Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Notions : - l’école,
- les horaires,
- les branches,
- savoir se situer dans un établissement scolaire néerlandophone,
- organiser un projet humanitaire,
- l’ordinateur et l’usage d’Internet.
Codetaal: - ce que je sais déjà au sujet des infinitives,
- la proposition infinitive sans te ou avec te ,
- la proposition infinitive de but om … te + infinitif,
- les adjectifs numéraux ordinaux.
Trekboek
1. Jij bent een woordenkampioen(e)!
Stap verder
Je antwoordt op de vragen over jouw lesrooster, maar je maakt af en toe een foutje omdat
je verkeerde vakken geeft. Wie zal de fouten kunnen ontdekken?
Page 142, Trekboek
Objectif : reconnaître des erreurs dans un horaire de classe.
Timing : 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Les élèves prennent leur journal de classe et trouvent leur horaire de classe.
- Commencez par donner vous-même quelques exemples en changeant, déplaçant ou intervertissant
quelques heures de cours de la semaine.
- Les élèves rectifient vos erreurs volontaires.
Maar we hebben geen … op het … uur van de … . We hebben … op het … uur van de … .
- Désigner ensuite un(e) élève qui lit son horaire assez lentement pour que tout le monde puisse bien
comprendre de quels cours il s’agit.
3. Luister en herhaal.
Pages 144 et 145, Trekboek
CD PROF 50
Objectif : première approche de la phrase infinitive sans te.
Timing : 15 minutes
Notes méthodologiques :
- Avant de commencer, on peut faire le lien avec le dialogue. On recherche des formes infinitives dans
le dialogue.
- leren we … kennen ga je … eten ik wil niet … eten moeten … blijven studeren
- On observe les couleurs des verbes conjugués. À quoi chacune des couleurs correspond ? Le rouge
correspond à ce que les élèves connaissent déjà sur la proposition infinitive, le vert aux trois verbes
dont il faut se méfier et le bleu à tous ceux qui fonctionnent comme en français.
- Voir dans un premier temps ce que les élèves connaissent déjà : la conjugaison des auxiliaires de
mode, le futur, le conditionnel présent et l’impératif 1 re personne du pluriel.
- Exploiter ensuite les verbes en bleu et trouver en quoi ils ne représenteront aucune difficulté pour
des francophones : hormis l’infinitif en fin de phrase, la structure est identique.
- Ik kom je halen. Je viens te chercher.
- Regarder enfin les trois verbes en vert. Faire découvrir la différence entre le français et le
néerlandais. Pour ce faire, on peut se référer à la rubrique KIJK! de la page 145. On entend en
français un petit à ou de et il n’y a rien en néerlandais.
- Éventuellement passer à la répétition des phrases en chœur qui peut se faire à deux reprises.
- Pour être certain que les phrases ont bien été assimilées, on peut commencer une phrase qu’un(e)
élève doit terminer :
- Ik wil … . / We gaan … .
Maak eens het lesrooster van deze jongens en meisjes en schrijf het over in je
Actieboek.
Pages 143 et 144, Trekboek
Page 172, Actieboek
Notes méthodologiques :
1) Tâche de compréhension à l’audition : compléter les horaires de la classe de Lucas, Lisa et Lore dans
la première colonne ainsi que de Joke et Chris dans la deuxième colonne.
2) Proposer deux écoutes avec pauses au minimum.
3) Cette tâche ne comporte qu’une seule difficulté : il faut bien distinguer les différentes voix pour
repérer la colonne dans laquelle il faut compléter.
5. Babbelhoek
Stap verder
andere schoolvakken:
Page 168, Actieboek
Objectif : étendre le vocabulaire à d’autres cours.
Timing : 10 à 15 minutes
Notes méthodologiques :
- Rappeler aux élèves que les noms de langues sont toujours neutres et prennent une majuscule.
- Rappeler également que le ph en français se transforme en un f en néerlandais.
- Quelques branches qui pourraient être ajoutées au tableau :
Ken je alles?
Voici les noms de branches que tu viens d’étudier. Écris les consonnes manquantes :
Page 168, Actieboek
Objectif : replacer les consonnes des noms de branches.
