Conditionnel présent

ik zou hebben j'aurais

jij zou hebben tu aurais
hij zou hebben il aurait
wij zouden hebben nous aurions
jullie zouden hebben vous auriez
zij zouden hebben ils auraient ; elles auraient
ik zou zijn je serais
jij zou zijn tu serais
hij zou zijn il serait
wij zouden zijn nous serions
jullie zouden zijn vous seriez
zij zouden zijn ils seraient; elles seraient

ik zou dansen je danserais

jij zou dansen tu danserais
hij zou dansen il danserait
wij zouden dansen nous danserions
jullie zouden dansen vous danseriez
zij zouden dansen ils danseraient ; elles danseraient
ik zou duwen je pousserais
jij zou duwen tu pousserais
hij zou duwen il pousserait
wij zouden duwen nous pousserions
jullie zouden duwen vous pousseriez
zij zouden duwen ils pousseraient ; elles pousseraient
ik zou kijken je regarderais
jij zou kijken tu regarderais
hij zou kijken il regarderait
wij zouden kijken nous regarderions
jullie zouden kijken vous regarderiez
zij zouden kijken ils regarderaient ; elles regarderaient
ik zou ontmoeten je rencontrerais
jij zou ontmoeten tu rencontrerais
hij zou ontmoeten il rencontrerait
wij zouden ontmoeten nous rencontrerions
jullie zouden ontmoeten vous rencontreriez
zij zouden ontmoeten ils rencontreraient ; elles rencontreraient
ik zou sluiten je fermerais
jij zou sluiten tu fermerais
hij zou sluiten il fermerait
wij zouden sluiten nous fermerions
jullie zouden sluiten vous fermeriez
zij zouden sluiten ils fermeraient ; elles fermeraient
ik zou spelen je jouerais
jij zou spelen tu jouerais
hij zou spelen il jouerait
wij zouden spelen nous jouerions
jullie zouden spelen vous joueriez
zij zouden spelen ils joueraient ; elles joueraient
ik zou spreken je parlerais
jij zou spreken tu parlerais
hij zou spreken il parlerait
wij zouden spreken nous parlerions
jullie zouden spreken vous parleriez
zij zouden spreken ils parleraient ; elles parleraient
ik zou vertellen je raconterais
jij zou vertellen tu raconterais
hij zou vertellen il raconterait
wij zouden vertellen nous raconterions
jullie zouden vertellen vous raconteriez
zij zouden vertellen ils raconteraient ; elles raconteraient
ik zou luisteren j'écouterais
jij zou luisteren tu écouterais
hij zou luisteren il écouterait
wij zouden luisteren nous écouterions
jullie zouden luisteren vous écouteriez
zij zouden luisteren ils écouteraient ; elles écouteraient
ik zou werken je travaillerais
jij zou werken tu travaillerais
hij zou werken il travaillerait
wij zouden werken nous travaillerions
jullie zouden werken vous travailleriez
zij zouden werken ils travailleraient ; elles travailleraient
ik zou zoeken je chercherais
jij zou zoeken tu chercherais
hij zou zoeken il chercherait
wij zouden zoeken nous chercherions
jullie zouden zoeken vous chercheriez
zij zouden zoeken ils chercheraient ; elles chercheraient
ik zou stichten je fonderais
jij zou stichten tu fonderais
hij zou stichten il fonderait
wij zouden stichten nous fonderions
jullie zouden stichten vous fonderiez
zij zouden stichten ils fonderaient ; elles fonderaient
ik zou ontslaan je licencierais
jij zou ontslaan tu licencierais
