Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Exercices 2000 - 1029-1075
Exercices 2000 - 1029-1075
LA PREPOSITION
1103: : Substantif +À+ substantif
_ (destination)
FE ER Elan RSE PENS:
A. Modéle:
Modéle: Dans cette tasse, on boit du café.
Il est agréable de voir les statues de ce sculpteur. C'est une … … …
Les statues de ce sculpteur sont agréables … voir.
. Avec cette cuiller, on mange du dessert.
SOMNMRARWNY
1. Il est facile de lire les livres de cet auteur. „ Avec ce couteau, on coupe le fromage.
2. Il est agréable d'écouter la musique de ce compo- . Avec cette pince, on prend du sucre.
siteur. . Dans cette assiette, on mange de la soupe.
3, Il est difficile de comprendre les tableaux de ce . Avec cette fourchette, on mange du poisson.
peintre, . Avec cette pelle, on prend un morceau de tarte.
Il est intéressant de voir les films de ce cinéaste. . Dans cette corbeille, on met du pain.
>
A. Modèle:
A. Modèle: Sur cette robe, il y a des fleurs.
Il faut suivre cette affaire. C'est une … … … .
C'est une …
1. Sur ce tissu, il y a des carreaux.
L Il faut prévoir cette possibilité. 2. Sur ce chapeau, il y a des plumes.
Il faut découvrir cette piste. 3. Cette jupe a des plis.
orp Go po
215
1037°DE vide (QUELQU'UN
DE...) |
»
DE vide (apposition) | Modèles:
1. Ce ministre est influent.
C'est … … influent.
Traduisez 2. Sa femme est petite.
C'est quelqu’un … petit.
1. De stad Dinant.
2. De gemeente Seraing. . Son chef de cabinet est gentil.
3. Het dorp Domrémy. . Sa secrétaire est belle.
4. Het arrondissement Verviers. aon . Son chauffeur est grand.
5. De provincie Henegouwen. . Sa fille est sympathique.
6. Het koninkrijk (le royaume) Belgié. . Son fils est insupportable.
7. Het graafschap (le comté) Vlaanderen.
8. Het groothertogdom (le grand duché) Luxemburg.
9. Het eiland Corsica.
1 0. Het schiereiland (la presqu'île) Bretagne. PERSONNE DE …)
1 . 1 Het vorstendom (la principauté) Monaco.
Modèles:
'1035°DE
: zr
vide
2
(locutions
De
impersonnelles) 1
Il y a des pauvres dans votre rue?
1. Oui, il ya … … pauvre dans notre rue.
Modèle: 2. Non, iln’y a... ... pauvre dans notre rue.
Le choix est difficile.
. Il y a des riches dans votre quartier?
Il est difficile … choisir.
. Il y a des malheureux parmi vos voisins?
AN
216
j | 7 5 Z EA FE
| 1041° DE vide (RIEN ... D’AUTRE) | 1045°DE ou A (destination ou content) |
Modèle: A. Modéles:
Vous avez encore fait autre chose? 1. Dans ce verre, il y a du vin.
Non, je n'ai … fait … …. C’est un verre ... vin.
1, Vous avez encore dessiné autre chose? 2. Dans ce verre, on verse du vin.
2. Vous avez encore peint autre chose? C’est un verre ... vin.
3. Vous avez encore écrit autre chose?
4, Vous avez encore composé autre chose? . Dans cette tasse, il y a du café.
ONDARWNHE
5. Vous avez encore sculpté autre chose? . Dans ce pot, on peut mettre du lait.
. Dans ce panier, il y a des fruits.
\1042°DE vide (RIEN DE PLUS + adjecti . Dans ces boites, on a mis des conserves.
Dans ce sac, on peut mettre des provisions.
Sur ce plateau, on sert du fromage.
A. Modèle: . Dans ces pots, il y a de la confiture.
C'est exaspérant? . Dans ces sachets, on met des bonbons.
Ilnya.. .. exaspérant.
. Traduisez ces phrases.
WP
1, C'est injuste?
2. C'est faux?
3. C'est anormal?
4. C'est triste?
5. C'est révoltant? Traduisez (a l'aide du dictionnaire).
217
Modéles: Ajoutez les prépositions.
1, se mettre — Tu te mets toujours ... moi.
2. se lever — Tu te léves toujours ... moi. 1. Jeune homme, tu touches trop ... tout.
2. Tu te mêles trop … affaires … autres.
. étre prét(e) 3, . Tune te doutes encore ... rien.
CONMARwWnHH
Un petit sermon
. Modéle:
se méfier — Il ne se méfie … personne.
. douter 5, abuser
Bone
218
Ajoutez les prépositions.
|
Nos voisins avaient des problèmes, | 1057 AAN (à, dans, sur, de)
1, Nous les avons aidés … se tirer … affaire. Traduisez.
