn ze hier tevreden. Ves staat op en loopt met krachtige passen naar Havik toe. Ik zie hoe ze hem in de

gaten houdt als hij naar haar toe loopt, alsof hij een wild dier is dat haar ieder moment aan kan vallen. Hij doet echter niks hiervan en overhandigt haar met een knik zijn papier. Havik vernauwt haar ogen en kijkt vervolgens naar het papier dat Ves zonet heeft ingeleverd. Ves loopt niet terug naar zijn plaats en lijkt bijna haar reactie te bestuderen. Haar reactie blijft niet uit. Meneer denkt zeker grappig te zijn? Havik sist het bijna en scheurt het papier doormidden, haar ogen spugen bijna vuur en met grote stappen loopt ze naar Ves toe. Ik zie verschillende mensen instinctief tegen de leuning van hun stoel schuiven, in een irrationele poging om te vluchten, maar Ves verzet geen poot. In een beweging die bijna te snel is om te registeren grijpt Havik de armen van Ves en forceert ze achter zijn lichaam. Normaal worden wij met onze armen vr ons lichaam geboeid, dit ,armen achter het lichaam, is een strafmaatregel. Ik vraag mezelf af wat Ves geschreven heeft, maar ik ben zeker niet zo gek om het te gaan vragen, of te proberen een blik te werpen op de restanten papier. Zonder dat ik het door heb kras ik met mijn nagels in mijn tafel als Havik Ves het lokaal uit leidt. Binnen een paar seconden is ze terug, waarschijnlijk is Ves met een van de bewakers mee. Dit is echter geen geruststelling. Ik hoop dat Ves een milde straf krijgt voor wat voor misdaad hij dan ook begaan heeft, maar ik weet dat mild niet echt bij hem past. Grote kans dat ik de komende dagen weer alleen in mijn kamer ga zitten. Haviks ogen spugen nog steeds vuur wanneer ze naar ons kijkt. Met scherpe stem commandeert ze ons om verder te werken aan ons werkstuk. Ik buig mezelf over mijn boek en probeer me te concentreren, maar Ves zijn afwezigheid is een afleidende factor. Hoewel ik nooit veel met Ves praat, kun je niet jaren bij elkaar op een kamer wonen zonder een beetje aan elkaar gehecht te raken, dus wanneer Ves in de problemen zit geeft het me altijd een ongemakkelijk gevoel. Helaas raakt Ves nogal vaak in de problemen.

Voor ik het goed en wel doorheb hoor ik het bekende gezoem alweer, nauwelijks nadenkend sta ik op en loop het lokaal uit. Ik moet terug naar mijn kamer, zonder Ves. Ik werp een blik op mijn pols wanneer ik er een steek voel. Recreatie. We mogen luchten. Eens in de zoveel dagen mag een groep Animi naar buiten, het is zo ongeveer de enige vrije tijd die we buiten onze kamer door mogen brengen. Een tijdlang is de recreatietijd afgeschaft, maar sommigen raakten helemaal gek van de opsluiting en sloegen door, dus is het weer ingesteld. Hetzij met zware bewaking. Mijn humeur is iets beter als ik zie dat ik vandaag bij de groep zit die voor even de zon mag zien en ik loop in versnelde pas naar de deur die naar de tuinen leidt. Een tengere bewaker met groene ogen grijpt mijn pols en kijkt naar mijn nummer. Hij knikt kort en doet mijn handboeien opnieuw om. Ze zijn als de dood dat iemand uit de tuinen ontsnapt (ook al zijn de muren meters hoog en staat de laatste meter onder stroom.), dus daarom wordt iedereen gedwongen gehandboeid. Echte vrijheid heb je niet, maar het komt het dichtste bij van alle plekken in de toren. De zon voelt heerlijk op mijn bleke huid, vreemd, maar heerlijk. Ik sluit mijn ogen en geniet van het zachte briesje tegen mijn wangen. Dit is alleen al een reden waarom ik me goed gedraag, bij de minste indicatie van opstandig gedrag mag je niet meer naar buiten. Ves is al jaren niet meer buiten geweest. Ik loop doelloos wat rond en kijk over het plein. Niemand die ik echt ken heeft ook recreatie, en ik besluit dat ik eigenlijk weinig behoefte heb op met ze te gaan praten. Net als ik naar het gras wil lopen hoor ik een bekende stem achter mij. Ik draai me om op mijn hakken en kijk in het gezicht van Elisa. Ze kijkt me gespannen aan en bijt op haar lip. Ik kijk of ik ergens aan kan afleiden wat er aan de hand is, maar ze ziet er verder vrij normaal uit. Elisa, is alles goed? Ze knikt gehaast haar hoofd en kijkt schichtig of een van de bewakers naar ons kijkt. Als dat niet zo blijkt te zijn gaat ze iets dichter bij mij staan. Met mij is alles goed, maar ik zag Ves net. Ze brachten hem naar de kelder Fluistert ze en gebaart bijna onzichtbaar naar de toren. Ze bijt op haar lip. Ik knik, maar begrijp niet precies waarom Elisa zo aangeslagen is door het feit dat Ves in de problemen zit; ze spreekt Ves nauwelijks, en het bovendien zit hij wel vaker in de problemen. Ik probeer genuanceerd te klinken. O, ze hebben hem weer opgehangen? Elisa kijkt even geschokt op, maar schudt dan haar hoofd. Nee Ik geloof dat ze hem zweepslagen gaan geven, maar Ze bijt op haar lip en begint zo mogelijk nog zachter te praten. Ik heb ze gehoord. Ze wisten niet dat ik

ze hoorde, maar ik heb ze gehoord. Ik begin lichtelijk gerriteerd te raken, Ves heeft mij al genoeg gekost, en nu neemt hij mijn zeldzame recreatietijd in. Wat heb je gehoord? Ze zeiden dat ze niets meer tolereren van hem. Hij hoorde het niet, maar hij mag geen overtredingen meer maken. Fluistert ze zo snel dat ik het nauwelijks bij kan houden. Mijn interesse is direct terug. Wat gebeurt er als het wel gebeurt? Eigenlijk heb ik al zon vermoeden van het antwoord, maar ik hoop dat ik het mis heb. Elisa wendt haar ogen af en staart naar de toren. Dan laten ze hem verdwijnen.

Vous aimerez peut-être aussi