hij zou ontslaan il licencierait
wij zouden ontslaan nous licencierions
jullie zouden ontslaan vous licencieriez
zij zouden ontslaan ils licencieraient ; elles licencieraient
ik zou argumenteren j'argumenterais
jij zou argumenteren tu argumenterais
hij zou argumenteren il argumenterait
wij zouden argumenteren nous argumenterions
jullie zouden argumenteren vous argumenteriez
zij zouden argumenteren ils argumenteraient ; elles argumenteraient
ik zou vinden je trouverais
jij zou vinden tu trouverais
hij zou vinden il trouverait
wij zouden vinden nous trouverions
jullie zouden vinden vous trouveriez
zij zouden vinden ils trouveraient ; elles trouveraient
hij zou stijgen il augmenterait
zij zouden stijgen ils augmenteraient; elles augmenteraient
hij zou dalen il baisserait
zij zouden dalen ils baisseraient; elles baisseraient
ik zou aanwerven, ik zou in dienst nemen j'embaucherais; j'engagerais
jij zou aanwerven, jij zou in dienst nemen tu embaucherais; tu engagerais
hij zou aanwerven, hij zou in dienst nemen il embaucherait ; il engagerait
wij zouden aanwerven, wij zouden in dienst nous embaucherions ; nous engagerions
nemen
jullie zouden aanwerven, jullie zouden in vous embaucheriez ; vous engageriez
dienst nemen
zij zouden aanwerven, ze zouden in dienst ils embaucheraient ; elles embaucheraient; ils engageraient ; elles
nemen engageraient
ik zou schreeuwen je crierais; j'appellerais
jij zou schreeuwen tu crierais; tu appellerais
hij zou schreeuwen il crierait; il appellerait
wij zouden schreeuwen nous crierions; nous appellerions
jullie zouden schreeuwen vous crieriez; vous appelleriez
zij zouden schreeuwen ils crieraient; elles crieraient; ils appelleraient ; elles appelleraient
ik zou herhalen (een 2e keer leren) je réviserais
jij zou herhalen (een 2e keer leren) tu réviserais
hij zou herhalen (een 2e keer leren) il réviserait
wij zouden herhalen (een 2e keer leren) nous réviserions
jullie zouden herhalen (een 2e keer leren) vous réviseriez
zij zouden herhalen (een 2e keer leren) ils réviseraient ; elles réviseraient
ik zou me wassen je me laverais
jij zou je wassen tu te laverais
hij zou zich wassen il se laverait
wij zouden ons wassen nous nous laverions
jullie zouden je wassen vous vous laveriez
zij zouden zich wassen ils se laveraient ; elles se laveraient
ik zou me kleden je m'habillerais
jij zou je kleden tu t'habillerais
hij zou zich kleden il s'habillerait
wij zouden ons kleden nous nous habillerions
jullie zouden je kleden vous vous habilleriez
zij zouden zich kleden ils s'habilleraient ; elles s'habilleraient
ik zou me vergissen je me tromperais
jij zou je vergissen tu te tromperais
hij zou zich vergissen il se tromperait
wij zouden ons vergissen nous nous tromperions
jullie zouden je vergissen vous vous tromperiez
zij zouden zich vergissen ils se tromperaient ; elles se tromperaient
ik zou me haasten je me dépêcherais
jij zou je haasten tu te dépêcherais
hij zou zich haasten il se dépêcherait
wij zouden ons haasten nous nous dépêcherions
jullie zouden je haasten vous vous dépêcheriez
zij zouden zich haasten ils se dépêcheraient ; elles se dépêcheraient