Timing : 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette tâche peut faire l’objet d’une préparation à domicile.
- On observe les voyelles des noms de cours et on cherche à ajouter les bonnes consonnes.
- Voici quelques éléments qui peuvent aider à réaliser la tâche :
regarder la longueur des mots.
y a-t-il un ou deux mots ?
par quelle lettre se termine le nom du cours ?
repérer certaines diphtongues : IJ, OE, …
Solutions :
Complète par un nom de local :
1) De leerlingen zitten in het klaslokaal.
2) Om wetenschappen te leren moet je in het labo zitten.
3) Ouders moeten in de inkomhal wachten.
4) Je komt te laat op school. Dan ga je naar het secretariaat.
5) Tijdens de pauze staan de leerlingen op de speelplaats.
6) De leraars blijven tijdens de pauze in de lerarenkamer.
7) Mevrouw, mag ik naar het toilet gaan, alstublieft?
8) De les L.O. heeft plaats in de turnzaal/gymzaal.
9) Ik eet mijn boterhammen in de refter.
10) Ik heb hoofdpijn. Ik ga naar de ziekenkamer.
11) We spelen toneel in de toneelklas.
12) Ik gaf mijn straf (punition) niet af, ik moet nu naar het kantoor van de directeur.
13) Ik wil op een computer werken want ik moet een project afwerken. Ik ga dan naar de computerzaal.
14) Ik wil met een leraar spreken, dan ga ik naar de lerarenkamer.
Dat vind ik niet. Dat is mijn lievelingsvak. Ça, je ne trouve pas. C’est ma branche préférée.
Iets over het klimaat. Dat is niet zo boeiend! Quelque chose sur le climat. Ce n’est pas
tellement passionnant !
Om te eindigen krijgen wij Frans. Pour terminer, nous, nous avons français.
In de refter. Neem je boterhammen mee. Au réfectoire. Prends tes tartines avec toi.
Waarom gaan we niet naar het schoolrestaurant? Pourquoi n’allons-nous pas au restaurant de
l’école ?
Omdat het eten daar niet zo lekker is. Parce que la nourriture là-bas n’est pas tellement
bonne.
Ja, we moeten nog drie weken blijven studeren. Oui, nous devons encore continuer à étudier trois
semaines.
Over twee weken beginnen de examens. Dans deux semaines, les examens commencent.
Solutions :
We hebben vandaag een zware dag.
Na de speeltijd krijgen we geschiedenis en wetenschappen.
Ja, we moeten nog drie weken blijven studeren.
Het laatste uur van de dag.
Om te beginnen hebben we wiskunde.
Wat leren jullie tijdens die les?
Dat vind ik soms zo moeilijk!
Mag ik even naar je lesrooster kijken?
Daar gaat de bel.
Dat is meer dan genoeg.
Om te eindigen krijgen wij Frans.
Omdat het eten daar niet zo lekker is.
In de refter. Neem je boterhammen mee.
Waarom gaan we niet naar het schoolrestaurant?
Over twee weken beginnen de examens.
Het derde uur heb ik aardrijkskunde.
Dat vind ik niet. Dat is mijn lievelingsvak.
Is het tijd om te werken?
Wat heb je na de speeltijd?
Iets over het klimaat. Dat is niet zo boeiend!
Wanneer hebben jullie L.O.?
Waar gaan we om 12 uur eten?
Solutions :
Lesuren Lucas / Lisa / Lore Joke / Chris
1. 08.20 u. aardrijkskunde geschiedenis
2. 09.10 u. wiskunde wiskunde
10.00 u. Speeltijd Speeltijd
3. 10.20 u. geschiedenis Frans
4. 11.10 u. geschiedenis Nederlands
12.00 u. Middagpauze Middagpauze
5. 13.30 u. L.O. wetenschappen
6. 14.20 u. wetenschappen wiskunde
7. 15.10 u. Engels L.O.
4. Luisterhoek
Script :
Maaike: Met welke lessen beginnen jullie vandaag, Wim?
