Neerlandais

Fout
1) Ik heb wel je e-mail krijgen -> gekreegen (les “ij” deviennent “ee”)
2) Het loon was heel niet slecht -> niet heel
3) Volgens mij het is een goed job voor jij -> is het (inversion), goede (car c’est “het” donc il
faut un “e”), je ou jou (jij = tu & je = ton/ta/tes)
4) Hoe gaat het met jouw? Jou (c’est un déterminant = votre/vos)
5) Maakt je geen zorgen (= soucis) over je loon -> maak (pas de “t” pour faciliter la
prononciation)
6) Het is meer veiliger (c’est un comparitif “er”) -> pas de meer car déjà un comparatif
Comparatifs :
Supériorité -> er + dan (que)
Infériorité -> minder + dan
Egalité -> zo(si sans figuré)/even + als ou niet zo + als
7) …omdat is dat heel moelijk voor mij -> “is” à la fin car il y a un omdat
8) Om beter te omgaan met (avec une chose = gérer, avec une personne = s’entendre) mijn
stress, doe ik aan sport -> particule séparable donc le « om » avant le « te »
Particules inséparables:
Ver, be, ge, ont, mis, her
9) In de toekomst ik hoop meer te werken -> hoop ik (inversion)
10) Met de tijd het gaat better -> gaat het, beter (son court)
Son court et long:
Boom -> bo/men bom -> bom/men (on ajoute un « m » pour garder le son court)
Bet/ter Be/ter
11) Ik probeer om ontspannen (= se détendre) -> om te (“te” est obligatoire et le « om » est
facultatif)
12) Terwijl deed ik mijn examens, had ik hoofdpijn -> rejet du verbe (Avec terwijls -> rejet du
verbe comme avec omdat)
13) Ik heb slapeloos (= insomniaque) -> ben ou ajouté heid à slapeloos pour avoir
“insomnies » pour transformer l’adj en un nom mais ça ne fonctionne pas à tt les cas)
14) Ik moet enkele medicamenten (syn : geneesmiddel/medicijn) te nemen -> on enlève le
“te”, dès qu’on utilse un aux de mode = pas de « te »

Hoofdstuk 1 : “Praten over je familie”

(si c’est un verbe et qu’on veut le transformer en nom on mets « het » devant le verbe et ça
devient un nom)

Grammatica :

Construction de phrase :
Temps – manière/autre – lieu
Ik ben vandaag naar school gegaan
Jullie gaan morgen met de trein naar Antwerpen
Sujet + compl (temps – manière - lieu) + reste verbal
L’inversion :
Quand on mets un complément en premier
Comme il déjà connu on le répète pour une bonne compréhension ou on veut attirer
l’attention
Elke dag leest ze een boek.

Si pas d’accent sur le « een » on peut le prononcer « en »

(= domaine d’étude)
(aimer + action -> verbe + graag)

OTT (onvoltooid tegenwoordige tijd = temps des actions présentes qui sont incomplètes)

Ik
Je +t
Ze/hij/u +t
We -> inf
Jullie -> inf
Ze -> inf

Exception : hebben, zijn, magen, willen, kunnen

Elke dag, scheer ik me = tous les jours je me rase

Elke morgen kleed ik me = tous les matins je m’habille

Accord de l’adjectif

- adj attribut -> la maison est grande = l’adj est derrière le nom auquel il se rapporte donc
JAMAIS DE E
- adj épithète -> la grande maison = règle du PENIS -> pas de « e » si neutre (het), singulier et
indéterminé ( un gobelet = een donc indéterminé)

donc on mets un « e » si il n’est pas neutre (de) ou pluriel ou déterminé (het, de)

de mooie tafel -> dès que c’est de ou un pluriel on mets e

het witte huis -> een wit huis

tous les mots qui commencent pas « ge » => het

Woordenschat

Hoofdstuk chapitre
Inleiding Introduction
Inleiden Introduire
Voorkeuren Les préférences
De stamboom L’arbre généalogique
 Chacun soi-même Ons
L’un l’autre Elkaar
Thuis À la maison
Vrachtwagen Camion
Schoonzus/schoonbroer demi-soeur/frère
Liefje Copain
Epouse Vrouw
Wollen En laine
Leren En daim
Dun Mince
Dertigers Trentenaires
Apotheek Pharmacie
Apotheker Pharmacien
Das Cravate
Snor Moustache
Kaal Chauve
Meisjesnaam Nom de jeune fille
Gescheiden Divorcer
Verenigde staten R-U
Komen uit Venir de (provenance)
De wenkbrauw Sourcil
Lippen Lèvres
Tanden Dents
Hemt Chemise
Gemengde Attaché (cheveux)
De glimlach Le sourire
Lachen Sourire (le verbe)
Communiceren Communiquer
Uitspraak Prononciation
Durven Oser
Vorige/verleden jaar L’année passée
Werknemer Preneur d’emploi/employé
Werkgever Employeur
Arbeider Employé
Zager Scilleur
Reeksen Séries
Arts Médecin
Bewaker Gardien
Verpleger/verplegster Infirmier/ère
Ik stel mezelf voor Je vais me présenter
Lui Hem
Elle Haar