2. Nous avons fait qu'ils souffrent moins … leur
solitude, La . Rouen ligt aan de Seine. (1)
. Le Havre ligt aan zee.
Oaron-
3. Nous les avons amenés … plus … réflexion, … plus …
sagesse. Aan de kust is het mooi weer.
4. Nous ne les avons pas forcés … dire toute la vérité … Aan de hemel zijn er geen wolken.
leur situation. . Ons appartement ligt (donner) aan de straat.
5. Nous ne les avons pas obligés non plus … suivre nos . — Is het aan deze kant dat de duinen liggen?
conseils. — Neen, het is aan de andere kant.
6. Ils ne nous ont pas remerciés … notre aide. — Volgens mij liggen er aan beide kanten.
7. Ils ne nous ont pas couverts … cadeaux. . Aan welke ziekte lijd je?
8. Nous ne nous attendions d'ailleurs pas … des remer- ‚ Ik lijd aan de maag.
Oaronr
ciements. „ En ik ben bijna doof (sourd) aan één oor.
. Nu ben ik aan de beterhand
. Ik ben aan 't genezen.
. Ik wil niet aan kanker (le cancer) sterven.
RETE
C. 1. Is die man schuldig aan die misdaad?
1055 2. Neen, hij is medeplichtig (complice) aan een
diefstal.
Modèle: 3. Ik twijfel aan zijn getuigenis.
Cette étudiante est capable ... tout. 4. Hij zal worden vrijgelaten (relâcher) bij gebrek
l. préte 5. heureuse aan bewijzen.
5. We zullen geen voorbeeld: aan hem hoeven
2. forte 6. apte
(avoir besoin) te nemen (prendre exemple).
3. contente 7. sire
4, douée 8. différente
219
1058| J (pres de, aupres de, a, avec, | 1061 DOOR (par
chez, de, en cas de, lors de, —) | a travers,
Traduisez. Traduisez.
A. . Die dame woont bij het station. (1) „ Spreek niet door je neus.
@ONMRaARWNHH
. Ze heeft bij de spoorwegen gewerkt. . Kijk niet door het sleutelgat (le trou de la serrure).
WN
. Ze zit altijd bij het raam. . Loop niet door de plassen (une flaque d'eau).
. Ik ben bij haar geweest. . Je wordt door iedereen gehaat (hair).
Haar broer woont bij haar. VIDAR. Het is door je eigen fout.
. Als ze uitgaat, heeft ze altijd haar hondje bij zich. . Je verdikt door te veel te eten.
. Ze waakt (veiller) regelmatig bij een zieke tante. . Door wie is die brief geschreven?
. Ze heeft altijd veel geld bij zich. . Door onvoorziene omstandigheden ben ik niet kun-
't Was bij middernacht. nen komen.
. Bij zijn vertrek was de man alleen. . Ik heb me een weg proberen te banen (se frayer
BWN
. Bij zijn terugkeer was hij niet meer alleen. un chemin) door de menigte.
. Bij zulk weer zou hij beter (faire mieux) thuis 10, Als gevangene word je (on) begeleid door een
blijven. agent.
. Bij voorkeur gaat hij 's nachts op stap (sortir).
Oa
ow
220
1063 LANGS (le long de, par, devant, au | 1065 NAAR (, chez, dans, pour, vers) (1)
bord de) (1)
Traduisez. . Ga naar Frankrijk, naar Parijs bij voorbeeld.
Of ga naar Portugal, naar Lissabon (Lisbonne).
AN
. Heb je langs het kanaal gewandeld? . Ik vertrek naar China, naar Peking (Pékin).
. Zaten er vissers langs het water? . Ga je ook naar Japan, naar Tokio?
DAWN
. Langs welke weg ben je teruggekomen? . Neen, ik ga wel naar de Filippijnen (les fles
. Waarlangs, zeg je? Philippines), naar Manilla (Manille).
. Ben je langs het stadhuis voorbijgekomen (passer)? . Wanneer kom je terug naar Belgié, naar je
>
. Ben je langs de trap of met de lift naar boven ouders?
gekomen? . Ga naar de slagerij en naar de bakker.
w
ne
. Ga ook naar de schoenmakerij en naar de super-
1064 MET G avec, à, de, en, par) markt.
. Ik ga naar de stad, naar de tandarts.
. Neem de bus naar de stad.
OALODHOMAw
Traduisez.
Ik neem de bus naar het station.
A. 1. Met Pasen (2) Waar gaat die trein naartoe?
. Met Pinksteren Draai je hoofd naar de muur.
0 ND
verkopen.
De fiscus (le fisc) houdt geen rekening met hun
verklaringen.
