Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Trekboek
1. Erik en zijn volgende verlof.
Pages 59, 60 et 61, Trekboek
Objectif : exprimer le souhait.
Timing : 20 minutes
Notes méthodologiques :
- Relier les éléments de la première colonne du bas de la page 59 avec leur verbe. On essaie de
retrouver les actions qui collent le plus.
Verbind de elementen van de eerste kolom met de elementen van de tweede kolom.
Je luistert naar … . Wat bak je?
- Ensuite, faire cacher la seconde colonne et essayer de retrouver les verbes.
Nu bedekken we de tweede kolom. Komaan. Naar muziek … ?
- Démarche contraire : on cache la première colonne et on retrouve l’élément qui correspond.
- Faire le point : combien d’éléments peut-on retrouver spontanément ?
Nou, hoeveel elementen kan je terugvinden? Wie kan er vier vinden?
En wie kan er vijf vinden?
- Exploiter l’activité orale de la page 60. On vérifie si on est capable de retrouver les actions préférées
d’Erik pendant une journée de congé. Il suffit de reprendre les activités de la page 59 en ajoutant
zou graag. Graag étant connu, on peut demander de deviner le sens de zou/zouden.
Wat zou Erik op een vrije dag doen? Kijk naar de tekeningen, meisjes en jongens. Wat zou Erik graag
doen? Vertel eens! Zeg het maar!
Solutions :
Postbeambte: Alstublieft.
Postbeambte: Voor tien enveloppen _______________________ dat 1,50 euro en één postzegel van
_____________________________ dat maakt ______________________________ .
Solutions :
- Waar is het meisje? Ze is in het postkantoor.
- Waarom is ze daar? Ze zou graag een zegel en enveloppen kopen.
- Waarom wil ze een kaartje versturen? Ze wil een kaartje kopen voor de verjaardag van Lucas.
- Wat koopt ze voor haar ouders? Ze koopt 10 enveloppen.
- Hoeveel geeft ze? Ze geeft 2 euro en 74 cent.
4. Babbelhoek: communicatiesituaties
Actieboek
1. Jij bent een woordenkampioen(e)!
Page 75, Actieboek
Objectif : faire des phrases en employant le conditionnel et en reconstituant leurs infinitifs.
Timing : 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette activité peut faire l’objet d’une préparation à domicile.
- Lire le conseil donné en médaillon. On peut aussi demander de surligner d’une même couleur les fins
d’infinitifs pour y voir plus clair.
- Observer le sujet pour choisir la forme du conditionnel au singulier ou au pluriel.
- Idem pour les différents contextes qui peuvent permettre d’émettre les premières hypothèses.
Solutions :
1) Ik zou graag naar muziek luisteren.
2) Zou je graag een boek lezen?
3) We zouden graag volleybal spelen.
4) Mijn beste vriend zou graag naar het circus gaan.
5) Mijn zussen zouden graag boodschappen doen.
6) Zouden jullie graag in een boom klimmen?
7) Wie zou graag aan sport doen?
8) Mijn grootmoeder zou graag koekjes bakken.
9) Tijdens het weekend zou ik graag een bezoekje aan mijn tante brengen.
2. Expressions
Page 76, Actieboek
Objectifs : replacer des mots dans leur contexte et mémoriser les expressions.
Timing : 30 minutes
Notes méthodologiques :
- Expliquer comment il faut travailler. Lire le vocabulaire avec les élèves et ils / elles répètent. Ensuite
ils / elles complètent les phrases. S’aider du CD. Par après on suit les différentes étapes nécessaires
pour avoir une mémorisation durable du vocabulaire (voir Actieboek, page 15)
- Rappeler que les expressions collent au dialogue et sont présentées sous forme de stimuli et de
réactions. Cette forme de questions-réponses facilite l’évocation et la mise en place d’images
mentales.
- Lorsque l’élève doit compléter les mots dans les phrases, il peut arriver qu’il / elle se trompe. Après
tout, cela arrive à tout le monde ! Le plus important, c’est de gérer l’erreur pour qu’elle permette de
rebondir. Il faut se demander pourquoi on s’est trompé. Est-ce par distraction ? Parce qu’on n’a pas
bien compris la structure de la phrase ? Parce qu’on n’a pas bien analysé la phrase et que l’on a mis
un mot dont la nature n’est pas bonne ? Ou encore parce qu’on a procédé par élimination et qu’il y
avait une erreur ailleurs ?
Ik heb nog geen postzegel op de enveloppe Je n’ai pas encore collé de timbre sur
geplakt. l’enveloppe.
Morgen. En hij zal mijn prentkaart Demain. Et il recevra ma carte postale à temps.
op tijd krijgen.
We zouden ook graag enveloppen kopen. Nous aimerions acheter des enveloppes.
Jullie krijgen 23,65 euro terug. Vous recevez 23,65 euros en retour.
Solutions :
Morgen. En hij zal mijn prentkaart op tijd krijgen.
Hier is 50 euro.
Hoeveel kost het allemaal?
Jullie krijgen 23,65 euro terug .
We zouden graag een verjaardagskaartje versturen.
Ik heb nog geen postzegel op de enveloppe geplakt.
Nog iets?
Voor de enveloppen en een postzegel maakt dat 2,30 euro.
Nog een prettige dag.
Kan ik jullie helpen?
Is de verjaardag van je vriend morgen of overmorgen?
We zouden ook graag enveloppen kopen.
3. Luisterhoek
Pages 78 et 79, Actieboek
CD 22
1) Luister een eerste keer globaal naar deze dialoog en schrijf enkele sleutelwoorden op.
2) Geef het juiste antwoord. Soms mag je meer dan één bewering kiezen.
Page 78 et 79, Actieboek
a Lisa is naar het station geweest.
Joke is naar het station geweest.
Lisa heeft het station opgebeld.
Joke heeft het station opgebeld.
Trekboek
1. Hoe zien ze eruit?
Pages 68 et 69, Trekboek
a) Werk per groepjes van twee en beschrijf zo precies mogelijk die
leerlingen. Denk aan hun kleren, hun gezicht en hun karakter.
Objectif : décrire des personnes en employant des relatives introduites par die/dat.
Timing : 20 minutes
Notes méthodologiques :
- Introduire la relative et le sujet de l’activité en donnant des exemples au sujet des élèves.
Aurélie is het meisje dat bruin haar heeft.
Stéphane is de jongen die blauwe ogen heeft.
- Noter deux exemples avec die/dat.
- Embrayer en posant d’autres questions par rapport à la vie de la classe pour obtenir la structure « de
jongen die/het meisje dat ».
Wie is Laurie? Wie is Christophe?
- Exploiter les notes présentes dans la rubrique ’KIJK’ pour fixer la nouveauté linguistique et bien
marquer la différence entre les pronoms relatifs dit (die)/dat.
- Exploiter la nouveauté en continuant à parler des élèves de la classe. On peut partir des traits de
caractère ou encore des vêtements.
Wie is het meisje dat altijd goedgezind is? _ Madeleine is het meisje dat altijd goedgezind is.