ik zou (be)eindigen je finirais; je terminerais

jij zou (be)eindigen tu finirais ; tu terminerais
hij zou (be)eindigen il finirait; il terminerait
wij zouden (be)eindigen nous finirions; nous terminerions
jullie zouden (be)eindigen vous finiriez; vous termineriez
zij zouden (be)eindigen ils finiraient ; elles finiraient ; ils termineraient; elles termineraient
ik zou kiezen je choisirais
jij zou kiezen tu choisirais
hij zou kiezen il choisirait
wij zouden kiezen nous choisirions
jullie zouden kiezen vous choisiriez
zij zouden kiezen ils choisiraient ; elles choisiraient
ik zou vermageren je maigrirais
jij zou vermageren tu maigrirais
hij zou vermageren il maigrirait
wij zouden vermageren nous maigririons
jullie zouden vermageren vous maigririez
zij zouden vermageren ils maigriraient ; elles maigriraient
ik zou verdikken je grossirais
jij zou verdikken tu grossirais
hij zou verdikken il grossirait
wij zouden verdikken nous grossirions
jullie zouden verdikken vous grossiriez
zij zouden verdikken ils grossiraient ; elles grossiraient
ik zou (in)vullen je remplirais
jij zou (in)vullen tu remplirais
hij zou (in)vullen il remplirait
wij zouden(in)vullen nous remplirions
jullie zouden (in)vullen vous rempliriez
zij zouden (in)vullen ils rempliraient ; elles rempliraient
ik zou nadenken je réfléchirais
jij zou nadenken tu réfléchirais
hij zou nadenken il réfléchirait
wij zouden nadenken nous réfléchirions
jullie zouden nadenken vous réfléchiriez
zij zouden nadenken ils réfléchiraient ; elles réfléchiraient
ik zou slagen je réussirais
jij zou slagen tu réussirais
hij zou slagen il réussirait
wij zouden slagen nous réussirions
jullie zouden slagen vous réussiriez
zij zouden slagen ils réussiraient ; elles réussiraient

ik zou vertrekken je partirais ; je m'en irais

jij zou vertrekken tu partirais ; tu t'en irais
hij zou vertrekken il partirait ; il s'en irait
wij zouden vertrekken nous partirions ; nous nous en irions
jullie zouden vertrekken vous partiriez ; vous vous en iriez
zij zouden vertrekken ils partiraient ; elles partiraient ; ils s'en iraient ; elles s'en iraient
ik zou bedienen je servirais
jij zou bedienen tu servirais
hij zou bedienen il servirait
wij zouden bedienen nous servirions
jullie zouden bedienen vous serviriez
zij zouden bedienen ils serviraient ; elles serviraient
ik zou slapen je dormirais
jij zou slapen tu dormirais
hij zou slapen il dormirait
wij zouden slapen nous dormirions
jullie zouden slapen vous dormiriez
zij zouden slapen ils dormiraient ; elles dormiraient
ik zou naar buiten gaan je sortirais
jij zou naar buiten gaan tu sortirais
hij zou naar buiten gaan il sortirait
wij zouden naar buiten gaan nous sortirions
jullie zouden naar buiten gaan vous sortiriez
zij zouden naar buiten gaan ils sortiraient ; elles sortiraient
ik zou liegen je mentirais
jij zou liegen tu mentirais
hij zou liegen il mentirait
wij zouden liegen nous mentirions
jullie zouden liegen vous mentiriez
zij zouden liegen ils mentiraient ; elles mentiraient
ik zou voelen je sentirais
jij zou voelen tu sentirais
hij zou voelen il sentirait
wij zouden voelen nous sentirions
jullie zouden voelen vous sentiriez
zij zouden voelen ils sentiraient ; elles sentiraient
ik zou krijgen je recevrais
jij zou krijgen tu recevrais
hij zou krijgen il recevrait
wij zouden krijgen nous recevrions
jullie zouden krijgen vous recevriez
zij zouden krijgen ils recevraient ; elles recevraient
ik zou moeten je devrais
jij zou moeten tu devrais
hij zou moeten il devrait
wij zouden moeten nous devrions
jullie zouden moeten vous devriez
zij zouden moeten ils devraient ; elles devraient