- Hun huizen liggen vol met Perzische tapijten.
6. — Men heeft die politicus met geweld ontvoerd
(enlever).
Gelukkig is hij er met de schrik afgekomen (en
être quitte).
7. — Bemoei je (se mêler) niet met die zaak.
— Je zult met de politie te doen krijgen (avoir
affaire).
221
¢
Traduisez.
Traduisez. Al — Word jij per uur betaald?
— Neen, ik word per week betaald.
Al De kamer van Martine is op de eerste verdie-
2, Bedienden worden per maand betaald.
ping. (1) 3. Ze schrijft hem driemaal per week.
Maar ze is niet op haar kamer.
En ze belt hem tweemaal per dag op.
Ze is op school.
4, — Hoeveel vakantiedagen heb je per jaar?
„ Papa werkt op kantoor.
— Ik denk dat ik er vijftien heb.
's Avonds werkt hij nog op zijn kantoor.
„ — Zal je de reis doen per boot?
Hij gaat regelmatig op reis voor zijn werk.
— Ik denk dat ik per trein ga.
. Mama is buiten, op de koer.
. — Ga jij per auto naar je werk?
Ze zit op een bank te breien.
— Neen, ik ga per fiets.
Ofwel staat ze op straat te babbelen met een
. Je pakjes zullen per spoor of per post verstuurd
buurvrouw.
worden.
. Ligt de kat weer op de trap?
Laat per omgaande (retour du courrier) weten
Neen, ze ligt op de grond.
als ze aangekomen zijn.
Ofwel zit ze op zolder of op het dak.
. Appelen worden per kilo verkocht, meloenen
. Onze buur gaat graag op café.
per stuk en eieren per dozijn.
Hij zit graag (aimer s'asseoir) op het terras.
„ Die peren kosten 50 fr per kilo.
Hij heeft een villa op het platteland.
Die kolen komen op 20 fr. per stuk.
‚ Onze burgemeester woont op een kasteel.
Die boter kost 36 fr. per half pond.
. — Ben je thuis op dit ogenblik? (2)
— Op dit uur ben ik altijd thuis.
. — Sta je vroeg op?
— Op zondag slaap ik lang (faire la grasse
matinée).
Maar op de andere dagen sta ik om zes uur
op.
— Word je makkelijk zo vroeg wakker?
— Op de duur wen je daaraan (s'y habituer).
. - Op welke dag ben je geboren?
— Mijn verjaardag is op de zevenentwintigste mei.
— Wat zal je doen op die dag?
— Ik weet nog niet waar ik op dat ogenblik zal
zijn.
. — Zal je die vis op zijn Frans klaarmaken? (3)
— Ik weet nog niet op welke manier ik het zal
doen.
‚— Op wie zijn gezondheid gaan we drinken?
— Op de jouwe.
„ — Ik ben niet jaloers op je.
— Maar je bent (wel) boos op me, is 't niet?
. — Lijk ik op mijn meter (marraine)?
— Neen, je lijkt op je peter (parrain).
„ — Waarop hebben we recht?
— Op een vrije dag.
— Wanneer?
— leder op zijn beurt.
222
1068 TE (a, de, sur) — (1070 UIT (de, dans, par, à même)
Traduisez. Traduisez.
A. 1. — Ligt grootmoe nog te bed? (1) A. 1. Kom uit je bed. (1)
— Neen, ze is weer te been. 2. Neem een handdoek ut de kast.
2. — Ga je weer te voet? 3. Leun (se pencher) niet uit het raam.
" — Neen, ik ga te paard. 4, Wees beleefd. Eet uit een bord.
3. — Heb je wat geld terzijde gelegd? 5. Drink uit een glas.
— Ja, je weet nooit. 6. Verlies de kinderen niet uit het oog (vue).
4. Ten noorden van België ligt Nederland. 7. Uit het oog uit het hart.
Ten oosten ligt Duitsland. 1. Ik heb uit alle macht getrokken. (2)
Ten westen ligt de Noordzee. 2. Ik heb het uit gekheid (plaisanterie) gedaan.
5. Er werd gevochten (on se …) te land, ter zee en 3. Ik doe het uit liefde voor de armen.
in de lucht. 4, Ik weet het uit het hoofd (coeur).
't Was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. 5. Ik weet het niet uit ervaring.
6. Is het huis te koop?
Neen, maar 't is te huur.
dente, depuis)
B. 1. Die tekst is moeilijk te begrijpen. (2)
Het is moeilijk (om) hem te vertalen.
2. Die film is gemakkelijk te volgen.
Het is makkelijk de intrige te begrijpen.
Traduisez.
3. We hebben nog veel werk te doen.
Het is hoog tijd om te beginnen. A. ed 1. Ik kom van boven. (1)
. Ik wens antwoord te krijgen. (2) 2. Ik kom niet van beneden.