Wie is de jongen die altijd sportschoenen draagt? _ Bryan is de jongen die altijd sportschoenen
draagt.
- Introduire la tâche demandée dans le Trekboek. Demander un ou deux exemples. Les élèves
répondent en ne donnant qu’un élément pour ne pas déflorer l’activité.
Kijk naar de voorbeelden hier. Wie is Mathis? _ Hij is de jongen die kastanjebruin haar heeft.
2. De verjaardagskaart
Page 69, Trekboek
Objectifs : lire et comprendre une carte d’anniversaire.
Timing : 5 minutes
Notes méthodologiques :
- Lire la carte d’anniversaire et poser les quelques questions globales proposées. Seule la dernière
question est un peu plus difficile car les élèves doivent pouvoir retirer certains éléments du texte.
- Faire référence au dialogue des pages 61 et 62 du Trekboek.
Ken je het meisje dat deze verjaardagskaart schrijft? Toon me haar in je Trekboek!
Ja, heel goed. Ze staat op bladzijde 62. Goed gezien!
Solutions :
Wie schrijft deze verjaardagskaart? Dolle Mie.
Voor wie is deze kaart? Waarom? Voor Lucas. Het is zijn verjaardag.
Sinds wanneer kent ze Lucas? Ze kent hem sinds begin september.
Die twee personen zijn vrienden. Aan welke elementen van de kaart zie je dat?
Ik vind je heel vriendelijk.
We lachen graag samen.
Ik wens je een gelukkige verjaardag.
Lucas: Dag Lisa. Kijk, ik heb gisteren een verjaardagskaartje van een meisje van onze klas
gekregen. Het is getekend Dolle Mie.
___________________________________________ ?
______________________________________________ ?
Lucas: ___________________________________________________ ?
_______________________________________________________________________ ?
Lucas: _______________________________________________________________________ ?
Lucas: ______________________________________________________________________ ?
Lucas: __________________________________________________ ?
Lucas: ______________________________________________________________________ ?
Lucas: ___________________________________________________________________ ?
Lisa: Ja.
Lucas: __________________________________________________ ?
Lisa: Juist.
Lucas: Dat is het meisje dat ook soms met ons volleybalt.
Lisa: Dat klopt en ze tennist ook heel graag en ze gaat vaak zwemmen.
b. Iemand in de klas denkt aan één van die beroepen, maar welk beroep is
het?
Page 75, Trekboek
Objectif : deviner un métier sur base de questions fermées.
Timing : 15 à 20 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette fois les élèves, posent des questions pour savoir de quelle profession il s’agit.
Is het iemand die … ?
- Employer les données de la page 74 pour poser ses questions.
Is het iemand die …? _ Ja/Nee, het is iemand die …(niet) … .
- Comme dans l’activité précédente, on laisse un moment de réflexion pour préparer ses questions.
- Possibilité d’exploiter cette activité par paires ou de l’aborder comme ci-dessus en faisant deviner.
- Quand quelqu’un pense avoir trouvé, poser la question suivante :
Zou het soms een … zijn?
Solutions :
A. B.
1. Wat zou je graag tijdens de kerstvakantie
doen? 2. Ik zou graag gaan skiën.
3. Waar zou je naartoe gaan?
4. Ik zou graag in de Ardennen skiën en in een
dorp logeren dat ik goed ken.
5. Kan je goed skiën?
6. Ja, maar ik zou ook graag lange wandelingen
in de sneeuw maken.
7. Ik zou liever bij de open haard zitten.
8. Ik zou liever naar een warm land gaan.
9. Ik ken een vriend die in het zuiden van
Frankrijk woont. 10. Zou je me zijn adres willen geven?
Actieboek
1. Jij bent een woordenkampioen(e)! : OVER DE KLEREN
Page 82, Actieboek
Objectif : rappel des noms de vêtements.
Timing : 10-15 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette activité peut faire l’objet d’une préparation à domicile.
- Mémoriser les quelques mots nouveaux en haut de page.
- Retrouver les 15 vêtements qui se cachent derrière ces mots bizarres. Comme tout le monde connaît
l’alphabet, cela ne devrait pas poser de problèmes.
- Toutes les lettres de chaque vêtement ont subi une rotation de lettres dans le sens de la marche
avant ou dans le sens de la marche arrière.
- L’alphabet a été donné pour que les élèves puissent visualiser les rotations de lettres.
- Dans la dernière partie de l’exercice, les élèves doivent retrouver non seulement le sens de la
rotation, mais aussi le nombre de lettres ayant subi la rotation.
- Deux éléments peuvent aider à réussir cette tâche :
1) chercher le déterminant qui sera fatalement souvent de ou het.
2) se concentrer sur le début du mot ; après les premières lettres, on peut facilement deviner la
suite du mot.
Solutions :
1) HFMJKOEF (rotation d’une lettre) gelijnde
2) CD UDRS (rotation d’une lettre) de vest
3) FG VTWK (rotation de deux lettres) de trui
4) EF IJFMFO (rotation d’une lettre) de hielen
5) FG RGV (rotation de deux lettres) de pet
6) CD RNJJDM (rotation d’une lettre) de sokken
7) FG UEJQGPGP (rotation de deux lettres) de schoenen
8) FG LCU (rotation de deux lettres) de jas
9) EF BSNCBOE (rotation d’une lettre) de armband
10) CD YVDLAQNDJ (rotation d’une lettre) de zwembroek
11) BC QRPCNCL (rotation de deux lettres) de strepen
Maintenant, à toi de trouver le nombre de rotations de lettres !
12) EF IBOEUBT de handtas
13) FDRSHOODKCD gestippelde
14) FG ULCCN de sjaal
15) FCR FCKB het hemd
Pas op! Je mag niet met vuur spelen! Fais attention ! Tu ne peux pas jouer avec le feu !
Het is een jongen die klein is. C’est un garçon qui est petit.
Het is een meisje dat groot en slank is. C’est une fille qui est grande et mince.
Zijn er veel aantrekkelijke meisjes in je klas? Y a-t-il beaucoup de filles attirantes dans ta
classe ?
Is het een jongen die achteraan zit? Est-ce un garçon qui est assis à l’arrière ?
Zou hij naast een meisje zitten dat Serait-il assis à côté d’une fille qui
lang blond haar heeft? a de longs cheveux blonds ?
Mis, maar je mag nog eens proberen! Loupé / Raté, mais tu peux encore essayer une
fois !
Zou ze misschien een broek of een rok dragen? Porterait-elle peut-être un pantalon ou une jupe ?
Is dat een jongen die dynamisch en vriendelijk is? Est-ce un garçon qui est dynamique et
sympathique ?
Heet het meisje dat naast hem zit Céline? Est-ce que la fille qui est assise à côté de lui
s’appelle Céline ?
Zou die jongen met ons volleyballen? Ce garçon jouerait-il ou volley avec nous ?
Het is een jongen die graag tennist en C’est le garçon qui aime jouer au tennis
die vaak gaat zwemmen. et qui va souvent nager.
Solutions :
Het is een jongen die klein is.