ik zou antwoorden je répondrais

jij zou antwoorden tu répondrais
hij zou antwoorden il répondrait
wij zouden antwoorden nous répondrions
jullie zouden antwoorden vous répondriez
zij zouden antwoorden ils répondraient ; elles répondraient
ik zou horen j'entendrais
jij zou horen tu entendrais
hij zou horen il entendrait
wij zouden horen nous entendrions
jullie zouden horen vous entendriez
zij zouden horen ils entendraient ; elles entendraient
ik zou beweren je prétendrais
jij zou beweren tu prétendrais
hij zou beweren il prétendrait
wij zouden beweren nous prétendrions
jullie zouden beweren vous prétendriez
zij zouden beweren ils prétendraient ; elles prétendraient
ik zou teruggeven je rendrais
jij zou teruggeven tu rendrais
hij zou teruggeven il rendrait
wij zouden teruggeven nous rendrions
jullie zouden teruggeven vous rendriez
zij zouden teruggeven ils rendraient ; elles rendraient
ik zou me begeven je me rendrais
jij zou je begeven tu te rendrais
hij zou zich begeven il se rendrait
wij zouden ons begeven nous nous rendrions
jullie zouden je begeven vous vous rendriez
zij zouden zich begeven ils se rendraient ; elles se rendraient
ik zou verdedigen je défendrais
jij zou verdedigen tu défendrais
hij zou verdedigen il défendrait
wij zouden verdedigen nous défendrions
jullie zouden verdedigen vous défendriez
zij zouden verdedigen ils défendraient ; elles défendraient
ik zou verkopen je vendrais
jij zou verkopen tu vendrais
hij zou verkopen il vendrait
wij zouden verkopen nous vendrions
jullie zouden verkopen vous vendriez
zij zouden verkopen ils vendraient ; elles vendraient
ik zou verliezen je perdrais
jij zou verliezen tu perdrais
hij zou verliezen il perdrait
wij zouden verliezen nous perdrions
jullie zouden verliezen vous perdriez
zij zouden verliezen ils perdraient ; elles perdraient
ik zou verwarren je confondrais
jij zou verwarren tu confondrais
hij zou verwarren il confondrait
wij zouden verwarren nous confondrions
jullie zouden verwarren vous confondriez
zij zouden verwarren ils confondraient ; elles confondraient
ik zou wachten j'attendrais
jij zou wachten tu attendrais
hij zou wachten il attendrait
wij zouden wachten nous attendrions
jullie zouden wachten vous attendriez
zij zouden wachten ils attendraient ; elles attendraient
ik zou naar beneden gaan je descendrais
jij zou naar beneden gaan tu descendrais
hij zou naar beneden gaan il descendrait
wij zouden naar beneden gaan nous descendrions
jullie zouden naar beneden gaan vous descendriez
zij zouden naar beneden gaan ils descendraient ; elles descendraient
ik zou me ontspannen je me détendrais
jij zou je ontspannen tu te détendrais
hij zou zich ontspannen il se détendrait
wij zouden ons ontspannen nous nous détendrions
jullie zouden je ontspannen vous vous détendriez
zij zouden zich ontspannen ils se détendraient ; elles se détendraient
ik zou afdrogen j'essuierais
jij zou afdrogen tu essuierais
hij zou afdrogen il essuierait
wij zouden afdrogen nous essuierions
jullie zouden afdrogen vous essuieriez
zij zouden afdrogen ils essuieraient ; elles essuieraient
ik zou betalen je payerais ; je paierais
jij zou betalen tu payerais ; tu paierais
hij zou betalen il payerait ; il paierait
wij zouden betalen nous payerions ; nous paierions
jullie zouden betalen vous payeriez ; vous paieriez
zij zouden betalen ils payeraient ; elles payeraient ; ils paieraient ; elles paieraient
ik zou reinigen je nettoierais
jij zou reinigen tu nettoierais
hij zou reinigen il nettoierait
wij zouden reinigen nous nettoierions
jullie zouden reinigen vous nettoieriez
zij zouden reinigen ils nettoieraient ; elles nettoieraient
ik zou versturen j'enverrais
jij zou versturen tu enverrais
hij zou versturen il enverrait
wij zouden versturen nous enverrions
jullie zouden versturen vous enverriez
zij zouden versturen ils enverraient ; elles enverraient
ik zou me vervelen je m'ennuierais
jij zou je vervelen tu t'ennuierais
hij zou zich vervelen il s'ennuierait
wij zouden ons vervelen nous nous ennuierions
jullie zouden je vervelen vous vous ennuieriez
zij zouden zich vervelen ils s'ennuieraient ; elles s'ennuieraient
ik zou beginnen je commencerais
jij zou beginnen tu commencerais
hij zou beginnen il commencerait
wij zouden beginnen nous commencerions
jullie zouden beginnen vous commenceriez
zij zouden beginnen ils commenceraient ; elles commenceraient
ik zou eten je mangerais
jij zou eten tu mangerais
hij zou eten il mangerait
wij zouden eten nous mangerions
jullie zouden eten vous mangeriez
zij zouden eten ils mangeraient ; elles mangeraient
het zou sneeuwen il neigerait