Wim: Wij hebben eerst Engels en daarna Nederlands. Ik hou wel van talen, zeker van Engels.
Vandaag luisteren we naar popliedjes.
Solutions :
Lesuur Wim Maaike
8.25u. – 9.15u. Engels Frans
9.45u. – 10.05u. Nederlands wiskunde
10.20u. – 11.10u. M.O. Nederlands
11.10u. – 12.00u. zedenleer/godsdienst M.O.
Middagpauze voetbalwedstrijd schooltoneel
13.20u. – 14.10u. aardrijkskunde Engels
14.10u. – 15.00u. L.O. T.O.
15.00u. – 15.50u. L.O. T.O.
Script :
CD 61
Hallo, iedereen! Welkom in mijn school. We zijn in het gebouw van de eerste graad. Ja, in mijn school
zijn de leerlingen van het eerste en het tweede jaar altijd samen.
Laten we mijn school even bezoeken. We vertrekken in de inkomhal. Zo zal het gemakkelijker zijn.
Excuseer! Ik ga voor. Ik ben de gids, hé!
1) Sla rechts af en volg deze gang. Neem de eerste deur rechts. Waar zijn we? Ik moet iets aan de
lerares aardrijkskunde vragen.
Koen : Pardon, mevrouw Van Marsnil. Ik heb mijn huiswerk voor vandaag thuis
vergeten. Kan ik het u morgen afgeven?
Mevrouw Van Marsnil: Geen enkel probleem, Koen, maar te laat is te laat. Je punten zullen niet zo
hoog zijn als gewoonlijk.
Koen: Bah, da’s toch niet erg. Ik ben vaak laat, maar de resultaten zijn toch niet zo
slecht.
2) We slaan nu links af. Neem de tweede deur rechts. Waar zijn we nu?
Koen: Goeiendag, mevrouw. Hier zijn de papieren voor het schoolfeest van volgend
weekend.
De secretaresse: Dank je wel, Koen. Nog een prettige dag!
3) We slaan nog weer links af. Volg deze gang. Sla rechts af op het einde van de gang en neem de
vierde deur rechts helemaal op het einde van de gang. Weet je nu waar we zijn?
Koen : Goedemorgen, meneer Cricks. Hier is mijn boek van Harry Potter. Ik moest
het al verleden week teruggeven, maar ik had het nog niet volledig
uitgelezen.
Meneer Cricks: Niet erg, Koen. Ik ken u nu goed. Altijd te laat, jongen!
CD 62
4) We slaan nu rechts af. We volgen de gang en lopen de leraarskamer voorbij. We gaan rechtdoor. En
we volgen steeds deze gang. We lopen dan de kleine gang voorbij en daar zijn we dan! We zijn in
mijn favoriete lokaal! Nu weet je wat mijn lievelingsvak is!
Koen: Goedemorgen, meneer Tossings. Is het mogelijk voetbal of badminton te
spelen tijdens de les van het vijfde uur?
Meneer Tossings: We zullen zien, Koen. Dat hebben we verleden week al gedaan…
5) Steek de gang over en neem de trappen naar de eerste verdieping. Daarna sla je links af. Doe maar
de deur net voor je open. Waar ben je?
Hier is mijn opvoedster.
Koen: Dag, mevrouw. Hoe gaat het met u? Onze lerares wiskunde is er vandaag
niet.
De opvoedster: Ja, Koen, ik weet het. Ga maar zitten en geen strip lezen, hoor! Je moet je
huiswerk aardrijkskunde maken!
7) Hoe laat is het? Al 10 uur. Vlug! Nu moet ik al mijn vrienden en vriendinnen zien. We gaan naar
buiten. Waar zijn we nu? Ik moet je laten. Daar komen ze allemaal. Tot ziens!
Solutions :
a) Kijk naar het plan en schrijf de nummers (van 1 tot 7) van de lokalen waar Koen is.