Het is een jongen die graag tennist en die vaak gaat zwemmen.
Dat kan.
Ga je nu haar bedanken?
Heet het meisje dat naast hem zit Céline?
Mis, maar je mag nog eens proberen!
Dat zou kunnen.
Zou die jongen met ons volleyballen?
Het is een meisje dat groot en slank is.
Hé, wacht! En ik dan?
Zijn er veel aantrekkelijke meisjes in je klas?
Is het een jongen die achteraan zit?
Zou hij naast een meisje zitten dat lang blond haar heeft?
Is dat een jongen die dynamisch en vriendelijk is?
Zeker niet.
Zeker en vast!
Wie heeft het getekend?
Heb je gisteren een verjaardagskaartje gekregen?
Pas op! Je mag niet met vuur spelen!
Weet je wie dat is?
Misschien is hij verliefd op mij.
Dat klopt.
Wie zou dat kunnen zijn?
Ik zeg niets! Raad maar!
Geef haar vlug een zoen!
Zou ze misschien een broek of een rok dragen?
BEROEP: de K E L N E R I N
B S L A G E V E R K O P E R V E R P L E E
U Z A K E R S T I M M E R M M E C A N I G
S N A M N C E L A B O R A A N B A K K C S
B D E T E R E T S I E T N J O U R R E I T
E R R A P B L O E M L E R A A R N A L E E
S U E R O L I T I E A G E N T A A C E N R
T U S S E E L E K T R I C I E R L T R A R
K L P O S T T A N D Z A N G N B I R V S E
A O E D O B D T R A S E R E A E S I E R K
P O D G I E O S D B I E E T C I T C E H O
P E R R E T K T I E D N D E U D E R I U O
K R U I D E N E E R E N A R R K O K S V P
B O E R R E I R C O M P U T Z A N U O R S
T S I L A I C E P S R E T S R E G W R E T
3. Luisterhoek
Pages 86 à 88, Actieboek
CD 25 CD 26 CD 27 CD 28
Script:
Chris
CD 25
Ik ga niet graag naar school, maar ik zou toch graag op school wonen. Ik hou vooral van
school voor mijn vrienden en vriendinnen. Ik droom van een school die heel mooi zou
zijn. Waarom geen school zonder leraars en zonder lessen? Prima idee, niet? We zouden
elke dag in de klas zitten … en spelen! Daar zouden we ook naar de tv kijken en op
internet surfen.
Iedereen zou in de klas mogen slapen. Waar we zouden slapen? Op onze banken
natuurlijk! Een school zonder lessen en zonder leraars? Dat zou tof zijn…
Sasha
CD 26
Ik zou graag op een eiland wonen. Ja, een beetje zoals Robinson Crusoe die 28 jaar op
een eiland heeft gewoond. Er zou elke dag zon zijn. Ik ben iemand die van de natuur
hou. Er zou daar dus geen huis zijn. Ik zou op het strand slapen en in de zee zwemmen.
Ik zou fruit en natuurlijk vis eten.
Ik zou toch een computer meenemen. Ik zou ook op internet surfen en mails naar mijn
vrienden sturen. Waarom? Wel, ik zou hen allemaal uitnodigen en ze zouden met de boot
naar mijn eiland komen. We zouden veel lachen, maar ook op het strand en in de zee
spelen.
Lara
CD 27
Ik woon op een appartement en ik zou graag in een huis wonen. Liefst in een huis dat
heel groot is en waar er geen ouders zouden zijn. In mijn ideale huis zouden er 20
kamers zijn. Ik zou daar met mijn broertje wonen. We zouden in een enorme speelkamer
tafeltennissen. In ons appartement hebben we geen plaats voor een pingpongtafel. Ik
zou het middagmaal en het avondmaal klaarmaken. We zouden elke dag spaghetti eten
en ook veel snoepen!
We zouden ook PlayStation spelen en op internet surfen. Ik zou graag enkele vrienden
van mijn klas uitnodigen, maar alleen de jongens en meisjes die vriendelijk zijn. Zo zullen
we ons amuseren. Ik droom van een huis met een zwembad en met een tuin die mooi
zou zijn. Ik zie graag bloemen!
Samira
CD 28
Ik zou graag heel rijk zijn en naar Afrika gaan. Ik ben iemand die graag de anderen
helpt. Ik zou in een dorp met Afrikanen wonen. En met mijn geld zou ik huizen voor
iedereen bouwen. Niemand zou honger hebben. Met mijn geld zou iedereen gevarieerd
en van alles kunnen eten. Al de kinderen zouden naar school kunnen gaan en daar
zouden er ook dokters logeren. Ik zou natuurlijk de medicijnen betalen.
1) Waar zouden ze allemaal graag wonen? Verbind maar! Page 86, Actieboek
Chris zou graag … ☼ ☼ op school wonen.
Sasha ☼ ☼ op een eiland wonen.
Lara ☼ ☼ in een groot huis wonen.
Samira ☼ ☼ in een dorp in Afrika wonen.
2) Zet een kruisje in de goede kolom. Soms kan je meer dan een kruisje zetten.
Pages 86 et 84, Actieboek
Wie zou/zouden … ?
C = Chris VC = de vrienden van Chris S = Sasha
VS = de vrienden van Sasha L = Lara BL = de broer van Lara
VL = de vrienden van Lara Sam = Samira A = de Afrikanen
Wie zou … C VC S VS L BL VL SA A
1) zich amuseren? (2) x x
2) op internet surfen? (5) x x x x x
3) de anderen helpen? (1) x
4) met de boot komen? (1) x
5) van alles en gevarieerd eten? (1) x
6) naar de tv kijken? (2) x x
7) spaghetti en snoep eten? (2) x x
8) tafeltennissen? (2) x x
9) op banken slapen? (2) x x
10) veel lachen? (2) x x
11) Fruit en vis eten? (1) x
3) a) Over Bryan: kan je het einde van die zinnen vinden? Page 87, Actieboek
CD 25
Ik ga niet graag naar school, maar ● ● ik zou toch graag op school wonen.
Ik hou vooral van een school ● ● voor mijn vrienden en vriendinnen.
Ik droom van een school ● ● die heel mooi zou zijn.
Waarom geen school ● ● zonder leraars en zonder lessen?
Prima idee, ● ● niet?
We zouden elke dag ● ● in de klas zitten … en spelen!
Daar zouden we ook ● ● naar de tv kijken en op internet surfen.
Iedereen zou ● ● in de klas mogen slapen.
Waar we ● ● zouden slapen?
Op onze banken ● ● natuurlijk!
Een school ● ● zonder lessen en zonder leraars?
Dat zou ● ● tof zijn…
Stap verder
d) Over Samira: vul in.
CD 28
Ik zou graag heel rijk zijn en naar Afrika gaan. Ik ben iemand die graag de anderen helpt. Ik zou in een
dorp met Afrikanen wonen. En met mijn geld zou ik huizen voor iedereen bouwen. Niemand zou honger
hebben. Met mijn geld zou iedereen gevarieerd en van alles kunnen eten. Al de kinderen zouden naar
school kunnen gaan en daar zouden er ook dokters logeren. Ik zou natuurlijk de medicijnen betalen.
