Vous êtes sur la page 1sur 13

1

Avant la lecture

L’histoire
‘Un sac de billes’ raconte l’histoire de deux enfants juifs qui habitent Paris avec leur famille
pendant la Seconde Guerre mondiale. Quand le port de l’Étoile Jaune devient obligatoire, ils
sont victimes d’injures (= beledigingen) à l’école. Leurs parents leur demandent de fuir tous
les deux et de gagner la zone libre afin d’être en sécurité. Joseph traverse alors la France
avec son frère Maurice. Ils vont tous les deux prendre des chemins assez difficiles pour y
arriver. Ils rencontrent des gens sympathiques et d’autres moins sympathiques. Ce roman,
c’est l’histoire de leur voyage plein d’aventures.

Voici la carte de la France pendant la Seconde Guerre Mondiale :

2
Les Allemands ont rendu obligatoire le port de « l'étoile juive » à partir du 7 juin 1942, pour
les juifs de zone occupée de plus de six ans, français ou étrangers :

3
Voici le trajet de Joseph et son frère :

L’auteur
Ce roman autobiographique est écrit par Joseph Jopho. Il rentre à Paris à la fin de la guerre et
il retrouve le reste de sa famille, sauf son père qui a été déporté à Auschwitz en 1943.
Il arrête ses études à 14 ans et reprend avec ses frères le salon de coiffure familial qui - dans
les années soixante - est l’un des plus réputés de Paris.

Joseph Joffo commence à écrire très tard, pour raconter ses souvenirs d'enfance durant
l'Occupation allemande. Son premier roman autobiographique, Un sac de billes, est publié en
1973 et connaît un succès immédiat. Joffo écrit ensuite d’autres romans témoignage.

4
Planning de la lecture

Partie Pages Date


1re partie Pages 1-27 12 mars 2020

2e partie Pages 28-53 22 mars 2020

3e partie Pages 54-77 19 avril 2020

4e partie Pages 78-102 30 avril 2020

5e partie Pages 103-130 10 mai 2020

6e partie Pages 131-155 21 mai 2020

Vocabulaire

chapitre 1
page 1
la bille de knikker
les agates (> une agate) een agaatsteen (knikkers lijkend op een agaatsteen)
les grosses (billes) plombées de grote loodkleurige knikkers
des aspérités (> une aspérité) een ruwheid, een hobbeligheid
le planisphère en réduction de wereldkaart in het klein
tirebouchonnent (> tirebouchonner) (over kousen) volledig afzakken
ratatinée verschrompeld
ridée gerimpeld
froissent (> froisser) verfrommelen, verkreuken
la serge (de son tablier) soort stof (hier van een schort)
en grand deuil in grote rouw
prémonitoire waarschuwend, vooraf aankondigend

page 2
Qu’est-ce que tu fous ? Qu’est-ce que tu fais ?
J’ai tiré 7 fois. Ik heb 7 x geschoten (met de knikker).
j’ai tout loupé ik heb alles gemist
il grouille de billes hij wemelt van de knikkers (hij heeft er veel)
ma (bille) bienaimée mijn geliefde (knikker)
au creux de ma paume in de holte van mijn handpalm
chialer pleurer
un revers de manche een achterkant van een mouw
se faire gronder onder je oren krijgen

5
page 3
la maîtresse du (cours) préparatoire de juf van het eerste leerjaar
avec les pleins et les déliés met dikke en dunne halen (schrijven)
ma planète miniature mijn miniatuurplaneet (hier : zijn lievelingsknikker)
sous le préau onder het afdak (van de speelplaats)
je lui piquerai les siennes ik zal de zijne (zijn knikkers) afpakken
faire la loi de baas spelen over
Duvallier m’a tiré les oreilles Duvallier heeft aan mijn oren getrokken
les bavardages het gebabbel
les youpins les juifs (de joden)
le même siège dezelfde stoel (van het kapsalon)
du crématoire van het crematorium (verbrandingsoven)

page 4
Ça ne devait pas dépasser les 45’’ Het duurde niet langer dan 45’’ (om het huiswerk te
maken)
l’un des frangins Eén van de (oudere) broers
filocher er vandoor muizen
ils étaient voyants ze waren opzichtig
bandés de ceinturons riemen dragend

page 5
murmura (> murmurer) mompelen
d’une démarche lente et raide met een trage en stijve pas
leurs tifs leurs cheveux
la devanture de voorgevel
‘Yiddish Gescheft’ ‘Joods bedrijf’

deux SS têtes de mort twee SS-doodskoppen


confier leurs nuques hun ‘nek’ (hier : hun kapsel) toevertrouwen
se gondolent (> se gondoler) zich doodlachen

