TROISIÈME SEMAINE

FRANÇAIS 4V
Mes chers parents, je pars
Je vous aime mais je pars
Vous n'aurez plus d'enfant
Ce soir
Je ne m'enfuis pas je vole
Comprenez bien, je vole
Sans fumée, sans alcool
Je vole, je vole
Je me demande sur ma route
Si mes parents se doutent
Que mes larmes ont coulé
Mes promesses et l'envie d'avancer
Seulement croire en ma vie
Tout ce qui m'est promis
Pourquoi, où et comment
Dans ce train qui s'éloigne
Chaque instant
Grammaire: Les verbes pronominaux
Grammaire: Les verbes pronominaux

• Les verbes pronominaux zijn de werkwoorden als zich wassen, zich aankleden, zich
haasten etc. Het wederkerende voornaamwoord komt voor de persoonsvorm.
Ex: Je me lave, nous nous habillons, il se dépêche.
• Als er een infinitief in de zin staat, komt het wederkerend voornaamwoord voor het hele
werkwoord te staan.
Ex: Je veux me lever, il va se dépêcher.
• Het wederkerend werkwoord wordt in het Frans vervoegd met ‘être’ in de voltooide tijd.
Ex: Je me suis levé(e), il s’est dépêché.
• Bij de ontkenning komt het eerste deel van de ontkenning (ne) meteen na het onderwerp
van de zin, het tweede deel (pas, jamais, rien, plus, etc.) komt na de persoonsvorm.
Ex: Je me suis levé – Je ne me suis pas levé.
Grammaire: Les verbes pronominaux

• Sommige werkwoorden zijn in het Frans wederkerend en in het Nederlands niet

se lever (zich optillen) = opstaan
Se réveiller = wakker worden
S’appeler (zich noemen) = heten

Étudiez Grammaire A 9 (p. 13) et faites les exercices 9, 10 et 11 (p. 14-15)

PRONONCIATION
Étudiez le powerpoint ‘Prononciation’ (SOM)
 DEVOIRS
Regardez B16, 17 et 19 (p. 21-22)
Regardez l’interview avec Antoine Dusart (SOM)
Grammaire A9, 10, 11 (p. 13-15)