Remarque :
En néerlandais “haar” (cheveux) est un mot singulier -> is
Pour la prononciation -> “niet ver van” devient “niet fer van” & “om zes uu”r devient “om zez
uur”

Pour les dates on dira je suis né le treizième de janvier (par ex) -> de dertiende januari
Les sons « on » « en » « in » n’existe pas en néerlandais

Les pronoms possessifs :

Singularis
1e pers. mijn
2e pers. informeel neutraal je
2e pers. informeel met accent jouw
2e pers. formeel uw
3e pers. mannelijk /onzijdig zijn
3e pers. vrouwelijk haar

Singularis
Dat boek is van
1e pers. Dat is mijn boek.
mij.
Dat boek is van
2e pers. informeel Dat is jouw/je boek
jou.
2e pers. formeel Dat boek is van u. Dat is uw boek.
Dat boek is van
3e pers. Dat is zijn boek.
hem.
Dat boek is van
3e pers. Dat is haar boek.
haar.

Pluralis Vorm
1e pers. voor het-woorden singularis ons
1e pers. voor de-woorden en pluralis onze
2e pers. neutraal jullie
3e pers. hun

Pluralis
1e pers. Dat boek is van ons. Dat is ons boek.
1e pers. Deze foto is van ons. Dat is onze foto.
2e pers. Dat boek is van jullie. Dat is jullie boek.
 Pluralis
3e pers. Dat boek is van hen. Dat is hun boek.

Ons of onze?
=> ons voor een het-woord in de singularis ons kind (het kind)
=> onze in de andere gevallen onze moeder(s) (de moeder(s))

Zijn of haar?
=> Het pronomen possessief neemt het genus van de persoon die bezit !

mannelijk de vader/moeder van Mark zijn vader/moeder

haar
vrouwelijk de vader/moeder van Anna
vader//moeder

Hoofdstuk 2 : “Over sport en vrije tijd praten”

Remarque :
On classe les compléments de temps du plus précis au moins précis.

Ik hou niet van sport ou ik haat sport (détester) ou ik heb een hekel aan sport.

Si il y a une particule séparable => elle va à la fin

Het diminutief :
Het diminutief vorm je door aan het substantief de suffix -je toe te voegen.
de fles - het flesje
het boek - het boekje
Diminutieven zijn in de singularis altijd het-woorden.
En in de pluralis altijd de-woorden met -s.
de bank - het bankje - de bankjes
het schrift - het schriftje - de schriftjes

Als gevolg van de uitspraak moet je de suffix soms aanpassen:

-tje > de stoel - het stoeltje
-pje > de boom - het boompje
-kje > de koning - het koninkje
-etje > de zon - het zonnetje

VTT (Passé composé) :

Hebben ou zijn ?
- Si l’action se fait sur soit même => zijn & si elle est faite sur quelque chose => hebben
- Quand la destination est indiquée => zijn & si on n’a pas la destination => hebben
- Si j’oublie quelque chose de matériel (book) => hebben & si j’ai oublié mentalement => zijn
- Perdre dans le sens mourir ou pas gagné => hebben & si c’est un autre de sens (j’ai perdu
qql chose) => zijn ou hebben
- pour exprimer un changement d’état

Attention si le verbe qui a une préposition l’a fait partir en rejoutant « be »