6
chapitre 2

page 6
Henri a épousseté Henri heeft afgestoft
au creux du ventre in de holte van mijn buik
ces deux lascars 2 leperds (= iemand die leep of sluw is)
c’était gonflé het was erover
la raie droite met een rechte streep (in zijn haar)
J’en suffoque Ik stik
la machine enregistreuse de kassa
massacrer tuer
en aspergeant (> asperger) besprenkelen
les cheveux crantés gekarteld (licht krullend) haar

page 7
un sursaut een (plotselinge) schok
il a sauté dessus hij is erop gesprongen (figuurlijk)
comme sur une aubaine als op een buitenkans
les autres s’en sont mêlés de anderen hebben zich gemoeid (in het gesprek)
s’appliquer zijn best doen
tirer la langue zijn tong uitsteken (van de moeite die hij doet)
les fesses me cuisaient déjà mijn billen brandden al
la dérouillée de rammeling
malgré la trouille malgré la peur
Samuel s’est lissé la moustache Samuel heeft aan zijn snor gelikt

page 8
Mes hommages à Madame Groeten aan het vrouwtje
sidéré aan de grond genageld, verbijsterd
en marchant sur des œufs op eieren lopend (heel voorzichtig stappen)
Mon père en remettait Mijn vader kwam erover heen
le SS a aperçu le SS a vu
des voyous schurken, schelmen
Le SS a hoché la tête De SS’er heeft met het hoofd geknikt/geschud
attendri vertederd
Ce fut c’était

page 9
Avec une certitude que l’on sentait Met vaste zekerheid
inébranlable standvastig, vastberaden
les tempes de slapen (op het gezicht)
Un mouvement de poignet Een polsbeweging
Le SS n’a pas bronché De SS’er heeft geen vin verroerd
La monnaie a tinté Het kleingeld heeft weerklonken
la plaquette de verre het glazen schaaltje (voor het wisselgeld)
il y eut il y avait

7
page 10
Figés, pétrifiés versteend
effleura (> effleurer) even aanraken
à travers la toison doorheen de wand
elle nous a bordés ze heeft ons ingestopt
mon oreiller mijn hoofdkussen
Maurice qui jure en charretier Maurice vloekt als een ketter
le froissement des draps het gekreukel van de lakens
une bataille forcenée een dol gevecht
Ebloui verblind
donner l’apparence de schijn hooghouden

page 11
feindre veinzen, doen alsof (ze slapen)
nos truquages onze truukjes
elle fut elle était
les récits les histoires
avoir des ennuis avoir des problèmes
les lois raciales de rassenwetten (ingevoerd door Hitler tegen de
joden)
son geste apaisant zijn geruststellende beweging
La confiance avait été ébranlée het vertrouwen was ondermijnd geraakt
deux types deux hommes
en imperméables met een (lange) regenmantel
sceller l’affiche de affiche ophangen (met ‘Yiddisch gescheft’ op)

8
chapitre 3

page 12
Un dé (à coudre) een vingerhoed
du fil noir zwarte draad (om de jodenster vast te naaien)
du plat de la paume met het plat van zijn handpalm
il lisse hij strijkt
cousue à gros points genaaid met groffe steken
Un coup de dents au ras du tissu Met de tanden bijt ze de draad door aan de rand
van de stof (vrij vertaald)
j’enfile ma veste ik doe mijn vest aan

page 13
Pour faire chier Hitler om Hitler kwaad te maken, te irriteren
Je hausse les épaules Ik haal de schouders op
cavaler rennen, lopen
ricane (> ricaner) grinniken
un cache-nez een sjaal
le vent l’a rabattu dessus de wind heeft (de sjaal op de ster) ‘geblazen’

page 14
Rattraper inhalen
J’avale ma salive Ik slik mijn speeksel in
t’as vachement du pot jij hebt echt geluk
un soulagement m’a envahi een gevoel van opluchting heeft me overvallen
rassure (> rassurer) geruststellen
exhiber tentoonstellen
un remous verwarring

page 15
Un youpin een jood
T’es tout con je bent erg stom
virer onstlaan
les youds de joden
on me colle men kleeft op mij
quelques carrés de tissu enkele vierkante cm stof (= de ster)
doublée de verdubbeld door
la bagarre n’aurait pas tardée het zou niet lang meer duren of er kwam een
gevecht van
page 16
J’avais la trouille j’avais peur
Il a promené son regard sur nous Hij (de meester) liet zijn blik glijden over
se ramasser sa bulle een uitbrander krijgen ( ?)
cela m’aurait ravi dat zou me verheugd hebben
me casser la gueule (mij) verrot slaan

9
le sillon rhodanien Région située entre le Massif central et les Alpes
(= de titel van de les)
ça me turlupinait dwars zitten
il fallait en avoir le cœur net ik moest er het fijne van weten
mon ardoise mijn lei (waarop vroeger geschreven werd, zie foto)

page 17
J’aurais donné cher Ik zou er veel om gegeven hebben
son index zijn wijsvinger
En retenue In strafstudie
ça aurait été la preuve dat zou het bewijs geweest zijn
s’étaient envolées (> s’envoler) wegvliegen
l’extrémité (de la règle) het uiteinde van de regel (= lat)
la sonnerie de bel
poussé du coude (> pousser du coude) met de elleboog stoten
ce fut c’était
le tourbillon de wervelwind, de draaikolk (hier figuurlijk)

page 18
En farandole (> la farandole) de farandole is een soort dans
une poitrine een borstkas
j’ai foncé (> foncer) rennen
briser la chaîne de ketting of kring doorbreken (van kinderen die
rond hem staan)
j’en ai attrapé un ik heb er een gekregen (een slag)
Mon poing Mijn vuist
la cuisse de bil
Mon tablier s’est déchiré Mijn schort is gescheurd (alle kinderen droegen in
die tijd een soort schort, zie foto)

10
Le coup de sifflet Het fluitsignaal
gonflait (> gonfler) opzwellen
serré autour du genou rond de knie gekneld
Le sang séchait Het bloed droogde
la tête du maréchal Pétain Philippe Pétain was het staatshoofd van het niet-
bezette deel van Frankrijk tijdens WO 2.