ik zou beschermen je protégerais ; je protègerais

jij zou beschermen
hij zou beschermen
wij zouden beschermen
jullie zouden beschermen
zij zouden beschermen
ik zou herhalen (een 2e keer zeggen)
jij zou herhalen (een 2e keer zeggen)
hij zou herhalen (een 2e keer zeggen)
wij zouden herhalen (een 2e keer zeggen)
jullie zouden herhalen (een 2e keer zeggen)
zij zouden herhalen (een 2e keer zeggen)
ik zou hopen
jij zou hopen
tu protégerais ; tu protègerais
il protégerait ; il protègerait
nous protégerions ; nous protègerions
vous protégeriez ; vous protègeriez
ils protégeraient ; elles protégeraient ; ils protègeraient ; elles
protègeraient
je répéterais ; je répèterais
tu répéterais ; tu répèterais
il répéterait ; il répèterait
nous répéterions ; nous répèterions
vous répéteriez ; vous répèteriez
ils répéteraient ; elles répéteraient ; ils répèteraient ; elles
répèteraient
j'espérerais ; j'espèrerais
tu espérerais ; tu espèrerais
hij zou hopen il espérerait ; il espèrerait
wij zouden hopen nous espérerions ; nous espèrerions
jullie zouden hopen vous espéreriez ; vous espèreriez
zij zouden hopen ils espéreraient ; elles espéreraient ; ils espèreraient ; elles
espèreraient
ik zou wegen je pèserais
jij zou wegen tu pèserais
hij zou wegen il pèserait
wij zouden wegen nous pèserions
jullie zouden wegen vous pèseriez
zij zouden wegen ils pèseraient ; elles pèseraient
het zou vriezen il gèlerait
ik zou opstaan je me lèverais
jij zou opstaan tu te lèverais
hij zou opstaan il se lèverait
wij zouden opstaan nous nous lèverions
jullie zouden opstaan vous vous lèveriez
zij zouden opstaan ils se lèveraient; elles se lèveraient
ik zou kopen j'achèterais
jij zou kopen tu achèterais
hij zou kopen il achèterait
wij zouden kopen nous achèterions
jullie zouden kopen vous achèteriez
zij zouden kopen ils achèteraient ; elles achèteraient
ik zou werpen, ik zou gooien je jetterais
jij zou werpen , jij zou gooien tu jetterais
hij zou werpen , hij zou gooien il jetterait
wij zouden werpen , wij zouden gooien nous jetterions
jullie zouden werpen , jullie zouden gooien vous jetteriez
zij zouden werpen , zij zouden gooien ils jetteraient ; elles jetteraient
ik zou heten je m'appellerais
jij zou heten tu t'appellerais
hij zou heten il s'appellerait
wij zouden heten nous nous appellerions
jullie zouden heten vous vous appelleriez
zij zouden zeggen ils s'appelleraient ; elles s'appelleraient
ik zou gaan j'irais
jij zou gaan tu irais
hij zou gaan il irait
wij zouden gaan nous irions
jullie zouden gaan vous iriez
zij zouden gaan ils iraient

