Vous êtes sur la page 1sur 7

Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Unité 4

Toets
Exercice A | Vocabulaire F-N
I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. 5 points / R

1 Dans ma rue, il y a beaucoup de magasins. …


2 L’arrêt de bus est en face de chez moi. …
3 Pardon, je cherche la rue Alibert. …
4 Vous prenez la deuxième rue à gauche. …
5 Il y a une prise électrique pour mon ordinateur. …

II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands. 5 points / T1

1 J’ai une grande armoire / place dans ma chambre.


2 La chaise est sous le fauteuil / la table.
3 Tu peux prendre le coca dans le four/ frigo, s’il te plait ?
4 La voiture est devant l’ascenceur / l’entrée.
5 Ils habitent près de la boulangerie / salle à manger.

Exercice B | Vocabulaire N-F


I Vertaal de woorden. 10 points / R

1 de begane grond 6 je moet / het is nodig


2 de bioscoop 7 het stadscentrum
3 tot 8 het toilet
4 een bed 9 het verkeer
5 een raam 10 rechtdoor

II Vul de zinnen aan met het juiste Franse woord.


Kies uit de vertaalde woorden van I. 10 points / T1

1 Le supermarché est devant … .


2 Dans ma chambre, c’est très clair. Il y a … .
3 J’ai ... pour deux personnes !
4 Vous allez toujours …
5 … sont à côté de la salle de bains.
6 … est le niveau 0.
7 À Paris, … est un gros problème.
8 Notre appartement est dans … de Nice.
9 … prendre la première rue à gauche.
10 Je vais … la Seine.
©ThiemeMeulenhoff bv Page 1 / 7
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Corrigés Unité 4

Exercice C | Grammaire I 5 points / T1

Vul de juiste vertalingvan aller in.

1 … à la piscine. Ik ga
2 … en cinquième. Jij gaat
3 … en vacances. Wij gaan
4 … au restaurant. Zij gaat
5 … lundi à 15h00. U gaat aankomen

Exercice D | Grammaire II
I Vul de zin aan. 4 points / R

De ontkenning bestaat in het Frans altijd uit twee delen. Het eerste deel is ne /n’, het
tweede deel is pas.
1 Ne /n’ komt … de persoonsvorm, pas komt er …

Vertaal twee andere ontkenningen die veel voorkomen:


2 niet meer, geen meer = …
3 nooit = …

II Beantwoord de vragen ontkennend in het Frans. 6 points / T1

1 Tu habites à Paris ? - Non, je …


2 Chloé a une grande chambre ? …
3 Ils vont au supermarché ? …
4 Ta mère est d’accord ? …
5 Nous aimons beaucoup le chocolat ! …
6 C’est pratique ! …

©ThiemeMeulenhoff bv Page 2 / 7
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Corrigés Unité 4

Exercice E | Grammaire lexicale 3 points / T2


Maak drie zinnen in het Frans voor elke afbeelding 1, 2 en 3. Gebruik het juiste
voorzetsel.

le mur

le smiley la voiture

1 Situatie: op 2 Situatie: achter 3 Situatie: onder

Exercice F | Comment dire ? / Comment écrire ?


Vertaal de zinnen in het Frans.

1 Het spijt me, ik weet het niet. 3 points / R


2 Hoeveel kamers hebben jullie ?
3 Op welke verdieping is je slaapkamer?

4 Er is geen tapijt in de badkamer. 6 points / T1


5 Mijn keuken is erg groot.
6 Het winkeltje is dichtbij.

©ThiemeMeulenhoff bv Page 3 / 7
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Corrigés Unité 4

AU CHOIX : Exercice G | Mise en pratique 10 points / T2


Kijk naar de plattegrond. Je staat bij de supermarkt Intermarché en je gaat je oma op-
halen bij La Gare de Vienne, daarna breng je haar naar l’Hôtel de la Poste. Maak vijf
zinnen in het Frans van minimaal vier woorden om te beschrijven hoe je moet lopen.

AU CHOIX : Exercice H | Culture


I Noteer het juiste antwoord.