Page 173, Actieboek
1) de lerarenkamer
2) het secretariaat
3) de bibliotheek
4) de turnzaal/gymzaal
5) de studiezaal
6) klas 2F
7) de speelplaats
Solutions :
Hier volgt het lesrooster van Samira. Kan je het even invullen? Lees de informatie die ze jou
heeft gegeven.
maandag dinsdag woensdag Donderdag vrijdag
8.25u. Frans M.O. wetenschappen Latijn Nederlands
9.15u. wetenschappen milieustudie Nederlands godsdienst Frans
Speeltijd
10.20u. Nederlands Latijn Engels P.O. T.O.
11.10u. Latijn wiskunde L.O. wetenschappen wiskunde
Middagpauze
12.50u. Engels Studie wiskunde L.O.
13.40u. milieustudie godsdienst Frans milieustudie
Speeltijd
14.45u. wiskunde Frans milieustudie Latijn
Trekboek
1. Jij bent een woordenkampioen(e)!
Dans une école en Flandre, tu vois une carte du monde accrochée au mur au fond de la
classe…
Pages 150 et 151, Trekboek
Objectif : reconnaître les différents continents sur une mappemonde.
Timing : 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Observation de la carte du monde pour amener l’activité orale :
Kijk eens hier! Wat is dat? _ Een kaart.
En het is een kaart van … de wereld.
Ken je de namen van de continenten al?
- Amener les continents en les montrant sur la carte.
Welk continent is het?
- Écrire ensuite les cinq noms de continents au tableau.
- Aborder ensuite les différentes questions du cadre tramé en jaune en haut de la page 151.
- Se servir au maximum du support de la carte et jouer sur les noms des continents pour éclairer les
élèves.
- Regarder ensuite ce que les pays colorés ont en commun. Comme vous le savez, tous ces pays ont
l’anglais comme langue officielle.
- Enfin, deviner lequel des cinq pays néerlandophones de la question 4 a le néerlandais du 17e siècle
comme langue nationale. Il s’agit bien sûr de l’Afrique du Sud où l’on parle l’Afrikaans. On peut se
demander pourquoi le néerlandais est parlé dans différentes parties du monde. C’est souvent une
question de colonies. Pour ce qui est de l’Afrikaans, on peut ajouter que cette langue est très simple
à parler. C’est même plus facile que le néerlandais. D’ailleurs, un néerlandophone est capable de
comprendre un texte en Afrikaans sans aucun problème.
- Profiter de l’opportunité qui est là pour donner quelques notions d’Afrikaans. Quelqu’un qui connaît le
néerlandais pourrait l’apprendre facilement en quelques heures… Nous vous donnons ci-dessous
quelques-unes de ces caractéristiques, libre à vous d’en expliquer l’une ou l’autre selon l’intérêt de
vos élèves :
1) le “t” et le “d” à la fin d’un nom tombent.
exemples : lig (licht) – produc (product) – hoof (hoofd)
2) le “d” et le “g” entre 2 voyelles tombent.
exemples : skouer (schouder) – koue (koude) – dae (dagen)
spieël (spiegel) – teen (tegen) – môre (morgen)
3) le son “sch” est remplacé par “sk”.
exemples : skool (school) – vriendskap (vriendschap)
4) le “s” remplace le “z”.
exemples : so (zo) – suid (zuid)
5) “aar” devient “er”.
exemples : perd (paard) – pers (paars)
6) “st” devient “s”.
exemple : lugpos (luchtpost)
7) la diphtongue “ij” est remplacée par “y”.
exemples: kry (krijgen) – my (mij)
8) les diphtongues “au”, “ou”, “auw”, “ouw” deviennent “ou”.
- Extension possible avec la rubrique Stap verder : poser la même question que dans le cadre, mais
l’élargir à d’autres langues. La finalité de cette exploitation est de permettre aux élèves d’apprendre
des éléments culturels nouveaux via la langue.
- Voir enfin si on est capable d’établir un classement des langues les plus parlées au monde.
- Demander aux élèves d’établir leur classement. Quand une réponse est juste, vous la placez au
tableau.
Chinees is de eerste gesproken taal in de wereld.
Engels is de eerste gebruikte taal in de wereld.