ik zou (be)dekken je couvrirais

jij zou (be)dekken tu couvrirais
hij zou (be)dekken il couvrirait
wij zouden (be)dekken nous couvririons
jullie zouden (be)dekken vous couvririez
zij zouden (be)dekken ils couvriraient ; elles couvriraient
ik zou openen j'ouvrirais
jij zou openen tu ouvrirais
hij zou openen il ouvrirait
wij zouden openen nous ouvririons
jullie zouden openen vous ouvririez
zij zouden openen ils ouvriraient ; elles ouvriraient
ik zou schenken j'offrirais
jij zou schenken tu offrirais
hij zou schenken il offrirait
wij zouden schenken nous offririons
jullie zouden schenken vous offririez
zij zouden schenken ils offriraient ; elles offriraient
ik zou ontdekken je découvrirais
jij zou ontdekken tu découvrirais
hij zou ontdekken il découvrirait
wij zouden ontdekken nous découvririons
jullie zouden ontdekken vous découvririez
zij zouden ontdekken ils découvriraient ; elles découvriraient
ik zou lijden je souffrirais
jij zou lijden tu souffrirais
hij zou lijden il souffrirait
wij zouden lijden nous souffririons
jullie zouden lijden vous souffririez
zij zouden lijden ils souffriraient ; elles souffriraient

ik zou vasthouden je tiendrais

jij zou vasthouden tu tiendrais
hij zou vasthouden il tiendrait
wij zouden vasthouden nous tiendrions
jullie zouden vasthouden vous tiendriez
zij zouden vasthouden ils tiendraient ; elles tiendraient
ik zou onthouden je retiendrais
jij zou onthouden tu retiendrais
hij zou onthouden il retiendrait
wij zouden onthouden nous retiendrions
jullie zouden onthouden vous retiendriez
zij zouden onthouden ils retiendraient ; elles retiendraient
ik zou komen je viendrais
jij zou komen tu viendrais
hij zou komen il viendrait
wij zouden komen nous viendrions
jullie zouden komen vous viendriez
zij zouden komen ils viendraient ; elles viendraient
ik zou worden je deviendrais
jij zou worden tu deviendrais
hij zou worden il deviendrait
wij zouden worden nous deviendrions
jullie zouden worden vous deviendriez
zij zouden worden ils deviendraient ; elles deviendraient
ik zou verkrijgen j'obtiendrais
jij zou verkrijgen tu obtiendrais
hij zou verkrijgen il obtiendrait
wij zouden verkrijgen nous obtiendrions
jullie zouden verkrijgen vous obtiendriez
zij zouden verkrijgen ils obtiendraient ; elles obtiendraient
ik zou ontvangen j'accueillerais
jij zou ontvangen tu accueillerais
hij zou ontvangen il accueillerait
wij zouden ontvangen nous accueillerions
jullie zouden ontvangen vous accueilleriez
zij zouden ontvangen ils accueilleraient ; elles accueilleraient
ik zou sterven je mourrais
jij zou sterven tu mourrais
hij zou sterven il mourrait
wij zouden sterven nous mourrions
jullie zouden sterven vous mourriez
zij zouden sterven ils mourraient ; elles mourraient
ik zou lopen je courrais
jij zou lopen tu courrais
hij zou lopen il courrait
wij zouden lopen nous courrions
jullie zouden lopen vous courriez
zij zouden lopen ils courraient ; elles courraient

ik zou gaan zitten je m'assiérais ; je m’assoirais

jij zou gaan zitten tu t'assiérais ; tu t’assoirais
hij zou gaan zitten il s'assiérait ; il s’assoirait
wij zouden gaan zitten nous nous assiérions ; nous nous assoirions
jullie zouden gaan zitten vous vous assiériez ; vous vous assoiriez
zij zouden gaan zitten ils s'assiéraient ; elles s'assiéraient ; ils s’assoiraient ; elles
s’assoiraient
het zou regenen il pleuvrait
ik zou mogen, ik zou kunnen je pourrais
jij zou mogen, jij zou kunnen tu pourrais
hij zou mogen, hij zou kunnen il pourrait
wij zouden mogen, wij zouden kunnen nous pourrions
jullie zouden mogen, jullie zouden kunnen vous pourriez
zij zouden mogen, zij zouden kunnen ils pourraient ; elles pourraient
ik zou weten, ik zou kunnen je saurais
jij zou weten, jij zou kunnen tu saurais
hij zou weten, hij zou kunnen il saurait
wij zouden weten, wij zouden kunnen nous saurions
jullie zouden weten, jullie zouden kunnen vous sauriez
zij zouden weten, zij zouden kunnen ils sauraient ; elles sauraient
ik zou willen je voudrais
jij zou willen tu voudrais
hij zou willen il voudrait
wij zouden willen nous voudrions
jullie zouden willen vous voudriez
zij zouden willen ils voudraient ; elles voudraient
ik zou zien je verrais
jij zou zien tu verrais
hij zou zien il verrait
wij zouden zien nous verrions
jullie zouden zien vous verriez
zij zouden zien ils verraient ; elles verraient