Maken => toujours hebben

Het heden Le présent

De toekomst Le futur
Morgen Demain
Overmorgen Après-demain
Afgelopen week La semaine dernière
Eergisteren Avant-hier
Binnen twee dagen Dans les 2 jours
Verleden week/ vorige week La semaine passée
Twee dagen geleden Il y a 2 jours
Over een week Dans une semaine
De dagindeling La répartition de la journée
Ik slaap Je dors
Ik ontbijt Je déjeune
Ik was me (zich wassen) Je me lave
Ik kleed me aan (zich aankleden) Je m’habille
Ik pendel naar school met de trein Je navette jusqu’à l’école en train
Ik volg colleges (volgen colleges) Je suis les cours
Ik lunch Je dine
Ik ga terug naar huis Je retourne à la maison
Vieruurtje Le 4h
Ik ontspan me Je me détends
Ik eet mjn avondmaal Je soupe
Overnacht/overdag Pendant la nuit/la journée
Van avond Ce soir
‘s avonds Le soir
‘s nammiddags L’après-midi
‘s ochtends Le matin
Boekhouding Comptabilité
Te voet À pied
Het huishouden Le ménage
Wanneer sta je meestal ‘s ochtends op ? Quand te lève tu habituellement le matin ?
Hoe laat ben je van morgen opgestaan ? À quelle heure t’es-tu levé ce matin ?
Afwassen Faire la vaisselle
Afstoffen Faire les poussières
Opruimen Ranger
Onmogeliik Impossible
Tijdelijk Temporaire
Vooral Surtout
Zich schminken Se maquiller
Borstel Brosse
Knippen nagels Se couper les ongles
Hij heeft het druk Il est occupé
Verlaten Quitter
Daarna Ensuite
Na Ensuite => prépo (na mijn ontbijt…)
Ik zit in klas Je suis en classe
Ik zit op kot Je suis en kot
Vreemd Étrange
Strijken Repasser
Speelgoed Jouet
Verven Teindre/colorier/mettre en peinture
Optutten Toilettage
Het speelveld Le terrain
Bestaan Existe
Bestaan uit Composé de
Het dak Le toit
De voorkant L’avant
De achterkant L’arrière
Aan de zijkant À côté
De bezem Le balai
De been La jambe
Vliegen Voler
Overeenkomen Accepter
Strijkplank Planche à repasser
Strijkijzer Fer à repasser
Kledingstukken Vêtements
Deelnemen aan (ik neem aan… deel) Participer à
Troebele Trouble
Modderige Boueux
Modder Boue
Doodmoe Mort de fatigue
Chef-kok Chef cuisiner
Verlegen Allonger/prolonger
Tegenkomen Rencontrer
Omkleden Se changer
Drogen Sécher
Dat verbaast me niet ! Ça ne m’étonne pas !
Op haar gemak À son aise
Toneel Faire du théâtre
Koken Cuisinier
Kook La cuisine (l’activité)
Kok Le cuisiner
Het keuken La cuisine (lieu)
Een hekel hebben aan Avoir un dégoût
Gek/dol zijn op Être fou de
Beëindigen Terminer
Oprichten Fonder
Oprichting La fondation
Oprichter Le fondateur
Oprichster La fondatrice
De overwinning La victoire
Betalen Payer
Kracht of energie De la force et de l’énergie
Tenissen Faire du tennis
Tafeltennissen Faire du tennis de table
Skiën Skier
Aan judo doen Faire du judo
Schaatsen Patiner
Rennen Courir
Paardrijden Faire de l’équitation
Zeilen Faire de la voile
Roeien Faire de l’aviron
Dierentuin Zoo
Inkomsthal Haul d’entré
Veranderen Changer
Fiestspomp Pompe de vélo
Bandenpech Défaillance des pneus
Heuvel Colline
Remkabel Cable de frein
Ravijn Ravin
Naar beneden En-bas
De rem Frein
Beklimmen Escalader/grimper
De bergen Les montagnes
Spannend Qui à du suspens
Het verhaal Histoire
Metalen doos Boîte métalique
Ijs Glace
Sneeuw Neige
Open Ouvrir
Plezier Plaisir
Grote markt Grand place (bx)
Rustig Calmement
Uitrusten Se reposer
Zelfstandig Indépendant
Beslissen Décider
Eigen Propre (votre propre…)
Goedkoop Bon marché
Een hekel hebben aan Détester
De drummer Le batteur
Gaan naar Aller à
Dezelfde, hetzelfde als Le/la même… que
 Knutselen Bricoler
De passie La passion
Tijd doorbrengen met Passer du temps avec
Zich ontspannen Se détendre
De ontspanning La détente
Bewegen Bouger

Hoofdstuk 3 : “Praten over het studentenleve”r en “Voorkleuren en

levenskeuzes bespreken”

Comparatif et superlatif

Comparatif de supériorité & infériorité :

Supériorité : Si le adj se termine déjà par « r » alors on ajouter « der » exemple : duur =>
duurder
Si je dois utiliser « moi, toi,… » => forme sujet (ik, je,…) (ex : hij is ouder dan ik)

