français verbes 2023 – 2024

Tableau des verbes

Les terminaisons des 3 groupes de verbes à l'indicatif présent
1er groupe 2e groupe 3e groupe
(verbes réguliers en -ER, (verbes réguliers en -IR, (verbes irréguliers en
sauf ALLER) type FINIR) -(O)IR et en -(D)RE)
1 p.sg. -E -IS - S / X(1) / E(2)
2 p.sg. - ES -IS - S / X(1) / ES(2)
3 p.sg. -E -IT - T / D / E(2)
1 p.pl. - ONS -ISSONS - ONS / SONS(3)
2 p.pl. - EZ -ISSEZ - EZ / TES(4)
3 p.pl. - ENT -ISSENT - ENT / NT(5)
(1) pouvoir: je peux, tu peux; vouloir: je veux, tu veux, valoir: je vaux, tu vaux
(2) ouvrir, couvrir, découvrir, offrir, souffrir
(3) faire: nous faisons; dire: nous disons
(4) faire: vous faites; dire: vous dites, être: vous êtes
(5) avoir: ils ont; être: ils sont; faire: ils font; aller: ils vont

Les auxiliaires (Livre de base p. 196)

avoir hebben être zijn

Les verbes en-ER - 1e groupe (Livre de base p. 196)

Tous les verbes en -ER sauf le verbe ALLER
Les verbes particuliers en-ER - 1e groupe (Livre de base pp. 198, 199)
Devant "e" muet ou syllabe avec "e" muet:
- appeler - roepen, bellen, noemen
l → ll - rappeler - terugroepen
- s'appeler - heten
- se rappeler - zich herinneren
- épeler - spellen
- renouveler (2ième - vernieuwen, verlengen
conj. à la p.2 *)

- jeter - werpen, gooien

t → tt - projeter - projecteren, van plan zijn
- rejeter - verwerpen

- appuyer - drukken op, steunen

y→i - essuyer - afdrogen, afvegen
- aboyer - blaffen
(les verbes en -YER) - employer - gebruiken
- envoyer - versturen, verzenden
- nettoyer - schoonmaken
- s'apitoyer (sur) - medelijden krijgen (met)
- tutoyer - jij/je zeggen
- balayer - (weg)vegen
- essayer - proberen
- payer - betalen

1
français verbes 2023 – 2024

Devant "e" muet ou syllabe avec "e" muet:

- acheter - kopen
e→è - haleter - hijgen
- dégeler/geler - ontdooien/(be)vriezen
- harceler - bestoken, tergen
- modeler - vormen
- peler - schillen
- renouveler* - vernieuwen, verlengen
- peser - wegen
- se lever - opstaan
- se promener - wandelen
- mener - leiden (naar, tot, met)
- emmener - meenemen
- amener - meebrengen
- sécher - drogen, spijbelen
é→è - céder - toegeven
- posséder - bezitten
- refléter - weerspiegelen
- compléter - aanvullen
- répéter - herhalen
- s'inquiéter - zich ongerust maken
- espérer - hopen
- opérer - verrichten, opereren
- préférer - verkiezen
- récupérer - uitrusten, terugkrijgen

Devant "o" et "a":

- bouger - bewegen
g+e - changer - veranderen, verwisselen
- déranger - storen
(les verbes en -GER) - diriger - leiden, besturen
- encourager - aanmoedigen
- interroger - overhoren, ondervragen
- loger - logeren, verblijven
- manger - eten
- nager - zwemmen
- ranger - opruimen
- voyager - reizen

- commencer - beginnen
c→ç - effacer - uitwissen, uitvegen
- lancer - werpen
(les verbes en -CER) - placer - plaatsen
- remplacer - vervangen
- rincer - (uit)spoelen

2
français verbes 2023 – 2024

Les verbes en-IR (2e groupe) - type finir (Livre de base p. 200)
Infinitif: Indicatif présent:
- agir - handelen je finis
- applaudir - in de handen klappen, toejuichen tu finis
- atterrir - landen, terechtkomen il finit
- avertir - waarschuwen, verwittigen nous finissons
vous finissez
- bâtir - bouwen
ils finissent
- choisir - kiezen
- finir - eindigen, beëindigen
pa.pa. = fini
- fleurir - bloeien
- fournir - leveren
- grandir - (op)groeien, vergroten
- grossir - dikker worden, toenemen
- guérir - genezen
- obéir - gehoorzamen
- punir - straffen
- réfléchir - nadenken
- ralentir - vertragen
- réunir - verenigen, bijeenbrengen
- réussir - slagen
- rougir - rood worden, blozen
- salir - vuilmaken
- unir - verenigen, verbinden je hais, tu hais, il hait,
- (se) haïr - (zichzelf, elkaar) haten nous haïssons, vous haïssez, ils
haïssent
pa.pa. = haï

Les verbes en-IR (3e groupe) - type sentir (Livre de base p. 200)
Infinitif Indicatif présent
- dormir - slapen je sens
- mentir - liegen tu sens
- partir - vertrekken il sent
- repartir - weer vertrekken nous sentons/dormons/servons
vous sentez/dormez/servez
- (se) sentir - (zich) voelen, ruiken
ils sentent/dorment/servent
- servir - (be)dienen
- sortir - uitgaan, naar buiten gaan