CONDARwWNnH
223
1072 VOOR (avant, devant, subitement
la main … son coeur
il y a) et il tombe °
I
Traduisez. … même temps qu'il tombe
argent roule … terre
. 't Is voor 14 dagen gebeurd. et puis les fleurs tombent
arwonr
Gelukkig was moeder weg voor enige uren. et il faut qu'elle fasse quelque chose
Het was voor de middag, zelfs voor 10 uur. la fleuriste
1 Nu weten we het eens voor altijd. mais elle ne sait pas comment s'y prendre
elle ne sait pas
| 1073 Répétition de la préposition … quel bout commencer
water.
. Neem contact met de werkvrouw en de tuinman.
. Ga naar de post en de bank.
ooo
1074
Voici pêle-mêle les prépositions utilisées dans ce
poème. Entre parenthèses le nombre de fois qu'elles
ont été utilisées. Essayez de les remettre à leur place:
de (2), avec (4), en (4), chez (2), pour (2), par 0), à 3),
sur (1).
… la fleuriste.
224
B. — Et Juliette?
A. — Eh bien, … ce temps, son père veut qu'elle se
marie … l'autre.
Voici pêle-mêle les prépositions utilisées dans le B, — C'est ce qu'elle ne veut pas.
texte suivant et entre parenthèses le nombre de fois A. — Bien sûr que non. … éviter ce mariage, elle prend
qu'elles ont été utilisées. Essayez de les remettre à une drogue qui la fera dormir … quelques jours.
leur place: à (au, aux) (8) — sans (1) — pendant (2) — Ses parents qui la croient morte, l'enterrent ... le
depuis (1) — pour (4) — de (du, des) (17) — par (1) — caveau … famille,
près de (2), — dans (1) — chez (3) — en (4) — avec (1) — B. — Cela devient lugubre.
après (1). A. — Attends. Ce n'est pas encore fini. Roméo apprend
la mort … Juliette, revient … Vérone et se tue … …
Roméo et Juliette corps … sa femme.
B, — Il l'aimait tellement?
A. — Tu as vu le film «Roméo et Juliette» … la télé? A. — Il ne pouvait vraiment plus vivre … elle.
B. — Non, je n'ai pas pu regarder. Il y avait … monde … B, — Et Juliette?
moi. A. — Imagine son réveil. Elle voit Roméo mort … … elle.
C'est dommage. C'était si beau. Elle prend son épée et se tue aussi.
Raconte. B. — C'est affreux. .
De
Tu ne connais pas l'histoire … Roméo et … Juliette? A. — Oh oui, j'en avais les larmes … yeux.
Un tout petit peu. Je sais que c'étaient un jeune
homme et une jeune fille qui s'aimaient tendre-
ment. Mais … le reste, je n'en sais pas grand-
chose. Où se passe l'histoire?
… Vérone, une ville quelque part … Italie. Cherchez les prépositions. Comprenez-vous le pro-
Si mes souvenirs sont exacts, c'est déjà une vieille verbe? Sinon cherchez-le dans le dictionnaire.
>
5. … le doute, abstiens-toi.
Auparavant, ils ne s'étaient jamais rencontrés? 6. Donner un ceuf … avoir un boeuf.
Non, c'était la première fois. Et ga été le «coup … 1. La parole est … argent, le silence est … or.
foudre» … tous les deux. 8. … avril, ne te découvre pas … un fil; … mai, fais ce
Je vois. Et alors? qu'il te plait.
>»
Quand ils apprennent qui ils sont, ils constatent 9. La faim chasse le loup ... … bois.
qu'ils appartiennent ... deux familles qui se hais- 10. Heureux … jeu, malheureux … amour.
sent … longtemps déjà. ll. Chaque chose … son temps.
Cela ne les empêchera pas … s'aimer. 12. Tant va la cruche … l'eau qu' … la fin elle se casse.
pus
Non, bien sûr. Mais ils n'osent pas en parler … 13. Le soleil luit … tout le monde.
leurs parents. 14. Chacun porte sa croix … ce monde.
Ga, c'est plus grave, 15. Plus on est … fous, plus on rit.
pe
Oui, surtout que le père … Juliette veut bientôt 16. Paris ne s'est pas fait … un jour.
marier sa fille … un autre jeune homme, qu'elle
17. Gil ... ceil, dent ... dent.
n'aime vraiment pas. 18. Nul n'est prophète … son pays.
Cela devient compliqué. Noël „balcon, Pâques … tison.
19.
Sw
Pas tellement. Roméo et Juliette décident … se 20. Mettre la charrue … les boeufs.
marier ... secret.
C'est possible?
Po
225