- On peut considérer cela sous deux angles :
celui des langues maternelles les plus parlées :
1) Chinees 2) Spaans 3) Engels 4) Hindi 5) Frans 6) Portugees 7) Arabisch
Een beetje verder :
10) Rus 11) Duits 12) Japans 15) Italiaans
celui des langues les plus utilisées au niveau international :
1) Engels 2) Chinees 3) Japans 4) Spaans 5) Duits 6) Koreaans 7) Italiaans 8) Frans
9) Portugees 10) Rus 11) Nederlands
- Tâches à domicile pour le cours suivant : Actieboek, pages 176 et 177
5. Babbelhoek
1. Computertaal
Pages 156 et 157, Trekboek
Objectif : se familiariser avec les termes informatiques.
Timing : 20-25 minutes
Notes méthodologiques :
- Se familiariser avec les différents objets dessinés.
Wat is dat ? _ Dat is een laptop.
- Observer les éléments du tableau tramé en vert en haut de la page 157. On essaie déjà de voir si on
est capable de faire le lien avec les illustrations du bas de la page 156.
- Poser ensuite la question suivante : Waarom gebruik je een …?
- Les élèves choisissent entre les différentes possibilités mises dans l’encadré. Ils / Elles emploient la
structure om … te … .
- Voir ensuite si on parvient à expliciter l’usage de quelques-uns des objets ayant trait au monde de
l’ordinateur sans regarder les choix proposés en haut de la page 157. Ceci peut constituer la tâche
pour le cours suivant.
Solutions :
a) Kijk naar die woorden in verband met de computer. Wat kan je ermee doen?
Page 157, Trekboek
de microcomputer of pc: om thuis op internet te surfen.
de muis om op iets te klikken.
de luidspreker om naar mijn favoriete hits te luisteren.
de laptop om een mail in de auto te sturen.
het toetsenbord om een tekst te typen.
het scherm om iets te kunnen lezen.
2. Antwoord op de volgende vragen. Maak zinnen met de elementen die wij jou geven.
1) Wat wil de man op tekening nummer één doen? Hij wil naar huis gaan.
2) Wat ziet de man op tekening twee? Hij ziet zijn twee vrienden tennissen.
3) Wat blijft de man op tekening drie doen? Hij blijft vissen hengelen.
4) Wat durft de jongen op tekening vier niet doen? Hij durft niet in het water duiken.
5) 7) Wat leren twee mannen op tekeningen vijf en zeven? Ze leren tennissen.
6) Wat is gemakkelijk voor de jongen op tekening zes? Het is gemakkelijk een tekening te maken.
8) Wat probeert de man op tekening acht te doen? Hij probeert naar de andere kant van de rivier te
springen.
9) Wat wil de man op tekening negen doen? Hij wil in het water duiken. / Hij wil naar de andere kant
van de rivier springen.
10) Wat laat de man op tekening tien vertrekken? Hij laat een spin vertrekken.
11) Wat is de man op tekening elf van plan te doen? Hij is van plan een boek te lezen.
3. Zin om kinderen in een arm land te helpen? Wat zou je willen doen om hen te
helpen?
Page 159, Trekboek
Objectif : se situer par rapport au domaine de l’aide humanitaire.
Timing : 15 minutes
Notes méthodologiques :
- Poser la question suivante à l’ensemble de la classe :
Wat zou jij willen doen om de kinderen in arme landen te helpen?
- Les élèves répondent avec les débuts de phrases suggérés et les terminent avec une phrase à
l’infinitif de l’encadré. Certains mots seront sans doute nouveaux pour les élèves. Les expliquer
d’abord : etenswaren – stiften – een handje helpen – een tehuis – weeskinderen – waterpompen.
- La plupart de ces mots peuvent être devinés grâce au contexte. Voici toutefois un petit contexte pour
vous aider à expliquer facilement ces mots :
etenswaren: pasta, aardappelen, groenten en vruchten zijn etenswaren.
stiften: je kent zeker de stiften van Pater Damiaan. Welke kleur hebben ze? _ Blauw, groen, rood
en zwart.
Solutions possibles :
Ik zou graag naar Afrika gaan.
Ik ben van plan geld te storten.