Infériorité : minder + adj + dan (on remplace le « er » par minder)

Égalité : Aussi => even ou net zo (peu importe) (als)

Inégalité : Pas aussi => niet zo (attention on ne dit plus « dan » mais « als »)
Quand on a un als = inégalité
Quand on a un niet = inégalité (seulement un choix)

Superlatif (le +) :
Pas de règle d’orthographe avec le superlatif (on ne double pas de lettre) mais attention aux
irréguliers ou on peut parfois rajouter « e »
Adj + ste ou sauf si -isch, sd, st, sk, de => superlatif + adj

Les adverbes pronominaux

=> Op wie wacht je ? Ik wacht op Sacha = Ik wacht op hem/haar

=> Waarop wacht je ? Ik wacht op de bus = Ik wacht erop
Quand utiliser les verbes pronominaux :
- Si l’adverbe à une préposition
- Si l’adverbe remplace un objet inanimé/une chose ou un animal

Waar => pour une question ou pour un pronom/phrase relative

In wat => waarin

Naast => waarnaast
Op => waarop
Door => waardoor
Met wat => waarmee (met devient mee)
Naar(toe) => waarnaar(toe) (Naartoe = destination, déplacement de la personne)
Tot => toe

Van => waarvan ou waaraf ou waarvaandan

Si mouvement vers le bas => van = af
Si origine => van = vandaan
Si ni l’un, ni l’autre => van

Exemple : Waarvan houd je ? = Qu’est-ce que tu aimes ?

On peut dire “Waar denk je aan” ou “Waaraan denk je ?”

Er => pronom personnel

Exemple : je le regarde = ik kijk ernaartoe

3 possibilités :
- Er + prépo (de, een, het)
- Hier + prépo => proche = ceci (deze, dit) (ex : uit => hieruit)
- Daar + prépo => loin = cela (dat, die) (ex : uit => daaruit)

Exemple : Hij wil niet meer met die machine werken

“Il ne veut plus travailler avec celle-là” => Daarmee wil hij niet meer werken

Lui = hem
Elle = haar
Hen = eux

Si il y a un complément on sépare la préposition de l’adv

Best + verbe = préférer

Taak p24 => 8

Test 15 décembre dossier 3

Diep Profond
Hard Dur
Zacht Mou
Traag Lent
Langzaam Lent
Dichtbij Près de
Wijd Large
Eng Effrayant
Links Gauche
Rechts Droite
Boeiend Passionnant
Droog Sec
Nat Mouillé
Zoet Sucré
Zout (on prononce zaout) Salé
Gezegden Proverbe
Haas Lièvre
Blind Aveugle
Mol Taupe
Ezel Âne
Koppig Têtu
Gezond Sain
Hongerig Affamé
Honger Avoir faim
Lelijk Moche
Aap Singe
Slim Malin
Sluw Rusé
Vos Renard
Sterk Fort
Beer Ours
Leeuw Lion
Slak Escargot
Trots Fier
Pauw Pan
Vrij Libre
Vogel Oiseau
Raaf Corbeau
Donker Sombre
Nacht Nuit
Vrolijk (on prononce ij => e) Joyeux
Meeuw Mouette
Houten En bois
Hout Bois
Makelaar Intermédiaire/courtier
kast Armoire
Uitzicht Vue
Rek Une petite étagère
Cave Kelder
Overloop Débordement (utilisé pour mettre des
planches et étagères)
De storm La tempête
Weggewaaid Époustouflant (le souffle)
Dak Toit
Buurt Quartier
Zolder Grenier
Woonkamer Salon
De kringwinkel Magasin de meuble
Herhaling Révision
Naast À côté de
Richting Destination
Tegen Contre
Onder En dessous
Bezichtigen Visiter
Benedenverdieping Rez-de-chaussée
Ruim Spacieux
Gebouw Bâtiment
Buurt Quartier
Trappen Escaliers
De eigenaar Propriétaire
Raam Fenêtre
Flatgebouw Appartement
Renoveren Rénover
Wachten op Attendre
Nog Encore
Beschikken over Disposer de
Het aantal Le nombre
Slagen voor Réussir
Zakken voor Rater
Het telefoongesprek La conversation téléphonique
De bestelling La commande
De ontspanning La détente
Het onderwerp Sujet
Gesprek Conversation
Veranderen Changer
Genieten van Profiter de
Verlaten Quitter
Spijt Désolé/regret
Hektisch Animer/actif
Klussen = knutselen Bricoler
Tuinieren Jardiner
Gewend zijn aan Être habitué à
Ver van Éloigné