4. Leeshoek
Pages 88 à 90, Actieboek
Tu as ouvert ta boîte e-mail et tu as reçu un tantra. Es-tu capable de le comprendre ?
Solutions :
3) Wat betekenen de volgende woorden? De nummers tonen waar de zin is.
Page 89, Actieboek
rijst (1) riz
vrijgevig (2) généreux
uitgeven (8) dépenser
aanbieden (10) présenter
beoordelen (13) juger
langzaam (14) lentement
fouten (17-18) fautes, erreurs
5) Kies één van de 20 zinnen uit de tantra voor elke van deze situaties. Schrijf telkens de
corresponderende cijfers op.
1 Pour vivre, il faut bien manger.
20 La tristesse doit aussi se partager.
6 Pour profiter de la vie, il faut se lever tôt.
15 Je suis reconnaissant(e) envers ceux qui m’ont mis au monde.
19 Il faut vivre chaque moment intensément, la vie est parfois trop courte.
5 Connaître mes chansons préférées sur le bout des doigts et les chatonner est un signe qui
montre que je profite de la vie.
14 J’écoute plus que je ne parle.
12 Les rêves doivent être réalité.
16 C’est seulement si je parviens à me respecter moi-même que je pourrai respecter les autres
2 Il faut donner.
4 Réussir sans confiance est impossible.
18 Je dois me racheter pour les erreurs que j’ai commises.
8 Je n’achète pas la toute dernière console de jeux sur un coup de tête parce que je l’ai vue en
vitrine.
3 Je suis utile, les autres ont besoin de moi.
9 Au fil des jours qui passent, je ne dois pas avoir peur de dire aux autres à quel point je tiens à
eux.
11 Quand on rencontre le grand amour, c’est aussi rapide qu’un coup de dés.
13 Je ne dois avoir des idées toutes faites au sujet des gens que je connais peu.
18 Il faut savoir dire pardon.
Trekboek
1. Je nodigt je beste vriend(in) thuis voor het weekend.
Pages 78 et 79, Trekboek
Lucas: Lisa heeft me ………………. Zeg, waarom heb je die kaart met je ………………. getekend?
Lore: Iedereen hier noemt me zo. Ze …………….. me Dolle Mie omdat ik graag ………. en pret maak.
Lucas: In ieder geval, bedankt voor het kaartje dat je me ………………… hebt.
Lucas: Waarom zouden we ………………. zaterdag niet samen naar de ……………. gaan, ze draaien
Flyboys, een ……………………. .
Lore: Dat zal niet gaan omdat ik met mijn ouders op …………….. bij familie ga.
Lucas: We kunnen ook op een …………………. dag naar die film gaan kijken.
Lore: Ik wil niet naar de bioscoop gaan omdat ik van avonturenfilm niet hou.
Waarom zouden we niet naar de ………………… gaan? Ik denk dat het leuk kan zijn en
’s avonds is er vuurwerk in het stadspark.
Lore: Omdat het centraal is en ……………… we dan in de straten wat kunnen wandelen. ……………….
zullen we naar de kermis gaan, akkoord?
Solutions :
1. Waarom bedankt Lucas Lore? Omdat ze hem een kaartje opgestuurd heeft.
2. Hoe weet hij dat Lore ‘Dolle Mie’ noemt? Omdat Lisa hem geholpen heeft.
3. Waarom noemen de leerlingen haar ‘Dolle Mie’? Omdat ze graag lacht en pret maakt.
4. Waar zouden ze volgende zaterdag naartoe kunnen gaan? Ze zouden naar de bioscoop kunnen gaan.
5. Welke film draaien ze? Ze draaien Flyboys.
6. Wat voor film is dat? Het is een avonturenfilm.
7. Waarom zal dat voor Lore niet gaan? Omdat ze met haar ouders bij familie op bezoek gaat.
8. Waar wil ze naartoe gaan? Ze wil naar de kermis gaan.
9. Wat is er ’s avonds? ’s Avonds is er vuurwerk in het stadspark.
10. Waar ontmoeten ze elkaar? Waarom daar? Ze ontmoeten elkaar op de Grote Markt, vóór de school.
Omdat het centraal is.
5. Herhaal de dialoog.
Page 82, Trekboek
Objectif : répétition du dialogue de base.
Timing : 20 minutes
Notes méthodologiques :
- Phases de répétition :
1) écoute globale avec support visuel : on suit le dialogue des yeux.
2) écoute avec pauses et support visuel : on répète les phrases mentalement ou à voix basse.
3) écoute avec pauses et support visuel : répétition tous ensemble.
4) écoute avec pauses sans support visuel : répétition tous ensemble.
5) écoute avec pauses sans support visuel : les élèves se mettent debout. Celui / Celle qui est
capable de répéter la phrase ou le bout de phrase peut rester debout. Si ce n’est pas le cas, il
faut s’asseoir. Si au bout du dialogue, vous n’avez pas pu vous consacrer à tous les élèves, on
reprend le dialogue depuis le début et on repart pour un tour.
Solutions :
Lucas bedankt Lore voor het kaartje.
Hij weet wie het gestuurd heeft.
Lisa heeft hem geholpen.
Ze noemen haar Dolle Mie.
Omdat ze graag lacht en pret maakt.
Lucas wil naar de bioscoop gaan.
Maar Lore wil niet.
omdat ze niet van avonturenfilms houdt.
Ze wil naar de kermis gaan.
Ze denkt dat het leuk kan zijn.
En ’s avonds is er vuurwerk in het stadspark.
Ze zullen elkaar op de Grote Markt voor het stadhuis ontmoeten.
Omdat het centraal is en omdat ze in de straten kunnen wandelen.
Daarna zullen ze naar de kermis gaan.
7. Babbelhoek
Pages 82 et 83, Trekboek
2. Waarom?
Pages 84 et 85, Trekboek
Objectif : dire pourquoi certaines scènes ont eu lieu.
Timing : 15-20 minutes
Notes méthodologiques :
- Expliquer la consigne ou l’intitulé. Partir du premier exemple.
Kijk goed naar de prentjes! Wat gebeurt er? _ Dat meisje kijkt blij.
Waarom kijkt ze blij? _ Omdat ze een leuk idee heeft gevonden.
- Rappeler qu’il existe des aides dans le cadre jaune de la page 85.
- Lire le conseil donné à la page 85. Il invite à se servir des éléments du cadre orange pour construire
ses phrases, mais il encourage aussi à faire preuve de créativité lorsque l’on construit ses phrases.
- Observer les dessins des pages 84 et 85 et les questions écrites en dessous.
- Observer ensuite les éléments du cadre jaune de la page 85.
- Formuler ses premières hypothèses.
- Faire l’activité avec l’ensemble de la classe ou par paires.
- Tâche à domicile : sur base des dessins, pouvoir décrire 6 des 12 scènes ou leur entièreté.
Solutions :
Waarom zitten die jongeren samen in de stad te praten? Omdat ze naar een concert willen gaan.