Ik heb zin om stiften van Pater Damiaan te kopen.
Ik zou liever les in een arm land geven.
Ik wens een handje te helpen in een tehuis voor weeskinderen.
Ik zal mijn best doen om een humanitair spektakel te organiseren.
Ik wil producten in een Oxfam-winkel kopen.
Ik probeer naar een Afrikaans kind cadeaus op te sturen.
4. Speel de volgende dialoog op een spontane manier. [A] wil naar vrienden in Afrika
schrijven. Hij/Zij wil ze een pakje opsturen, maar hij/ze weet niet wat.
Page 160, Trekboek
Objectif : s’exprimer au sujet de l’aide humanitaire au travers d’une conversation guidée.
Timing : 20 minutes
Notes méthodologiques :
- Préparer le dialogue par deux en changeant les rôles ou en gardant seulement un des deux rôles.
Ceci se fait à voix basse pour ne pas trop déranger, il ne peut pas y avoir un seul mot de français en
classe.
Ik geef jullie 10 minuten. Werk op deze conversatie per twee. Daarna komen jullie hier voor het bord
voor actie! Ik mag geen Frans horen!
- Les élèves qui le veulent peuvent prendre note de quelques mots clés, mais on ne prépare pas ce
dialogue par écrit pour que la conversation reste spontanée.
- Passer dans les bancs pour vérifier si les consignes sont respectées.
- Demander à deux élèves de venir devant la classe pour jouer la conversation sans leur livre.
Quelques mots clés peuvent être notés sur un bout de papier.
Welke groep komt voor het bord voor actie?
- Le reste de la classe prend note des fautes.
- Insister sur le fait que vous prenez vous aussi note des fautes et que le but n’est pas que les élèves
jugent ou évaluent les autres. La tâche donnée au restant de la classe sert surtout à permettre à
chacun de progresser.
- Organiser une mise en commun.
- Cette activité peut faire l’objet d’une évaluation.
- Possibilité d’envoyer plusieurs élèves au tableau pour réécrire les différentes phrases du dialogue.
- Extension ou autre type d’exploitation : demander de jouer ce dialogue en changeant les données de
base. Ainsi, on apprend à réagir face à l’imprévu.
- Tâche possible à domicile : mémoriser son dialogue de façon à pouvoir le jouer spontanément
devant la classe sans aucun support à l’exception de quelques mots clés.
9. Taalhoek
Page 161, Trekboek
CD PROF 53
Objectifs : comprendre, assimiler et répéter des expressions en rapport avec la maison.
Timing : 10 minutes
Notes méthodologiques :
- Le but de cette activité est de porter un autre regard sur la langue en sachant que les traductions
littérales, d’une langue à l’autre, peuvent parfois être erronées.
- Faire écouter les phrases qui se trouvent sur le CD du professeur.
- Observer les cinq dessins et faire le lien avec les expressions.
- Relier oralement l’expression à son dessin avant de s’occuper des explications en vis-à-vis.
- Émettre des hypothèses par rapport aux explications données.
- Se demander dans quels contextes on devra comprendre un mot avec une explication en
néerlandais :
o lors d’une explication en classe.
o si on consulte un dictionnaire explicatif.
- Attirer l’attention sur le fait que ceci peut constituer un entraînement pour le jour où l’on devra
consulter ce genre de dictionnaire.
- Faire répéter les phrases.
- Insister sur l’assimilation :
o met de deur in huis vallen.
Solutions :
1) Met de deur in huis vallen. ● ● Direct over iets beginnen te praten.
2) Het huis is te klein. ● ● Iemand die heel kwaad wordt.
3) Er is geen huis met hem te houden. ● ● Hij doet erg moeilijk.
4) Geen letter zo hoog als een huis kennen. ● Niet kunnen lezen of schrijven.
5) Huizenhoog springen. ● ● Heel blij zijn.
Solutions :
Yvan blijft op een luchtmatras liggen. Anthony wenst biljart te spelen.
Brian leert trompet spelen. Yannick gaat met een vriendin babbelen.