Le maréchal Philippe Pétain

digne waardig

page 19
Son genou écorché Zijn geschaade knie
essoufflé buiten adem
avec un lacet met een veter
en claquant les talons de ses galoches terwijl hij de hakken van zijn schoenen tegen elkaar
sloeg
cousu (> coudre) naaien
je l’arrache ik ruk (de ster) af

page 20
Mon oreille enflée mijn gezwollen oor
décrète-t-il (> décréter) afkondigen
un geste négligent een slordige (hier : nonchalante) beweging
du soulagement de opluchting
avaient submergé (> submerger) overweldigen
ils moisiraient (> moisir) rotten, wegkwijnen
Au square op het plein
sur la Butte la butte Montmartre (= een heuvel in Parijs)
la ville … grisonnante la ville devient grise (bij valavond)
la chevelure les cheveux
un homme vieillissant un homme qui vieillit

page 21
s’estompaient (> s’estomper) vervagen, verdwijnen
je ne reverrais plus Conditionnel présent de ‘revoir’
d’ici quelques heures binnen enkele uren

11
Rue de Clignancourt le salon de coiffure est situé dans cette rue
avait tiré le rideau (> tirer le rideau) de gordijnen sluiten
Il se secoua (> secouer) (figuurlijk) zich vermannen
il s’assit il s’est assis
résonner weerklinken
Je m’aperçois Je constate, je vois

page 22
L’essentiel le plus important
tout-puissant almachtig
Le tsar De tsaar (een soort tiran)
Des émissaires een gezant, een afgevaardigde
fronça un sourcil (> froncer) een wenkbrauw fronsen
Je fis (> faire) J’ai fait
ils ramassaient (> ramasser) oppakken
ils emmenaient (> emmener) meenemen
Sa voix s’enroua (> s’enrouer) Zijn stem werd schor (= hees)

page 23
Fiston mon fils
s’enfermer zich opsluiten
tu vas te débrouiller je gaat je plan trekken
bête dom
changé en statue de pierre veranderd in een (stenen) standbeeld
ce ne fut pas ce n’était pas
en échappant (> échapper) door te ontsnappen (aan)
pour un quignon de pain voor een homp (= een klein stuk) brood
une pelle een schop
de braves gens dappere mensen

page 24
J’hésitais Ik twijfelde
Il prit (= a pris) une grande inspiration Hij haalde eens diep adem
remuèrent (> remuer) bouger
tendresse maîtrisée ingehouden tederheid
le recensement de volkstelling (Joden die in bezet Frankrijk
woonden, moesten zich laten registreren zodat de
Duitsers wisten hoeveel Joden er precies
waren en waar ze woonden)
l’avis sur la boutique de waarschuwing op de winkel (hier wordt de
affiche met ‘Yiddisch geschäft’ op mee bedoeld die
alle Joodse ondernemingen moesten aanbrengen)
Je sursautai (> sursauter) opspringen
Je distinguai J’ai vu/constaté
apaisement vrede

12
page 25
Épingleront (> épingler) vastmaken met een speld (hier : te pakken krijgen)
cinquante berges 50 ans
Je me détendis (> se détendre) zich ontspannen
la gare d’Austerlitz le nom d’une station de métro
passer la ligne de lijn/grens oversteken (= la ligne de démarcation,
voir de grens tussen het deel van Frankrijk dat vrij was
en het deel dat bezet werd door de Duitsers)
des sous de l’argent
de grands cambriolages grote inbraken/overvallen

page 26
Ne l’avouez jamais geef het nooit toe
acquiescent (> acquiescer) dire ‘oui’
vous vous nierez (> se nier) jezelf verloochenen (dat je Jood bent)
une détonation sèche een droge knal
La joue me cuisait encore Mijn wang brandde nog
s’est gratté la tête (> se gratter) aan zijn hoofd krabben

page 27
Vous êtes parés (> parer) versieren, opsmukken (hier : aangekleed)
vos musettes vos sac à dos
la fermeture Eclair de ritssluiting
vos sous votre argent
sans discontinuer zonder te onderbreken
ses joues mouillées haar vochtige wangen
humides vochtig
s’est esclaffé (> s’esclaffer) schaterlachen
le couvre-feu de avondklok (het verplichte uur waarop iedereen
binnen moest zijn van de Duitsers)
nous disparûmes (> disparaître) verdwijnen
dans les ténèbres dans le noir

13

Vous aimerez peut-être aussi