Waarom neemt die reporter een foto? Omdat die man in het water is gevallen.
Waarom valt Claudio van zijn bromfiets? Omdat er een kat op de weg staat.
Waarom gaat die vrouw naar het postkantoor? Omdat ze een brief wil sturen.
Waarom gaat ze iets aan de spoorwegbeambte vragen? Omdat ze niet weet hoe laat de trein vertrekt.
Waarom wacht Ruud voor zijn huis in de regen? Omdat hij zijn sleutels verloren heeft.
Waarom maakt Inge haar bagage klaar? Omdat ze met vakantie wil vertrekken.
Waarom ziet die moeder er heel boos uit? Omdat de kat een glas gebroken heeft.
Waarom praten ze samen in de speelkamer? Omdat ze samen hun vakantie willen organiseren.
Waarom traint Kurt zoveel? Omdat hij sportief is.
Waarom huilt die baby zo luid? Omdat hij honger heeft.
Actieboek
1. Expressions
Page 91, Actieboek
CD 30
Objectifs : replacer des mots dans leur contexte, vérifier ses hypothèses et mémoriser au mieux les
expressions.
Timing : 30 minutes
Notes méthodologiques :
- Rappeler certaines petites choses quand on replace les mots dans leur contexte :
1) regarder si la phrase est affirmative ou interrogative.
2) observer la place du verbe.
3) regarder à quelle personne le verbe se trouve.
4) où est le sujet et que veut-il dire ?
5) quelle est la nature du mot dont je recherche la traduction ? Est-ce un nom, un verbe, un
adverbe, un adjectif, … ?
6) Le mot que je viens de placer a-t-il vraiment un sens dans la phrase ?
- Aborder le conseil en médaillon qui va dans le sens de l’étude par écrit. Quand on étudie, le fait
d’être actif / active est un plus. De même, se corriger peut aider à améliorer ses performances.
Quand tout est corrigé, on se teste à nouveau par rapport aux phrases fausses et on répète la
démarche jusqu’à ce que tout soit correct.
- En fonctionnant ainsi, il est certain que l’on se présentera au test de vocabulaire dans les meilleures
conditions.
- Vous pouvez aussi reprendre les préparations écrites des élèves et les coter pour les encourager à
étudier par écrit.
- Ici, les expressions sont plus nombreuses. Mais elles sont construites sur le principe du stimulus et de
sa réponse.
- Encouragez les élèves dans leur phase de répétition. On s’imagine qu’on est en train de les dire à
un(e) néerlandophone.
- Pour ce faire, on répète la phrase avec le support visuel. Puis on essaye de la répéter avec le seul
support auditif, et pour terminer, on répète sans l’aide d’aucun support.
Hoe weet je dat ik een kaart gestuurd heb? Comment sais-tu que j’ai envoyé une carte ?
Ik heb met mijn bijnaam getekend. J’ai signé avec mon surnom.
Misschien omdat je graag lacht en pret maakt. Peut-être parce que tu aimes rigoler et t’amuser.
Ik denk niet dat dat zal gaan. Je ne pense pas que cela ira.
Omdat ik bij familie op bezoek ga. Parce que je vais en visite dans la famille.
Maar waarom niet op een andere dag? Mais pourquoi pas un autre jour ?
Denk je dat het leuk kan zijn? Penses-tu que ça peut être chouette ?
Ja, omdat het centraal is. Parce que c’est au centre (= central).
Eerst zullen we wat in de winkelstraten wandelen. D’abord, nous nous promènerons un peu dans les
rues commerçantes.
Akkoord? D’accord ?
Solutions :
Hoe weet je dat ik een kaart gestuurd heb?
Iemand heeft me geholpen.
Ik heb met mijn bijnaam getekend.
Iedereen noemt me zo.
Misschien omdat je graag lacht en pret maakt.
In ieder geval bedankt.
Waarom zouden we niet samen naar de bioscoop gaan?
Ze draaien een avonturenfilm.
Ik denk niet dat het zal gaan.
Waarom niet?
Omdat ik bij familie op bezoek ga.
Maar waarom niet op een andere dag?
Ik ga graag naar de bioscoop omdat ik van alle films hou.
Zou je graag naar de kermis gaan?
Denk je dat dat leuk kan zijn?
Er is vuurwerk in het stadspark.
Waar zullen we elkaar ontmoeten? Vóór het stadhuis?
Ja, omdat het centraal is.
Eerst zullen we wat in de winkelstraten wandelen.
Daarna zullen we naar de kermis gaan.
Akkoord?
Lucas wil naar Leuven gaan. Hij wil Lore ontmoeten. Hij spreekt met zijn
mama.
Objectif : comprendre des natifs s’exprimant au sujet des achats.
Timing : 30 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette activité peut être réalisée à domicile pour rentabiliser l’usage personnel du CD de l’élève.
- Première écoute globale : on repère de qui et de quoi on parle pour se faire une idée du sujet.
- Deuxième écoute globale, les élèves répondent aux questions 1 et 2 de la rubrique a.
- Troisième écoute avec ou sans pauses : on complète le choix multiple b. Bien avoir en tête les
différentes propositions avant de commencer. On se concentre sur …
1) le lieu.
2) les jours de la semaine.
3) les tâches à la maison.
4) le montant donné.
- Quatrième écoute avec pauses : corriger la faute de contenu se trouvant dans chaque phrase. (c)
Faire d’abord lire les phrases car celles-ci sont dans le désordre. Lors de l’écoute, se concentrer sur
chaque début de phrase.
- Cinquième écoute avec arrêts pour replacer les répliques qui viennent d’être rectifiées dans la tâche
précédente. (d)
Script:
Lucas: Mama, ik heb een hemd en nieuwe schoenen nodig. Mag ik dit weekend naar het
winkelcentrum gaan?
Mama: Heb je weeral kleren en schoenen nodig? Waarom ga je zaterdagmorgen niet naar de
markt? Daar is het toch goedkoop.
Lucas: Omdat ik veel werk voor de school heb, weet ik niet wanneer ik naar het centrum kan
gaan.
Mama: Ik heb zaterdag geen tijd, ik moet hier koken, het huis schoonmaken en voor je broers
zorgen.
Lucas: Dat geeft niet mama, ik zal het aan Lore vragen omdat ze de winkels in Leuven goed kent.
Lore is een vriendin, weet je wel, maar zonder meer!
Mama: Koop dan wat je graag koopt, maar niet te duur, hé!
Lucas: Dank je lieve mama. Ik zal zaterdag een prachtige dag hebben omdat ik Lore zal zien en
ook omdat ik een nieuw hemd en nieuwe schoenen zal hebben. Mag ik ook bloemen voor
Lore kopen?
Mama: Een vriendin zonder meer… ! Doe maar wat je wil, jongen. Koop maar bloemen voor haar.
Dat is een goed idee. Ze heeft zeker niet vaak bloemen gekregen en ze zal heel blij zijn.
Hier is honderd euro.
Lucas: Bedankt, mama!
c) Er staan fouten in de volgende zinnen. Verbeter ze! Schrap de woorden die je niet hoort
en schrijf dan de correcte woorden. Page 93, Actieboek
Mag ik naar het winkelcentrum gaan?