ik zou vrezen je craindrais

jij zou vrezen tu craindrais
hij zou vrezen il craindrait
wij zouden vrezen nous craindrions
jullie zouden vrezen vous craindriez
zij zouden vrezen ils craindraient ; elles craindraient
ik zou klagen je me plaindrais
jij zou klagen tu te plaindrais
hij zou klagen il se plaindrait
wij zouden klagen nous nous plaindrions
jullie zouden klagen vous vous plaindriez
zij zouden klagen ils se plaindraient ; elles se plaindraient
ik zou doven j'éteindrais
jij zou doven tu éteindrais
hij zou doven il éteindrait
wij zouden doven nous éteindrions
jullie zouden doven vous éteindriez
zij zouden doven ils éteindraient ; elles éteindraient
ik zou nemen je prendrais
jij zou nemen tu prendrais
hij zou nemen il prendrait
wij zouden nemen nous prendrions
jullie zouden nemen vous prendriez
zij zouden nemen ils prendraient ; elles prendraient
ik zou begrijpen je comprendrais
jij zou begrijpen tu comprendrais
hij zou begrijpen il comprendrait
wij zouden begrijpen nous comprendrions
jullie zouden begrijpen vous comprendriez
zij zouden begrijpen ils comprendraient ; elles comprendraient

ik zou zetten je mettrais

jij zou zetten tu mettrais
hij zou zetten il mettrait
wij zouden zetten nous mettrions
jullie zouden zetten vous mettriez
zij zouden zetten ils mettraient ; elles mettraient
ik zou beloven je promettrais
jij zou beloven tu promettrais
hij zou beloven il promettrait
wij zouden beloven nous promettrions
jullie zouden beloven vous promettriez
zij zouden beloven ils promettraient ; elles promettraient
ik zou toelaten je permettrais
jij zou toelaten tu permettrais
hij zou toelaten il permettrait
wij zouden toelaten nous permettrions
jullie zouden toelaten vous permettriez
zij zouden toelaten ils permettraient ; elles permettraient