Voor Dennis is het moeilijk elastiek te springen. Tommy komt naar een paardenrace kijken.
Ronny hoopt een museum te bezoeken. Maxim is van plan een berg te beklimmen.
Edson begint snel te lopen. Kevin zal strandvolleybal spelen.
Dimitri probeert de deur van een badhokje te openen. Michael wil spaghetti eten.
Actieboek
1. Jij bent een woordenkampioen(e)!
a) De continenten
Page 176, Actieboek
Objectif : replacer les continents sur une carte du monde.
Timing : 15 minutes
Notes méthodologiques :
- Cette tâche peut faire l’objet d’une préparation à domicile.
- Ce genre d’exercice est assez facile.
- Rappeler éventuellement les différents points cardinaux.
- Une petite activité orale est envisageable : on situe les différents continents ou parties de continents
en utilisant les points cardinaux.
Dit continent vind je in het noordwesten. Welk continent is het?
- En observant une carte du monde et les formes des continents, quelques questions peuvent attirer
l’attention … À l’origine, le monde était formé d’un seul continent et des parties de terre ont petit à
petit dérivé. On peut faire découvrir cela grâce à quelques questions :
Kijk naar de vormen van de continenten. Waren er altijd continenten op de aarde (sur la terre) ? _
Nee.
Welke continenten waren toen samen? _ Afrika met Zuid-Amerika, Noord-Afrika met Centraal-
Amerika, Ijsland met Groenland, …
Wat is de kleur van de huid van de mensen in Afrika en in Brazilië? _ Ze hebben een zwarte huid.
Waarom is het zo? _ Ze komen van hetzelfde continent.
b) Over de computer
Pages 176 et 177, Actieboek
Objectifs : reconnaître certains objets ayant un rapport avec l’informatique et dire pourquoi on surfe sur
Internet. (tâche à domicile)
Notes méthodologiques :
- Cette tâche peut faire l’objet d’une préparation à domicile.
- En bas de la page 176, on associe les mots aux dessins pour réactiver ce qui a été vu en classe.
- En haut de la page 177, on s’exprime par écrit au sujet de son usage d’internet.
- Cette activité d’expression écrite peut faire l’objet d’une évaluation.
Solutions :
De laptop het scherm de scanner de luidspreker de USB-stick de printer
de CD-Rom de muis/de pc de muis het toetsenbord
Script:
Lisa: Hallo, oom Karel. Met Lisa.
Oom Karel: Daag Lisa! Hoe gaat het, schatje?
Lisa: Heel goed. Dank je! Zeg, oom Karel, ben je al terug van Suriname?
Oom Karel: Inderdaad. Ik was in het dorp Guyaba en ik ben sinds verleden week terug.
Lisa: Ja, dat weet ik al en op school hebben we over jouw Surinaamse dorp gepraat. We zijn
van plan hen te helpen.
Oom Karel: Wat een leuk idee! Hebben jij en jouw vrienden al een paar ideetjes?
Lisa: Misschien wel, maar we moeten dat nog regelen en ik wilde enkele vragen stellen.
Oom Karel: Doe maar, meisje.
Lisa: We hebben al Surinaamse kinderen op tv met sinaasappels zien voetballen. Zouden we
hen geen voetballen kunnen opsturen?
Oom Karel: Voor mij is het heel gemakkelijk hen voetballen te geven. Waarom niet? En ze zullen
heel blij zijn met zo’n cadeau!
Lisa: We hadden ook gedacht aan computers. Kunnen ze in het oerwoud met computers
werken?
Oom Karel: Met computers? Waarom niet, maar ze kennen niets van computers.
Solutions :
1) Hieronder volgt een multiple choice. Zet een kruisje bij het juiste antwoord.
Page 179, Actieboek
1. De oom van Lisa heet Casper.
Adam.
Karel.
2. Haar oom is al terug van Suriname.
nog niet
bijna
3. Vanaf zes uur ’s avonds is het nacht in Guyaba.
zeven
acht
4. Lisa en haar vrienden zullen zeker in december naar Guyaba gaan.
april
juli
5. Lisa moet haar oom nog vandaag terugbellen.
morgen
overmorgen
4) In welke volgorde hoor je deze zinnen? Schrijf telkens de corresponderende cijfers op.