Dat is een goed idee.
Waarom ga je zaterdagmorgen niet naar de markt?
omdat ze de winkels in Leuven goed kent.
Ik zal zaterdag een prachtige dag hebben.
Daar is het toch goedkoop.
Ze heeft zeker niet vaak bloemen gekregen …
en ze zal heel blij zijn.
Koop dan wat je graag koopt, maar niet te veel, hé!
Heb je weeral kleren en schoenen nodig?
Lucas: Mama, ik heb een hemd en nieuwe schoenen nodig. Mag ik dit weekend naar het
winkelcentrum gaan?
Mama: Heb je weeral kleren en schoenen nodig? Waarom ga je zaterdagmorgen niet naar de markt?
Daar is het toch goedkoop.
Lucas: Omdat ik veel werk voor de school heb, weet ik niet wanneer ik naar het centrum kan gaan.
Mama: Ik heb zaterdag geen tijd, ik moet hier koken, het huis schoonmaken en voor je broers
zorgen.
Lucas: Dat geeft niet mama, ik zal het aan Lore vragen omdat ze de winkels in Leuven goed kent.
Lore is een vriendin, weet je wel, maar zonder meer!
Mama: Koop dan wat je graag koopt, maar niet te duur, hé!
Lucas: Dank je lieve mama. Ik zal zaterdag een prachtige dag hebben omdat ik Lore zal zien en ook
omdat ik een nieuw hemd en nieuwe schoenen zal hebben. Mag ik ook bloemen voor Lore
kopen?
Mama: Een vriendin zonder meer… ! Doe maar wat je wil, jongen. Koop maar bloemen voor haar.
Dat is een goed idee. Ze heeft zeker niet vaak bloemen gekregen en ze zal heel blij zijn. Hier
is honderd euro.
Lucas: Bedankt, mama!
Trekboek
1. Op de kermis of in een pretpark…
Pages 87 et 88, Trekboek
Objectif : faire connaissance avec les attractions que nous pouvons rencontrer à la foire ou ailleurs.
Timing : 15 minutes
Notes méthodologiques :
- Mise en situation pour planter le décor :
Je bent in een pretpark. Ja, Walibi is een pretpark in Wallonië en Bobbejaanland is een pretpark in
Vlaanderen. Kijk naar de foto’s. Wat kan je zien?
- Passer par une phase de répétition* et d’utilisation des attractions.
1. Partir d’une question.
Wat is dat? _ Dat is een draaimolen.
En wat zie je hier? _ Ik zie botsauto’s.
2. Même démarche, mais toute la classe répond en chœur.
* roetsjbaan se prononce [rutchbahn]
- Aborder les questions du cadre du haut de la page 87. On classe les attractions selon celles que l’on
aime ou que l’on n’aime pas.
Van welke molens/attracties hou je? _ Ik hou van … .
Van welke molens/attracties hou je niet? _ Ik hou niet van … .
- Enfin, proposer une phase de mémorisation des mots. Pour ce faire, on utilise le conseil donné en
médaillon en haut de la page 88.
Quelques trucs pour retenir les mots plus facilement :
- on retient les attractions qui plaisent le plus.
- on fixe l’attraction avec le support de la photo.
- on regarde celle que l’on trouve plus souvent dans un parc d’attractions que sur une
foire.
- on commence par celles qui font le plus peur.
On peut profiter de cette mise au point pour voir parmi ces quatre possibilités celles qui accrochent le
plus les élèves.
Lucas en Lore zijn op de kermis in Leuven. Ze staan allebei voor het stadhuis.
Objectif : comprendre, répéter et s’approprier les données d’un dialogue où deux natifs s’amusent à la
foire.
Timing : 30 minutes
Notes méthodologiques :
- Première écoute globale sans support visuel : partir à la chasse aux noms de magasins et
d’attractions.
Wat zijn de namen van de winkels? _ Vero Moda, Cassis, H&M en Zara.
En de namen van de attracties? _ Het schietkraam, de paardjesmolen en het rad.
- Deuxième écoute avec pauses sans support visuel : trouver quelques points de discorde entre Lore et
Lucas. Cette tâche peut être réalisée en français ou en néerlandais.
Waarover gaan ze niet akkoord? _ Lore wil naar de winkels gaan en Lucas niet, Lucas vindt het
schietkraam leuk, maar Lore niet, Lucas wil naar het rad gaan, maar Lore niet.
- Troisième écoute avec pauses et support visuel : poser quelques questions oralement pour introduire
les mots de vocabulaire nouveaux.
In welke straat zijn er winkels in Leuven? _ In de Diestsestraat.
Zullen ze gaan winkelen of naar de kermis gaan? _ Ze zullen naar de kersmis gaan.
Hoe zie je dat Lucas interesse voor Lore heeft? _ Hij hoopt dat er een volgende keer zal zijn.
Wat zullen ze een volgende keer doen? _ Ze zullen gaan winkelen.
Wat is er op het Ladeuzeplein? _ Er is lawaai.
Hoe vindt Lucas dat lawaai? _ Verschrikkelijk.
Wat is er rechts? _ Het schietkraam.
Waarom schiet Lore niet graag? _ Omdat dat een sport voor jongens is.
Wie in de klas schiet graag?
Wat staat links? _ De paardjesmolen.
Zit ze graag op een paardje? _ Nee.
Waarom? _ Omdat dat voor kleine kinderen is.
Wat is er wat verder? _ Het rad.
Waarom denkt ze dat ze niet op het rad zal zitten? _ Omdat ze hoogtevrees heeft.
Wie in de klas heeft hoogtevrees?
Waarom kunnen ze naar het rad gaan? Omdat Lore naast Lucas zal zitten.
Gaat Lore akkoord? _ Ja.
Maar wat zal ze toch doen? _ Ze zal haar ogen dichtdoen.
- Quatrième écoute globale avec support visuel pour vérifier si tout est bien compris.
- Cinquième écoute globale avec quelques pauses : on part à la recherche des assimilations.
een sport voor jongens omdat dat voor wat verder
op het rad zal zitten maar ik zal
- Tâche pour le cours suivant : pouvoir répondre oralement au vrai ou faux du bas de la page 89 et
aux questions du haut de la page 90.
Stap verder
Page 92, Trekboek
Objectif : se situer par rapport aux attractions que l’on adore, mais cette fois, à livre fermé.
Timing : 5 à 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Même activité que précédemment, mais cette fois à livre fermé. Les élèves s’expriment et disent
quelles attractions ils / elles aiment ou n’aiment pas ainsi que pourquoi.
Op welke molens ben jij gek, Pierre? Ik ben dol op … omdat ik … .
- Cette activité peut avoir fait l’objet d’une préparation à domicile et peut aussi faire l’objet d’une petite
évaluation (voir dernier tiret des notes méthodologiques de l’activité précédente).
Stap verder
Wat is je mening over andere voorwerpen? Geef maar je standpunt. Page 93, Trekboek
Objectif : élargir la conversation précédente à d’autres sujets.