ik zou oplossen je résoudrais; je solutionnerais

jij zou oplossen tu résoudrais; tu solutionnerais
hij zou oplossen il résoudrait; il solutionnerait
wij zouden oplossen nous résoudrions; nous solutionnerions
jullie zouden oplossen vous résoudriez, vous solutionneriez
zij zouden oplossen ils résoudraient ; elles résoudraient; ils solutionneraient; elles
solutionneraient
ik zou drinken je boirais
jij zou drinken tu boirais
hij zou drinken il boirait
wij zouden drinken nous boirions
jullie zouden drinken vous boiriez
zij zouden drinken ils boiraient ; elles boiraient
ik zou produceren je produirais
jij zou produceren tu produirais
hij zou produceren il produirait
wij zouden produceren nous produirions
jullie zouden produceren vous produiriez
zij zouden produceren ils produiraient ; elles produiraient
ik zou vertalen je traduirais
jij zou vertalen tu traduirais
hij zou vertalen il traduirait
wij zouden vertalen nous traduirions
jullie zouden vertalen vous traduiriez
zij zouden vertalen ils traduiraient ; elles traduiraient
ik zou bouwen je construirais ; je bâtirais
jij zou bouwen tu construirais ; tu bâtirais
hij zou bouwen il construirait ; il bâtirait
wij zouden bouwen nous construirions ; nous bâtirions
jullie zouden bouwen vous construiriez ; vous bâtiriez
zij zouden bouwen ils construiraient ; elles construiraient ; ils bâtiraient ; elles
bâtiraient
ik zou zwijgen je me tairais
jij zou zwijgen tu te tairais
hij zou zwijgen il se tairait
wij zouden zwijgen nous nous tairions
jullie zouden zwijgen vous vous tairiez
zij zouden zwijgen ils se tairaient ; elles se tairaient
ik zou zeggen je dirais
jij zou zeggen tu dirais
hij zou zeggen il dirait
wij zouden zeggen nous dirions
jullie zouden zeggen vous diriez
zij zouden zeggen ils diraient ; elles diraient
ik zou verbieden j'interdirais
jij zou verbieden tu interdirais
hij zou verbieden il interdirait
wij zouden verbieden nous interdirions
jullie zouden verbieden vous interdiriez
zij zouden verbieden ils interdiraient ; elles interdiraient
ik zou lezen je lirais
jij zou lezen tu lirais
hij zou lezen il lirait
wij zouden lezen nous lirions
jullie zouden lezen vous liriez
zij zouden lezen ils liraient ; elles liraient
ik zou lachen je rirais
jij zou lachen tu rirais
hij zou lachen il rirait
wij zouden lachen nous ririons
jullie zouden lachen vous ririez
zij zouden lachen ils riraient ; elles riraient
ik zou leven je vivrais
jij zou leven tu vivrais
hij zou leven il vivrait
wij zouden leven nous vivrions
jullie zouden leven vous vivriez
zij zouden leven ils vivraient ; elles vivraient
ik zou doen je ferais
jij zou doen tu ferais
hij zou doen il ferait
wij zouden doen nous ferions
jullie zouden doen vous feriez
zij zouden doen ils feraient ; elles feraient
ik zou denken, ik zou geloven je croirais ; je penserais
jij zou denken, jij zou geloven tu croirais ; tu penserais
hij zou denken, hij zou geloven il croirait ; il penserait
wij zouden denken, wij zouden geloven nous croirions ; nous penserions
jullie zouden denken, jullie zouden geloven vous croiriez ; vous penseriez
zij zouden denken, zij zouden geloven ils croiraient; elles croiraient ; ils penseraient ; elles penseraient
ik zou kennen je connaîtrais ; je connaitrais
jij zou kennen tu connaîtrais ; tu connaitrais
hij zou kennen il connaîtrait ; il connaitrait
wij zouden kennen nous connaîtrions ; nous connaitrions
jullie zouden kennen vous connaîtriez ; vous connaitriez
zij zouden kennen ils connaîtraient; elles connaitraient
ik zou schrijven j'écrirais
jij zou schrijven tu écrirais
hij zou schrijven il écrirait
wij zouden schrijven nous écririons
jullie zouden schrijven vous écririez
zij zouden schrijven ils écriraient ; elles écriraient
ik zou overtuigen je convaincrais; je persuaderais
jij zou overtuigen tu convaincrais; tu persuaderais
hij zou overtuigen il convaincrait; il persuaderait
wij zouden overtuigen nous convaincrions; nous persuaderions
jullie zouden overtuigen vous convaincriez; vous persuaderiez
zij zouden overtuigen ils convaincraient; elles convaincraient; elles persuaderaient; ils
persuaderaient
ik zou volgen je suivrais
jij zou volgen tu suivrais
hij zou volgen il suivrait
wij zouden volgen nous suivrions
jullie zouden volgen vous suivriez
zij zouden volgen ils suivraient; elles suivraient
ik zou besluiten je conclurais
jij zou besluiten tu conclurais
hij zou besluiten il conclurait
wij zouden besluiten nous conclurions
jullie zouden besluiten vous concluriez
zij zouden besluiten ils concluraient ; elles concluraient
er zou zijn il y aurait
er zouden zijn il y aurait