Page 180, Actieboek
a) We zullen zien. 6
b) Voor mij is het heel gemakkelijk hen voetballen te geven. 1
c) Okee, doe ik. 7
d) En hebben ze elektriciteit om met computers te werken? 4
e) We hadden ook gedacht aan computers. 2
f) Dat zou erg leuk zijn! 5
g) Dat zou kunnen zodra ik weer in Guyaba ben. 3
5) Welke zinnen hoor je en welke zinnen hoor je niet? Zet een V als je er één hoort.
(voir réponses dans la tâche suivante en vert)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
f g a k b h i c j d e
Solutions :
1. Spoor deze elementen op. Page 187, Actieboek
1) Le nom d’un journal : The Times
2) Le prénom et le nom d’un ami qui a beaucoup compté pour Bill : Paul Allen
3) Le prénom et le nom de sa femme : Melinda
4) Le prénom et le nom de l’homme le plus riche au monde : Warren Buffet
5) L’année et le lieu de naissance de Bill : 1955 à Seattle
6) Le nom de la firme qu’il a fondée : Microsoft
7) Le nombre de personnes qui y travaillent : 79 000 personnes
8) Le nom de deux maladies pour lesquelles il a donné des fonds : 1) malaria
2) sida
9) Le nombre d’enfants qu’il a : 3 enfants
10) L’âge auquel il a fait ses débuts dans l’informatique : 12 ans
2. Zet deze elementen in hun chronologische orde. Zet de cijfer naast elke zin.
a) Hij trouwde met Melinda. 5
b) Hij stopt bij Microsoft. 7
c) Hij begon met Microsoft. 3
d) Hij moest fouten in computers zoeken. 1
e) Hij werkte op het programma ‘Basic’. 2
f) Met zijn vrouw waren ze de ‘Mensen van het Jaar’. 6
g) Het bedrijf werd groter. 4
J V Rechtvaardiging
1)De programma’s van Bill zijn bekend over de hele wereld. x
2)Nu heeft hij een fortuin van 45 miljoen euro. x 45 miljard euro
3)Bill Gates is nu de rijkste man in de wereld. x Warren Buffet
4)Zijn eerste job in en computerbedrijf had hij in 1973. x 1968
5)Zijn moeder was advocate. x vader
6)In 1975 maakte hij het programma ‘Basic’. x 1973
7)Om een computer te besturen gebruiken we Windows. x
8)De gebouwen van Microsoft liggen in Seattle in Amerika. x Richmond
9) Alleen de organisatie van Bill en Melinda zal het geld van zijn
x arme mensen
fortuin krijgen.
10) Bill heeft interesse voor interviews en voor de media. x geen interesse
Grille d’autoévaluation
Pages 193 et 194, Actieboek
Objectifs : faire le point par rapport aux compétences et donner à l’élève l’occasion d’évaluer ses points
forts et ses points faibles.
Timing : 10-15 minutes
Notes méthodologiques :
- Il est possible de demander aux élèves de remplir cette grille à domicile et de faire une mise en
commun au cours suivant.
- Si vous n’avez pas exploité toutes les activités, faire supprimer dans la grille ce qui n’a pas été fait.
- Donner le temps aux élèves de compléter la grille en leur précisant que cette évaluation est
personnelle et très importante s’ils / si elles veulent pouvoir remédier à leurs lacunes.
- Circuler entre les bancs pendant cette activité et éventuellement regarder si l’estimation des élèves
correspond à la vôtre.
- La colonne de droite de la grille vous est destinée. Si vous le voulez, vous pouvez confronter votre
avis à celui de vos élèves.
- Essayer de voir si certaines failles ne peuvent pas être regroupées par compétences. Dans ce cas, on
peut reprendre les pages de métacognition concernées dans l’Actieboek de KOMPAS 1.
- Ce genre d’activité se prête très bien à un cours de rattrapage où de remédiation où le petit groupe
permet de faire le point de façon plus posée.