Notes méthodologiques :
- Même genre d’activité que précédemment, mais cette fois, les élèves peuvent choisir d’autres sujets.
Exemple : Wat denk je van de les Nederlands? Ik vind dat het heel boeiend is ! … (exercice
ouvert)
- Voir ce que les élèves peuvent proposer comme sujets.
- Voici quelques pistes que vous pouvez leur donner :
leraars.
concerten.
vedetten, filmsterren en popsterren.
school.
sport.
actualiteit.
films.
computers.
gsm’s.
vriendschap.
je ouders… .
10. Taalhoek
Page 94, Trekboek
CD PROF 22
Objectifs : comprendre, assimiler et répéter des expressions en rapport avec la nourriture.
Timing : 5 minutes
Notes méthodologiques :
- Nous voici arrivés dans la nouvelle rubrique de KOMPAS 2. Son but est de porter un autre regard sur
la langue en sachant que les traductions littérales d’une langue à l’autre peuvent parfois être
erronées.
- Faire écouter les phrases qui se trouvent sur le CD du professeur.
- Observer les sept dessins et faire le lien avec les expressions.
- Relier oralement l’expression à son dessin avant de s’occuper des explications de la 2 e colonne.
- Émettre des hypothèses par rapport aux explications données.
- Se demander dans quels contextes on devra comprendre un mot avec une explication en
néerlandais :
lors d’une explication en classe.
si on consulte un dictionnaire monolingue.
- Attirer l’attention sur le fait que ceci peut constituer un entraînement pour le jour où l’on devra
consulter ce genre de dictionnaire.
- Faire répéter les phrases.
- Insister sur les assimilations :
Iets voor een appel en een ei kopen.
Solutions :
Ernaar slaan als een blinde naar een ei. Hij gokt maar wat.
Dat is zacht eitje voor haar. Dat is heel gemakkelijk voor haar.
Het is koek en ei tussen die twee. Ze zijn echte goede vrienden.
Het is één pot nat. Het is hetzelfde.
Iets voor een appel en een ei kopen. Heel goedkoop kopen.
Appelen voor citroenen kopen. Op een oneerlijke manier verkopen.
4) TOP 50
Page 98, Trekboek
Enquête over muziek:
Objectifs : discuter d’un hit parade et se rendre compte de certaines différences entre les Wallons, les
Flamands et les Néerlandais.
Timing : 20-25 minutes
Notes méthodologiques :
- Faire un petit travail de recherche sur internet à la maison. On imprime le hit parade de la semaine
en Wallonie.
- Faire quelques phrases librement au sujet des positions de nos chanteurs, chanteuses et groupes
préférés.
- Possibilité d’organiser une conversation de la façon suivante :
Wie staat op de eerste plaats?
Wat is de titel van het liedje op de tweede plaats?
Op welke plaats staat … ?
- Émettre des pronostiques au sujet du même hit parade de la semaine en Flandre.
Ik denk dat … .
- Faire une petite recherche sur internet et imprimer le hit parade en Flandre.
- Voir ce que l’on peut constater.
Ik zie dat … .
- Possibilité d’organiser une conversation de la façon suivante :
Wie staat op de eerste plaats?
Wat is de titel van het liedje op de tweede plaats?
Op welke plaats staat … ?
Welke liedjes ken je niet? Welke groep ken je niet?
- En partant de ce qui est inconnu, vous pouvez demander aux élèves de faire une recherche au sujet
des groupes ou chanteurs qui sont célèbres en Flandre et parfois méconnus en Wallonie. Peut-être
est-ce l’occasion d’exploiter une chanson en classe…
- Comparer les hits parades et donner son avis : s’inspirer du dernier cadre tramé en mauve.
- Extension : possibilité de faire la même chose avec un hit parade néerlandais afin de comparer leurs
musiques préférées à celles des Flamands et aux nôtres.
Actieboek
1. Jij bent een woordenkampioen(e)!
Page 96, Actieboek
Hoe goed ken je de namen van de parkattracties? Schrijf ze op naast de piramides.
Objectif : recomposer les noms des attractions.
Timing : 10-15 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette activité peut faire l’objet d’une préparation à domicile.
- Même si la tâche est claire, insister sur le conseil en médaillon qui parle de la place des tirets pour
recomposer les noms des attractions.
- En cas d’exploitation en classe, laisser un temps de recherche et de travail individuel.
- Avant de corriger, laisser les élèves mettre en commun par groupes de deux pendant deux minutes.
- Laisser les élèves aller noter le nom des attractions au tableau pour que la correction se fasse plus
rapidement.
Piramide 1
-sau- 1) de roetsjbaan
-fmo- dra- 2) de zweefmolen
-tba- -olen -aan 3) de botsauto’s
bot- -tsjb- -aim- zwee- 4) de draaimolen
roe- ach- -len -an -to’s 5) de achtbaan
Piramide 2
paa- 1) het spiegelpaleis
-eis spoo- 2) het rad
go-c- spi- -esm- 3) de paardjesmolen
-rdj- -huis -lpal- r- 4) de go-cart
-k- -olen -ad -ege- -art 5) het spookhuis
Piramide 3
wildw- 1) het frietkraam
-rk pira- 2) de wildwaterbaan
lun- -etk- -tkr- 3) het lunapark
-raam -tenb -aterb- -aam 4) het schietkraam
-apa- fri- schie- -aan - oot- 5) de piratenboot
2. Expressions
Page 97, Actieboek
CD 33
Objectifs : replacer des mots dans leur contexte, vérifier ses hypothèses et mémoriser au mieux les
expressions.
Timing : 30 minutes
Notes méthodologiques :
- Encourager les élèves à se mettre en projet. C’est le conseil donné en médaillon en haut de page. Si
l’élève se voit en train de dire les expressions à un(e) néerlandophone ou à vous-même, il / elle aura
de plus grandes chances de retenir l’expression sur le long terme.
- Les étapes et méthodes d’étude des expressions vues précédemment dans ce guide restent
d’actualité.
- Cette fois-ci, nous vous proposons une démarche un peu différente. Elle permet de développer la
mémoire auditive à court terme des élèves. On demande aux élèves de répéter la phrase qui vient
d’être entendue sur le CD et de répéter la phrase précédente.
- Concrètement, si j’entends la deuxième phrase, je répète ceci :
« Waarom wil je naar de winkelstraten gaan? » ET « Omdat er daar veel mooie winkels zijn »
- Voici les étapes par lesquelles on passe :
1) les livres sont ouverts. On écoute chacune des phrases et on la répète mentalement ou à voix
basse. On fait de même avec la phrase précédente que l’on a sous les yeux. Laissez un temps
d’évocation suffisant pour que les élèves puissent retenir. On peut facilement leur laisser entre 5
à 10 secondes.
2) les livres sont ouverts. On écoute chacune des phrases et on répète tous ensemble la phrase
entendue ainsi que la précédente.
3) les livres sont fermés. On écoute chacune des phrases. L’élève qui se sent capable de relever le
défi répète la phrase entendue et la précédente.
