Libre Service Junior, 2 vwo- 1 Vous pouvez m'aider, s'il vous plait ?

2 Il faut prendre quelle ligne ? La ligne en direction de Châtelet ?

3 Dans cinq minutes, il faut changer à Belleville.
4 On descend où ?
5 Je dois recharger ma carte Navigo au distributeur.
6 Tu dois payer par carte bancaire.
7 Le RER part de quelle voie ?
8 Cela prend combien de temps ? Environ trente minutes ?
9 On a réservé deux places assises.
10 Le train s'arrête à Poitiers ?

Libre Service Junior, 2 vwo- 1 Pendant les vacances, je suis allé(e) au Luxembourg.
2 Je suis parti(e) en avion, avec mes parents et ma sœur.
3 Nous sommes resté(e)s une semaine à Cannes.
4 On a fait du camping près de la mer. C’était super !
5 On a loué un bungalow dans un parc de vacances.
6 J’ai fait des randonnées en montagne.
7 Heureusement, il a fait chaud tout le temps.
8 Il y avait plein de choses à faire dans la région.
9 Nous avons passé de très bonnes vacances.
10 L’année prochaine, je veux aller à l’étranger.

Libre Service Junior, 2 vwo- 1 Tu joues d’un instrument ?

2 Non, je ne suis pas musicien, ce n’est pas mon truc.
3 Quand est-ce qu’on prend rendez-vous ?
4 On se voit à trois heures et quart devant l’entrée du collège.
5 Allo, c’est Jules.
6 Excusez-moi, j’ai fait un faux numéro.
7 C'est quoi, ton sport préféré et il faut quel matériel ?
8 C’est où ? C’est quand ? Et ça dure combien de temps ?
9 Je viens de commencer le piano.
10 J’ai arrêté la guitare parce que je n’aimais plus.

Libre Service Junior, 2 vwo- 1 Nous recherchons d’autres joueurs de tennis.

2 Si tu es intéressé, contacte-nous.
3 Ils sont fous de balades en bateau.
4 Vous pouvez venir samedi prochain à midi ?
5 Où est-ce qu’on peut se rencontrer ?
6 Tout le monde est bienvenu à trois heures moins le quart.
7 Ils organisent des ateliers culinaires.
8 On propose d’échanger des recettes.
9 Nous aimons jouer de la guitare et de la flute.
10 Je préfère les pistes noires pour les bons skieurs.

Libre Service Junior, 2 vwo- 1 C’est quoi, ce truc en papier ?

2 C’est un animal de taille moyenne qui pèse lourd.
3 Elle te plait, cette carte cadeau de vingt euros ?
 4 Ça sert à protéger ton portable.
5 Tu veux dire le haut bâtiment en verre ?
6 On se voit à côté de la station de métro vers huit heures.
7 À gauche du café, il y a une vieille église en bois.
8 Le spectacle a lieu à l’extérieur, au milieu de la place.
9 Cet objet ne coute pas cher.
10 On peut acheter ce produit où ?

Libre Service Junior, 2 vwo- 1 Noëlle a les yeux verts.

2 Ton copain a les cheveux noirs et bouclés.
3 Yves ressemble beaucoup à son frère.
4 Ils mesurent environ 1 mètre 65.
5 Je ne suis pas d’accord avec toi.
6 Leur sœur porte toujours des lunettes.
7 Nos copains trouvent que c’est joli.
8 Sa mère a toujours l’air soigné.
9 Nous sommes assez minces.
10 Elle ne veut pas être comme les autres.
1 Kunt u mij alstublieft helpen?
2 Welke lijn moeten we nemen? De lijn in de richting van Châtelet?
3 Over vijf minuten moeten we overstappen bij Belleville.
4 Waar stappen we uit?
5 Ik moet mijn OV-chipkaart opladen bij de automaat.
6 Je moet met een pinpas betalen.
7 Vanaf welk spoor vertrekt de RER?
8 Hoeveel tijd kost dat? Ongeveer dertig minuten?
9 Wij hebben twee zitplaatsen gereserveerd
10 Stopt de trein in Poitiers?

1 Tijdens de zomervakantie ben ik naar Luxemburg gegaan.

2 Ik ben met het vliegtuig gegaan met mijn ouders en mijn zus.
3 Wij zijn een week in Cannes gebleven.
4 Wij hebben dicht bij de zee gekampeerd. Het was geweldig!
5 Wij hebben een bungalow gehuurd op een vakantiepark.
6 Ik heb wandelingen gemaakt in de bergen.
7 Gelukkig is het de hele tijd warm weer geweest.
8 Er waren volop dingen te doen in de regio.
9 We hebben een hele goede vakantie gehad
10 Volgend jaar wil ik naar het buitenland gaan.

1 Speel jij een instrument ?

2 Nee, ik ben niet muzikaal, dat is niet mijn ding.
3 Wanneer spreken we af ?
4 We zien elkaar om kwart over drie voor de schoolingang.
5 Hallo, je spreekt met Jules.
6 Neemt u me niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden.
7 Wat is je lievelingssport en welk materiaal heb je nodig?
8 Waar is dat? Wanneer is dat? En hoe lang duurt het?
9 Ik ben net met pianospelen begonnen.
10 Ik ben met gitaar spelen gestopt omdat ik dat niet meer leuk vond.

1 Wij zoeken andere tennisspelers.

2 Als je geïnteresseerd bent, neem dan contact met ons op.
3 Zij zijn gek op boottochtjes.
4 Kunnen jullie aanstaande zaterdag om twaalf uur komen?
5 Waar kunnen we elkaar ontmoeten?
6 Iedereen is welkom om kwart voor drie.
7 Ze organiseren kookworkshops.
8 Wij stellen voor om recepten uit te wisselen.
9 Wij vinden het leuk om gitaar te spelen en te fluiten.
10 Ik heb liever de zwarte pistes voor ervaren skiërs.

1 Wat is dat, dat ding van papier?

2 Het is een dier van gemiddelde grootte dat veel weegt.
3 Vind je hem leuk, deze cadeaukaart van twintig euro?
4 Dat is om je mobiel te beschermen.
5 Bedoel je het hoge gebouw van glas?
6 We zien elkaar naast het metrostation tegen acht uur.
7 Links van het café staat een oude, houten kerk.
8 De voorstelling vindt buiten plaats, in het midden van het plein.
9 Dit voorwerp is niet duur.
10 Waar kun je dat product kopen?

1 Noëlle heeft groene ogen.

2 Jouw vriend heeft zwart, gekruld haar.
3 Yves lijkt veel op zijn broer.
4 Zij zijn ongeveer 1.65 meter lang.
5 Ik ben het niet met je eens.
6 Hun zus draagt altijd een bril.
7 Onze vrienden vinden dat mooi.
8 Zijn moeder ziet er altijd verzorgd uit.
9 Wij zijn vrij slank.
10 Ze wil niet als de anderen zijn.