Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
d'histoire
Mercier Roger. Astier Loutfi (Martine). Littérature et Colonialisme. L'expansion coloniale vue dans la littérature romanesque,
1871-1914.. In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 52, fasc. 1, 1974. Antiquité - Oudheid. pp. 100-102;
https://www.persee.fr/doc/rbph_0035-0818_1974_num_52_1_3005_t1_0100_0000_2
Willemijns (Dr. R.). Bijdrage tot de studie van de klankleer van het Brugs op het
einde van de middeleeuwen, (mit einer Deutschen Zusammengassung). Werken
uitgegeven door de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie (VI. Afd.),
1971 ; één deel in-8°, 304 blz. + 12 kaarten.
De taal van Brugge werd totnogtoe weinig onderzocht. Pas in 1955 kwam een
eerste studie, nl. die van de hand van P. Van Haverbeke : De 13" eeuwse
Middelnederlandse Oorkondentaal te Brugge en omgeving. (Kon. VI. Academie voor
Taal- en Letterkunde, Reeks VI, nr. 74), Gent ; een werk dat in vele opzichten
voortreffelijk mag worden genoemd. Op het gebied van het moderne Brugs
ontbreekt nog steeds een monografie.
Dr. W. heeft een schakel willen smeden tussen de 13e eeuw en de 10e eeuw en
liet daarom zijn keuze vallen op de late middeleeuwen, waartoe hij ook de 16e eeuw
rekent. Die periode biedt ook het voordeel dat men de zgn. ambtelijke taal kan
vergelijken met die gebruikt door bekende literatoren. Het boek van Dr. W. sluit
goed aan bij het werk van Van Haverbeke, al behandelt het in tegenstelling met het
laatste vrij uitsluitend het vokalisme. W. sluit niet alleen goed bij V.H. aan, maar
vormt er tevens een geslaagde aanvulling op : de latere vokaalontwikkelingen en
ontwikkelingstendensen kunnen we nu volgen, en in de verte vermoeden we ook de
aansluiting met het huidige Brugs. Maar er gaapt toch nog een wijde kloof tussen de
16e-eeuwse en hedendaagse feiten. Misschien bouwt Dr. VV. ook nog wel eens die
brug.
Doordat ik de in het werk behandelde interne taalkundige feiten elders heb
besproken (Leuvense Bijdragen), kan ik hier vooral aandacht schenken aan de
externe gegevens.
Het corpus berust op een onderzoek van administratieve en literaire bronnen.
Voor de bewuste periode en stad was dat mogelijk, en Dr. W. heeft er goed aan
gedaan beide soorten van bronnen te combineren. Niet alleen heeft dat het hem
mogelijk gemaakt op grond van rijmstudie een gewenste en vaak noodzakelijke
controle van de uitkomsten van het onderzoek der «oorkonden» -taal uit te voeren,
maar ook om taal- en stijlsoorten met elkaar te vergelijken. Wel is het moeilijk in
verband met taalverschil of -overeenkomst «iets konkreets te zeggen, vooral dan
omdat een ernstig onderzoek een grote massa statistieken zou veronderstellen», wat