4) les livres sont ouverts ou fermés et on remet les pendules à l’heure. Les élèves qui ont été mis en
difficulté au cours de l’étape précédente gardent leur livre ouvert. Les autres répètent la
démarche numéro 3.
5) le couronnement : les livres sont fermés et on passe par l’étape numéro 3.
Omdat er daar veel mooie winkels zijn. Parce qu’il y a là de jolis magasins.
Maar we kunnen een andere keer gaan winkelen. Mais nous pouvons aller faire les magasins une
autre fois.
Ik hoop dat we volgende keer zullen gaan winkelen. J’espère que nous irons faire les magasins la
prochaine fois.
Dat doe ik niet graag omdat het een sport Je n’aime pas faire ça parce que c’est un sport
voor jongens is. pour les garcons.
Maar ik denk niet dat ik op een paardje Mais je ne pense pas je pourrais
zou kunnen zitten. m’asseoir sur un cheval.
Omdat het voor kleine kinderen is. Parce que c’est pour les petits enfants.
Waarom kunnen we niet naar het rad gaan? Pourquoi ne pouvons-nous pas aller sur la
grande roue ?
Omdat ik naast jou ga zitten. Parce que je vais m’assoir à côté de toi.
Solutions :
Maak je geen zorgen!
Waarom wil je naar de winkelstraten gaan?
Heb je hoogtevrees?
Omdat ik naast jou ga zitten.
Rechts staat de paardjesmolen.
Doe je ogen dicht. Komaan!
Omdat het voor kleine kinderen is.
Hoe kan dat?
En wat verder heb je het rad.
Maar ik denk niet dat ik op een paardje zou kunnen zitten.
Daar heb je het schietkraam.
Hoor je dat? Da’s verschrikkelijk!
Mij goed.
Waarom kunnen we niet naar het rad gaan?
Maar we kunnen een andere keer gaan winkelen.
Omdat er daar veel mooie winkels zijn.
Omdat het te hoog is.
Wat een lawaai!
Dat doe ik niet graag omdat het een sport voor jongens is.
Ik hoop dat we volgende keer zullen gaan winkelen.
Waar zouden jullie naartoe willen?
1) Op de kermis
Page 98, Actieboek
CD 34
Tu es à la foire à Louvain. Voici ce que tu pourrais entendre en y faisant un tour… Écoute
Lore et Lucas.
Objectif : écoute de bruitages et contextes portant sur les attractions de foire ou de parcs d’attractions.
Timing : 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette compréhension à l’audition peut faire l’objet d’une préparation à domicile. Cette compréhension
à l’audition est remplie de bruitages et devrait non seulement plaire, mais être très accessible. Le fait
de proposer cette tâche à réaliser à domicile peut certainement réconcilier les élèves qui sont
récalcitrants aux auditions.
- Lors d’une mise en commun, commencer par introduire le sujet ; ceci peut être considéré comme
étant la suite du dialogue de base.
Welke personages hoor je? _ Lucas en Lore.
- Waar zijn ze? _ Op de kermis van Leuven.
- Faire écouter le CD plusieurs fois sans arrêts et les élèves essaient de trouver de quelle attraction il
s’agit. Ils / Elles doivent se baser sur les bruitages et sur les petits contextes. Ils choisissent les
attractions parmi celles qui sont proposées dans le cadre de la page 98.
Jongens en meisjes, luister goed. Op welke attractie zitten onze vrienden?
Script + solutions :
1. Kijk naar die kinderen, Lore! Ze hebben veel pret in hun auto’s en op hun fietsen!
2. Ik was bang op het rad en nu ben ik ook bang, dat is zo hoog en dat is heel snel. Ik heb
hoogtevrees. Hé, we zijn bijna boven. Pas op!
3. Hé, moet je mijn armen zien! Ze zijn zo klein en mijn handen zijn zo groot!
4. (Schreeuw) Neeeeee! Die vampieren zijn zo afschuwelijk
5. Kijk Lore! Al die stukken krijt zijn helemaal stukgeschoten.
6. Kijk wie we daar hebben! Chris en Joke! Zullen we tegen hen botsen?
_ Graag, maar ik wil rijden. Meisjes zijn ook goede chauffeurs!
7. Nu wil ik wat spelen en je een cadeau geven. Wat kies je? Een teddybeer of een scratchhorloge?
_ Oké, Lucas, maar geef niet te veel geld uit!
8. Wil je vooraan of achteraan zitten?
_ Ga maar vooraan en ik zit achteraan.
Waarom wil je achteraan zitten?
_ Omdat jij al het water op jou zal krijgen!
9. Die frieten zijn lekker, vooral met mayonaise!
10. Nee, dat wil ik niet doen! Ik hou van paarden, maar op de kermis is het voor kleine kinderen!
11. Wat een mooi uitzicht! De hele stad is zo mooi. De kerk en het stadhuis zien er zo klein uit!
12. Nee, Lucas! Dat wil ik niet doen!
_ Maak je geen zorgen. Je zit maar twee keer onderste boven. Dat duurt maar twintig seconden.
Doe je ogen maar dicht!
13. Ik zal trakteren. Laten we op dit vliegtuig zitten. Hier ben ik helemaal niet bang voor!
1. de draaimomlen 8. de wildwaterbaan
2. de roetsjbaan 9. het frietkraam
3. het spiegelpaleis 10. de paardjesmolen
4. het spookhuis 11. het rad
5. het schietkraam 12. de achtbaan
6. de botsauto’s 13. de zweefmolen
7. het lunapark
4. Leeshoek
Bobbejaanland
Pages 102 à 107, Actieboek
Objectif : comprendre un texte à la lecture concernant un parc d’attractions.
Timing : 40 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette compréhension à la lecture peut être donnée totalement ou partiellement comme travail à
domicile.
- Predictie: en regardant uniquement le titre, les élèves doivent poser quelques questions concernant
ce dernier.
Wat is Bobbejaanland? Waar ligt dat? Is het een pretpark?
Waarom heet het Bobbejaanland? Wat kan ik daar doen? …
- Un(e) élève qui y a déjà été ou qui connaît le parc risque de se poser des questions différentes :
Welke attracties zijn er? Is de wildwaterbaan groot?
- La première lecture du texte permettra de voir si on peut trouver des réponses aux questions que
l’on se pose. Lors de cette lecture, on peut aussi se concentrer sur les titres qui donneront une
structure du texte.
- Tâche 1 à la page 104 : dire à quoi les chiffres donnés correspondent dans le texte. On répond en
français. Souligner les chiffres lors de la lecture peut aider.
- Tâche 2 à la page 105 : chercher dans le texte des noms d’attractions. Le conseil en médaillon invite
à se concentrer sur le français, mais aussi à voir si on se souvient d’indices qui pourraient aider à voir
où l’information se situe.
- Tâche 3 aux pages 106 et 107 : répondre aux questions en français. Cette tâche demande une
compréhension plus fine du texte. Le conseil donné en médaillon invite à se repérer par rapport aux
titres pour retrouver les informations demandées.
- Pour ce faire, on regarde les titres de chaque partie.