1 Wat is een résidence secondaire ? 2 points / R


A een ambassade
B een tweede huis
C een verpleeginrichting

2 Wat is de banlieue in Frankrijk?


A de buitenwijk van een grote stad
B het centrum van een stad
C het platteland

3 Noem drie grote steden in Frankrijk. 1 point / T1

II Noem in het Nederlands twee verschillen tussen woningen in Nederland en


woningen in Frankrijk en één overeenkomst. 3 points / T2

©ThiemeMeulenhoff bv Page 4 / 7
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Corrigés Unité 4

Antwoorden

Exercice A | Vocabulaire F-N


I 5 points / R II 5 points / T1
1 winkels 1 armoire – kast
2 tegenover 2 la table – de tafel
3 ik zoek 3 frigo – koelkast
4 (naar) links 4 l’entrée – de ingang
5 een stopcontact 5 boulangerie – bakker / bakkerij

Exercice B | Vocabulaire N-F


I 10 points / R II 10 points / T1
1 le rez-de-chaussée 1 le cinéma
2 le cinéma 2 une fenêtre
3 jusqu'à 3 un lit
4 un lit 4 tout droit
5 une fenêtre 5 les toilettes
6 il faut 6 le rez-de-chaussée
7 le centre-ville 7 la circulation
8 les toilettes 8 le centre-ville
9 la circulation 9 il faut
10 tout droit 10 jusqu'à

Exercice C | Grammaire I 5 points / T1


6 Je vais
7 Tu vas
8 Nous allons / On va
9 Elle va
10 Vous allez arriver

Exercice D | Grammaire II 4 points / R


I
1 voor – achter
2 ne … plus
3 ne … jamais

©ThiemeMeulenhoff bv Page 5 / 7
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Corrigés Unité 4

II 6 points / T1
7 (Non,) je n’habite pas à Paris.
8 (Non,) Chloé / elle n’a pas une grande chambre.
9 (Non,) ils ne vont pas au supermarché.
10 (Non,) ma mère / ellen’est pas d’accord.
11 (Non,) nous n’aimons pas / on n’aime pas beaucoup le chocolat.
12 (Non,) ce n’est pas pratique.

Exercice E | Grammaire lexicale 3 points / T2


1 La chaise est sur le mur.
2 Le smiley est derrière le mur.
3 Le smiley est sous la voiture.

Exercice F | Comment dire ? / Comment écrire ? 3 points / R


7 Désolé(e), je ne sais pas.
8 Vous avez combien de pieces ?
9 Ta chambre est à quel étage ? / A quel étage est ta chambre ?

10 Il n’y a pas de tapis dans la salle de bains 6 points / T1


11 Ma cuisine est très grande.
12 La boutique est tout près.

AU CHOIX : Exercice G | Mise en pratique 10 points / T2


Voorbeeldantwoord:
Je vais à droite.
Je tourne à droite.
Je vais tout droit jusqu’à la gare.
Puis je vais à gauche (of à droite > hangt af van het point de vue).
Je vais tout droit. (et j’arrive à l’hôtel.)

©ThiemeMeulenhoff bv Page 6 / 7
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Corrigés Unité 4

AU CHOIX : Exercice H | Culture 3 points / R


I
1 B
2 B
3 Voorbeeldantwoord:Parijs / Paris, Marseille, Lyon, Toulouse …

II 3 points / T2
Voorbeeldantwoord:
- Niet veel Nederlanders hebben een résidence secondaire (tweede huis) à la
campagne (op het platteland).
- Niet veel Nederlanders wonen in een studio (één-kamerappartement met een
slaapbank en een keukentje in de woonkamer) zoals in Frankrijk.

- Télétravail (werken vanuit thuis) is net zo gebruikelijk in Nederland als in Frankrijk.


- In Nederland en in Frankrijk heeft men flatgebouwen met een betrekkelijk lage huur.

HV – voorstel reproductie geleide vrijere vrije


puntenweging /* toepassing /** toepassing toepassing
/*** /***
(RTTI, OBIT) (RTTI, OBIT) (RTTI, OBIT) (RTTI, OBIT)
Onderdeel A 5 5
Onderdeel B 10 10
Onderdeel C 5
Onderdeel D – 4
theorie
Onderdeel D 6
Onderdeel E 3
Onderdeel F 3 6
Au choix
Onderdeel G 10
Onderdeel H 2 1 3
24 33 16
totaal 73 punten (aantal punten: 7,3 = 10)

©ThiemeMeulenhoff bv Page 7 / 7

Vous aimerez peut-être aussi